direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Herontwikkeling Acaciaschool
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.00106-BP31

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aanleiding voor het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is de herontwikkeling van de Acaciaschool en het perceel ten noorden daarvan. De ontwikkeling betreft de realisatie van twee gebouwen: de Herbergier (bestaande schoolgebouw met uitbreiding) een zorgcomplex bestaande uit 16 zorgeenheden, een dienstwoning en een logeerkamer. In het naastgelegen nieuw te bouwen complex wordt een Thomashuis gevestigd (ten noorden van het bestaande schoolgebouw langs de Nachtegaalstraat), een bijzonder wooncomplex met 9 wooneenheden, een logeerkamer en een dienstwoning. De logeerkamer in zowel de Herbergier als het Thomashuis is in hoofdzaak bedoeld voor bezoekers.

De Herbergier

In een Herbergier leven mensen met geheugenproblemen zo gewoon mogelijk. Zij worden 'gast/bewoner/huisgenoot' genoemd en genieten van gastvrijheid. Zij kunnen uit alle lagen van de bevolking komen, want geheugenproblemen overkomen je ongeacht je achtergrond. Zij dragen bij op basis van hun persoonlijke mogelijkheden, waarbij er ook altijd plaats is voor hen die het met beperkte middelen moeten stellen. Solidariteit wordt hoog in het vaandel gedragen.


In een Herbergier werken mensen met gezond verstand en liefde voor de medemens. Zij zijn gasten/bewoners/huisgenoten nabij en geven invulling aan het contact met iemand die kwetsbaar is. Zij streven dagelijks naar een betekenisvolle invulling van de dag. Hun tijd gaat maximaal naar aandacht en minimaal naar papierwerk.


Twee zorgondernemers staan aan het roer en zijn verantwoordelijk voor het wonen en de zorg. Zij wonen ook in de Herbergier en scheppen de voorwaarden voor de rust en de huislijkheid. Zij zijn betrokken en bereikbaar voor iedereen. Zij richten hun zorgonderneming in volgens eigen inzichten, ervaringen en persoonlijkheid.

Het Thomashuis

Het Thomashuis is een kleinschalige woonvorm voor volwassenen met een verstandelijke beperking. In het Thomashuis wonen 8 à 9 bewoners met een verschillende zorgvraag.

De nadruk in een Thomashuis ligt op een zo gewoon mogelijk leven, waarin je als mens geen nummer bent maar een individu met eigen interesses, eigen maniertjes, eigen talenten. Elke bewoner heeft er een eigen kamer die van vloer tot plafond ingericht kan worden zoals je het zelf wilt. Het is hun thuis en thuis doe je je eigen ding. Het Thomashuis is een zelfstandige onderneming die geleid wordt door een stel zorgondernemers die zelf ook in het Thomashuis wonen.


De realisatie van beide complexen past niet binnen de kaders van het vigerende bestemmingsplan 'Rohof - Goossenmaat'. Op basis van de benodigde onderzoeken wordt de gewenste ontwikkeling door middel van dit bestemmingsplan juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.

1.2 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'Herontwikkeling Acaciaschool' bestaat uit de volgende stukken:

  • 1. regels;
  • 2. verbeelding.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen behorend bij de gronden van het plangebied aangegeven. In de regels zijn voorschriften opgenomen die noodzakelijk worden geacht voor een juiste ontwikkeling en beheer van het plangebied. De toelichting vergezelt het plan. Hierin zijn de aan het plan ten grondslag liggende uitgangspunten en onderzoeken weergegeven.

1.3 Ligging van het plangebied

Het plangebied ligt in de wijk Nieuwstraatkwartier ten zuidwesten van het centrum van Almelo. Het plangebied ligt ingeklemd tussen de Nachtegaalstraat aan de westzijde en de Nieuwstraat aan de oostzijde. De Nieuwstraat vormt de centrale as door de wijk. De Nachtegaalstraat is een belangrijke gebiedsontsluitingsweg. Het kruispunt Nieuwstraat - Nachtegaalstraat, direct ten zuiden van het plangebied, wordt gereguleerd door verkeerslichten. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00106-BP31_0001.jpg"Figuur 1.1 Ligging plangebied Acaciaschool (bron: Luchtfoto Kadaster Nederland)

1.4 Huidige planologische situatie

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Rohof - Goossenmaat'. Dit plan is vastgesteld op 11 juni 2013. De locatie is voorzien van de bestemming 'Maatschappelijk - 1' vanwege het bestaande schoolgebouw. Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor onderwijs, kinderopvang, kantoren, dienstverlening. Ook geldt de functieaanduiding 'gemengd' op basis waarvan horeca uit categorie 7 is toegestaan. In het plan zijn twee nutsvoorzieningen aangeduid met de aanduiding 'nutsvoorziening'. Langs de Nachtegaalstraat heeft een smalle strook de bestemming 'Tuin'.

Vrijwel het hele perceel is voorzien van een bouwvlak. Het bebouwingspercentage binnen dit bouwvlak bedraagt 75% en de maximale bouwhoogte 5 meter. Het bestaande schoolgebouw kent afwijkende hoogtematen: maximaal 8 meter goothoogte en 11 meter bouwhoogte ter plaatse van het bestaande schoolgebouw op de hoek van de Nachtegaalstraat en de Nieuwstraat en maximaal 6 meter goothoogte en 9 meter goothoogte ter plaatse van de gymzaal langs de Nieuwstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00106-BP31_0002.jpg"Figuur 1.2 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Rohof - Goossenmaat'

Voor het meest zuidelijke deel van het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting middelhoog' van toepassing. Ook de twee bomen in het plangebied zijn beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Waardevolle bomen'.

1.5 Leeswijzer

De plantoelichting geeft een toelichting op het bestemmingsplan, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan. De plantoelichting bevat achtereenvolgens de volgende hoofdstukken:

In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de onderdelen waaruit dit bestemmingsplan bestaat, de ligging en begrenzing van het plangebied en de huidige bestemmingsplannen die nu gelden. Hieruit blijkt het kader waarbinnen dit bestemmingsplan is opgesteld. In het tweede hoofdstuk wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 3 bevat de planbeschrijving. Dit wordt aangevuld met het beleid dat, voor zover van toepassing, geldt voor de beoogde ontwikkeling (hoofdstuk 4). In hoofdstuk 5 wordt de milieusituatie behandeld. Hoofdstuk 6 bevat de waterparagraaf. In hoofdstuk 7 staat hoe deze uitgangspunten zijn vertaald in de juridisch bindende plantekst en verbeelding. In hoofdstuk 8 staat de financiële verantwoording van het plan en hoofdstuk 9 geeft de wijze van en resultaten omtrent de procedure.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Omgeving plangebied

De voormalige Acaciaschool ligt aan de rand van de buurt Rohof in de wijk Nieuwstraat-Kwartier ten zuidwesten van de binnenstad van Almelo. Het oude schoolgebouw kijkt uit over het groen ingerichte Acaciaplein op de hoek van de Nachtegaalstraat en de Nieuwstraat. De Nieuwstraat is ontstaan als uitloper van de stad en doet naast belangrijke verkeersverbinding ook dienst als winkelstraat. De supermarkt direct ten noorden van het plangebied markeert het einde van de detailhandel langs de Nieuwstraat. In de directe omgeving van het plangebied is met name sprake van woningen. De rijwoningen aan de overzijde van de Nieuwstraat beschikken voornamelijk over één bouwlaag met kap. Dit zelfde geldt voor de woningen aan de overzijde van de Nachtegaalstraat. De maximale bouwhoogte van deze woningen bedraagt 7 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00106-BP31_0003.png"

Figuur 2.1 Acaciaschool gezien vanaf Acaciaplein (bron: Google Streetview)

2.2 Huidige situatie plangebied

De voormalige Acaciaschool is prominent aanwezig aan de zuidzijde van het plangebied. Het oude schoolgebouw bestaat uit drie delen: het statige hoofdgebouw dat uitkijkt over het Acaciaplein, de gymzaal langs de Nieuwstraat en het platte bouwvolume op het binnenterrein. Het middendeel van het hoofdgebouw bestaat uit twee bouwlagen met kap. Tegen het hoofdgebouw is aan beide zijden een lager gedeelte aangebouwd, bestaande uit één bouwlaag met kap. De entree bevindt zich in het midden van het gebouw. Voor het overige beschikt de voorgevel over hoge raampartijen, karakteristiek voor een oud schoolgebouw. De gymzaal is in dezelfde stijl aan de achterzijde tegen het hoofdgebouw aangebouwd. Tussen de gymzaal en de supermarkt bevindt zich een nutsvoorziening die tevens tegen het platte bouwvolume op het binnenterrein is aangebouwd. De kwaliteit van deze aanbouw is matig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00106-BP31_0004.png"

Figuur 2.2 Gymzaal en nutsvoorziening achterzijde Acaciaschool (bron: Google Streetview)

Langs de Nachtegaalstraat is het plangebied achter het schoolgebouw onbebouwd. Een deel is ingericht als parkeerterrein. Direct achter het schoolgebouw staan twee bomen die in het geldende bestemmingsplan vanwege hun ligging en verschijning als waardevol zijn aangeduid. Tegen de noordelijke grens van het plangebied staat nog een nutsvoorziening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00106-BP31_0005.png"

Figuur 2.3 Noordzijde van het plangebied langs Nachtegaalstraat (bron: Google Streetview)

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Ontwikkeling

Het plan bestaat uit twee onderdelen: herontwikkeling van het bestaande schoolgebouw met uitbreiding (Herbergier) en een nieuw bijzonder wooncomplex aan de achterzijde van het schoolgebouw langs de Nachtegaalstraat (Thomashuis). Het tuinontwerp krijgt een tweedeling, zodat de tuin twee aparte percelen zijn. Dit is om duidelijkheid te geven aan bewoners en bezoekers, het parkeerterrein is gedeeld met ieder een eigen in/uitrit. Iedere gebruiker heeft een eigen ingang naar de tuin. Herkenbare elementen, zoals kleur van de hekken, benadrukken dat het om verschillende complexen gaat. Wel hebben beide tuinen veel overeenkomsten, zodat het toch een geheel vormt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00106-BP31_0006.png"

Figuur 3.1 Schets beoogde situatie tuinontwerp

Herbergier

Uitgangspunt voor de herontwikkeling is: 'respect voor het karakter van het schoolgebouw, maar verbeteren/vervangen wat weinig of geen waarde heeft'. Er wordt een dusdanige woonkwaliteit

nagestreefd die niet op alle plekken in het bestaande complex is te realiseren zonder ingrijpende aanpassingen. De gymzaal is onvoldoende hoog voor twee volwaardige woonlagen. Daarbij is de

constructieve opzet (beukmaat gebouw) dusdanig dat een omzetting naar woningen niet mogelijk is. Dit later aangebouwde deel is architectonisch ook minder interessant. In het ontwerp is dit bouwdeel vervangen door kwalitatief hoogwaardige en flexibel in te delen nieuwbouw, in architectuur aansluitend bij die van de school. Hetzelfde geldt voor het platte bouwvolume op het binnenterrein. De kwaliteit van deze aanbouw is matig. Hierin geld investeren wordt afgeraden. Ook hier wordt voorgesteld deze te vervangen door nieuwbouw in de vorm van een paviljoen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00106-BP31_0007.jpg"

Figuur 3.2 Huidige situatie plangebied met te slopen gedeelte van bestaand schoolgebouw

Het oude schoolgebouw wordt herontwikkeld tot zorgcomplex met maximaal 16 zorgeenheden, een dienstwoning en logeerkamer. De zorgeenheden worden gerealiseerd op de begane grond van het voormalige schoolgebouw en in de nieuwbouw ter plaatse van de gymzaal. Op de verdieping van het schoolgebouw is voorzien in een dienstwoning en een logeerkamer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00106-BP31_0008.jpg"

Figuur 3.3 Beoogde situatie plangebied

De nieuwbouw langs de Nieuwstraat bestaat tussen het te handhaven schoolgebouw en de bestaande nutsvoorziening uit twee bouwlagen met een maximale bouwhoogte van 10 meter. Het karakter van de oude gymzaal wordt in de architectuur teruggebracht en sluit aan op het bestaande schoolgebouw. Achter deze tweelaagse nieuwbouw is voorzien in een gemeenschappelijke ruimte bestaande uit één bouwlaag met plat dak. Bij het ontwerp van deze ruimte is nadrukkelijk rekening gehouden met de aanwezigheid van de karakteristieke boom op het binnenterrein. Deze blijft dan ook behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00106-BP31_0009.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00106-BP31_0010.png"  

Figuur 3.4 Impressie Herbergier voorzijde (l) en achterzijde (r)

Tuinontwerp de Herbergier

De tuin bestaat uit verschillende delen. Bij binnenkomst is de tuin parkachtig en open van karakter, met kronkelpaadjes voor een wandeling. Op het terras staat een grote tuintafel. Langs de ene kant van het terras komt een rand met kleurrijke bloemen.Langs de andere kant komt een eetbare tuin. Het onderhoud zal deels gebeuren door vrijwilliger/professional onder toeziend oog en soms met hulp van bewoners of buren.

Via een poort is er toegang tot de afgeschermde beleeftuin, deze tuin krijgt een terras overkapping in de vorm van schaduwdoek of pergola waardoor een schaduwrijke plek ontstaat. De tuin van de beheerder ligt afgesloten tussen de gebouwen en biedt voldoende privacy, het intieme karakter van deze tuin komt dicht in de buurt van een stadstuin.

De voorkant van het gebouw krijgt een groene aansluiting op het trottoir door middel van groen blokken en bomen. De hoofdingang 'de Herbergier' krijgt een gazon van een bodembedekker met bloeiende perken.

Thomashuis

De nieuwbouw aan de achterzijde van het terrein langs de Nachtegaalstraat wordt ingericht voor huisvesting van het Thomashuis. De nieuwbouw wordt in dezelfde rooilijn als de woningen aan de noordzijde gebouwd. Ook het volume van de nieuwbouw voor het Thomashuis wordt geïntegreerd in de stedenbouwkundige opzet van de Nachtegaalstraat en omgeving. Deze kenmerkt zicht als een opeenvolging van eenlaagse woningen met kap evenwijdig aan de straat. De nieuwbouw van het Thomashuis zal zich in dit ritme voegen maar zich manifesteren als een herkenbare entiteit met een duidelijk zichtbare hoofdentree.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00106-BP31_0011.png"

Figuur 3.5 Impressie Thomashuis

In het Thomashuis vormen de bewoners met de zorgondernemer één huishouden. De nieuwbouw biedt ruimte aan een bijzonder wooncomplex met maximaal 9 wooneenheden, een dienstwoning en de gebruikelijke maatschappelijke voorzieningen zoals een logeerkamer en een gemeenschappelijke ruimte.

Tuinontwerp het Thomashuis

Het terras rondom het Thomashuis zal de lijnen van de bebouwing volgen. Tussen de kamers komt een privacy scherm waardoor ieder zijn eigen terras krijgt. Het zicht vanaf de terrassen aan de achterzijde zal op een gezamenlijk terras zijn.

Het terras aan de voorzijde Nachtengaalstraat krijgt ook privacy schermen waardoor ieder een eigen terras krijgt. Een bodembedekker accentueert de terrassen en de twee tuinpaden naar voordeuren. Groene haag in de vorm van blokken geven het een speels karakter. Aan de achterzijde komt een gezamenlijk terras. Dit terras wordt omzoomd met een bloeiende border. De invulling van het terras kan later bepaald worden naar de behoefte van de bewoners. De tuin van de beheerder is omsloten en biedt voldoende privacy in deze groene omgeving. Een gedeelte in de tuin kan ingericht worden als dieren verblijf.

3.2 Ontsluiting

Gemotoriseerd verkeer

Het plangebied ligt aan het Acaciaplein, op de kruising van de Nachtegaalstraat en de Nieuwstraat. Beide wegen vormen belangrijke verkeersaders door de wijk Nieuwstraat-Kwartier. De maximum snelheid op deze wegen is 50 km/u. Op de Nieuwstraat is ter hoogte van huisnummer 206 de overgang naar een 30 km/uur regime. Het kruispunt Nachtegaalstraat/ Nieuwstraat betreft een verkeerslichten gereguleerd kruispunt.

Langzaam verkeer

De Nieuwstraat beschikt aan beide zijden van de weg over fietssuggestiestroken, aangegeven door middel van een rode markering en een wit-onderbroken lijn. De Nachtegaalstraat beschikt over beide zijden over een vrijliggend fietspad. Zowel langs de Nieuwstraat als langs de Nachtegaalstraat zijn - op enige afstand van het kruispunt - aan beide kanten van de weg langsparkeerplaatsen ingericht. Parkeren is alleen in de vakken toegestaan.

Openbaar vervoer

Bushalte Wondestraat ligt op circa 100 meter van het Acaciaplein aan de Schoolstraat. Hier halteert de bus richting busstation Centrumplein en treinstation.

3.3 Inpassing

Van belang is dat het stedenbouwkundige plan passend is in de omgeving en aansluit bij omliggende bebouwingsstructuren. In paragraaf 3.1 is al aangegeven dat het meest kenmerkende deel van het bestaande schoolgebouw gehandhaafd blijft. De achterliggende gymzaal wordt vervangen door een soortgelijk volume. Om wonen ook op de verdieping mogelijk te maken wordt de maximale bouwhoogte met 1 meter verhoogd. De rooilijn wijzigt niet en de architectuur sluit aan bij het bestaande schoolgebouw.

Ook het volume en de architectuur van het Thomashuis zijn aangepast op de karakteristieke woonbebouwing in de directe omgeving. Aan de noordzijde is sprake van één bouwlaag met kap. Door ook aan de straatzijde te werken met een kap wordt aangesloten op de schaal van de grondgebonden woningen aan de overzijde van de straat. Op de kop van het gebouw aan de zuidzijde is voorzien in een bouwdeel bestaande uit twee verdiepingen om de overgang richting schoolgebouw te markeren. Hier bevindt zich ook de entree van het gebouw.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het voor het plangebied relevante vigerende ruimtelijke beleidskader.

4.2 Rijksbeleid

Nationale omgevingsvisie (NOVI) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050

Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Keuzes

De belangrijkste keuzes zijn:

  • Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit
  • Ruimte voor overgang naar een circulaire economie
  • Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden
  • Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen

Barro

Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van andere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en bevat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. In het gebied gelden geen rechtstreeks doorwerkende belangen.

Toetsing

Het NOVI en het Barro kenmerken zich door een hoog abstractieniveau en bevatten geen concreet beleid ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling. Er is geen sprake van strijdigheid met het nationaal beleid.

Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro)

Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe te borgen is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit de handreiking ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Infomil) en jurisprudentie blijkt dat een ontwikkeling van minder dan 12 woningen of kleiner dan 500 m2 bvo niet wordt gezien als stedelijke ontwikkeling.

De ontwikkeling bestaat uit het toevoegen van een zorgcomplex met 16 zorgeenheden, een dienstwoning en logeerkamer en een bijzonder wooncomplex met 9 wooneenheden, een dienstwoning en logeerkamer. Dit betekent dat met de ontwikkeling sprake is van een stedelijke ontwikkeling en deze getoetst moet worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking. De ontwikkeling ligt binnen het stedelijk gebied van Almelo.

Behoefte

Uit de laatste behoefteprognose van de gemeente Almelo blijkt dat er tot 2035 een woningbehoefte van 1.600 woningen is (zie pargraaf 4.5). Met de ontwikkeling wordt een bijdrage geleverd aan de woningbehoefte in de gemeente Almelo. Bovendien is in de woonvisie ook afgesproken dat wordt gewerkt aan een goed aanbod voor kwetsbare groepen en ouderen. In eerste instantie wordt uitgegaan van de realisatie van zorgwoningen, overeenkomstig de prestatieafspraken met de gemeente Almelo, waarmee ook in kwalitatieve zin wordt aangesloten bij de gemeentelijke woonvisie en Omgevingsvisie. Ook in de Omgevingsvisie is aandacht voor een goede spreiding van woonzorgvoorzieningen over de gemeente. Met deze ontwikkeling kan daar een bijdrage aan geleverd worden.

Naast deze kwalitatieve beleidsmatige behoefte zal ook de vraag naar zorgwoningen toenemen, als gevolg van vergrijzing en de daarmee gepaard gaande zorgbehoefte. De bevolkingsprognose van de provincie Overijssel laat zien dat het aantal inwoners in Overijssel de komende vijftien jaar zal stijgen, daarna zal het aantal inwoners naar verwachting gaan dalen. De leeftijdsopbouw van de provincie zal de komende jaren veranderen. Er is een trend van vergrijzing waar te nemen. Het aantal 65+-ers, maar met name het aantal 75+-ers zal de komende jaren toenemen (figuur 4.1)

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00106-BP31_0012.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00106-BP31_0013.png"

Figuur 4.1 Bevolkingsprognose Overijssel naar leeftijdsgroep (Databank Overijssel, 2019)

Conclusie

Met de ontwikkeling worden per saldo een zorgcomplex met 16 zorgeenheden, een dienstwoning en een logeerkamer en een bijzonder wooncomplex met 9 wooneenheden toegevoegd in Almelo. Daarmee wordt ingespeeld op de toekomstige vraag. Het aantal inwoners, maar met name het aantal ouderen zal de komende jaren toenemen in de gemeente. Met de vergrijzing zal ook de zorgvraag toenemen. Uitbreiding van het aantal zorgeenheden in Almelo kan voorzien in deze behoefte.

Geconcludeerd wordt dat met de ontwikkeling sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik.

4.3 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en -verordening Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel betreft een integrale visie. Het plan is op 1 juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2009 in werking getreden. De twee grote thema's van de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Deze thema's zijn in de Omgevingsverordening in definities verankerd. De definitie van duurzaamheid luidt: 'duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien'. Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: 'het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is'. Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen.

De provincie heeft een hoofdambitie, zorgen voor een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met daarbij een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:

  • Herstructurering: Er wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werk- en mixmilieu's, dorpen en steden worden gestimuleerd om hun eigen kleur te ontwikkelen.
  • Hoofdinfrastructuur: Investeren in wegverkeer: trein, fiets, waar veiligheid en doorstroming centraal staan.
  • SER-ladder: Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik toepassen bij bebouwing door hantering van de 'SER-ladder'. Deze methode maakt eerst het gebruik van de ruimte, die wordt geoptimaliseerd, daarna de wordt toepassing van meervoudig ruimtegebruik onderzocht, vervolgens de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden. Hierbij is afstemming tussen gemeenten over woningbouwprogramma's en bedrijfslocaties noodzakelijk.
  • Plannen: Ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.

Actualisatie Omgevingsvisie- en verordening

Op 12 april 2017 is door Provinciale Staten de nieuwe Omgevingsvisie- en verordening vastgesteld. De twee belangrijkste thema's van de vorige omgevingsvisie waren duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Als derde thema heeft de provincie daar nu sociale kwaliteit aan toegevoegd.

 

Het thema sociale kwaliteit gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de mens. Zaken die daarbij een belangrijke rol spelen zijn gezondheid, vitaliteit, arbeidsparticipatie, sociale uitsluiting en armoede. Binnen het thema sociale kwaliteit zijn vier categorieën van menselijke behoeften die samenhangen met de inrichting of vormgeving van onze leefomgeving: de behoefte aan geborgenheid en veiligheid, de behoefte aan contact en communicatie, de behoefte aan informatie en variatie en tenslotte de behoefte aan duidelijkheid en herkenning.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om de opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities van de provincie waar te maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie verschillende niveaus (zie onderstaande afbeelding). Aan de hand van deze drie niveaus kan worden bepaald of er een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is. De volgende niveaus komen aan de orde:

  • 1. generieke beleidskeuzes;
  • 2. ontwikkelingsperspectieven;
  • 3. gebiedskenmerken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00106-BP31_0014.png"

Figuur 4.1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (bron: Omgevingsvisie Overijssel 2017)

  • 1. Generieke beleidskeuzes

Het gaat hier om algemene keuzes die bepalen of ontwikkelingen nodig, dan wel mogelijk zijn. Voor onder andere voorzieningen in het stedelijk gebied hanteert de provincie de SER-ladder. Dit betekent dat voor ontwikkelingen eerst bestaande bebouwing of herstructurering wordt benut, voordat er uitbreiding plaatsvindt.

  • 2. Ontwikkelingsperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving. Met deze perspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie vormgegeven. Het beleid hiervoor is vastgelegd in artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening. In dit artikel is bepaald dat gemotiveerd moet worden dat een voorziene ontwikkeling past binnen de vastgestelde ontwikkelingsperspectieven.

Voor het perceel geldt het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken' wat zich richt op herstructurering en transformatie om het gebied vitaal en aantrekkelijk te houden en de diversiteit aan milieus te versterken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00106-BP31_0015.png"

Figuur 4.2 Uitsnede ontwikkelingsperspectievenkaart

  • 3. Gebiedskenmerken

De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Hierbij zijn de gebiedskenmerken van provinciaal belang het uitgangspunt. Hierna wordt een korte samenvatting gegeven van de in het plangebied voorkomende gebiedskenmerken volgens de lagenbenadering:

Natuurlijke laag (Dekzandvlakte en ruggen)

Het plangebied is gelegen in de natuurlijke laag 'Dekzandvlakte en ruggen'. De ambitie bij ontwikkelingen is om de hoogteverschillen en het watersysteem beter zichtbaar en beleefbaar te maken. De (strekkings-)richting van het landschap is hierbij uitgangspunt.

Stedelijke laag (Bebouwingsschil 1900-1955)

Het plangebied is met betrekking tot de stedelijke laag aangewezen als 'Bebouwingsschil 1900-1955'. Ruimtelijk kenmerkend zijn de gemengde stadwijken en woonwijken direct aansluitend op de historische centra en binnensteden. De stadswijken kennen een gesloten, compacte vorm (bouwblokken) en zijn veelal opdeelbaar in wijken met eigen karakter. De wijken worden van elkaar gescheiden door doorgaande lanen, singels en stadsstraten. Kenmerkend in de bebouwing is de verwantschap in architectuurstijlen en aandacht voor architectonische details en verbijzondering van gebouwen op specifieke plekken als straathoeken. De wijken zijn op basis van de fabrieksdorp-/ tuindorpprincipes herkenbaar aan een hechte stedenbouwkundige en architectonische eenheid op basis van collectieve principes.

Als herstructurering, inbreiding en toevoeging van bebouwing plaatsvinden in de individueel ontwikkelde stadswijken van de bebouwingsschil 1900 - 1955, dan dragen deze bij aan behoud, versterking en vernieuwing van de individuele bebouwing met een eigen karakter en uitstraling. Ontwikkelingen voegen zich in maat, schaal en ritme naar de omliggende bebouwing. Daarnaast zijn ontwikkelingen gericht op hergebruik/ reanimatie van cultureel erfgoed.

Conclusie beoogde ontwikkeling

De beoogde ontwikkeling past goed in het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken' aangezien sprake is van herontwikkeling van een schoolgebouw en inbreiding door middel van de invulling van het terrein naast het schoolgebouw. De herontwikkeling vormt geen belemmering voor overige functies in de omgeving. Het stedenbouwkundig ontwerp is afgestemd op de bestaande omgeving. Het karakteristieke schoolgebouw wordt gerespecteerd en en nieuwbouw wordt qua volume en architectuur afgestemd op de bestaande bebouwing. Voor de ladderonderbouwing wordt verwezen naar paragraaf 4.2. Op het parkeeraspect wordt ingegaan in paragraaf 5.2.

Omgevingsverordening

De uitgangspunten uit de Omgevingsvisie zijn vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen in de Omgevingsvisie Overijssel. De volgende regels zijn op het bestemmingsplan van toepassing:

  • Overijsselse Ladder voor duurzame verstedelijking (titel 2.1 principe van concentratie en zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik);
  • concentratie van (boven)regionale voorzieningen in stedelijke netwerken (artikel 2.1.2 principe van concentratie);
  • woningbehoefte (titel 2.2 woningbouw).

Conclusie beoogde ontwikkeling

De beoogde plannen op de locatie van de Acaciaschool zijn in overeenstemming met de regels uit de verordening. Het bijzondere wooncomplex en zorgcomplex worden gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied op de plek van een voormalig schoolgebouw. Het hoofdgebouw blijft daarbij behouden. De toename van het aantal woon en zorgeenheden wordt niet gezien als een stedelijke ontwikkeling. Op de woningbehoefte wordt ingegaan in paragraaf 4.2.

4.4 Regionaal beleid

Regionale Woonvisie Twente 2015 - 2025

De regionale woonvisie geeft de gezamenlijke uitgangspunten van provincie, gemeenten en corporaties weer: woonafspraken en woonkeuzes op lokaal niveau zijn hiermee in lijn. In 2015 is deze visie vertaald in concrete Woonafspraken tussen provincie en gemeenten, op het niveau van functionerende woningmarkten.

De kern van de visie bestaat uit de verwachting dat Twente vanaf circa 2015 niet verder zal groeien qua inwoners, en vanaf circa 2035 ook niet meer qua huishoudens. Dus 'wonen' gebeurt in de toekomst vooral in de woningen, steden, dorpen en buitengebieden die er nu al zijn. Daarom richt de visie zich op het bestaande bebouwde gebied. Naast sloop en vervangende nieuwbouw vindt renovatie plaats om bestaand vastgoed weer toekomstgeschikt te maken.

De netto uitbreidingsopgave in Twente is dus een fractie van de kwalitatieve opgave in de bestaande woningvoorraad. Dit leidt tot de volgende speerpunten van beleid.

  • Voldoende en gevarieerd aanbod: gemeenten bouwen voor lokale behoefte conform de natuurlijke huishoudensgroei;
  • Kwaliteit boven kwantiteit: leefbare, duurzame en toekomstbestendige wijken met goede voorzieningen op het gebied van wonen, welzijn en zorg;
  • Vernieuwing en inbreiding boven uitbreiding: nieuwe uitbreidingslocaties zijn nauwelijks meer aan de orde. Nieuwbouw vindt conform de Ladder zoveel mogelijk plaats op transformatie- en inbreidingslocaties om onaantrekkelijke woongebieden een kwaliteitsimpuls te geven, te investeren in transformatie en kwalitatieve woningtekorten terug te dringen.
  • Regionale samenwerking: de regionale woonvisie geeft richting aan het gezamenlijke woonbeleid van gemeente en corporaties in de komende jaren. De provincie voelt zich gecommitteerd aan de inhoud van de visie en is op onderdelen partner in de aanpak.

Conclusie beoogde ontwikkeling

Het beoogde plan betreft een binnenstedelijke (her)ontwikkeling. De appartementengebouwen worden gerealiseerd op de locatie van een voormalig schoolgebouw dat al jaren leeg staat. Voldaan wordt aan het uitgangspunt van inbreiding.

4.5 Gemeentelijk beleid

Masterplan Almelo

Algemeen

Het Masterplan geeft de ontwikkeling van Almelo aan tot het jaar 2030. Almelo wil met het Masterplan onder meer jongeren, hoger opgeleiden en gezinnen aan de stad binden. Daarnaast heeft het plan als doel de regionale positie van Almelo als centrumstad te versterken en de voorzieningen in de stad te verbeteren. Deze ambities krijgen de komende jaren concreet vorm in de verschillende projecten en plannen die voortkomen uit het Masterplan. Een vernieuwing van de binnenstad levert meer sfeer en gezelligheid op en een toename van het winkelbezoek. Met het creëren van verschillende nieuwe woonmilieus wil Almelo tegemoet komen aan de verschillende wensen op de woningmarkt. Het aanpassen van de wegenstructuur zorgt ervoor dat Almelo beter en makkelijker toegankelijk wordt. Het Masterplan bestaat uit vijf opgaven. Deze opgaven zijn per stadsdeel en per thema verder uitgewerkt. Daarnaast zijn elf kernprojecten benoemd. In figuur 4.4 zijn de verschillende plandelen in het Masterplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00106-BP31_0016.png"

Figuur 4.4 Uitsnede kaart Masterplan

Het plangebied Acaciaschool ligt in 'Plandeel West'. Daarnaast is in voorliggend geval het thema 'Wonen' van toepassing. Rohof is een bestaande wijk met relatief weinig toekomstige ontwikkelingen. Qua woningbouw is voor het Nieuwstraat-Kwartier een opgave van 200 woningen voorzien.

Conclusie beoogde ontwikkeling

Dit bestemmingsplan voorziet in de toevoeging van een zorgcomplex bestaande uit 16 zorgeenheden, een dienstwoning en een logeerkamer en een bijzonder wooncomplex met 9 wooneenheden, een logeerkamer en een dienstwoning in de wijk Rohof. De herontwikkeling past binnen de genoemde beleidsambities voor inbreiden en het creëren van verschillende woonmilieus. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling geen belemmering vormt voor de beleidskaders zoals opgenomen in het Masterplan Almelo.

Omgevingsvisie voor de ideale gemeente Almelo 2020-2040

De Omgevingsvisie is een onderdeel van de Omgevingswet met de beoogde inwerkingtredingsdatum op 1 juli 2022. De Omgevingsvisie is vastgesteld op 29 september 2020. In de Omgevingsvisie is opgenomen hoe de gemeente zich heeft gevormd en wat de gemeente voor de toekomst wil.

Een van de thema's in de Omgevingsvisie is 'wendbare woningen'. De gemeente zet in op een meer gedifferentieerde woningvoorraad. Omdat Almelo relatief veel sociale woningbouw en koopwoningen in het hoge(re) segment heeft wordt met name ingezet op het middensgement. Ook is er aandacht voor de spreiding van woonvoorzieningen voor specifieke, kwetsbare groepen over de gemeente.

Voor de Omgevingsvisie is de gemeente Almelo opgedeeld in vier gebieden: het buitengebied, de bedrijventerreinen, de wijken & dorpen en de binnenstad. Elk gebied is verschillend en voor elk gebied gelden andere wensen.

Het plangebied 'Acaciaschool' ligt in het gebied wijken & dorpen. De gemeente wil wijken creëren met gemengde woonmilieus waar genoeg aanbod is voor elke doelgroep. De bestaande woonvoorraad heeft releatief veel sociale woningbouw en koopwoningen in het hoge(re) segment. Dit wordt meer in balans gebracht door bij herstructurering op woningen in het middensegment in te zetten. Verder wil de gemeente de bestaande woningvoorraad zo slim mogelijk benutten en daarmee aansluiten op de ontwikkeling van de bevolking. Dat betekent onder meer:

  • de benodigde verscheidenheid aanbrengen door herstructureren van panden;
  • de (minimale hoeveelheid) nieuwbouw ontwikkelen in bestaande wijken (inbreiding, geen uitbreiding).

Conclusie beoogde ontwikkeling

De herontwikkeling van de voormalige schoollocatie is goed inpasbaar in de bestaande woonomgeving. Geconcludeerd wordt dat de Omgevingsvisie zich niet verzet tegen de voorgenomen ontwikkelingen.

Woonbeleid

Woonvisie Almelo 2020-2030 (2020)

De woonvisie van de gemeente Almelo gaat over wonen in Almelo en de vele onderwerpen die daarmee samenhangen, zoals demografische ontwikkelingen, de bevolkingssamenstelling, de zorgvraag omtrent wonen, de kwaliteit van de woningvoorraad en verduurzaming. Met de visie wordt 15 jaar vooruit gekeken. Op basis van de prognose, historische en huidige woonsituatie zijn de belangrijkse ambities bepaald.

Almelo wil een sterke centrumgemeente zijn en blijven, met een regiofunctie voor Noordwest-Twente. Om dat op woongebied te realiseren zijn drie grote ambities geformuleerd. De gemeente streeft naar:

  • 1. Een flexibele woningvoorraad.
    • a. De verwachte groei van de gemeente mogelijk maken en alvast voorbereid zijn op de (op termijn) te verwachten krimp.
    • b. Onderscheidende nieuwbouw realiseren en een aantrekkelijke vestigingsplaats zijn voor jongeren en jonge gezinnen.
    • c. Inbreiding verkiezen boven uitbreiding.
    • d. Een vitale, aantrekkelijke binnenstad creëren.
    • e. De kernen Aadorp en Bornerbroek de ruimte geven om aan de vraag naar nieuwbouw tegemoet te komen.
  • 2. Een evenwichtige en gevarieerde woningvoorraad.
    • a. Het aandeel koop- en huurwoningen meer in evenwicht brengen, en de sociale woningbouw beter over onze (en omliggende) gemeente(n) verdelen.
    • b. De woonvoorzieningen voor kwetsbare groepen beter over onze (en omliggende) gemeenten verdelen.
  • 3. Een toekomstbestendige en duurzame woningvoorraad.
    • a. Zorgen dat (oudere) inwoners een fijne woonomgeving krijgen/behouden, in nabijheid van anderen en met voorzieningen binnen bereik.
    • b. Bestaande en nieuwe woningen levensloopgeschikt maken.
    • c. Een betaalbare en duurzame energievoorziening bereikbaar maken voor iedereen en bestaande woningen voor 2050 aardgasvrij maken.

De woningvoorraad kan tot 2035 nog met ruim 1.600 woningen groeien en die groei zal vooral bestaan uit koopwoningen (figuur 4.5). In dit segment is er meer vraag naar eengezinswoningen dan naar meergezinswoningen (nietgrondgebonden/appartementen).In de huursector is het de opgave om meergezinswoningen toe te voegen. Per saldo neemt het sociale huursegment in omvang af.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00106-BP31_0017.png"Figuur 4.5 Ontwikkeling woningbehoefte naar eigendom en woningtype (Woonvisie Almelo 2020-2030)

Conclusie beoogde ontwikkeling

De gemeente Almelo richt zich op een flexibele, evenwichtige, gevarieerde, toekomstbestendige en duurzame woningvoorraad. De beoogde ontwikkeling sluit aan op deze beleidslijnen uit de woonvisie. Met de ontwikkeling is sprake van transformatie op een binnenstedelijke locatie. Dat past bij de keuze voor inbreiding boven uitbreiding. Verder kan met de ontwikkeling worden voorzien in de realisatie van woningen en voorzieningen voor kwetsbare groepen en ouderen.

Meetlat voor verzoeken tot vestiging woon-zorgaanbieders

De gemeente Almelo heeft de Meetlat voor verzoeken tot vestiging woon-zorgaanbieders opgesteld met als doel om de vele vragen die zij krijgen te reguleren vanuit het perspectief dat zij willen voorzien in uitsluitend lokale behoeft. In vier stappen wordt getoetst of de vraag past binnen de gemeente.

  • 1. Beoordelen of er sprake is van hoofdzakelijk "Wonen"of hoofdzakelijk zorg

Voor de Herbergier, waar mensen met dementie komen te wonen, geldt dat er hoofdzakelijk sprake is van zorg waarbij de bestemming "Maatschappelijk" past.

Voor het Thomashuis ligt dit genuanceerder. Aan het begrip wonen wordt in het bestemmingsplan geen nadere invulling gegeven en daarom kan worden aangesloten bij de jurisprudentie over minder traditionele woonvormen en nagenoeg zelfstandige bewoning. Voor het Thomashuis geldt dat hoofdzakelijk sprake is van "Wonen".

  • 2. Beoordelen of een verzoek conform bestemmingsplan is of niet.

Het perceel ligt in het bestemmingsplan “Rohof – Goossenmaat” en heeft de bestemming “Maatschappelijk – 1”. Ter plekke is onderwijs, kinderopvang, kantoren en dienstverlening toegestaan. Zowel de vestiging van een Herbergier als een Thomashuis is in strijd met het bestemmingsplan.

  • 3. Is planologische procedure mogelijk?

Gelet op de locatie en het programma ligt het in lijn der verwachting dat hier sprake kan zijn van een goede ruimtelijke ordening. Voor de onderbouwing van goede ruimtelijke ordening wordt verwezen naar hoofdstuk 5 en 7.1 van het bestemmingsplan 'Herontwikkeling Acaciaschool'.

  • 4. Is vestiging gewenst?

Criteria woningbouwprogrammering

Voor de Herbergier geldt dat het verzoek als “Zorg” wordt aangemerkt en niet als “Wonen” er geen strijd is met de woningbouwprogrammering. Voor het Thomashuis geldt dat elders in de stad plancapaciteit wordt ingeruild. Aangezien het Thomashuis wordt aangemerkt als één woning wordt elders in de stad één woning hiervoor ingeruild. Het betreft een woning welke eerst verhuurd werd en verkocht is op de particuliere markt. Zo is er geen strijd met de woningbouwprogrammering.

Zorgbehoefte / zorgplicht:

Op de locatie gaat zich onder andere een Herbergier vestigen, een kleinschalige zorginstelling waar mensen met dementie gaan wonen. Daarmee wordt voorzien in een behoefte binnen de gemeente Almelo.

Zorgdruk (Belastbaarheid): 

Veiligheid: De locatie is geschikt voor de te vestigen doelgroep. De doelgroep (Alzheimerpatiënten met minimaal zorgprofiel 4) waarvoor gebouwd wordt, zal voornamelijk gebruik maken van interne voorzieningen. De zorgvoorziening brengt geen grote belastbaarheid voor de buurt met zich mee.

Financiën:

De zorginstelling richt zich op zorgbehoeftigen onder het regime van de Wet langdurige zorg (Wlz). Dit legt geen beslag op gemeentelijke middelen (er wordt dan geen beroep gedaan op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)).

Conclusie beoogde ontwikkeling

De Herbergier krijgt een "Maatschappelijke" bestemming en voldoet aan alle criteria zoals genoemd in de Meetlat voor verzoeken tot vestiging woon-zorgaanbieders.

De bewoners van het Thomashuis voldoen aan de criteria van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van verbondenheid tussen de bewoners, wanneer er in ieder geval sprake is van het in belangrijke mate zelfstandig functioneren ten opzichte van de ondersteunende diensten en centrale voorzieningen en er geen sprake is van permanente begeleiding waardoor de bestemming “Wonen” hier van toepassing is.

De boogde ontwikkeling past binnen de visie van de gemeente Almelo. Daarnaast voldoet de ontwikkeling aan de criteria voor woon-zorgaanbieders. Dit wordt onderbouwd in de zorg-marktanalyse in bijlage 7.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Vormvrije mer-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een zorgcomplex en een bijzonder wooncomplex (Herbergier en Thomashuis) met in totaal maximaal 29 eenheden. De beoogde ontwikkeling overschrijdt de drempelwaarden niet. Dit betekent dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is. Ten behoeve van de m.e.r.-beordelingsbeslissing is een notitie vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld (bijlage 1). Op basis van deze notitie neemt het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsbeslissing waarin wordt aangegeven dat geen volledige m.e.r.-procedure doorlopen hoeft te worden.

5.2 Verkeer en parkeren

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

Het plan voorziet in de realisatie van een nieuw zorgcomplex aan de Nieuwstraat (Herbergier) en één bijzonder wooncomplex aan de Nachtegaalstraat (Thomashuis). Dit heeft een verkeerstoename tot gevolg. Deze verkeerstoename is bepaald op basis van kencijfers van het CROW zoals opgenomen in publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren, van parkeerkencijfers naar parkeernormen', (2018). Uitgangspunt is een ligging in de 'overige gebieden'. Tevens geldt voor de gemeente Almelo de stedelijkheidsgraad 'matig stedelijk'. De kencijfers van het CROW geven een bepaalde bandbreedte. Gezien het gemiddeld autobezit binnen de gemeente Almelo in vergelijking met gemeenten met eenzelfde stedelijkheidsgraad kan worden uitgegaan van het gemiddelde van de gestelde bandbreedte.

Binnen het plangebied wordt een zorgcomplex met 16 zorgeenheden, een dienstwoning en logeerkamer in de Herbergier en een bijzonder wooncomplex met 9 wooneenheden, een dienstwoning en logeerkamer in het Thomashuis gerealiseerd. De logeerkamers kunnen gebruikt worden door bezoekers van de bewoners van respectievelijk de Herbergier en het Thomashuis. Daar zijn geen extra verkeersbewegingen en/of parkeerplaatsen voor opgenomen. In tabel 5.1 is aangegeven wat dit betekent voor de verkeersgeneratie.

Tabel 5.1 Berekening verkeersgeneratie zorg- en wooneenheden

  functietype   aantal   kencijfer CROW   verkeers-
generatie (weekdag)  
verkeers-
generatie (werkdag)**  
Herbergier   Zorgeenheden*   16   2,5 per woning   40 mvt/etmaal   45 mvt/etmaal  
  Beheerderswoning   1   3,6 per woning   4 mvt/etmaal   5 mvt/etmaal  
  Logeerkamer   1        
Thomashuis   Wooneenheden (kamerverhuur)   9   2,1 per woning   19 mvt/etmaal   21 mvt/etmaal  
  Beheerderswoning   1   3,6 per woning   4 mvt/etmaal   5 mvt/etmaal  
  Logeerkamer   1        
Totaal     29     67 mvt/etmaal   76 mvt/etmaal  

*voor zorgeenheden zijn geen verkeerscijfers aanwezig en wordt aangehaakt bij het kencijfer serviceflat.

** omrekenfactor weekdag naar werkdag is 1,11 (CROW 381).

Deze situatie leidt tot een verkeersgeneratie van circa 67 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag en circa 76 mvt/etmaal op een gemiddelde werkdag. De verwachting is dat door de toename van het aantal verkeersbewegingen geen knelpunten ontstaan. De extra verkeersbewegingen gaan op in het huidige verkeersbeeld.

Parkeren

Het parkeerbeleid van de gemeente Almelo is vastgelegd in het parkeerbeleidsplan 'Parkeren Optimaliseren 2013-2018'. Als richtlijn voor de parkeernormering wordt gebruik gemaakt van de op dat moment geldende CROW-publicatie voor de parkeerkencijfers. Om de parkeerkencijfers van de CROW ook als parkeernormen vast te leggen, heeft het college van de gemeente Almelo op 11 december 2018 de 'Beleidsregel Parkeernormen Almelo' vastgesteld. Deze beleidsregel is op 1 januari 2019 in werking getreden.

Voor de plannen voor de herontwikkeling van de Acaciaschool wordt voor het parkeren rekening gehouden met de inpassing van het aantal parkeerplaatsen in de situatie dat er een zorgcomplex en een bijzondere wooncomplex worden gerealiseerd De parkeerbehoefte is weergegeven in tabel 5.2.

  functietype   aantal   norm   parkeerplaatsen (avond werkdag)  
Herbergier   zorgeenheden   16   0,7 per woning   11,2 pp  
  beheerderswoning   1   2,3 per woning   2,3 pp  
Thomashuis   wooneenheden   9   0,7 per woning   6,3 pp  
  beheerderswoning   1   2,3 per woning   2,3 pp  
totaal     27     22,1 pp  

Tabel 5.2 Berekening parkeerbehoefte zorg- en wooneenheden

Wanneer de complexen van de beoogde ontwikkeling worden gerealiseerd zijn 22 parkeerplaatsen benodigd om in de parkeerbehoefte te kunnen voorzien. Op eigen terrein is voldoende ruimte voor de aanleg van 22 parkeerplaatsen. Bij de inrichting van het terrein zal hier rekening mee worden gehouden.

In de Nachtegaalstraat zijn langsparkeerplaatsen aanwezig. Het totale aantal langsparkeerplaatsen blijft behouden. Doordat de inrit naar het Thomashuis op een andere locatie komt dan de huidige inrit, zullen een aantal parkeerplaatsen verplaatst worden ten opzichte van de huidige locatie.

Bij de inrichting van het parkeerterrein op het eigen terrein is ook rekening gehouden met een parkeerruimte voor fietsen. Er worden fietsenrekken geplaatst waar 9 fietsen gestald kunnen worden. Op deze manier kunnen mensen uit de omgeving op een veilige manier hun fiets stallen.

Bij de beoordeling van de aanvraag omgevingsvergunning wordt het bouwplan getoetst en beoordeeld aan de hand van de in de Algemene regels opgenomen verplichting (artikel 12.1).

Conclusie

De herontwikkeling van de Acaciaschool heeft een maximale verkeerstoename tot gevolg van 75 mvt/etmaal op een gemiddelde werkdag. Echter is deze toename niet dusdanig dat hierdoor knelpunten ontstaan op het omliggend wegennet. De ontwikkelingen leiden ook tot een toename van de parkeerbehoefte met 22 parkeerplaatsen. Deze parkeerbehoefte kan worden opgevangen op eigen terrein.

5.3 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Normstelling

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven- bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is het verlenen van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximale ontheffingswaarde niet te boven gaan.

Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Van deze aftrek, conform artikel 3.4 uit het Reken- en Meetvoorschrift 2012, is gebruik gemaakt.

Onderzoek en conclusie

In totaal wordt een zorgcomplex met maximaal 16 nieuwe zorgeenheden, een dienstwoning en logeerkamer mogelijk gemaakt op de locatie Herbergier en een bijzonder wooncomplex met 9 wooneenheden, een dienstwoning en logeerkamer op de locatie Thomashuis. Deze complexen liggen in de wettelijke geluidzone van de route Nachtegaalstraat - Schoolstraat, het Acaciaplein en de Nieuwstraat. Daarom is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 2. Onderstaand volgen de belangrijkste bevindingen.

Uit het onderzoek blijkt dat als gevolg van de gezoneerde route Nachtegaalstraat - Schoolstraat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden ter plaatse van de Herbergier en het Thomashuis. De gemeentelijke ambitiewaarde wordt niet overschreden. Ten gevolge van de Nieuwstraat wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden ter plaatse van de Herbergier. Ook hier wordt de gemeentelijke ambitiewaarde niet overschreden.

Maatregelen om de geluidbelasting aan de gevels van de ontwikkeling terug te dringen zijn onvoldoende doeltreffend of stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Omdat de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden kunnen hogere waarden worden aangevraagd conform tabel 5.5.

Tabel 5.5 Benodigde hogere grenswaarden

geluidbron   locatie   benodigde hogere grenswaarde   aantal woningen  
Nachtegaalstraat   Thomashuis   57 dB   11  
  Herbergier   58 dB   18  
Nieuwstraat   Herbergier   54 dB   18  

5.4 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek

Ten behoeve van de beoogde (her)ontwikkeling van de locatie Acaciaschool is door Econsultancy een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het verkennend bodemonderzoek bijgevoegd als bijlage 3. Hierna volgen de belangrijkste conclusies.

  • De bovengrond bestaat voornamelijk uit matig humeus, zwak siltig, matig fijn zand. Plaatselijk is de bovengrond zwak grindig. De ondergrond bestaat uit zwak tot matig humeus, zwak siltig, matig fijn zand. De ondergrond is plaatselijk matig tot sterk gleyhoudend.
  • In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen.
  • Tijdens de veldwerkzaamheden zijn op het maaiveld van de onderzoekslocatie, alsmede in de bodem, geen puin(resten) of andere asbestverdachte materialen aangetroffen.
  • In de bovengrond zijn plaatselijk verhoogde gehalten aan PAK en PCB aangetoond. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetoond.
  • In het grondwater zijn geen verontreinigingen aangetoond.

Gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de sloop en nieuwbouw op de onderzoekslocatie en voor de bestemmingsplanwijziging.

Conclusie

Voor de (her)ontwikkelingslocatie bestaat geen reden voor nader onderzoek. Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.

De milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt op beide locaties geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

5.5 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Regelgeving en beleid

Op grond van de Erfgoedwet, het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (artikel 3.6.1 lid 1) en het beleid van de gemeente Almelo dient er in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met archeologische en cultuurhistorische waarden. In de toelichting van een bestemmingsplan dient een beschrijving opgenomen te worden van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Gemeenten zullen een inventarisatie moeten (laten) maken van alle cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied, dus niet alleen van archeologische waarden. Daarnaast moeten ze aangeven welke conclusies ze daaraan verbinden en op welke wijze ze deze waarden borgen in het bestemmingsplan. In deze paragraaf wordt ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.

De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Het deel van de Erfgoedwet dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Onderzoek

Het zuidelijke deel van het plangebied ligt op basis van de archeologische waardenkaart van de gemeente Almelo binnen de zone met de aanduiding 'middelhoge archeologische verwachtingswaarde'. In het vigerende bestemmingsplan is dit deel van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting middelhoog' voorzien. Er mogen geen bouwwerken worden gebouwd zonder dat door middel van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn indien het nieuw te bebouwen oppervlak groter is dan 5.000 m2 of dieper steekt dan 0,50 meter.

De archeologische dubbelbestemming beslaat slechts een deel van het plangebied. Alleen de locatie Herbergier valt binnen deze dubbelbestemming. Aangezien het schoolgebouw aan het Acaciaplein behouden blijft, wordt de grond ter plaatse van dit gebouw niet geroerd. De oppervlakte waar sloop en/of nieuwbouw plaatsvindt, blijft ruimschoots onder de 5.000 m2 waardoor archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.

Cultuurhistorie

Toetsingskader

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Onderzoek

Volgens historisch kaartmateriaal uit de periode 1900-1925 was de locatie, alsmede de omgeving ervan, destijds in agrarisch gebruik (weide). Tevens liepen er enkele sloten door het plangebied. Tot circa 1925 is dit gebruik van het plangebied niet wezenlijk veranderd. Na 1925 is een schoolgebouw op het perceel gebouwd. Het overige deel van het perceel is onbebouwd gebleven tot 1955. Rond 1955 en vanaf 1988 is bij de school nieuwbouw gerealiseerd. Na 2012 is de bebouwing uit 1988 gesloopt. Tot op heden bestaat de locatie uit een leegstaande school. Het overige gedeelte van de onderzoekslocatie is gedeeltelijk onverhard (gras) en gedeeltelijk verhard (klinkers en tegels). Uit bestudering van luchtfoto's en historisch kaartmateriaal blijkt dat de verkaveling sinds 1950 niet veranderd is. Verder blijkt uit de geraadpleegde bronnen geen aanwezigheid van ophogingen, dempingen of stortingen.

In het plangebied zijn geen waardevolle cultuurhistorische objecten en monumenten aanwezig. Wel zijn twee bomen in het plangebied aangeduid als 'waardevol' vanwege hun ligging en verschijningsvorm. Rondom deze bomen gelden beperkingen voor het bouwen en het uitvoeren van bepaalde werken. In het ontwerp van het gebouw is daarom rekening gehouden met de boom achter de Herbergier.

Conclusie

Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk en in het plangebied zijn geen waardevolle cultuurhistorische objecten of monumenten aanwezig. Wel is in het ontwerp van de Herbergier rekening gehouden met de waardevolle boom achter het gebouw. Ook bij de inrichting van het buitenterrein zal rekening worden gehouden met de twee bomen. Hierdoor kan worden geconcludeerd dat de archeologische en cultuurhistorische waarden de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staan.

5.6 Ecologie

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard;
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Wierdense Veld ligt op circa 8,2 kilometer ten noordoosten van het plangebied (figuur 5.1). Het dichtstbijzijnde onderdeel van Natuurnetwerk Nederland bevindt zich op circa 3,5 km ten zuiden van het plangebied (figuur 5.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00106-BP31_0018.png"

Figuur 5.1 Plangebied (rood omcirkeld) ten opzichte van Natura 2000-gebieden

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00106-BP31_0019.png"

Figuur 5.2 Plangebied (rood omcirkeld ten opzichte van Natuurnetwerk Nederland)

Vanwege de afstand en de stedelijke ligging kunnen directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring worden uitgesloten. Vermesting en verzuring als gevolg van stikstofdepositie zijn echter niet op voorhand uit te sluiten, daarom is op 22 juli 2020 een berekening uitgevoerd om de gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wet natuurbescherming. De berekeingen voor zowel de aanleg- als gebruiksfase zijn opgenomen in bijlage 4 en 5.

Uit de rekenresultaten blijkt dat voor zowel de aanleg- als de gebruiksfase geen sprake is van stikstofdeposities hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Derhalve is in het kader van de Wet natuurbescherming geen vergunning noodzakelijk en is het bestemmingsplan daarom in het kader van de Wet natuurbescherming uitvoerbaar.

Soortenbescherming

Door Ecologische Adviesbureau Mertens is in januari 2020 een quickscan beschermde planten- en dierensoorten uitgevoerd. Het onderzoek is bijgevoegd als bijlage 6. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de effecten op beschermde planten- en diersoorten is uitgesloten. Het plangebied bezit geen mogelijkheden voor vleermuizen om er te verblijven maar mogelijk vliegen er vleermuizen in lage dichtheid. Negatieve effecten op vliegroutes en effecten op de foerageermogelijkheden worden derhalve uitgesloten. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven foerageren. Ten slotte wordt het voorkomen van overige beschermde soorten en de aanwezigheid van vogels met vast rust- en verblijfplaatsen uitgesloten.

Conclusie

De Wet natuurbescherming staat de ontwikkeling niet in de weg. Wel dienen de (rooi)werkzaamheden buiten het broedseizoen van algemene broedvogels te worden gestart of wanneer geen broedgeval aanwezig is. Daarnaast is voor eventuele aanwezige soorten de algemene zorgplicht van kracht.

5.7 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijk Externe veiligheidsbeleid 2015-2018 is vastgesteld in maart 2014. Dit beleid is op 19 november 2019 verlengd tot en met 2021. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt rekening gehouden met de uitgangspunten uit dit veiligheidsbeleid.

Onderzoek

Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, blijkt dat er geen risicovolle inrichtingen zijn met een externe werking op het plangebied en dat er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt via de weg, het water of door buisleidingen. Wel vindt er vervoer van gevaarlijke stoffen plaats via spoortraject 30 (Deventer Oost – Hengelo West). Dit gebeurt op een afstand van circa 650 meter ten oosten van het plangebied. Dit spoortraject heeft een invloedsgebied van 4.000 meter. Het maatgevende invloedsgebied voor het groepsrisico bedraagt 460 meter. Wanneer een ontwikkeling betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk binnen 200 meter van een transportroute ligt, dient conform het Besluit externe veiligheid transportroutes (artikel 8.1) inzicht te worden gegeven in het groepsrisico.

Het plangebied ligt niet binnen de 200 meter. Een berekening hoeft niet te worden uitgevoerd. Omdat het plangebied wel in het invloedsgebied ligt, is wel een beknopte verantwoording nodig waarin meer inzicht wordt gegeven in de mogelijkheden voor rampbestrijding, hulpverlening en zelfredzaamheid.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.

De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering ten allen tijde een belangrijke rol.

Het plangebied kan worden bereikt via de Nieuwstraat/ Maardijk en de Nachtegaalstraat/ Schoolstraat. Dit kan worden bestempeld als een gedegen netwerk gezien de verschillende toegangswegen en de bereikbaarheid vanuit tegengestelde windstreken. Daarnaast kan via verschillende straten van de bron af worden gevlucht. Deze dienen minimaal 4,5 meter breed te zijn met een minimale verharding van 3,25 en een vrije hoogte van 4,2 meter om de bereikbaarheid te garanderen.

Zelfredzaamheid

De beoogde ontwikkeling voorziet in de toevoeging van een zorgcomplex met 16 zorgeenheden, een dienstwoning en logeerkamer in de Herbergier en een bijzonder wooncomplex met 9 wooneenheden, een dienstwoning en logeerkamer in het Thomashuis. Aanwezige kinderen en ouderen worden beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. Daarnaast is het noodzaak om goede voorlichting aan de bewoners te geven zodat zij weten wat de gevaren zijn van een incident met transport van gevaarlijke stoffen en hoe zij moeten handelen.

Conclusie

Het plangebied ligt in de nabijheid van het spoortraject Deventer Oost – Hengelo West waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd wat enkele risico's met zich meebrengt. Het plangebied ligt niet in de maatgevende 460 meter voor het groepsrisico en ook niet binnen 200 meter waardoor een groepsrisicoberekening achterwege kan blijven. Uit de beknopte verantwoording blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende kan worden beschouwd. Wel moet rekening worden gehouden met een eventueel incident op het spoortraject. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

5.8 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

5.9 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.6 weergegeven.

Tabel 5.6 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
Stikstofdioxide (NO2)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  Uurgemiddelde concentratie   Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³  
Fijn stof (PM10)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   Max. 35 keer p.j. Meer dan 50 µg / m³  
Fijn stof (PM2,5)   Jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% toename van concentratie NO2 (stikstof dioxide) en PM10 (fijn stof) in de buitenlucht;
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m² bvo bij één ontsluitingsweg.

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van maximaal 25 (zorg)appartementen en twee dienstwoningen en twee logeerkamers. Het plan draagt daarom in niet betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2019 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Het dichtstbijzijnde meetpunt ligt aan de Nachtegaalstraat, direct ten westen van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat aan de Nachtegaalstraat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide 16,49 µg/m³ , fijn stof PM10 16,96 µg/m³ (met 6 overschrijdingsdagen per jaar) en fijn stof PM2,5 9,95 µg/m³ bedroegen. Deze waarden liggen ruimschoots onder de grenswaarden. Hierdoor is er ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.10 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling een belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen te kunnen maken, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek

In de beoogde situatie worden maximaal 27 (zorg)appartementen gerealiseerd. Hiermee worden milieugevoelige functies opgericht en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure.

In de omgeving van het plangebied staan voornamelijk woningen. Direct ten noordoosten van het plangebied is een supermarkt gevestigd. Mede hierdoor en door de ligging aan een ontsluitingsweg kan de omgeving getypeerd worden als 'gemengd gebied'.

Een supermarkt valt in milieucategorie 1, waarbij richtafstanden worden gehanteerd voor geur, fijn stof en geluid. Voor deze aspecten gelden in gemengd gebied richtafstanden van 0 meter. Hierdoor is het mogelijk dat supermarkten naast woningen worden geplaatst.

De afstand van de nieuwbouw van de Herbergier tot de supermarkt bedraagt circa 9 meter. Hier bevindt zich ook de laad- en losplaats van de supermarkt. Laden en lossen kan tot geluidhinder ter plaatse van woningen in de omgeving leiden. Ter voorkoming van geluidhinder is de afstand van de bebouwing tot de supermarkt vergroot ten opzichte van de huidige situatie. Dit biedt ruimte aan een groenvoorziening die voor enige geluidsdemping kan zorgen. Ook bij de inrichting van de Herbergier wordt rekening gehouden met eventuele geluidhinder van het laden en lossen van de supermarkt. Aan deze zijde zijn geen zorgeenheden voorzien, maar sanitaire voorzieningen voor algemeen gebruik. Daarnaast moet de supermarkt ook al rekening houden met omliggende woningen.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van het plangebied sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat in de omgeving geen bedrijven of instellingen aanwezig zijn die door de (her)onwikkeling in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Aan de richtafstanden wordt voldaan. Als gevolg van het laden/lossen zal geen onevenredige sprake zijn van geluidhinder door de afstand tot de beoogde nieuwbouw en de inrichting van het gebouwd.

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

6.1 Waterbeheer en watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen en de gemeente Almelo, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling.

6.2 Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Partiele herziening omgevingsvisie voor kaderrichtlijn water en richtlijn overstromingsrisico's

Gemeentelijk

  • Almelose Klimaatadaptatiestrategie 2021-2025
  • Verbreed gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 (GRP4)
  • Waterplan Almelo (2002)

Waterschapsbeleid

Waterschap Vechtstromen verzorgt sinds 1 januari 2014 het waterbeheer in Twente, Noordoost Overijssel en Zuidoost Drenthe. Vechtstromen is ontstaan door de fusie van de waterschappen Velt en Vecht en Regge en Dinkel. Op het gebied is het waterbeheerplan 2016-2021 van toepassing.

Het waterschap is verantwoordelijk voor een optimaal waterbeheer en voor de instandhouding van het voor Twente karakteristieke bekensysteem. Dat betekent dat ervoor gezorgd wordt dat het oppervlakte- en grondwater kwalitatief en kwantitatief aansluit bij het maatschappelijk gebruik van de grond. Het waterbeheerplan 2016-2021 beschrijft hoe het waterschap de doelstellingen wil realiseren.

Door klimaatverandering komen extreme buien vaker voor, met als gevolg grotere risico's op wateroverlast. Daarmee ligt een opgave om in de toekomst extreme situaties die vaker gaan voorkomen het hoofd te kunnen bieden. Daarom zijn maatregelen niet alleen nodig in het watersysteem en in de ruimtelijke ordening maar wil het waterschap ook werken aan een groter bewustzijn bij inwoners over de risico's op wateroverlast.

Almelose Klimaatadaptiestrategie 2021-2025

De afgelopen jaren wordt steeds meer zichtbaar dat het klimaat verandert. Zomers worden droger en heter, buien worden extremer en de kans op overstromingen neemt toe. Om de gevolgen te beperken moeten we ons aanpassen, dat noemen we adaptatie. Adaptatie is een gezamenlijke opgave voor alle gebiedspartners. Hiervoor is belangrijk ook met elkaar het gesprek aan te gaan wat wel en niet acceptabel is. De gemeente heeft hiervoor het afgelopen jaar verschillende risicodialogen gevoerd met de stad, inwoners en raadsleden over handelingsperspectieven. De resultaten van de dialogen vormen de basis voor de strategie en bijhorende ambities van de gemeente. Hieruit zijn de leidende principes vastgesteld van het samenwerken, meekoppelen, stimuleren, voorkomen en reguleren en als laatst het verdiepen. De volgende uitgangspunten zijn voor nieuwbouw opgesteld:

Wateroverlast

  • Nieuwbouw: voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen en nutsvoorzieningen geldt dat het vloerpeil minimaal 30 cm boven het wegpeil dient te liggen. Voor stedelijke in- en uitbreidingen geldt bovendien dat water binnen het plangebied op doelmatige wijze geborgen moet worden (40 mm (uitbreidingslocaties) of 20 mm (inbreidingslocaties)).
  • Voor nieuwbouw geldt een vloerhoogte van minimaal 100 cm en straatpeil van 80 cm ten opzichte van de GHG (Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand).
  • Voor bestaande bouw geldt een vloerhoogte van minimaal 90 cm en straatpeil van 70 cm ten opzichte van de GHG (Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand). raatpeil van 80 cm ten opzichte van de GHG (Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand).

Hitte

  • Bij nieuwbouwontwikkeling en herinrichting streeft de gemeente naar een zodanige inrichting van het gebied dat er voldoende koelteplekken en schaduw is. Onderzocht wordt of het wenselijk is hier concrete uitgangspunten voor op te stellen. Vanaf 1 januari 2021 moeten de vergunningaanvragen voor alle nieuwbouw, zowel woningbouw als utiliteitsbouw, voldoen aan de eisen voor Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG). Onderdeel hiervan is de TOjuli. Deze grootheid geeft een indicatie van het risico op temperatuuroverschrijding en wordt bepaald aan de hand van de berekende koelbehoefte over de maand juli.

Droogte

  • Nieuwbouw: Een gebied bij een nieuwbouwontwikkeling wordt neerslag bergend en afvoer vertragend ingericht. Zodanig dat bij droogte bomen, groen, (dak)tuinen of andere voorzieningen van water uit het plangebied worden voorzien. Daarom wordt het volgende principe gehanteerd: vasthouden, bergen en afvoeren. Oppervlaktewater wordt zo ingericht dat droogval zoveel als mogelijk voorkomen kan worden en circulatie mogelijk is.

Verbreed gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020

De gemeentelijke doelstellingen op gebied van afvalwater, hemelwater en grondwater staan in het verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan (vGRP) 2016-2020. Met dit vGRP, welke verlengd is t/m 2021, geeft de gemeente Almelo invulling aan een duurzame inzameling en verwerking van afvalwater, hemelwater en overtollig grondwater en een duurzaam beheer van het gemeentelijk rioolstelsel. Riolering draagt namelijk bij aan de Volksgezondheid, de kwaliteit van de leefomgeving en beschermt de bodem, het grond- en oppervlaktewater. De aanleg en het beheer van riolering zorgt dat verontreinigd afvalwater uit de directe leefomgeving wordt verwijderd en voorkomt de directe ongezuiverde lozing van afvalwater op bodem- of oppervlaktewater. Daarnaast zorgt riolering voor de ontwatering van de bebouwde omgeving door naast het afvalwater van huishoudens en bedrijven ook het overtollige regenwater van daken, pleinen, wegen e.d. en het overtollige grondwater apart in te zamelen en af te voeren.

Waterplan Almelo

Het Waterplan is in 2002 vastgesteld en beschrijft de samenhangende visie op het integrale watersysteem en de waterketen in de omgeving. Het plan zet in op het verbeteren van milieukwaliteit, het vergroten van belevingswaarde en het scheiden van waterstromen in waterketen en watersysteem.

6.3 Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied ligt in het stedelijk gebied van Almelo. Op het perceel staat het gebouw van de voormalige Acaciaschool (zie figuur 6.1). Achter de school is een gymzaal aangebouwd. De overige bebouwing op het perceel is gesloopt. Wel staan er nog twee nutsvoorzieningen: één tussen de gymzaal en de naastgelegen supermarkt en één naast het complex aan de Nachtegaalstraat aan de noordkant van het perceel. In het midden van het perceel ligt een verhard parkeerterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00106-BP31_0020.jpg"

Figuur 6.1 Huidige situatie plangebied (bron: Luchtfoto Kadaster Nederland)

Bodem en grondwater

Vanwege de ligging in de bebouwde kom is het plangebied niet gekarteerd. In de omgeving is voornamelijk sprake van zwaklemig fijn zand (figuur 6.2). Ook wat betreft de grondwatertrap is het plangebied niet gekarteerd. De grondwaterstanden zijn opgezocht op https://grondwater.webscada.nl/twentswaternet/. Uit de peilbuis 15.04 op de locatie Acaciaplein 3 blijkt dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand op 9,73 m +NAP ligt. De gemiddelde laagste grondwaterstand ligt op circa 9,00 m +NAP.

Waterkwantiteit

In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen watergangen aanwezig die zijn opgenomen op de legger. Op grotere afstand bevinden zich onder andere de visvijver 'Vijver Goossenmaatspark' en de Almelose Aa (zie figuur 6.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00106-BP31_0021.png"

Figuur 6.2 Uitsnede Legger waterschap Vechtstromen met plangebied rood omlijnd

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied ligt niet in of nabij een waterkering of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

De bestaande gebouwen zijn aangesloten op het gemeentelijk gemengd rioleringsstelsel.

6.4 Toekomstige situatie

Algemeen

In de huidige situatie bestaat het plangebied uit een voormalig schoolgebouw, een parkeerterrein en braakliggende grond. Tot zes jaar geleden was dit gebied echter vrijwel volledig verhard (zie figuur 6.3). De bebouwing aan de noordzijde van het perceel is gesloopt en een deel van de verharding verwijderd. Ook op basis van het vigerende bestemmingsplan kan het perceel grotendeels worden bebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00106-BP31_0022.jpg"

Figuur 6.3 Situatie plangebied juli 2012 (bron: Google Earth)

Bodem en grondwater

Het vloerpeil dient minimaal 1 meter boven de GHG te liggen. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen gevolgen voor bodem. De bodemopbouw verandert niet. Ook de grondwaterstand zal niet veranderen.

Het gaat hier om een inbreidingslocatie waarvoor uit het gemeentelijk beleid een bergingseis geldt van 20 mm voor bestaande verharding. De nieuwe verharding bestaat uit de twee gebouwen (1445 m2) en het parkeerterrein (490 m2). Dit betekent dat er 39 m3 water geborgen dient te kunnen worden op het terrein, dit wordt op/onder het parkeerterrein opgevangen.

Omdat de bodem in het plangebied bestaat uit lemige zandgronden is het gebied matig geschikt voor infiltratie. Grondwateroverlast wordt voorkomen volgens de voorkeursstrategie van de gemeente.


Waterkwaliteit

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling vindt niet plaats binnen of nabij een waterkering en heeft derhalve geen invloed op de veiligheid.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Het afvalwater en hemelwater zullen volledig gescheiden afgevoerd worden.

Klimaatrobuust ontwerpen

Het is belangrijk dat bij toekomstige ontwikkelingen wateroverlast wordt voorkomen. Bij het ontwerp en de inrichting van nieuwe ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de mogelijkheid om in noodgevallen, bijvoorbeeld bij extreme buien, de straat en overige openbare ruimte te benutten als tijdelijke berging. Hiervoor moet de infrastructuur waterbewust en klimaatbestendig worden ingericht. Bij de beoogde ontwikkeling lopen de paden zoveel mogelijk op afschot. Het parkeerterrein zal lager worden weggelegd met de banden omhoog zodat daar als het ware een waterbak ontstaat.

Bij een extreme bui waarbij 70 mm neerslag in 1 uur valt, zal er op het terrein 135 m3 water tot afstroom komen. De noodzakelijke berging is minimaal 39 m3. Dat betekent dat er meer water moet worden afgevoerd of geborgen. Dit overgebleven water zal:

  • gedeeltelijk op het terrein blijven liggen, namelijk op de parkeerplaats. De parkeerplaats heeft meer capaciteit dan benodigd;
  • gedeetelijk langer blijven liggen door de toegepaste hogere troittoirbanden;
  • gedeelteijk infiltreren via de grote tuin die bij de ontwikkeling hoort. De hoeveelheid water die zal infiltreren is niet meetbaar;
  • gedeeltelijk worden afgevoerd middels een ondergrondse afstort op het riool worden;
  • gedeeltelijk bovengronds worden afgevoerd richting de Nachtegaalstraat, gelet op de hoogten van het terrein.

Conclusie

De (her)ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

Hoofdstuk 7 Juridisch bestuurlijke aspecten

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.

7.1 Inleiding

Het bestemmingsplan 'Herontwikkeling Acaciaschool' bestaat uit een verbeelding (plankaart), planregels en deze plantoelichting. De verbeelding en planregels vormen tezamen het juridische deel van het bestemmingsplan. Deze vormen het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van gronden en bebouwing. In de regels worden de mogelijkheden in artikelen vastgelegd. Op de verbeelding worden de bestemmingen, bouw- en gebruiksmogelijkheden aangeduid. Het bestemmingsplan is opgesteld in aansluiting op het vigerende bestemmingsplan 'Rohof - Goossenmaat' en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.

In dit hoofdstuk zal de juridische systematiek van het bestemmingsplan worden toegelicht. Ook wordt een beschrijving per artikel en een toelichting op de algemene bepalingen en de overgangs- en slotbepalingen gegeven.

7.2 Juridische systematiek

Dit bestemmingsplan maakt een appartementengebouw bestaande uit 69 woningen mogelijk aan de rand van het centrumgebied van Almelo. De bouwmogelijkheden zijn afgestemd op het schetsmodel voor het gebouw.

De regels bestaan uit vier hoofdstukken waarop in de volgende paragrafen wordt ingegaan:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.

7.3 Verantwoording van de planregels

Inleidende regels

Begrippen

In het eerste artikel zijn de noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen die worden gebruikt in de regels. het bevat definities om misverstanden te voorkomen.

Wijze van meten

Het tweede artikel regelt hoe er gemeten moet worden.

Bestemmingsregels

Bedrijf - Nutsvoorziening

Deze bestemming is specifiek voor nutsvoorzieningen. Het betreft een aantal locaties in het plangebied. Bebouwing mag enkel opgericht worden binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken.

Tuin - 1

De grond aan de voorzijde van het bestaande schoolgebouw en het beoogde Thomashuis zijn overeenkomstig het geldende bestemmingsplan 'Rohof - Goossenmaat' als 'Tuin' bestemd. De diepte van de tuin is afgestemd op de tuinen van de woningen ten noorden van het plangebied aan de Nachtegaalstraat. Binnen de tuinbestemming mag niet worden gebouwd met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het betreft hier voornamelijk erfafscheidingen.

Maatschappelijk

Het plangebied ter plaatse van de Acaciaschool waar de Herbergier komt, is voorzien van de bestemming 'Maatschappelijk'.

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor een zorgcomplex, met bijbehorende gemeenschappelijke ruimten, uitsluitend ten behoeve van dementerende personen met dien verstande dat het aantal zorgeenheden maximaal 16 mag bedragen; 1 dienstwoning en 1 logeerruimte.

Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de Herbergier mag worden opgericht. De schetsmodellen zijn hiervoor als uitgangspunt genomen. Het bouwvlak rond de Herbergier is strak omlijnd vanwege het bestaande bouwvlak rond het schoolgebouw, richtafstanden tot de naastgelegen supermarkt en de beschermde boom aan de noordzijde van het gebouw

De maximum goot-/bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen omtrent de afstand tot de perceelsgrenzen voor hoofdbebouwing en oppervlakte- en hoogtematen van bijbehorende bouwwerken.

Wonen

Het plangebied van de Acaciaschool waar het Thomashuis komt en de inrichting van het terrein is conform de omliggende woonbebouwing voorzien van de bestemming 'Wonen'.

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor een bijzonder wooncomplex met 9 wooneenheden met bijbehorende gemeenschappelijke ruimten, tuinen en erven, inritten, parkeervoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen voorzieningen, verhardingen, tuinafscheidingen en overige bijbehorende voorzieningen. Dit alles uitsluitend ten behoeve van personen met een licht verstandelijke beperking met dien verstande dat het aantal wooneenheden maximaal 9 mag bedragen met 1 dienstwoning en 1 logeerkamer.

Met de functie aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bijzonder wooncomplex' is tevens een bijzonder wooncomplex toegestaan. Dit is een complex met verblijfseenheden uitsluitend ten behoeve van mensen met een licht verstandelijke beperking die in belangrijke mate zelfstandig kunnen functioneren, met gemeenschappelijke ruimten en dienstwoning

Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen waarbinnen het bijzonder wooncomplex mag worden opgericht. De schetsmodellen zijn hiervoor als uitgangspunt genomen. Het bouwvlak voor het Thomashuis is alleen langs de voorgevel strak begrensd vanwege de geluidbelasting op de voorgevel en stedenbouwkundige uitgangspunten. Aan de andere zijden is het bouwvlak ruim genomen omwille van de gewenste flexibiliteit bij de uitwerking van het bouwplan.

De maximum goot-/bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen omtrent de afstand tot de perceelsgrenzen voor hoofdbebouwing en oppervlakte- en hoogtematen van bijbehorende bouwwerken.

Verkeer

De bestemming Verkeer is bedoeld voor de in het plangebied opgenomen wegen, straten, fiets- en

voetpaden. De gronden zijn mede bestemd voor groen- en speelvoorzieningen, voorzieningen ter

wering van het wegverkeerslawaai, parkeervoorzieningen en straatmeubilair. Behalve

nutsvoorzieningen met een maximale inhoudsmaat van 36 m³ zijn geen gebouwen toegestaan. De

regeling spitst zich vooral toe op bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Waarde - Archeologische verwachting middelhoog

Om verstoring en mogelijk vernietiging van mogelijke aanwezige archeologische waarden te voorkomen is een dubbelbestemming opgenomen. Het zuidelijke gedeelte van het perceel kent een middelhoge verwachtingswaarde. Hier geldt dat in ieder geval een omgevingsvergunning benodigd is wanneer het te bebouwen oppervlak groter is dan 5.000 m2 of dieper steekt dan 50 centimeter.

Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Door middel van dit artikel wordt voorkomen dat grond, die betrokken is geweest bij het toestaan van ene bouwplan, bij de beoordeling van een later bouwplan wederom betrokken is.

Algemene gebruiksregels

Hierin is specifiek vermeld welk gebruik als strijdig wordt gezien.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal regels opgenomen om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Kleine afwijkingen van de in de regels opgenomen, dan wel op de verbeelding aangegeven maten kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt met een binnenplanse omgevingsvergunning.

Overige regels

In dit artikel zijn regels met betrekking tot parkeren opgenomen om te garanderen dat het benodigde aantal parkeerplaatsen wordt gerealiseerd op eigen terrein. Door middel van een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken.

Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

Het overgangsrecht bevat een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het plan, maar dat strijdig is met de regels van dit bestemmingsplan. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. De redactie van het artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan aangehaald kan worden (titel van het bestemmingsplan). De redactie van het artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend plan heeft betrekking op een initiatief van Beter Wonen. De kosten van dit plan komen voor rekening van de initiatiefnemer. Voor zover de gemeente kosten maakt, zullen deze kosten door leges worden gedekt. Verder wordt met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst gesloten. Hiermee komen eventuele planschadeclaims voor rekening van de initiatiefnemer.

Het plan wordt als economisch uitvoerbaar beschouwd.

Hoofdstuk 9 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

9.1 Participatie

Vanwege Covid-19 was het niet mogelijk een fysieke bewonersavond te organiseren. Om die reden is er voor gekozen een nieuwsbrief naar alle omwonenden te sturen om hen te informeren over de plannen met betrekking tot de ontwikkeling van de Herbergier en het Thomashuis. In deze nieuwsbrief is het voorstel opgenomen een klankbordgroep samen te stellen waarmee de plannen zijn besproken.

9.2 Overlegprocedure

Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan de verschillende overlegpartners. De ingekomen reacties zijn verwerkt in het bestemmingsplan.

9.3 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 14 oktober 2021 tot en met 25 november 2021. Gedurende de termijn van terinzagelegging zijn geen zienswijzen ingediend.