Plannaam: Noordflank
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.00044-BP21
Type Plan: bestemmingsplan
Status: ontwerp

Regels

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Noordflank met identificatienummer NL.IMRO.0141.00044-BP21 van de gemeente Almelo.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 de verbeelding:

de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan (onder tek.nr. NL.IMRO.0141.00044-BP21) conform het gestelde in de Regeling Standaarden Ruimtelijke Ordening 2012. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.6 aan huis verbonden beroep of bedrijf:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in de woning en/of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken door de eigenaar wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de omgeving;

 

1.7 ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten

 

het be- of verwerken van agrarische producten die afkomstig zijn van het eigen perceel of het be- of verwerken van agrarische producten die afkomstig zijn uit en kenmerkend zijn voor de eigen regio, waarbij gedacht kan worden aan een imkerij, riet- en vlechtwerk, een boomgaard, klompenmakerij, kaasmakerij, etcetera.

 

1.8 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

 

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel binnen het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.11 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.12 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.13 bedrijfswoning:

een woning, slechts bestemd voor (het gezin) van een persoon die een directe relatie heeft met het op hetzelfde aaneensluitende terrein gevestigde bedrijf.

 

1.14 bestaand:

  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 biomassa:

het biologisch afbreekbaar gedeelte van producten, afvalstoffen, en plantaardige en dierlijk restmateriaal van het agrarisch bedrijf.

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.25 extensieve (dag)recreatie:

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen,
zwemmen en vissen.

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 gebruiken:

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

 

1.28 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming de belangrijkste is.

1.29 horeca:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

1.30 houtwal:

een gaan de natuur overgelaten erfafscheiding die bestaat uit inheemse bomen en-of struiken. 

 

1.31 intensieve veehouderij:

een agrarisch bedrijf of een deel van een agrarisch bedrijf gericht op het houden van dieren (zoals een rundveehouderij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij) waarbij het houden van deze dieren in zijn geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt of een combinatie van deze bedrijfsvormen alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen en met tenminste 250 m2 bedrijfsvloeroppervlak.

1.32 inwoning:

het toevoegen van één extra afzonderlijk huishouden in een woning met het oog op (toekomstige) mantelzorg, waarbij sprake is van een familiaire relaties tussen de twee huishoudens en er geen sprake is van een huurverhouding. Ook is er sprake van een gemeenschappelijk gebruik door de verschillende huishoudens van een of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn.

1.33 maaiveld:

  1. de gemiddelde hoogte van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

  2. de gemiddelde hoogte van het grasland in een open gebied.

1.34 mantelzorg:

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.35 natuurwaarden:

de aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van planten en dieren die zichzelf onder invloed van klimaat, geomorfologie, bodemkundige en waterhuishoudkundige gesteldheid en al dan niet beïnvloed door menselijke aanwezigheid, in stand houden.

 

 

1.36 normaal onderhoud, gebruik en beheer:

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.37 nutsvoorziening:

voorziening voor elektriciteit, gas, water, energie, telecommunicatie, (gescheiden) inzameling van (huishoudelijke) afvalstoffen, opslag en transport van afvalwater, openbare veiligheid, volksgezondheid en een daarmee gelijk te stellen voorziening van algemeen nut.

1.38 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.39 paardenbak:

een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport.

1.40 peil:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  3. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.

1.41 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.42 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.43 uitvoeren:

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

 

1.44 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

 

1.45 woning:

een complex van ruimten, dat door de indeling en inrichting uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één huishouden. Kenmerkend voor een woning is de aanwezigheid van een eigen toegangsdeur/voordeur en alleen door het betreffende huishouden te gebruiken voorzieningen zoals kook- en wasgelegenheid en sanitair;

1.46 zendmast:

een mast met ontvangst- en zendmogelijkheden voor elektromagnetische golven ten behoeve van bijvoorbeeld draadloze telefonie.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.6 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.7 ondergeschikte bouwonderdelen:

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.8 meten:

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Agrarisch´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, niet zijnde intensieve veehouderijen;

  2. ter plaatse van de aanduiding "akkerbouw" uitsluitend een akkerbouwbedrijf;

  3. bedrijfsgebouwen;

  4. bedrijfswoningen;

  5. ter plaatse van de aanduidingen "houtwal" uitsluitend een houtwal;

  6. maximaal 1 paardenbak binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;

  7. extensieve dagrecreatie;

  8. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden;

 

met daaraan onder geschikt

  1. wegen en paden;

  2. openbare nutsvoorzieningen

  3. groenvoorzieningen

  4. water en voorzieningen voor de waterhuishouding

 

met de daarbij behorende

  1. gebouwen ten behoeve van de onder a en b genoemde bedrijven;

  2. bedrijfswoningen ten behoeve van de onder a en b genoemde bedrijven;

  3. terreinverhardingen uitsluitend binnen het bouwvlak;

  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Hoofdgebouwen

Binnen deze bestemming mogen bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen uitsluitend zijn toegestaan binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;

  2. ter plaatse van de aanduiding "akkerbouw" bedraagt het bebouwingspercentage (hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk) niet meer dan 50%;

  3. per bouwvlak 1 bedrijfswoning is toegestaan;

  4. de goothoogte van

  1. bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 7 m;

  2. bedrijfswoningen bedraagt maximaal 6 m;

  1. de bouwhoogte van

  1. bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 11 m;

  2. bedrijfswoningen bedraagt maximaal 10;

  1. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3;

  2. de dakhelling van bedrijfsgebouwen bedraagt minimaal 20°;

 

3.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning bedraagt maximaal 100 m2;

  2. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning +0,25 m;

  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m moet bedragen en maximaal 6 m.

 

3.2.3 Overige bouwwerken

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. sleufsilo's, silo's, windturbines en mestopslagplaatsen uitstuitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak;

  2. de bouwhoogte van silo's en windturbines bedraagt maximaal 15 m;

  3. de bouwhoogte sleufsilo's en mestopslagplaatsen bedraagt maximaal 4 m;

  4. de oppervlakte van een paardenbak, uitsluitend binnen het bouwvlak, bedraagt maximaal 1.000 m2 ;

  5. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van de paardenbak bedraagt maximaal 6 m;

  6. de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 1,5 m, met uitzondering van overige bouwwerken binnen het bouwvlak waarvan de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder e, sub 1 voor het verhogen van de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot 12 m mits:

  1. de noodzaak is aangetoond in het kader van een doelmatige uitoefening van het bedrijf;

  2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.

  1. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde artikel 3.2.1 onder f, met dien verstande dat:

  1. de inhoud van de woning wordt uitgebreid tot maximaal 1.000 m³;

  2. de uitbreiding, bedoel in lid 1, plaatsvind in verband met inwoning;

  3. het inwoongedeelte slechts bestaat uit een woonkamer met keukenblok (geen zelfstandig keukeneenheid), een toilet, een wasruimte (douche) en maximaal 1 slaapkamer;

  4. het inwoongedeelte maximaal 40% van het totale woonvloeroppervlakte bedraagt;

  5. alle vertrekken in de woning onderling inpandig bereikbaar zijn, zowel op de begane grond als de verdiepingen;

  6. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

 

  1. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1, onder eventueel in combinatie met artikel 3.2.1 onder e voor het gebruik van een woning dan wel de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken voor inwoning, uitsluitend ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  1. inwoning is toegestaan in maximaal één woning per bouwvlak;

  2. de inhoud van de woning mag worden uitgebreid tot maximaal 1.000 m³;

  3. het vloeroppervlak van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² mag bedragen;

  4. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

  1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming;

  2. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. de aantasting of het teniet doen van de houtwal ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van agrarisch- houtwal"

  2. het opslaan van onklare voertuigen of onderdelen daarvan en het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;

  3. het opslaan of opgeslagen houden van materialen voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;

  4. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen;

  5. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van zelfstandige bewoning;

  6. bewoning van een woning door meer dan één huishouden;

  7. het splitsen van een woning in meerdere woningen;

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1, onder e voor het gedeeltelijk onderbreken/opheffen van de bestaande houtwal mits:

  1. de noodzaak in het kader van een doelmatige uitoefening van het bedrijf is aangetoond;

  2. compensatie van de houtwal plaatsvindt binnen het bouwvlak;

  3. hiertoe een erfinrichtingsplan wordt ingediend;

  4. de aanleg en instandhouding van de compensatie middels omgevingsvergunning gegarandeerd wordt;

  1. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4, onder a voor het toestaan van een biomassavergistingsinstallatie, bij het agrarisch bedrijf, voor de verwerking van eigen biomassa, mits:

  1. de vergistingsinstallatie landschappelijk wordt ingepast;

  2. gebouwen ten behoeve van de vergistingsinstallatie binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies
    en waarden;

  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

 

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 3.1 bedoelde gronden uit te voeren:

  1. op alle gronden:

  1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen, groter dan 100 m2 en voor zover buiten het bouwvlak gelegen;

  2. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur

  1. op gronden ter plaatse van de aanduiding "houtwal": het verwijderen van diepgewortelde beplanting en het vellen en rooien van houtopstanden.

 

3.6.2 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de houtwal en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

 

3.6.3 Uitzondering op het verbod

Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:

  1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of worden uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;

  3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen het bouwvlak.

 

 

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf-Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten

behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;

 

met de daarbij behorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken, overige bouwwerken, verhardingen

en groenvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van gebouwen

ten behoeve van nutsvoorzieningen, die voldoen aan de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;

  2. de inhoud bedraagt maximaal 36 m3.

 

4.2.2 Overige bouwwerken

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding,

  2. beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt maximaal 10 meter;

  3. de bouwhoogte van de overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

 

 

Artikel 5 Bos

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Bos´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bos en bebossing;

  2. de bescherming van natuurwaarden;

 

met bijbehorende overige bouwwerken en met inachtneming van de keur van het waterschap.

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd

 

5.2.2 Overige bouwwerken

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2 m:

 

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 4.1 bedoelde gronden uit te voeren:

  1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  2. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  3. het verwijderen van diepwortelende beplantingen en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

 

5.3.2 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bos en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

 

5.3.3 Uitzonderingen op het verbod

Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:

  1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

Artikel 6 Verkeer

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op
    de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

  2. straatmeubilair zoals lichtmasten en verkeerslichtinstallaties, alsmede abri's, reclame- en informatieobjecten, kunstwerken, vlaggenmasten en dergelijke;

  3. groenvoorzieningen;

  4. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

 

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen en overige bijbehorende voorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van nutsvoorzieningen is die voldoen aan de volgende bepalingen:

  1. bouwhoogte maximaal 3 m;

  2. inhoud maximaal 36 m3.

 

6.2.2 Overige bouwwerken

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van kunstobjecten, bruggen en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt maximaal 10 meter;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;

  3. de bouwhoogte van reclamemasten, speelinstallaties en ballenvangers bedraagt maximaal 6 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.

 

Artikel 7 Water

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

  2. recreatief medegebruik;

 

met bijbehorende overige bouwwerken waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

 

7.2.2 Overige bouwwerken

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van bruggen en viaducten bedraagt maximaal 8 m;

  2. de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 3 m.

 

 

 

Artikel 8 Wonen

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden woningen;

  2. agrarisch medegebruik ten behoeve van het be- en verwerken van agrarische producten, alsmede de kleinschalige verkoop van deze producten ter plaatse van de aanduiding “ambachtelijke be- en verwerking agrarische producten”;

  3. uitsluitend een houtwal ter plaatse van de aanduiding "houtwal";

  4. aan huis verbonden beroepen of bedrijven met dien verstande dat de oppervlakte ten behoeve van deze functie maximaal 25% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 50 m2;

  5. maximaal één paardenbak binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;

 

met de daarbij behorende:

  1. bijbehorende bouwwerken;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. tuinen en erven;

  4. erfverhardingen;

  5. opritten en parkeervoorzieningen;

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. de gebruiksoppervlakte van woningen, als bedoeld in NEN 2580, moet minimaal 75m² bedragen;

b. binnen een bestemmingsvlak is maximaal één hoofdgebouw toegestaan;

c. de inhoud bedraagt maximaal 750 m3 of niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer dan 750 m3 bedraagt;

d. de goothoogte bedraagt maximaal 6 meter;

e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 meter;

 

8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning +0,25 meter;

  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal de bouwhoogte van de woning - 2 meter, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 meter moet bedragen en maximaal 6 meter;

  3. bijbehorende bouwwerken worden minstens 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd, dan wel minstens de afstand van de bestaande bijbehorende bouwwerken tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw indien deze minder bedraagt;

  4. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien die meer dan 100 m2 bedraagt;

  5. indien de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken meer dan 100 m2 bedraagt mag bij vervangende nieuwbouw de maximale oppervlakte niet meer dan het bestaande oppervlakte bedragen tot een maximum bebouwd oppervlakte van 250 m2;

  6. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot het hoofdgebouw bedraagt maximaal 25 meter.

  7. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mogen worden gehandhaafd, mits gebouwd met vergunning of in overeenstemming met het hiervoor geldende bestemmingsplan.

 

8.2.3 Overige bouwwerken

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1 meter;

  2. de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 2 meter;

  3. de oppervlakte van een paardenbak bedraagt maximaal 1.000 m2;

 

8.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde artikel 8.2.1 onder c, met dien verstande dat:

  1. de inhoud van de woning wordt uitgebreid tot maximaal 1.000 m³;

  2. de uitbreiding, bedoeld in lid 1, plaats vindt in verband met inwoning;

  3. het inwoongedeelte slechts bestaat uit een woonkamer met keukenblok (geen zelfstandig keukeneenheid), een toilet, een wasruimte (douche) en maximaal 1 slaapkamer;

  4. het inwoongedeelte maximaal 40% van het totale woonvloeroppervlakte bedraagt;

  5. alle vertrekken in de woning onderling inpandig bereikbaar zijn, zowel op de begane grond als de verdiepingen;

  6. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

 

8.4 Specifieke gebruiksregels

  1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

  2. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan;

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van zelfstandige bewoning;

  2. bewoning van een woning door meer dan één huishouden;

  3. het splitsen van een woning in meerdere woningen;

  4. de aantasting of het teniet doen van de houtwal ter plaatse van de aanduidingen "houtwal"

  1. Ter plaatse van de aanduiding “ambachtelijke be- en verwerking agrarische producten” is agrarisch medegebruik, bedoeld in 8.1 onder b, toegestaan tot een maximale oppervlakte kleiner dan de oppervlakte van het perceel dat ten behoeve van de woonfunctie in gebruik is en met een maximum oppervlak van 25 m2 dat ten behoeve van de kleinschalige verkoop van de ter plaatse gekweekte of vervaardigde producten in gebruik mag zijn.

 

 

Artikel 9 Leiding - Gas

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van (ondergrondse) gasleidingen met de daarbij behorende overige bouwwerken.

 

9.2 Voorrangsbepaling

Waar een enkelbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van deze dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de enkelbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

 

9.3 Bouwregels

 

9.3.1 Gebouwen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemming) mogen geen gebouwen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;

  2. de inhoud bedraagt maximaal 36 m3.

 

9.3.2 Overige bouwwerken

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.

 

9.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.3.1 ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leidingen en de veiligheid daarvan en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

 

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

9.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 9.1 bedoelde gronden uit te voeren:

  1. het aanbrengen en rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;

  2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding en ophoging;

  3. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) ander dan normaal spit- en ploegwerk;

  4. diepploegen;

  5. het aanbrengen van gesloten verhardingen;

  6. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;

  7. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;

  8. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

  9. het indrijven van voorwerpen in de bodem.

 

9.5.2 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

 

9.5.3 Advies

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

 

9.5.4 Uitzonderingen op het verbod

Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:

  1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. de aanleg, instandhouding en bescherming van een bovengrondse hoogspanningsverbinding (110 kV) ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding';

  2. het beheer en onderhoud van de verbinding;

  3. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met de daarbijbehorende overige bouwwerken.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Gebouwen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen geen gebouwen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;

  2. de inhoud bedraagt maximaal 36 m3.

 

10.2.2 Overige bouwwerken

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van hoogspanningsmasten bedraagt maximaal 30 meter;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter.

 

10.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde:

  1. in artikel 10.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder en de lokale brandweer;

  2. in artikel 10.2.2 onder a voor het bouwen van hoogspanningsmasten met een maximale bouwhoogte van 40 meter, mits advies verkregen van het ministerie van defensie.

 

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

10.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 10.1 bedoelde gronden uit te voeren:

  1. het aanbrengen en/of rooien van opgaande beplanting en bomen;

  2. het wijzigen van maaiveld- of weghoogte door ontgrondingswerkzaamheden, ophoging of andere graafwerkzaamheden;

  3. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen; het opslaan van goederen, (brandbare)stoffen en/of materialen;

  4. het aanbrengen en/of slopen van bovengrondse opstallen, constructies, straatmeubilair, installaties of apparatuur anders dan ten dienste van de in lid 3.1 en/of 4.1 omschreven bestemmingen;

  5. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;

  6. het aanleggen van zonneparken.

 

10.4.2 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen

 

10.4.3 Advies

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet verleend dan nadat een positief schriftelijk advies is verkregen van de leidingbeheerder.

 

10.4.4 Uitzondering op het verbod

Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:

  1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 12 Algemene bouwregels

 

12.1 Bestaande maatvoering

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige op de kaart aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

12.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, afmetingen, en (technische) voorzieningen van de, krachtens dit plan toegestane, bebouwing, ten behoeve van:

  1. een goede landschappelijke inpassing;

  2. een goede woonsituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;

  5. de sociale veiligheid;

  6. een goede milieusituatie;

  7. de bescherming van de groenstructuur;

  8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

  1. Het is verboden:

  1. opstallen - of delen ervan- en gronden te gebruiken op een wijze op tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming;

  2. Onder strijd gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan en het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

  2. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen op de onbebouwde gronden

  3. gronden en opstallen te gebruiken ten behoeve van detailhandel, horeca, prostitutie en/of sexinrichting;

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

 

14.1 Afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten en afstandseisen;

  2. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 meter, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;

  3. de regels en toestaan dat de bouwhoogte ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 meter, met dien verstande dat wanneer hoger wordt gebouwd dan 30 m advies moet worden verkregen van het ministerie van defensie;

  4. van de regels en de bouw toestaan van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 4 meter ten dienste van het openbaar nut, zoals schakelhuisjes, wachthuisjes, transformatorhuisjes, telefooncellen, alsmede andere bouwwerken, zoals muurtjes, standbeelden en lichtmasten; gasdrukmeetstations en verkooppunten voor motorbrandstoffen uitgezonderd.

 

14.2 Afwegingskader

Een afwijking als bedoeld in artikel 14.1 kan slechts worden verleend, mits:

  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

 

Artikel 15 Algemene procedureregels

Bij het stellen van nadere eisen die onderdeel uitmaken van de regels van dit bestemmingsplan worden de navolgende procedureregels in acht genomen:

  1. het ontwerp-besluit ligt gedurende twee weken ter inzage;

  2. burgemeester en wethouders geven tevoren kennis van de terinzagelegging in een of meer dag of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;

  3. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het schriftelijk kenbaar maken van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit, gedurende de hiervoor onder a. genoemde termijn;

  4. indien tegen het ontwerp-besluit zienswijzen zijn kenbaar gemaakt, wordt het besluit met redenen omkleed;

  5. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijze hebben kenbaar gemaakt de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 16 Overige regels

 

16.1 Parkeren

  1. Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, dient, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;

  2. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

 

16.2 Laden en lossen

Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk voldoende wordt voorzien in die behoefte.

 

16.3 Afwijkingsregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.1 en 16.2:

  1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of;

  2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

  1. De vergunning als bedoeld in lid a. kan slechts verleend worden, indien:

  1. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast; en

  2. de parkeersituatie in de openbare ruimte niet onevenredig wordt aangetast.

 

16.4 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken met een parkeerbehoefte dan wel een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen zonder dat hierin in voldoende mate is voorzien overeenkomstig het gestelde onder artikel 16.1 en 16.2.

 

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 17 Overgangsrecht

 

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

17.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 17.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1 met maximaal 10%.

17.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 17.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 17.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied correctieve herziening NL.IMRO.0141.00015.BP12 van de gemeente Almelo.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

 

 

De griffier, De voorzitter,

 

 

……………… ………………