Plannaam: Binnenstad_Haven-Zuid eo
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.00031-BP31
Type Plan: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: vastgesteld

Toelichting

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleiding

Hoofdstuk 2 De huidige situatie

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

Hoofdstuk 6 Planuitgangspunten

Hoofdstuk 7 Juridisch bestuurlijke aspecten

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Hoofdstuk 9 Vooroverleg, Inspraak en Zienswijze

 

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

1.1 Aanleiding

De binnenstad van Almelo staat voor ingrijpende veranderingen. Er ligt een opgave om de binnenstad te ontwikkelen tot een sterke ruimtelijke en functionele structuur, waarbij het verbeteren van het winkelaanbod belangrijk is. De binnenstad moet een ontmoetingsplek worden en de regiofunctie terug krijgen. Gedurende een lange reeks van jaren is ingezet om tot herontwikkeling van de binnenstad van Almelo te komen. Met vastgoedeigenaar Urban Interest en woningcorporatie Beter Wonen is overeenstemming bereikt om de 1e fase van het binnenstadsplan te realiseren, dit betreft zowel de woonopgave als de commerciële invulling.

 

Op hoofdlijnen zijn afspraken gemaakt over het volgende:

  1. De bouw van 30 sociale huurappartementen in de Galerij (ter vervanging van leegstaande kantoorruimten boven de voormalige V&D).

  2. Het naar voren brengen en vernieuwen van de gevel van de Galerij (ter plaatse van HoutBrox aan het Waagplein).

  3. De realisatie van de Waagstraat, de hiervoor vereiste sloop van Waagplein 1 (Mc Donalds) en de realisatie van kunst in de openbare ruimte.

  4. De bouw van 42 nieuwe huurappartementen in het sociale segment (Haven Zuid).

  5. Renovatie en gedeeltelijke sloop van het bewoonde deel van de Kloosterhofflat. De bestaande 63 appartementen worden teruggebracht naar 30 geheel vernieuwde (sociale) huurappartementen en algemene ruimtes op de 1e verdieping welke een maatschappelijke (niet-commerciële) functie (dienstverlening) en/of een woningbouwfunctie (maximaal 5 sociale huurwoningen) zullen verkrijgen. In totaal is dus de realisatie van 35 woningen mogelijk. Daarnaast is er eventueel sprake van de bouw van een serre op de begane grond met dezelfde functies behalve een zelfstandige woonfunctie.

  6. De aanleg van een semi- openbare stadstuin aan de Wierdensestraat.

  7. Het renoveren en her-ontwikkelen van winkels in de Havenpassage.

  8. Het her-ontwikkelen van de voormalige Scheer & Foppen locatie.

  9. De aanleg van de Rosa Luxemburgstraat, de havenkom en het Marktplein.

  10. De omvorming van de parkeerkelder tot stallingsgarage, waarbij parkeerplaatsen door de gemeente worden verkocht aan Beter Wonen.

  11. Het renoveren van het parkeerdek van de Havenpassage en de realisatie van nieuwe parkeervoorzieningen boven de winkels.

 

Bovendien vinden er, buiten de afspraken met Urban Interest en Beter Wonen om, ingrepen in de openbare ruimte plaats waarbij het doortrekken van het water en de aanleg van een havenkom de twee belangrijkste punten zijn.

 

Punt 1 wordt niet in dit bestemmingsplan geregeld. Die ontwikkeling past binnen de kaders van het huidige bestemmingsplan. Voor de ontwikkeling onder punt 2 is een omgevingsvergunning met planafwijking aangevraagd. Die afwijking wordt in dit bestemmingsplan ingepast.

 

Omdat niet alle afspraken passen binnen de vigerende bestemmingsplannen is het noodzakelijk dat het bestemmingsplan wordt herzien.

 

In voorliggend bestemmingsplan zal worden aangetoond dat de ontwikkelingen in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening.

 

1.2 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Binnenstad_Haven-Zuid eo" bestaat uit de volgende stukken:

  1. regels;

  2. verbeelding;

  3. bijlagen bij de toelichting.

 

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven. In de regels zijn voorschriften opgenomen die noodzakelijk worden geacht voor een juiste ontwikkeling en beheer van het plangebied. De toelichting vergezelt het plan. Hierin zijn de aan het plan ten grondslag liggende uitgangspunten en onderzoeken weergegeven.

 

Daarnaast maken de volgende separate bijlagen onderdeel uit van de toelichting:

 

1.3 Ligging van het plangebied

Het plangebied is gelegen in het Almelose stadscentrum. Aan de noordzijde vormen de Rosa Luxemburgstraat en het Marktplein de grens. In het oosten vormen het Marktplein, de Galerij en het Centrumplein de grens. De zuidgrens wordt gevormd door het Centrumplein en de Wierdensestraat. Aan de westzijde wordt de grens gevormd door het Kloosterhofpad, de Klara Zetkinstraat en ten slotte de Haven Noordzijde/Het Baken.

 

 [image]

Afbeelding 1: Ligging plangebied

 

1.4 Huidige planologische situatie

Het gebied is (grotendeels) gelegen in het bestemmingsplan "Centrum", zoals vastgesteld door de raad op 17 september 2013. Een klein deel, ter hoogte van het busstation aan de Wierdensestraat, is gelegen in het bestemmingsplan "Centrum Zuid", zoals vastgesteld door de raad op 11 juni 2013. Dat deel heeft een verkeersbestemming alsmede de dubbelbestemmingen archeologie en waterleiding.

[image]Afbeelding 2 uitsnede bestemmingsplan Centrum (de zwarte lijnen geven het plangebied weer)

 

De belangrijke bestemming in het bestemmingsplan Centrum is "Centrum". Binnen deze bestemming is detailhandel, dienstverlening, diverse vormen van horeca en wonen toegestaan.

 

De voorgenomen ontwikkelingen zijn op meerder punten in strijd met deze bestemmingsplannen. Binnen het huidige planologische regime zijn de voorgestelde ontwikkelingen dus niet mogelijk.

 

1.5 Leeswijzer

De plantoelichting geeft een toelichting op het bestemmingsplan, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan. De plantoelichting bevat achtereenvolgens de volgende hoofdstukken:

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

Hoofdstuk 2 De huidige situatie

 

Hoofdstuk 3 Beleidskader

 

Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten

 

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

 

Hoofdstuk 6 Planuitgangspunten

 

Hoofdstuk 7 Juridisch bestuurlijke aspecten

 

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

 

Hoofdstuk 9 Vooroverleg, inspraak en zienswijzen

 

In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de onderdelen waaruit dit bestemmingsplan bestaat, de ligging en begrenzing van het plangebied en de huidige bestemmingsplannen die nu gelden. Hieruit blijkt het kader waarbinnen dit bestemmingsplan is opgesteld.

In het tweede hoofdstuk wordt de huidige situatie van het gebied beschreven. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het relevante beleid. In hoofdstuk 4 wordt de milieusituatie, inclusief het aspect fysieke veiligheid als ook flora en fauna en archeologie en cultuurhistorie, besproken. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In hoofdstuk 6 worden de (algemene) uitgangspunten voor het bestemmingsplan beschreven. In hoofdstuk 7 staat hoe deze uitgangspunten zijn vertaald in de juridisch bindende plantekst en verbeelding. In hoofdstuk 8 staat de financiële verantwoording van het plan en hoofdstuk 9 geeft de wijze van en resultaten omtrent het vooroverleg en de inspraak.

Hoofdstuk 2 De huidige situatie

 

2.1 Historische ontwikkeling

Almelo ontstond in de Middeleeuwen als een een kleine krans van eenvoudige houten woningen van boeren en ambachtslieden rondom de burcht van de heren van Almelo, welke al spoedig zou uitgroeien tot het dorp Almelo. In 1420 werden door de heer van Almelo een aantal reeds eerder aan de inwoners van Almelo verleende rechten in de zogenaamde ‘stadsbrief’ vastgelegd. Hiermee was de basis gelegd voor de verdere ontwikkeling van het stadje.

Op de kaart van de cartograaf Jacobus van Deventer uit 1570 zien we dat Almelo op dat moment bestond uit een enkele hoofdstraat met bebouwing.

Aan de noord- en zuidzijde van de hoofdstraat bevond zich een stadspoort. De gesloten bebouwing bleef tot de zeventiende eeuw samengeperst tussen de omringende grachten met ten oosten de burcht van de heren van Almelo en aan de westzijde het St. Catharinaklooster dat in 1407 werd gesticht.

Het centrum van het stadje werd gevormd door de Koornmarkt met het daaraan gelegen stadhuis dat in 1691 was gebouwd en twee watermolens. Gedurende de twee volgende eeuwen zou de bebouwing van het stadje Almelo slechts in geringe mate toenemen met een aantal kleine woonbuurtjes zoals het Schokland, Bartelshoek en de Doelen. Kenmerkend voor de woningbouw langs de Grotestraat was de toepassing van houten topgevels. Slechts enkele grotere herenhuizen en het kerkgebouw van de doopsgezinde gemeente bleven tot het einde van de achttiende eeuw uitzonderingen. Begin twintigste eeuw waren de houten topgevels op een enkele uitzondering na, allemaal verdwenen. In het zuidelijke deel van de Grotestraat stonden aan de oostzijde een aantal stadsboerderijtjes. Hiervan is dit bij het pand Grotestraat 114 aan de achterzijde nog duidelijk waarneembaar.

 

Vanaf de zeventiende eeuw werd Almelo een centrum van de linnenindustrie. De ligging van de stad aan het riviertje de Aa maakte een scheepvaartverbinding via de Regge en de Vecht naar Zwolle mogelijk. Hierdoor was Almelo een verdeelplaats van koopmansgoederen. De basis voor de linnenindustrie werd gelegd door linnenreders, later fabrikeurs genoemd. Deze reders kochten het linnen doek bij de boeren en verkochten het vervolgens in de handelssteden. Voor de boeren ging deze huisnijverheid een steeds belangrijkere bron van inkomsten vormen, waardoor ze in toenemende mate voor de markt gingen weven. Steeds meer spinners en wevers verloren in de loop van de tijd hun directe verbinding met de landbouw. Zij vestigden zich in o.a. Almelo als professioneel spinner of wever. Bekend is dat op het Schokland een rijtje van zeven woningen stond die werden bewoond door wevers die voor de fabrikant Cardinaal werkten. Deze woninkjes bezaten aan de achterzijde een uitbouw waarin zich weefkamertjes bevonden. Cardinaal bouwde ook acht woningen ten westen van de Brugstraat. Het waren de eerste arbeiderswoningen in Almelo zonder bedsteden. Dit rijtje woningen kreeg al snel de bijnaam "Acht Zaligheden". Het is gelegen in het in het Westerdok tussen Henri Dunantstraat en Westerdokstraat.

 

De tijden veranderden in de negentiende eeuw in een hoog tempo door de ingebruikname van door stoom gedreven machines. De stoommachine was de eerste stap op weg naar het moderniseren van de huisindustrie die niet meer in staat bleek te voldoen aan de gestegen vraag naar garens. Hierdoor ontstonden nieuwe productiemogelijkheden en technieken. Het aanzien van het kleine plattelandsstadje veranderde ingrijpend.

In 1834 kwam de straatweg naar Wierden gereed. Het Overijssels kanaal werd in 1855 in gebruik genomen en in 1865 reed ook de eerste trein Almelo binnen. Hierdoor werd het mogelijk om per spoor en per boot grondstoffen voor de textielfabrieken aan te voeren. De historische handelsroutes die door en langs de stad liepen verloren hierdoor hun functie. Diverse grote textielfabrieken vestigden zich aan de westzijde van het kanaal.

Van het kleine provinciestadje dat zich eeuwenlang koesterde in de ‘schaduw’ van het kasteel veranderde Almelo in een stad waar vele rokende fabriekspijpen het straatbeeld bepaalden en stoomfluiten het begin en einde van de werktijden aankondigden.

  

In de negentiende eeuw ontwikkelde Almelo zich ook tot een bestuurlijk centrum door de vestiging van een Arrondissementsrechtbank. Tot aan de Franse tijd was de rechtspraak in handen van de heren van Almelo. In 1795 werd hen dit recht ontnomen en kwam dit in handen van het burgerlijk bestuur. Het stadhuis aan de Koornmarkt was tevens de zetel van het Stadsgerigt en later van de vrederechter. In 1838 trad de wet op de samenstelling der rechterlijke macht in werking waarbij de Almelose Rechtbank van den Eersten Aanleg vervangen werd door de Arrondissementsrechtbank. De vrederechter maakte plaats voor de kantonrechter. In 1846 werd aan de Wierdensestraat een nieuw onderkomen voor Kanton- en Arrondissementsrechtbank in gebruik genomen.

Vele villa’s en herenhuizen aan de Wierdensestraat getuigen nog heden van de vooraanstaande positie die Almelo vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw in de regio ging innemen.

 

De economische bloei die de stad beleefde aan het eind van de negentiende eeuw zorgde er ook voor dat het karakter van de Grotestraat sterk veranderde. Al eerder in die eeuw waren een aantal oude woningen vervangen door statige herenhuizen. Maar in de periode die nu volgde werden in steeds meer panden winkels, kantoren en bedrijfjes gevestigd. De straat werd in de volgende decennia een volwaardige winkelstraat. Begin jaren zeventig van de vorige eeuw werd de straat ingericht als voetgangersgebied met de naam ‘City-promenade’.

De meeste herenhuizen uit de negentiende eeuw zijn inmiddels zo sterk als winkelpand verbouwd, dat alleen op de bovenverdieping nog iets van de oorspronkelijke kwaliteit van het pand valt waar te nemen.

 

In 1945 werd door het gemeentebestuur Auke Komter aangetrokken om een nieuw plan voor het Almelose centrum te ontwerpen, het zogenaamde ‘Wederopbouwplan’. Dit resulteerde eind jaren vijftig in een plan om een brede oost-west traverse door de binnenstad aan te leggen, waardoor de Wierdensestraat aansluiting zou krijgen met de aan de oostzijde van de stad aan te leggen Van Rechteren Limpurgsingel. Ter weerszijden van de oost-west traverse werden grote warenhuizen gebouwd.

In 1990 werd de oost-west traverse afgesloten en kwam er een overdekte passage voor in de plaats.

 

In de tweede helft van de vorige eeuw zette haast onmerkbaar de teloorgang van de Nederlandse textielindustrie in. De een na de andere fabriek moest de poorten sluiten. Dat lot onderging ook de fabriek van Van Heek Scholco aan de Haven ZZ, die was ontstaan uit de Katoenmaatschappij v/h Gebr. Scholten & Cie N.V. De fabriek in Almelo werd gesloten, de fabrieksgebouwen ontmanteld en uiteindelijk in 1989 gesloopt. Alleen de fabriekspijp en de portiersloge mochten blijven staan in een daarna aangelegde stadsvijver als herinnering aan een belangrijk stuk Almelose textielhistorie.

 

Nog fier overeind staat het gebouw van de voormalige Stoomspinnerij Twenthe. De fabriek werd gebouwd in 1915 en is een ontwerp van de Enschedese architect Arend G. Beltman, die zich hierbij liet inspireren door de in Engeland gangbare fabrieksbouw. Ook de Stoomspinnerij Twenthe ontkwam niet aan de gevolgen van de herstructurering van de Twentse textielindustrie. In 1978 werden de spinnerij-activiteiten overgenomen door de Spinnerij Nederland. Het grote fabrieksgebouw kwam leeg te staan. In de jaren 1983 tot 1987 onderging het gebouw een grote verbouwing. De eerste periode hierna werd de voormalige fabriek een bedrijfsverzamelgebouw. Later werd er een onderdeel van het ROC Twente in gehuisvest. Na een ingrijpende verbouwing in de jaren 2011 en 2012 kreeg het gebouw wederom een nieuwe functie.

Het imposante gebouw met zijn watertoren blijft voor iedereen die vanaf het station de stad bezoekt ook tegenwoordig nog een herkenbaar monument van Almelo’s rijke textielgeschiedenis.

 

Ter plaatse van het huidige gerechtsgebouw en het omliggende terrein stond vroeger het fabriekscomplex Java van de Koninklijke Nijverdal Ten Cate. De activiteiten werden in de loop der jaren overgeplaatst naar andere bedrijfsonderdelen in Almelo en Nijverdal. Van de weverij Java bleef na de sloop in 1993 slechts het naar ontwerp van H.A. Witzand in 1911 gebouwde hoektorentje met Art Nouveau elementen behouden. Het torentje was een geschenk van het personeel ter gelegenheid van vijftig jaar mechanisch weven.

 

Ten noorden van het fabriekscomplex van de Kon. Nijverdal ten Cate stonden tussen kanaal en stationsemplacement de grote gebouwen van de ABTB. Hier konden schepen aanleggen om hun vracht te lossen bij een van de grote silo’s.

 

Het historische woonbuurtje ‘Schokland’ werd reeds ca. 1920 gesaneerd. De oude wevershuisjes maakten plaats voor nieuwe woningen en een kerkgebouw aan de Schuttenstraat. Over de Almelose Aa kwamen een aantal gemetselde bruggen in de stijl van de Amsterdamse School. Langs het water muurtjes met kolommen waartussen ijzeren hekwerk. Een restant hiervan is nog aanwezig aan het begin van de Tuinstraat. De sanering was mede een gevolg van een plan van de architect Karel de Bazel om hier over de Almelose Aa een nieuw stadhuis te bouwen dat met de voorzijde was georiënteerd naar het Marktplein. Door zijn overlijden in 1923 is dit plan niet doorgegaan. In plaats van een stadhuis werd later een hotel gebouwd, het huidige proeflokaal België.

2.2 Verkeersstructuur

 

Ontsluitingsstructuur en verkeersregime

In de binnenstad komen veel verkeersstromen bij elkaar. Naast het faciliteren van de bereikbaarheid van de binnenstad wordt in dit gebied ook het parkeren van de auto’s en fietsen afgewikkeld.

De binnenstad kent een aantal gebiedsontsluitingswegen (50 km/u). De belangrijkste zijn de centrumring (Stationsplein – E. Gorterstraat – Brugstraat), De Grenzen, de Boddenstraat, het Baken en Haven-NZ. Daarnaast is een groot deel van de binnenstad aangewezen als verblijfsgebied (30 kilometerzone of woonerf).

 

Autoparkeren

In de binnenstad ligt een aantal belangrijke parkeerlocaties. Dit betreft de parkeergarage Stadsbaken, parkeergarage Stadhuis, parkeerdek/-kelder Havenpromenade, de P+R-garage bij het station, parkeergarage Hagenborgh en een aantal maaiveldparkeerterreinen. Deze parkeergelegenheden zijn vanaf het hoofdwegennet goed bereikbaar.

 

Fiets

De binnenstad en het NS-station zijn twee zeer belangrijke bestemmingen voor het fietsverkeer.

Een groot deel van de zogenaamde “dragers” in het stedelijke fietsnetwerk start/eindigt bij deze bestemmingen. Deze dragers zijn in het algemeen herkenbaar door een rood wegdek en specifieke bewegwijzering. Vanuit de wijken lopen er directe fietsverbindingen naar de binnenstad toe.

Op een groot aantal locaties in de binnenstad zijn fietsenstallingen aanwezig. Doordat het kernwinkelgebied voor een groot deel voetgangersgebied is, is er gekozen voor bundeling van fietsstallingen. Fietsenstallingen zijn aanwezig op de plekken waar de fietser geacht wordt af te stappen (bij het begin van het voetgangersgebied).

 

Voetganger

Het kernwinkelgebied is grotendeels voetgangersgebied. Het is buiten winkeluren toegestaan om hier te fietsen.

 

Bevoorrading

Voor het kernwinkelgebied geldt dat het toegestaan is om met vrachtwagens het voetgangersgebied te bevoorraden van 6 uur tot 11 uur in de ochtend.

 

Openbaar Vervoer

Aan de rand van de binnenstad ligt het NS-station met bijbehorend busstation. In het plangebied ligt het centrumbusstation aan de Wierdensestraat. Dit zijn de twee belangrijkste openbaar vervoerknooppunten van Almelo. Alle streek- en stadsdienstlijnen halteren op beide busstations.

 

2.3 Beschrijving gebied

Het gebied is gelegen in het centrum van Almelo en maakt deel uit van het kernwinkelgebied. In het plangebied komen verschillende gebruiksfuncties voor, waaronder woningen, winkels en diverse dienstverlenende bedrijven, verdeeld over diverse bouwlagen. Centraal binnen het gebied zijn enkele parkeervoorzieningen aanwezig. Onderstaand is een foto-impressie van het plangebied en de directe omgeving weergegeven.

 [image][image]

 [image][image]

 [image][image]

 [image][image][image][image]

Hoofdstuk 3 Beleidskader

 

3.1 Rijksbeleid

 

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

 

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

 

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

 

De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan.

Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

 

Het initiatief raakt geen rijksbelangen. Derhalve wordt geconcludeerd dat voldaan wordt aan de uitgangspunten zoals verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

 

3.2 Ladder van duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van de nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

De 'stappen van de ladder' worden is artikel 3.1.6 lid 2 Bro als volgt omschreven:

 

 [image]

Afbeelding 3: Schematische weergave ladder voor duurzame verstedelijking

 

Gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro (nota van toelichting, blz. 34 en 49; Stb. 2012, 388) is met dit artikellid beoogd dat het mogelijk maken van een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt afgewogen aan de hand van de in het artikellid opgenomen stappen en dat hierover een motivering wordt opgenomen in de plantoelichting.

 

In onderhavig geval is er sprake van een herontwikkelingslocatie.

 

Wonen

De Kloosterhofflat is min of meer in twee delen te verdelen. Het deel dat boven de Havenpassage is gesitueerd, de oostvleugel, wordt gesloopt. In dit deel, dat al geruime tijd leeg staat, waren 25 appartementen gesitueerd. Het andere deel van de Kloosterhofflat wordt gerenoveerd en gedeeltelijk gesloopt (één stramien). De bestaande 63 appartementen worden vervangen door 35 geheel vernieuwde (sociale) huurappartementen en algemene ruimtes. Waarbij in het bouwontwerp de mogelijkheid aanwezig is dat op de begane grond (waar 5 woningen gesitueerd zijn) maatschappelijke functies gerealiseerd kunnen worden.

In het nieuw te bouwen deel, Haven Zuid, worden 42 nieuwe huurappartementen in het sociale segment gerealiseerd. De woningen gelegen aan de Klara Zetkinstraat (in totaal 40 woningen), welke ook in het plangebied gelegen zijn, worden gehandhaafd.

In de oorspronkelijke situatie waren er dus 25 + 63 + 40 = 128 woningen. In dit bestemmingsplan bestaat de mogelijkheid tot het realiseren van 35 + 42 + 40 = 117 woningen. Per saldo komen er dus elf woningen minder.

 

Commerciële functies (detailhandel, dienstverlening en horeca)

Van de commerciële functies in het te slopen deel overheerst de functie detailhandel. De voormalige Scheer & Foppen locatie bedraagt 1.525 m², het deel van de Havenpassage / deel onder Kloosterhofflat bedraagt 4.615 m² en de Mc Donald's locatie (in het bestemmingsplan heeft de locatie een specifieke horecabestemming, alleen fastfoodzaken zijn ter plaatse toegestaan) bedraagt 215 m². In totaal 6.355 m².

In de nieuwe situatie heeft het complex Haven Zuid een oppervlakte 4.361 m² en de ruimte bij Houtbrox 306 m², waar daar van 2 bouwlagen moet worden uitgegaan dus 612 m² op die locatie. In totaal dus 5.279 m².

In totaal is er dus een afname van ruim 1.000 m² aan commerciële ruimtes, waarvan detailhandel het grootste deel inneemt. De maten betreffen bruto meters (inclusief niet verhuurbare passages).

Er is dus sprake van een feitelijke afname aan detailhandelsruimte.

 

Planologisch regime

In het huidige bestemmingsplan "Centrum" kent het huidige bewoonde deel van de Kloosterhofflat een specifieke woonbestemming, de overige bebouwing kent een algemene centrumbestemming. Binnen die bestemming zijn de functies detailhandel, dienstverlening, diverse vormen van horeca en wonen onderling uitwisselbaar. De bouwvlakken en de bouwhoogtes zijn de beperkende voorwaarden. Als naar de bouwvlakken en bouwhoogtes wordt gekeken dan is in totaal ruim 42.500 m² aan bruto vloeroppervlakte mogelijk. In de volgende afbeelding is dit weergegeven:

 

 [image]

 

Afbeelding 4: Oppervlaktes op grond van bestemmingsplan Centrum

 

In dit bestemmingsplan is het aantal woningen gemaximaliseerd (maximaal 117 woningen). Binnen de bestemming 'Centrum' zijn de functies detailhandel, horeca in de categorie 1 en 4 (te weten: fastfoodzaken en restaurants e.d.) en dienstverlening alleen op de begane grond toegestaan behalve op een klein deel. Dit leidt tot de volgende mogelijke bruto vloeroppervlaktes (gebaseerd op afbeelding 5):

 

Oppervlakte (m2)

Aantal vloeren

Totale vloeroppervlakte (m2)

4.879

1

4.879

4.361

1

4.361

306

3 (h=10)

918

Totaal

 

10.158 m2

 

 [image]

 

Afbeelding 5: Oppervlaktes in dit bestemmingsplan

 

Dit bestemmingsplan leidt tot een substantiële afname aan planologische ruimte aan commerciële ruimte (van 42.628 m² naar 10.158 m²). Hetzelfde geldt voor woningen. Van de mogelijkheid om in totaal 42.628 m² te benutten voor woningbouw naar maximaal 82 woningen. De 35 woningen in de Kloosterhofflat vallen buiten de Centrumbestemming. In het huidige bestemmingsplan geldt daar ook al een specifieke woonbestemming.

 

In totaal kent het plan een afname van 11 woningen en de oppervlakte aan commerciële ruimte (detailhandel) zal met ca. 1.000 m² afnemen ten opzichte van de huidige situatie.

Het plan maakt onder deze omstandigheid geen nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro mogelijk. Het plan voorziet bovendien ook substantieel in minder vierkante meters (detailhandelsruimte) dan op grond van het voorgaande plan ("Centrum") was toegestaan. Er hoeft derhalve niet te worden voldaan aan de voorwaarden in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. In dit kader wordt ook verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 november 2014 (zaaknummer 201310222/1/R6, r.o. 13.3) waarin sprake is van een vergelijkbare situatie.

3.3 Provinciaal beleid

 

3.3.1 Omgevingsvisie

 

Inleiding

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Hèt provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Op 1 juli 2009 is dit plan vastgesteld door Provinciale Staten.

De Omgevingsvisie presenteert het provinciaal belang en beleid in de fysieke leefomgeving.

De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving verbeteren met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. Dit gebeurd aan de hand van de volgende thema's:

 

Welzijn

Welvaart

Natuurlijke hulpbronnen

Woonomgeving

Economie en vestigingsklimaat

Natuur

(Binnen-)steden en landschap

Bereikbaarheid

Watersysteem en klimaat

Veiligheid en gezondheid

Energie

Ondergrond

 

In de Omgevingsvisie is afgebakend wat de provincie van provinciaal belang acht en welke rol zij daarbinnen ziet. Van provinciaal belang zijn de publieke belangen, die op provinciaal niveau het meest effectief te beïnvloeden zijn.

Duurzaamheid en Ruimtelijke Kwaliteit zijn de rode draden van de Omgevingsvisie. Voor het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit zijn essentiële gebiedskenmerken het uitgangspunt.

 

Uitvoeringsmodel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  1. generieke beleidskeuzes;

  2. ontwikkelingsperspectieven;

  3. gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

 

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening.

Generieke beleidskeuzes betreffen onder andere de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid en bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden). De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

 

Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.

De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.

 

Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag "hoe" een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden. Dit is als volgt schematisch weer te geven:

 

 [image]

Afbeelding 6: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

 

3.3.2 Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening geeft vanuit de ambities en doelstellingen die zijn neergelegd in de Omgevingsvisie richting aan de ontwikkeling van fysieke leefomgeving in Overijssel. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel. Dit betekent dat niet alleen regels worden gegeven op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook op het gebied van mobiliteit, milieu, water en bodem.

 

3.3.3 Toetsing aan uitgangspunten van visie en verordening

Indien het initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening ontstaat globaal het volgende beeld.

 

Generieke beleidskeuzes

Bij de afwegingen in de eerste fase “generieke beleidskeuzes” wordt het volgende opgemerkt. Er is sprake van een binnenstadsontwikkeling met woningen, detailhandel en andere (binnen)stedelijke functies in bestaand stedelijk gebied. De provinciale keuzes hierin zijn vertaald naar de omgevingsverordening. In dat verband zijn de volgende onderdelen uit de verordening van belang:

 

Artikel 2.1.1 onder f:

Bestaand bebouwd gebied

Op grond van Artikel 2.1.1. onder f van de Omgevingsverordening Overijssel wordt onder “bestaand bebouwd gebied” verstaan: “de gronden die benut kunnen worden voor stedelijke functies op grond van geldende bestemmingsplannen en op grond van voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro/artikel 10 BRO".

 

Artikel 2.1.1 onder g:

Stedelijke functies

Op grond van Artikel 2.1.1. onder g van de Omgevingsverordening Overijssel wordt onder “stedelijke functies ” verstaan: wonen, bedrijvigheid, detailhandel, horeca, maatschappelijke, educatieve, culturele en religieuze voorzieningen, met de bijbehorende infrastructuur, stedelijk water en stedelijk groen.

 
Artikel 2.17.1. Bovenlokale fiets- en wandelroutestructuren

In de toelichting op bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe ontwikkelingen wordt aangegeven op welke wijze bij de planontwikkeling rekening is gehouden met bestaande bovenlokale fiets- en wandelroutestructuren.

 

Toetsing van het initiatief aan de “Generieke beleidskeuzes” / omgevingsverordening

Het plangebied is gelegen in de binnenstad van Almelo. In de huidige situatie is er sprake van diverse stedelijke functies in het plangebied. Er is sprake van bestaand bebouw gebied als bedoeld in de Omgevingsverordening Overijssel 2009. In verband daarmee is er geen strijd met het begrip “bestaand bebouwd gebied” en "stedelijke functies" als bedoeld in artikel 2.1.1 onder f en g van de Omgevingsverordening Overijssel.

 

Aan de principes van concentratie en zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 2.1.2 en 2.1.4) wordt voldaan.

 

In de toelichting van het bestemmingsplan wordt uitvoerig uiteengezet dat de voorgenomen ontwikkelingen bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit (artikel 2.1.5).

 

Zoals uit artikel 2.2.2 blijkt mogen bestemmingsplannen enkel voorzien in nieuwe woningbouwlocaties indien deze nieuwe woningbouwlocatie in overeenstemming is met een gemeentelijke woonvisie waarover overeenstemming is bereikt met de buurgemeenten en met Gedeputeerde Staten van Overijssel.

 

Een zelfde soort regeling is voor kantoren (dienstverlening) opgenomen in artikel 2.3.3. Uit dit artikel blijkt dat bestemmingsplannen niet voorzien in de totstandkoming van nieuwe zelfstandige kantoren en/of kantorenlocaties behalve als de behoefte is aangetoond en de buurgemeenten en Gedeputeerde Staten van Overijssel hiermee hebben ingestemd.

 

In onderhavig geval is er sprake van een herontwikkelingslocatie. De herontwikkeling is dusdanig dat er een afname plaatsvindt in aantal woningen en afname in aantal vierkante meters aan overige stedelijke functies. In paragraaf 3.2 wordt dit uitvoerig beschreven. Er is in dit geval dan ook geen sprake van nieuwe woningbouwlocaties of de realisatie van nieuwe zelfstandige kantoren en/of kantorenlocaties. In dit kader dient "nieuw" te moeten worden aangemerkt als een toevoeging, zowel in planologische als feitelijke zin. In dit bestemmingsplan is daarvan geen sprake. Weliswaar komen de functies niet altijd terug op huidige locatie maar dat maakt het nog geen nieuwe ontwikkeling. Er is dan hooguit sprake van een uitwisseling.

 

Via de Rosa Luxemburgstraat, het Marktplein via de Passage verder de binnenstad in loopt een wandelpad dat onderdeel uitmaakt van het wandelrouteroutenetwerk Twente. Deze bestaande wandelroute blijft gehandhaafd. Door dit initiatief en omliggende initiatieven in de binnenstad wordt de beleving van de wandelroute verder versterkt.

 

Ontwikkelingsperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie Overijssel vorm gegeven. Hiervoor gelden de gebiedskenmerken als onderligger.

Het ontwikkelingsperspectief geeft een hoofdkoers op provinciaal niveau. Dit vraagt maatwerk op lokaal niveau. De begrenzing van de gebieden moet worden gezien als signaleringsgrens. Bij doorvertaling naar gemeentelijk niveau betekent dit dat er nog variaties en detailleringen kunnen voorkomen. Omdat ontwikkelingsperspectieven geen functies bepalen maar een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief schetsen voor een combinatie aan functies is er, naast een lokale invulling van de begrenzing, ook ruimte voor lokale afwegingen binnen de ontwikkelingsperspectieven.

De ontwikkelingsperspectieven zijn dan ook niet normstellend maar richtinggevend. Afwijkingen van de ontwikkelingsperspectieven zijn mogelijk als daar op lokaal niveau maatschappelijke of sociaaleconomische redenen voor zijn, mits de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken wordt versterkt en er voor de beoogde ontwikkeling geen sprake is van een MER-plicht.

In dit geval zijn vooral de ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke omgeving van belang. In de stedelijke omgeving is de uitdaging om de economische centra bereikbaar te houden en door herstructurering de kwaliteit van de woonomgevingen en bedrijfslocaties te vergroten. In afbeelding 7 is een uitsnede van de perspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie opgenomen.

 [image]

Afbeelding 7: Uitsnede ontwikkelingsperspectievenkaart / stedelijke laag Omgevingsvisie

 

Het plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief "historische kern". Dit ontwikkelingsperspectief verzet zich niet tegen het gewenste streefbeeld voor dit plan.

 

Gebiedskenmerken

Bij toetsing van het ruimtelijke initiatief aan de gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) is van belang dat de locatie is gelegen in stedelijk gebied. Dit betekent dat de 'natuurlijke laag' en 'de laag van het agrarisch cultuurlandschap' buiten beschouwing kunnen blijven.

 

Stedelijke laag

De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart "de stedelijke laag" aangeduid met het

gebiedstypen “historische centra, binnensteden” (op de kaart aangeduid in donkergrijs).

 

Kenmerken

De historische centra en binnensteden vormen de functionele en emotionele kernen van de steden en dorpen. Ruimtelijk kenmerkend zijn de compacte bebouwingsstructuur en veel individuele karakterverschillen op korte afstand. Veel historische centra en binnensteden herbergen bijzondere condities en staan symbool voor de identiteit en eigenheid van de steden. Functioneel worden deze gebieden gekenmerkt door een mix van functies waarvan de concentratie van voorzieningen op gebied van detailhandel, horeca, cultuur, onderwijs, gezondheidszorg etc. een belangrijk deel vormt.

 

Sturing

De historische centra en binnensteden vragen om een beschermende regeling, gericht op instandhouding van het bestaande, historische patroon van wegen en bebouwing. Als ontwikkelingen plaatsvinden dan dragen deze bij aan behoud en versterking de mix van functies, het historische gegroeide patroon van wegen en openbare ruimten en de leefbaarheid.

 

Invulling

Terzake van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling wordt opgemerkt dat dit onderdeel uitmaakt van een breder binnenstadsplan (zie bij gemeentelijk beleid) om te komen tot een nieuwe duurzame stedelijke structuur. Bij deze ontwikkeling is sprake van een aanzienlijke opwaardering van de omgevingskwaliteiten waarbij de nieuwe bebouwing qua compositie, volume en architectuur een bijdrage zal leveren aan de kwaliteit van de stad Almelo. Gezien het feit dat de ontwikkeling bijdraagt aan de gewenste vitaliteit en opwaardering van het beeld en de uitstraling van het gebied wordt geconcludeerd dat de in dit plan besloten ontwikkelingen in overeenstemming zijn met het gebiedskenmerk van de 'Stedelijke laag'.

 

Lust – en leisurelaag

De locatie heeft op de gebiedskenmerkenkaart “de lust- en leisurelaag” geen bijzondere eigenschappen. Deze gebiedskenmerken kunnen derhalve buiten beschouwing worden gelaten.

 

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

 

3.4 Gemeentelijk beleid

 

3.4.1 Structuurplan Almelo: symbiose tussen stad en land

Hoewel het ontwerp Structuurplan Almelo ('Symbiose tussen stad en land') al in 1997 in procedure werd gebracht, heeft het tot 2003 geduurd voordat het plan werd vastgesteld. Belangrijkste redenen voor deze vertraging waren de gemeentelijke herindeling en groeiprognoses met betrekking tot de behoefte aan bedrijventerreinen die door de lange voorbereidingsprocedure achterhaald bleken.

 

 [image]

Afbeelding 8: Uitsnede structuurplankaart

 

Het accent in het stadscentrum ligt op verdere functionele versterking van dit gebied, de binnenstad als brandpunt van de stad. Het behoud en waar mogelijk het verder versterken van de overige stedelijke en wijkvoorzieningen en bestaand wonen wordt in het structuurplan mogelijk gemaakt.

 

Op 15 januari 2008 is een partiële herziening van het Structuurplan door de gemeenteraad vastgesteld welke (mede) betrekking heeft op het plangebied. Als gevolg hiervan kent het plangebied de aanduidingen "overige stedelijke en wijkvoorzieningen en "waterwegen en plassen".

In deze herziening is het doortrekken van het kanaal tot het stadscentrum vastlegt. Het Overijssels Kanaal herinnert aan de bloeitijd van de industrie van Almelo. Het doortrekken van dit kanaal en het herstel van de Haven biedt de mogelijkheid om het grote centrale plein weer in ere te herstellen. Het herstellen van de historische waterstructuur zorgt voor de verbindende schakel tussen de historische kern en het moderne en eigentijdse deel van de binnenstad. Tevens voorziet de herziening in het aanwijzen van stedelijke voorzieningen zodat de realisatie van de voorgenomen functies te bewerkstelligen valt. De punten uit het Masterplan (zie volgende paragraaf) zijn hierin verwerkt.

 

3.4.2 Masterplan Almelo: Stad in balans (2004)

Op 11 oktober 2004 heeft de gemeenteraad van Almelo het Masterplan Almelo vastgesteld. Het Masterplan is geen ruimtelijk plan conform de Wet ruimtelijke ordening.

Het Masterplan Almelo is een strategisch beleidsdocument dat richting geeft aan de stedelijke ontwikkeling van Almelo voor de lange termijn (2030). Het doel van het Masterplan Almelo is een betere stedelijke en ruimtelijke ontwikkeling van Almelo, een sterkere positie van Almelo in de regio, en een grotere aantrekkingskracht van Almelo op de doelgroepen die nu ondervertegenwoordigd zijn.

In het Masterplan zijn de stedelijke ambities uit het Structuurplan voornamelijk kwalitatief herijkt.

Het Masterplan bestaat uit vijf opgaven. Deze opgaven zijn per stadsdeel en per thema verder

uitgewerkt. Daarnaast zijn elf kernprojecten benoemd.

 

Stadsdeel Centrum

Het plangebied ligt in het plandeel `Centrum`. In het Masterplan wordt het centrum beschreven als de belangrijkste pijler van de ruimtelijke visie en hiermee ook het belangrijkste plandeel. Alle lijnen komen samen in het centrum; hier staan de stadsdelen met elkaar in verbinding, evenals de groene longen die tot ver in het centrum reiken. Realisering van dit plandeel moet zorgen voor de cohesie (binnen de totale stad).

 

Kernproject

Eén van de kernprojecten betreft het ontwikkelingsgebied Centrumplein. In het Masterplan is aangegeven dat het Centrumplein momenteel een onbevredigende ruimtelijke structuur is. Het mist de kenmerken van een plein en vormt eerder een barrière naar de Havenpassage dan het de verbinding legt.

De planvorming voor het Centrumplein in het Masterplan komen niet meer overeen met de huidige werkelijkheid. Als richtinggevend kader blijft het Masterplan overeind staan. De stedenbouwkundige visie is echter vastgelegd (november 2011) in het binnenstadsplan “Een vernieuwde binnenstad, Almelo vaart er wel bij!”.

 

3.4.3 Binnenstadsplan: Almelo vaart er wel bij!

 

Inleiding

Na de uitgesproken ambities in het Masterplan is in 2006 het Binnenstadsplan Almelo opgesteld.

Veranderde economische en financiële omstandigheden hebben ertoe geleid, dat nieuwe keuzes gemaakt moesten worden. De omvang van het Binnenstadsplan was niet meer realistisch.

 

Vandaar dat op 22 november 2011 de raad het ruimtelijk plan voor de binnenstad van Almelo “Een vernieuwde binnenstad, Almelo vaart er wel bij!” heeft vastgesteld. Het Masterplan is hierbij het richtinggevende document geweest. Met dit binnenstadsplan wil Almelo de basis leggen voor een nieuwe duurzame stedelijke structuur. Het maakt de Almelose binnenstad veelzijdiger, compacter en goed bereikbaar. Een aantrekkelijke stad, ook voor ondernemers en investeerders. Dit plan heeft overigens een grotere omvang dan het plangebied van dit bestemmingsplan.

 

De opgave voor de binnenstad is het ontwikkelen van een sterke ruimtelijke en functionele structuur, waarbij het verbeteren van het winkelaanbod belangrijk is. De binnenstad moet een ontmoetingsplek worden en de Almelose binnenstad moet (weer) een regiofunctie krijgen.

Een binnenstad is het brandpunt van stedelijke dynamiek. Je verwacht er een grote verscheidenheid aan functies: winkelen, werken, recreatie, weekmarkt, horeca en wonen. Er is altijd wat te doen.

 
Uitgangspunten

 

Ruimtelijke karakteristiek

 

Parallelstructuur

De Hagengracht en Schalderoi samen met de Grotestraat vormen een parallelle structuur, die kenmerkend is voor de middeleeuwse Almelose binnenstad. Deze parallelstructuur met de dwarsstraten en -stegen is een belangrijke waarde van de historische binnenstad.

 

Een kasteel in de stad

Direct achter de Grotestraat ligt Huize Almelo. Dit kasteel is omgeven door grachten en groen en grenst direct aan de Almelose binnenstad. Deze twee werelden, de oase van rust en ruimte én de drukke en levendige binnenstad, zo dicht bij elkaar geven Almelo haar unieke sfeer en karakter.

 

De lange lijn

Vroeger eindigde het Overijssels kanaal midden in de binnenstad in een ruime havenkom. De haven en een gedeelte van het kanaal zijn in de jaren ’60 gedempt, en de lange lijn is onderbroken door de bouw van C&A. De lange waterlijn is een heel bijzonder element in de ruimtelijke opbouw van de stad. Voor de identiteit van de stad is het belangrijk om de lange lijn weer in ere te herstellen. De ruimtelijke structuur van de stad wordt daardoor weer logisch. Ook voor de levendigheid in de stad biedt het terugbrengen van bevaarbaar water in de stad veel kansen.

 

Identiteit van de binnenstad

De hiervoor gekenschetste karakteristiek van de stad laat zich vertalen naar de volgende identiteit van de Almelose binnenstad.

  1. De langgerekte historische Grotestraat met de parallelle straten vormt de ruggengraat van de stad. De gemoedelijkheid, verscheidenheid en kleinschaligheid voel je terug in de gezellige en vriendelijke sfeer die er heerst.

  2. Huize Almelo laat zien hoe nauw de stad verbonden is met haar ommelanden. Groen en water nemen een belangrijke plaats in Almelo.

  3. Het terugbrengen van kanaal en havenkom in de binnenstad betekent dat Almelo weer kiest voor water. Ook laat zij haar trots zien op de industriële en economische ontwikkeling van de stad.

  4. Het nieuwe Stadsplein waar alle werelden samenkomen, wordt de verbindende schakel tussen historisch en vernieuwend Almelo en wordt de plek waar mensen elkaar ontmoeten.

 

Kaders voor functies en gebruik

 

Verkeer en parkeren

De bereikbaarheid van het centrum is van wezenlijk belang voor de ontwikkeling van de binnenstad. Dat geldt voor alle verkeersdeelnemers, fietsers, voetgangers, auto’s, de hulpdiensten, het bevoorradingsverkeer en het openbaar vervoer.

 
Ruimtelijk plan

 

Inleiding - ontwerpprincipe

De geschetste kaders en de programmatische uitgangspunten zijn omgezet naar een stedenbouwkundige visie en een concreet ruimtelijk plan. Het ruimtelijk plan heeft wel een zekere mate van flexibiliteit in zich. De cultuurhistorische ontwikkeling van de stad vormt de inspiratiebron voor het nieuwe plan. Het ontwerpprincipe gaat uit van drie sferen:

De unieke combinatie van deze 3 sferen komt het beste tot zijn recht als de stedenbouwkundige structuur, de bebouwing en de inrichting van de openbare ruimte sterk aan sluiten bij de eigen sfeer.

 [image]

Afbeelding 9: Ontwerpprincipe

 

Plan

Het ontwerp is het resultaat van de zoektocht naar een vernieuwde krachtige en duurzame Almelose structuur. Een structuur die past bij de maat en schaal van de stad met daarbij voldoende mogelijkheden voor het ontwikkelen van nieuwe winkels en nieuwe woonmilieus. Alles binnen de randvoorwaarden van het kaderplan en het gekozen ontwerpprincipe.

 

Havenkom

De grootste verandering in de binnenstad is het terugbrengen van het kanaal en de haven in het stadscentrum. In de Voorjaarsnota 2013 is gelet op economische omstandigheden voor een versobere variant gekozen. Hierdoor is het inkorten van het appartementengebouw “Cranenborgh” (voorlopig) niet aan de orde en is er sprake van een kleinere havenkom (28 meter bij 30 meter). De Havenpassage met C&A wordt gesloopt, evenals de bebouwing aan de westzijde (o.a. voormalig Scheer&Foppen) van het huidige centrumplein. Haven en plein liggen in elkaars verlengde. Een transparant paviljoen aan de kop van de haven is eveneens (voorlopig) niet meer aan de orde. Een verlaagde kade aan het water nodigt uit voor een drankje in de avondzon. Ook op de noordoever van de haven is ruimte voor goed bezonde terrassen met uitzicht op de schepen en bootjes.

 

Bruggen

Via (op termijn) beweegbare bruggen wordt de stad per plezierjacht bereikbaar gemaakt. Kano’s en kleinere bootjes varen er zo onderdoor.

 

Stadsplein

De maat van de pleinen voor Almelo is teruggebracht naar een meer kleinschalig niveau, passend bij de Almelose sfeer. Het Waagplein en het Stadsplein worden twee aparte pleinen, die met elkaar verbonden zijn door een brede winkelstraat (ca. 15 meter breed). Het gebouw van McDonald’s verdwijnt dan.

Het Stadsplein wordt het grootste plein van de binnenstad (ongeveer 2 keer zo groot als de Koornmarkt) zodat er voldoende ruimte is voor terrassen en evenementen.

Een pleinruimte wordt bepaald door zijn wanden. De oostelijke wand van het Stadsplein is onderdeel van de parallelstructuur van de historische stad, en loopt min of meer evenwijdig aan de Grotestraat.

De lange lijn wordt als het ware gevangen in de verspringende oostelijke pleinwand.

Door de oorspronkelijke rooilijn van de oostelijke pleinwand naar voren te verschuiven, ontstaan er mogelijkheden voor herontwikkeling van winkels en woningen aan het plein.

Het monumentale pand waar café Nielz is gehuisvest, wordt ingepast in de nieuwe pleinwand. De andere pleinwanden bestaan uit nieuwbouw langs de lange lijn. De Passage verliest haar functie als winkelstraat, maar zal als steeg behouden blijven om in een korte doorsteek naar Grotestraat en Huize Almelo te blijven voorzien. Dit deel van het plein maakt overigens geen deel uit van de planvorming van dit bestemmingsplan.

 

Verbinding

De vernieuwing van de binnenstad is gebaat bij een logisch en compact winkelcircuit; een rondje wat de grote massa die de stad bezoekt eenvoudig kan vinden en herkennen. De Galerij functioneert goed en blijft behouden. De Galerij zal voortaan uitkomen in een ruime winkelstraat met aan weerszijden winkels. De gebouwen waarin o.a. Scheer en Foppen gehuisvest waren worden dan gesloopt.

Ten noorden van het Stadsplein dient een nieuwe verbinding te komen met de Grotestraat. Zo kan het kernwinkelgebied compacter worden en aantrekkelijker omdat er meer mogelijkheden ontstaan voor dubbelzijdige bewinkeling. Voor het realiseren van de ‘verbinding’ betekent het dat in de Grotestraat één of meer panden moeten wijken. Dit noordelijke deel maakt geen deel uit van de planvorming van dit bestemmingsplan.

 

Openbare ruimte

Met het realiseren van een nieuwe stedelijke structuur voor de binnenstad wordt ook de openbare ruimte opnieuw ingericht. Bij de ontwerpkeuzes en keuzes voor de verhardingen, openbare verlichting, straatmeubilair, groen en bomen zal het ontwerpprincipe van de drie verschillende sferen de leidraad zijn.

 

Programma

Het ruimtelijk plan leidt tot een programma, welke uitgaat van drie deelgebieden De Hagen (geel op de afbeelding), de Oostwand (paars op de afbeelding) en Haven Zuid (groen op de afbeelding). Dit geeft aan dat een gefaseerde uitvoering mogelijk is. Het genoemde programma is vertaald naar dit bestemmingsplan en maakt onderscheid in winkels, horeca, wonen, verkeer en parkeren, markt en evenementen en water.

 [image]

Afbeelding 10: Deelgebieden binnenstadsplan

 

Stedenbouwkundige uitwerkingsideeën en vaste waarden

Voor elk deelgebied bestaat een uitwerkingidee, gebaseerd op een aantal vaste waarden. In de loop der tijd zijn een aantal waarden niet meer aan de orde of aangepast. Hieronder staan de actuele waarden.

Deze vaste waarden zijn:

 

Dit bestemmingsplan beperkt zich tot de Oostwand tot aan het Stadsplein en Haven Zuid. Die twee deelgebieden worden hier nader uit een gezet.

 

Oostwand

De bestaande bebouwing aan het plein is overwegend 2 bouwlagen en de architectuur heeft weinig uitstraling. Om het huidige plein te transformeren naar een sfeervolle ruimte is een nieuwe pleinwand noodzakelijk. Om dat te kunnen bewerkstelligen is in het plan gekozen om de bestaande pleinwand als het ware “op te dikken”. De huidige rooilijn wordt tussen de 15 en 20 meter naar voren verplaatst.

Ook in de Waagstraat (tussen Waagplein en Stadsplein) is de rooilijn opgeschoven, en biedt dit mogelijkheden voor uitbreiding dan wel realisatie van nieuwe winkels in één of twee lagen voor het bestaande gebouw. De vernieuwde entree van de Galerij zal onderdeel worden van de nieuwe straatwand. De bevoorradingssteeg voor o.a. de Hema wordt in principe gehandhaafd, tenzij er een andere oplossing voor wordt gevonden.

Dit brengt de volgende vaste waarden met zich mee:

 

Haven Zuid

Deze locatie speelt een belangrijke rol in het kernwinkelgebied. Met de sloop van een gedeelte van de Havenpassage, de noordvleugel van de Kloosterhofflat en de winkels aan het stadsplein is grootschalige nieuwbouw mogelijk. De locatie leent zich voor een grote winkelformule, die georiënteerd is op het stadsplein en die als trekker kan fungeren in het winkelcircuit.

De nieuwbouw zal de lange lijn begeleiden tot op het Stadsplein. De sfeer van de bebouwing dient aan te sluiten op dit grote gebaar en mag dan ook wel enige maat en kloekheid hebben. De bouwhoogte zal rond de 4 bouwlagen zijn.

Voor het parkeren kan een relatie worden gezocht met het parkeerdek boven de supermarkt Albert Heijn. Via een ‘luchtbrug’ kunnen auto’s vanaf het parkeerdek van de Havenpassage de parkeergelegenheid in het deelgebied Haven-zuid bereiken. Haven-zuid wordt dan een belangrijk bronpunt in het winkelcircuit. Het wonen dient aan alle zijden de locatie te verrijken. Aan de zijde van het busstation/ Wierdensestraat is een representatieve gevel zeer belangrijk om er meer een “voorkant” van te maken. Het zoeken van samenhang met het beeld van de Wierdensestraat is gewenst.

 

Bij de ontwikkeling van deze locatie spelen een aantal belangrijke uitgangspunten:

 

Bij de invulling van het deelgebied gelden de volgende programma eisen:

 

Voor de locatie is een stedenbouwkundig en architectonisch plan als voorbeeld uitgewerkt. De nieuwbouw wordt tegen de Kloosterhofflat aan gebouwd. De eerste twee lagen aan de oost-zijde van die flat kunnen dan, naar verwachting, niet meer als woning gebruikt worden. De begane grond wordt ingevuld met winkelfuncties en horeca. De tweede laag is ingericht voor het parkeren. Op de derde en vierde laag is een wooncomplex beoogd.

 

Dit brengt de volgende vaste waarden met zich mee:

Algemeen:

 

Winkels & bevoorrading

 
Busstation

 

Parkeren & fietsen

 

Wonen

 

De uitgangspunten voor het woongebouw “Cranenborgh” en de Albert Heijn zijn voor dit bestemmingsplan niet van toepassing omdat het water (nog) niet op die wijze wordt vormgegeven (zie in deze paragraaf onder het kopje "Havenkom").

 

3.4.4 Kadernota beeldkwaliteit

De Kadernota Beeldkwalititeit voor de binnenstad van Almelo is door de gemeenteraad op 24 juni 2008 vastgesteld. In de Kadernota Beeldkwaliteit worden de kaders geformuleerd waarbinnen het (de) toekomstige beeldkwaliteitplan(nen) voor de binnenstad zal (zullen) worden uitgewerkt. De Kadernota Beeldkwaliteit is nog van kracht. Voor de planvorming zoals in dit bestemmingsplan neergelegd is een (nieuw) beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan zal als onderdeel van de Welstandsnota fungeren en daarmee als toetsingskader te gebruiken.

 

3.4.5 Woonvisie Almelo 2020

De Woonvisie Almelo 2020 is op 3 juli 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze visie geeft een beeld van de periode van 2012 tot 2020. Doordat vele ontwikkeling zijn op maatschappelijk en economisch vlak biedt deze woonvisie een richting voor de komende jaren. Het gaat hierbij globaal om drie veranderingsopgaven:

 

De woonconsument dient zelf de gewenste woonsituatie vorm te geven. Waardoor meer variatie in het woningaanbod kan ontstaan. Hierbij gaat het om invloed bij uitleglocaties, inbreidingen, maar ook bij

uitbreiding van bestaande woningen. De gemeente Almelo wil via het beleid faciliteren in plaats van hinderen.

Onder duurzaam verstaat Almelo niet alleen een schoon milieu maar ook een veilige, leefbare, toegankelijke en toekomstbestendige stad. Een duurzame regio heeft verscheidende woonmilieus die voor diverse groepen aantrekkelijk zijn. Een stad is duurzaam sterk wanneer mensen er graag wonen, werken en verblijven, en zij een regionale functie heeft voor het voorzieningenaanbod. Een duurzame voorraad is voor velen in de nabije toekomst vooral een voorraad waar mensen langdurig en goed zelfstandig kunnen blijven wonen. Er ligt een opgave in Almelo om wonen en zorg in de toekomst optimaal te combineren voor de vergrijzende bevolking. Hierbij wordt gesteld dat nieuwbouw van nultredenwoningen en woonzorgcombinaties nodig blijven.

 

Het woonbeleid is gericht op groepen met een kwetsbare positie op de woningmarkt. De vraag naar onderscheidende woonmilieus wordt nog niet voldoende bediend, waardoor extra inspanningen nodig zijn om wonen, zorg en welzijn beter te integreren.

 

Toetsing van het initiatief aan de Woonvisie Almelo 2020

Een van de uitgangspunten van de Woonvisie 2020 is 'de woonconsument centraal'. waarbij onder andere de doelstelling meer variatie in het woningaanbod (woonmilieu's en woningen) geldt. Als gevolg van de randvoorwaarden waarbinnen de binnenstedelijke transformatie plaats vindt, wordt minder goed aan deze doelstelling voldaan.

In de visie is opgenomen dat minimaal 50% binnenstedelijk gebouwd wordt, met een streefwaarde van 60%. Er is sprake van een binnenstedelijke locatie. Het plan draagt derhalve bij aan het behalen van deze doelstelling. In tabel 3.6 van het rapport 'Almelo Stad voor mensen' achtergrondrapport Woonvisie Almelo 2020' dat deel uitmaakt van de Woonvisie zijn voor de periode 2010-2020 1024 woningen bruto plancapaciteit voor 'overig/herstructurering' opgenomen. Hier past de ontwikkeling in.

In de prestatieafspraken 2012 staat benoemd dat de gemeente Almelo 60% van het toe te voegen nieuwe woningbouwprogramma op locaties in feitelijk bebouwd gebied realiseert, met een inspanningsverplichting tot 70%. Het plangebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied/bebouwd gebied, waarmee de ontwikkeling bijdraagt aan het realiseren van de prestatieafspraken.

Het plan draagt weldegelijk bij aan een duurzamere stad. Op verschillende punten in de toelichting wordt hier aandacht aan besteed.

De woningen worden beheerd en verhuurd door woningcorporatie Beter Wonen. Zij dragen zorg voor aandacht aan groepen met een kwetsbare positie op de woningmarkt. Het plan zorgt voor een betere sociaaleconomische balans. Gelet op het bovenstaande sluit het initiatief aan bij de uitgangspunten in de Woonvisie Almelo 2020.

 

3.4.6 Detailhandelsstructuurvisie Almelo 2013-2018

Op 18 juni 2013 heeft de raad, bij amendement, de Detailhandelsstructuurvisie Almelo 2013-2018 vastgesteld. Hierin is een verruiming opgenomen voor grootschalige detailhandel in het stadiongebied en de woonboulevard. Uit onderzoek blijkt dat de verruiming van grootschalige detailhandel ruimtelijk niet inpasbaar is. Vandaar dat de raad op 11 maart 2014 het besluit van 18 juni 2013 heeft ingetrokken en opnieuw de Detailhandelsstructuurvisie Almelo 2013-2018 heeft vastgesteld.

 

De visie geeft de gewenste structuur van de detailhandel in Almelo voor de komende vijf jaar. In de visie Almelo wordt de volgende winkelstructuur nagestreefd:

  1. Een aantrekkelijke binnenstad met een compact en zo compleet mogelijk recreatief winkelaanbod in combinatie met andere centrumfuncties (o.a. horeca en leisure) in een aantrekkelijk verblijfsgebied (groen en water);

  2. De woonboulevard als het PDV-cluster in de gemeente met grootschalig aanbod in volumineuze branches;

  3. Per grote wijk één zo compleet mogelijk boodschappencentrum op loop-/fietsafstand van de consument;

  4. In Bornerbroek enige basisvoorzieningen;

  5. Op alle andere locaties een zo beperkt mogelijk detailhandelsaanbod.

 

Om dit te bereiken zijn kaders voor het detailhandelsbeleid gehanteerd. De volgende zijn van toepassing op de binnenstad van Almelo:

  1. Algemeen: Nieuwe winkelontwikkelingen moeten de beoogde winkelstructuur versterken; nieuwe winkelinitiatieven buiten de gewenste structuur worden niet toegestaan;

  2. Nieuwe winkelinitiatieven in de niet-dagelijkse sector worden zo veel mogelijk ingepast in de binnenstad. Potenties voor modisch en overig niet-dagelijks aanbod (exclusief volumineus aanbod) worden zo veel mogelijk geclusterd op deze locatie;

  3. Voor de dagelijkse sector wordt per grote wijk naar één boodschappencentrum gestreefd.

 

Eén van de belangrijkste ambities van de visie is dus het versterken van de binnenstad als belangrijkste recreatieve winkelgebied. Belangrijke pijlers om die ambitie te bereiken zijn:

  1. Bundeling potenties niet-dagelijks aanbod; de binnenstad wordt versterkt als regionaal verzorgend multifunctioneel centrumgebied, met een attractieve mix van winkels, horeca, leisure, warenmarkt, evenementen en overige stedelijke functies.

  2. Supermarkt voor bewoners en als trekker; boodschappenaanbod draagt ook bij aan een aantrekkelijke binnenstad. Behoud van tenminste één supermarkt in de binnenstad is gewenst, zodat deze locatie meer als bronpunt en trekker voor de overige winkels blijft fungeren en inwoners van de wijk ‘binnenstad’ op een centrale plek beschikken over boodschappenaanbod.

  3. Compact kernwinkelgebied in centrumgebied; Het centrumgebied beslaat een ruim gebied van centrumstraten, waar winkels, horeca en andere publieksgerichte centrumfuncties dominant aanwezig zijn. Binnen het centrum is het van belang te kiezen voor een compact gebied waar modische en overig recreatieve winkels concentreren: het kernwinkelgebied.

  4. Huiskamer van de stad; het streven van gemeente en marktpartijen is een flinke opwaardering in de openbare ruimte enerzijds en verdichting van commercieel programma (o.a. winkels en horeca) anderzijds. Op deze wijze wordt gestreefd naar meer sfeer en beleving in de ‘huiskamer van Almelo’, waar het altijd gezellig en druk is.

  5. Afnemende winkelfunctie aanloopstraten; de aanloopstraten Grotestraat-zuid, tweede deel Grotestraat-noord en Oranjestraat zijn het geschikte vestigingsmilieu voor specialistisch aanbod en tijdelijke of nieuwe concepten zoals afhaalwinkels en daarnaast ook ambachten en diensten.

  6. Verbetering van de vestigingskwaliteit in deze straten (bijvoorbeeld vergroten autobereikbaarheid en langsparkeren) vragen een nadere uitwerking.

 

Voorliggende planontwikkeling draagt bij om de ambities genoemd onder punten a tot en met d verder te versterken.

 

3.4.7 Kadernota Recreatie en Toerisme

In 2008 is de Kadernota Recreatie en Toerisme vastgesteld. Het ambitieniveau van deze nota is nog onverminderd van kracht. De toeristisch-recreatieve sector blijft een belangrijke bron voor meer werkgelegenheid en meer bestedingen. De wens is meer overnachtingen, meer dagbezoek en meer bekendheid genereren. Water is daarin een dragende factor. Met de plannen voor de binnenstad bestaat geen beter voorbeeld waarmee Almelo haar identiteit als waterstad bekrachtigt. Naast de toegang per spoor, auto, te fiets en te voet is de binnenstad ook per water te bereiken. De binnenstad is beleving. Maar water kom je op meer plekken in Nederland tegen, het gaat erom wat je als inwoner en als bezoeker ermee kan doen. De functie van de pleziervaart blijft tot aan jachthaven omdat de binnenstad (voorlopig) niet toegankelijk is voor schepen.

Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten

 

4.1 Bedrijven en andere activiteiten

De ruimtelijk relevante milieuhygiënische randvoorwaarden dienen vast te worden gelegd om te komen tot een duurzaam leefomgeving. In het plangebied ligt het accent op detailhandel, horeca, wonen en diensten. Pleinen dienen geschikt te zijn voor de weekmarkt en evenementen. Overige bedrijfsmatige activiteiten zijn in dit plangebied niet gewenst en worden geweerd. Functiemenging in een centrum gebied is gewenst voor zover deze niet leidt tot een onleefbare situatie.

 

4.1.1 Wijze van beoordelen

De publicatie “Bedrijven en milieuzonering” van de VNG is gebruikt bij de afweging van functies in het plangebied. De handreiking geeft een systematiek waarbij activiteiten/functies in categorieën worden ingedeeld op basis van de ingeschatte milieubelasting. Voor het plangebied is uitgegaan van een gebied met een gemengde functie (functiemening) en wordt de tabel “Staat Bedrijfsactiviteiten functiemenging” uit de publicatie gehanteerd.

 

De toelaatbaarheid van de milieubelastende functies wordt beoordeeld aan de hand van de volgende drie ruimtelijk relevante milieu categorieën:

 

4.1.2 Functies en situering

Zoals verwoord is er binnen het plangebied sprake van een gemengd gebied met diverse functies. In deze paragraaf worden de meest relevante functies en de aanvaardbaarheid hiervan op basis van de VNG milieucategorie indeling toegelicht.

 

Detailhandel

Detailhandel is (met uitzondering van supermarkten en grotere warenhuizen) te beschouwen als een categorie A activiteit. In een binnenstedelijk gebied met een gemengde functie zijn deze aanpandig aan woningen toegestaan.

 

Supermarkten en warenhuizen

Supermarkten en warenhuizen zijn te beschouwen als categorie B activiteiten. In een binnenstedelijk gebied zijn deze activiteiten aanvaardbaar indien deze bouwkundig zijn afgescheiden van woningen. De isolatie eisen uit het bouwbesluit zijn hierbij leidend. Dit uitgangspunt is ruimtelijk voldoende om de leefkwaliteit te waarborgen. Wel gelden voor deze bedrijven meer gedetailleerdere milieuvoorschriften die (bijvoorbeeld) overlast ten gevolge van laden en lossen en/of koelinstallaties voorkomen. In het planontwerp is hierop voorgesorteerd door de ligging van laad en loslocaties goed te positioneren. Bij de daadwerkelijke realisatie zal in het ontwerp aandacht worden geschonken aan het slim positioneren van koelinstallaties.

 

Kantoorfunctie

Kantoorfuncties is te beschouwen als een categorie A activiteit. In een binnenstedelijk gebied met een gemengde functie zijn deze aanpandig aan woningen toegestaan.

 

Daghoreca

Daghoreca is te beschouwen als een categorie A activiteit. In een binnenstedelijk gebied met een gemengde functie zijn deze aanpandig aan woningen toegestaan en ruimtelijk aanvaardbaar. In aanleg is dit vanuit de ruimtelijke afweging voldoende om overlast te waarborgen. Voor deze horeca bedrijven gelden echter ook meer gedetailleerdere milieuvoorschriften die (bijvoorbeeld) overlast ten gevolge van muziekgeluid en/of koelinstallaties voorkomen. Voor de levendigheid en attractiviteit van de binnenstad en om de horeca bestaansrecht te geven zijn terrassen op daarvoor aangewezen plaatsen gewenst. In de milieuregelgeving is het stemgeluid afkomstig van deze terrassen echter van normering uitgesloten. In de ruimtelijke afweging moet de aanvaardbaarheid van dit stemgeluid in relatie tot gevoelige functies, wonen, nader worden afgewogen.

 
Evenementen

Evenementen horen bij een binnenstedelijke omgeving. Voor een aantal gebieden binnen dit plan wordt deze functie toegestaan. In het gemeentelijke evenementen beleid is de afweging gemaakt qua aanvaardbaarheid en wenselijkheid van evenementen in de binnenstad. Dit beleid wordt hier gevolgd. In dit beleid wordt een afweging gemaakt met betrekking tot de duur van een evenement en de daarbij behorende overlast. Evenementen zijn incidenteel en aan de optredende geluidsbelasting worden normen gesteld. In deze ruimtelijke afweging wordt aangesloten bij dit beleid. Ruimtelijk zijn deze evenementen binnen de kaders en regels van het evenement beleid aanvaardbaar.

 

Dagmarkt

De marktfunctie is op het marktplein al zeer lang aanwezig en geeft een invulling aan de (beoogde) levendigheid van de binnenstad. Er worden weekmarkten georganiseerd op donderdag van 08.00 -14.00 uur en op zaterdag van 08.00 – 17.00 uur. Aan de individuele kramen binnen de markt worden op basis van het activiteitenbesluit eisen gesteld waardoor de aanwezigheid van deze kramen ruimtelijk aanvaardbaar is. In de directe omgeving van het marktplein is voldoende parkeercapaciteit beschikbaar om (parkeer)hinder te voorkomen.

 

Voorwaarde

Om te komen tot een goede leefomgeving worden zwaardere horeca activiteiten niet toegestaan en worden in de planregels aan nieuw te realiseren appartementen aan de zijde van het plein, voor slaapvertrekken, een gewenste geluidwering van ten minste 35 dB vastgesteld. Ter illustratie: in het Bouwbesluit 2012 is in artikel 3.2 opgenomen dat dit minimaal 20 dB dient te zijn. Op deze wijze wordt een aanvaardbaar evenwicht gevonden tussen ruimtelijke kwaliteit en levendigheid (horeca, evenementen en dagmarkt).

 

4.2 Fysieke veiligheid

 

4.2.1 Inleiding

Het aspect fysieke veiligheid beoogt het beschermen van mens, dier en milieu tegen (de gevolgen van) ongevallen en rampen. Ondanks de gerealiseerde veiligheidsmaatregelen en –voorzieningen blijft er een restrisico waarbinnen incidenten plaats kunnen vinden.

De handleiding Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid (uitgave door Brandweer Nederland, 2012) en het Bouwbesluit 2012 gelden als uitgangspunt. Op de algemene uitgangspunten wordt hieronder ingegaan. Afhankelijk van de uiteindelijke functie is maatwerk noodzakelijk.

 

4.2.2 Bereikbaarheid

De bereikbaarheid van de branden en ongevallen heeft invloed op de effectiviteit van het brandweerwerk. Het basisprincipe is dat een gebied/object via minimaal twee onafhankelijke ontsluitingswegen toegankelijk is. Voor de wegen geldt dat deze geschikt moeten zijn voor de brandweervoertuigen. Ook wanneer ervoor wordt gekozen om functies als de markt of evenementen toe te staan zal er rekening moeten worden gehouden met de bereikbaarheid van de hulpdiensten. De wegen/hulpdienstroutes hiervoor moeten van voldoende afmeting te zijn conform de handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid

 

Daarnaast is het uitgangspunt dat de bereikbaarheid van bestaande gebouwen minimaal gehandhaafd blijft door de komst van mogelijke functies van de binnenstad of infrastructurele maatregelen die daarmee samenhangen. Afwijken van dit uitgangspunt is mogelijk mits de consequenties inzichtelijk zijn gemaakt en zijn geminimaliseerd door te treffen beheersmaatregelen. Een aspect is dat door het doortrekken van het kanaal, het voor de hulpverlening van belang is dat er minder uitneembare paaltjes in Aletta Jacobstraat zijn.

 

Verder dient er rekening te worden gehouden met de onderlinge afstand van de mogelijke functies (zoals bijvoorbeeld een kermis of markt) op de binnenstad en de (nieuwe) bebouwing in de omgeving. Welke afstanden dit zijn hangt onder meer af van het soort functie en de brandwerende gevel van het (nieuwe) object. De handreiking “Veiligheid op de markt, handreiking voor gemeenten en ondernemers” (opgesteld door onder andere het VNG en Brandweer Nederland, versie 1 september 2008) geldt daarvoor als uitgangspunt.

4.2.3 Opkomsttijd

In de Wet op de Veiligheidsregio’s zijn de opkomsttijden van de brandweer vastgesteld. De ontwikkelingen kunnen invloed hebben op de opkomsttijden en bereikbaarheid van de brandweer en overige hulpdiensten.

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Almelo (GVVP) van 2007 zijn door de gemeenteraad (d.d. 2 oktober 2007) de hoofdroutes van de brandweer vastgelegd. De Egbert Gorterstraat is een van die hoofdroutes. In dergelijke hoofdroutes komen geen obstakels die voor vertraging in de opkomsttijd zorgen. Daarnaast zijn in het ontwerp voor de Binnenstad (oktober 2009) de hulpdienstroutes vastgelegd en vormen het uitgangspunt bij nieuwe ontwerpen in dit gebied.

 

4.2.4 Bluswatervoorziening

Voor een optimale bluswatervoorziening wordt onderscheid gemaakt in primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen. Dit onderscheid is van belang omdat de eisen die aan de afstand, capaciteit en bereikbaarheid worden gesteld door de diverse bluswatervoorzieningen verschillend zijn.

 

Primaire bluswatervoorziening

Het uitgangspunt is dat de capaciteit van de bluswatervoorziening minimaal 60 m³/uur is, echter is deze afhankelijk van het woningtype en de bouwperiode. De onderlinge afstand tussen brandkranen is 80 meter en het uitgangspunt is dat de afstand van een brandkraan tot aan een (brandweer)toegang niet meer is dan 40 meter. Verder moeten de brandkranen vrij zijn van obstakels (bijvoorbeeld geparkeerde auto’s).

 

Secundaire en tertiaire bluswatervoorziening

Door het doortrekken van het water neemt de secundaire en tertiaire bluswatervoorziening in het gebied toe. Om er als brandweer ook daadwerkelijk gebruik van te kunnen maken is het van belang dat er binnen 8 meter van het water opstelplekken zijn. Dit dient in het ontwerp meegenomen te worden. Het voorstel is om bij de bruggen deze mogelijkheid in te passen in het ontwerp.

 

4.2.5 Waarschuwings- en alarmeringssysteem

De sirenes worden eens per maand op een vast moment in heel Nederland luid getest, om te controleren of de apparatuur werkt en om het signaal bij burgers bekend te maken, zodat de sirene in geval van een ramp wordt herkend. De binnenstad valt binnen het dekkingsgebied van de sirene aan de Brugstraat 6. Het is dan ook niet noodzakelijk om extra sirenes in het gebied te plaatsen.

 

4.3 Externe veiligheid

 

4.3.1 Algemeen

De risico’s, gevaarbronnen binnen, maar ook in de nabijheid, van het plangebied zijn geïnventariseerd. Beoordeelde gevaarsbronnen kunnen bedrijven zijn maar ook transportroutes over de weg, rail of vaarwater en leidingroutes voor brandstoffen zoals bijvoorbeeld gasleidingen.

Beoordeeld is of kan worden voldaan aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden (individueel) risico en of voldaan kan worden aan de oriënterende waarde voor het groepsrisico. Het besluit “Externe Veiligheid inrichtingen” (BEVI), de regeling externe veiligheid inrichtingen, de handreiking verantwoording groepsrisico zijn bij deze beoordeling toegepast. Bedrijven zoals geregistreerd in het “Risico Register Gevaarlijke Stoffen”, het RRGS, zijn in de beoordeling van het plaatsgebonden en groepsrisico voorzover aanwezig meegenomen.

Voor het beoordelen van transportrisico’s is gebruik gemaakt van de circulaire “risico normering vervoer gevaarlijke stoffen” het RNGS. Voor het beoordelen van de risico’s van gasleiding is de circulaire “zonering langs hoge-druk aardgastransportleidingen 1984” als uitgangspunt gehanteerd.

 

Getracht wordt de risicocontouren zoveel mogelijk op het terrein van de risico-inrichting/bron zelf te projecteren. Dit teneinde beperking van het gebruik van terrein van derden zoveel mogelijk te voorkomen. Daar waar veiligheidscontouren zich uitstrekken tot terreinen van derden kan dit beperkingen opleveren voor het gebruik van deze terreinen. Dit plangebied omhelst in hoofdzaak een woongebied. De mogelijkheden voor het vestigen van risicobedrijven wordt in dit plan uitgesloten.

 

4.3.2 Risicobronnen in de omgeving

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicobedrijven aanwezig welke met de effectafstanden tot in het plangebied reiken. In de directe omgeving van dit plangebied zijn geen transportroutes voor het wegverkeer gelegen waarover gevaarlijke stoffen mogen worden getransporteerd. In de directe omgeving van dit plangebied zijn geen transportroutes voor het railverkeer gelegen. In de directe omgeving van dit plangebied zijn geen transportroutes over het water gelegen waarover gevaarlijke stoffen mogen worden getransporteerd. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen (hogedruk)gastransportleidingen gelegen welke ook het plangebied doorkruizen.

 

4.3.3 Risicobronnen in het plangebied

In het plangebied zelf zijn geen bedrijven aanwezig welke conform het BEVI zijn te beschouwen als risicobedrijven.

 

4.3.4 Groepsrisico

Het groepsrisico (GR) kent geen vaste norm waaraan dient te worden voldaan maar een oriënterende waarde welke dient te worden getoetst. Bij het vaststellen van bestemmingsplannen dient elke (mogelijke) verandering van het groepsrisico verantwoord te worden (de verantwoordingsplicht). Deze verantwoordingsplicht geldt ook als het groepsrisico wijzigt maar wel onder de oriënterende waarde blijft. Nadere verantwoording van het groepsrisico hoeft, vanwege het ontbreken van relevante risicobronnen, niet plaats te vinden.

 

4.4 Luchtkwaliteit

Bij elk ruimtelijk plan moet de luchtkwaliteit in acht worden genomen. In dit geval zijn de wijzigingen van het bestemmingsplan, in relatie tot de huidige planologische mogelijkheden, zeer beperkt en is er sprake van wijziging van niet in betekenende mate NIBM zoals genoemd in de wet. Een onderzoek naar de luchtkwaliteit is om die redenen dan ook niet nodig.

Ook omdat de jaarlijkse rapportage in het kader van het Besluit Luchtkwaliteit geen overschrijding van de grenswaarden in en om het plangebied gebied laat zien mag geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor dit plan.

 

4.5 Geluid

Railverkeer

Het spoor, met aan weerszijden een geluidzone van 400 meter, ligt op 340 meter van de geplande appartementen in het plangebied.

Gelet op de afstand, de afschermende werking van de gebouwen die tussen het spoor en de appartementen staan en de geluidcontouren die de geluidsbelastingkaart aangeeft kan gesteld worden dat de voorkeursgrenswaarde van 55 dB niet wordt overschreden bij de appartementen.

 

Wegverkeer

Een groot deel van de wegen in de binnenstad maakt deel uit van een 30 km/uur gebied. De Wierdensestraat tot en met het busstation en een klein deel van De Werf kent een maximale rijsnelheid van 50 km/uur. Beide wegen hebben een geluidszone van 200 meter. Om die reden is het nodig om het geluid van de Wierdensestraat en De Waag (eenrichtingsweg) bij de nieuwe appartementen te beoordelen. Midden voor het pand Wierdensestraat 2 gaat de maximale rijsnelheid omlaag van 50 naar 30 km/uur. Het wegdek gaat daar van asfalt naar klinkers in keperverband.

 

Verkeerssituatie

De verkeersmilieukaart uit 2013 geeft voor de Wierdensestraat en De Waag de intensiteiten genoemd in onderstaande tabel. Omdat het maatgevende jaar 2025 betreft, zijn voor dat jaar de verkeersintensiteiten geraamd.

 

 

Verkeersintensiteiten, in mvt/etmaal

Wegvak: jaar:

2012

2020

2025 (geraamd)

Wierdensestraat

1032

912

912

De Waag

75

278

278

 

De etmaalintensiteiten voor 2025 zijn gelijk aan die van 2020. Het ligt niet voor de hand dat de intensiteiten verder zullen dalen of toenemen.

Er zijn binnen het plangebied nieuwe ontwikkelingen:

 

Geluidberekeningen

Met het computerprogramma Geomilieu zijn berekeningen van de geluid situatie gemaakt. Er zijn drie situatie doorgerekend, te weten:

  1. De situatie zoals die in de verkeersmilieukaart voor 2020 staat, met bevoorrading van de Binnenstad via de Wierdensestraat.

  2. De situatie waarbij de snelheden (50 en 30) onveranderd blijven, maar de intensiteit ter hoogte van de nieuwbouw en het pand Wierdensestraat 2 is verlaagd tot 278 mvt/etmaal

  3. De situatie waarbij ter hoogte van de nieuwbouw en het pand Wierdensestraat 2 de snelheid wordt verlaagd naar 30 km/uur en de intensiteit 278 mvt/etmaal bedraagt.

 

De geluidsbelasting is op de waarneemhoogten van 1,5; 4,5; 7,5 en 10,5 meter berekend. De getallen zijn de werkelijke geluidbelastingen, zonder toepassing van de aftrek van 5 dB ex art. 110g van de Wet geluidhinder.

Na toepassing van de aftrek voldoen de geluidbelastingen berekend bij situatie 3, op de eerste en hogere verdiepingen, aan de voorkeursgrenswaarde.

 

Conclusie

Op grond van de Wet geluidhinder is de akoestisch situatie bij de nieuwe appartementen beoordeeld.

Door het verlagen van de rijsnelheid naar 30 km/uur ter hoogte van de Wierdensestraat 2 en de afsluiting bedraagt de hoogste geluidbelasting 48 dB(A). Daarmee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.

 

4.6 Bodemkwaliteit

Binnen het plangebied zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Op basis van de onderzoeken is een notitie opgesteld, BOD-1490 Centrum Ontwikkelingen Masterplan Almelo, d.d. 21 november 2014, welke als separate bijlage bij de toelichting is gevoegd. Geconcludeerd wordt dat binnen het plangebied sprake is van verstoorde gronden, gedempte watergangen en verhoogde concentraties van stoffen in het grondwater. De conclusie is dat de gronden geschikt zijn voor het gewenste gebruik. Wel zal de afvoer van grond moeten plaatsvinden naar een erkende (grond) verwerker. In de te verlenen omgevingsvergunningen zal dit als voorwaarde worden opgelegd.

 

4.7 Milieueffectrapportage

Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging die daarin is aangebracht, is dat voor de vraag of een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen, toetsing aan de drempelwaarden in de D-lijst niet toereikend is. Indien een activiteit een omvang heeft die onder de grenswaarden ligt, dient op grond van de selectiecriteria in de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Pas als dat het geval is, is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. In het kader van de wijziging van het Besluit m.e.r. is een handreiking opgesteld over de vraag hoe moet worden vastgesteld of een activiteit met een omvang onder de drempelwaarde toch belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. In de handreiking is opgenomen dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden liggen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt. Uit deze toets kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.(-beoordelings)-plichtig in het andere geval dient een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd. De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling.

 

Dit initiatief kan beschouwd worden als een initiatief zoals genoemd in de bijlage van het merbesluit onder D.11.2 :

“De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen”

 

In de Nota van Toelichting (Stb. 2011, 102) staat vermeld: “Bij een stedelijk ontwikkelingsproject kan het gaan om bouwprojecten als woningen, parkeerterreinen, bioscopen, theaters, sportcentra, kantoorgebouwen en dergelijke of een combinatie daarvan. (..) Wat ‘stedelijke ontwikkeling’ inhoudt kan van regio tot regio verschillen. Wat van belang hierbij is of er per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen zijn”.

 

Nu er sprake is van een activiteit zoals genoemd in het mer besluit, maar ruimschoots liggende onder de grenzen uit kolom 2 van dit besluit is een vormvrije m.e.r. beoordeling op zijn plaats.

 

De vormvrije m.e.r. beoordeling heeft geen vereiste qua vorm maar wel qua inhoud. De inhoud is afhankelijk van plaats en omgeving. Relevant hierbij zijn zoals gesteld in de EU richtlijn 2011/92/EU; de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van het potentiële effect. Daarbij is voldoende ingegaan op de omvang van het project, hinder, het bestaande grondgebruik en de aanwezige archeologische en ecologische waarden. Andere deelaspecten zijn ofwel niet relevant, ofwel niet van toepassing. De kenmerken van het potentiële effect zijn voldoende omschreven in de onderdelen flora fauna, geluid, luchtkwaliteit (inclusief stikstof en het effect op haar omgeving) en verkeer. Meer relevante potentiële effecten zijn van dit initiatief niet te verwachten.

 

Conclusie

Op basis van de gevoerde onderzoeken (zie separate bijlage vormvrije mer-voortoets) blijkt niet dat de ontwikkeling leidt tot aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu. Een M.E.R. achten wij niet noodzakelijk.

 

4.8 Flora en fauna

 

4.8.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Flora- en faunawet stelt dan ook dat voor alle projecten of activiteiten met ruimtebeslag moet worden nagegaan of er schade toegebracht wordt aan beschermde soorten. In dit kader is onderzoek verricht, Natuurwaardenonderzoek Centrumplein e.o. in Almelo, d.d. 16 november 2015, welke als separate bijlage bij de toelichting is gevoegd.

 

4.8.2 Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in- of direct naast de EHS, beschermd natuurgebied of waardevolle waterloop. De invloedssfeer van de voorgenomen activiteit is lokaal en heeft geen negatief effect op beschermde gebieden of waterlopen erbuiten. De instandhoudingsdoelen van het Natura2000-gebied, de kwaliteitsdoelen van de kaderrichtlijn water en de kernkwaliteiten van de EHS worden door de voorgenomen activiteit niet aangetast. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing, watervergunning of natuurbeschermingswetvergunning aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteit uit te mogen voeren in overeenstemming met deze wetgeving.

 

4.8.3 Soortenbescherming

In het kader van het natuurwaardenonderzoek is het onderzoeksgebied onderzocht op het voorkomen van beschermde planten en dieren en de potentiële aanwezigheid van deze soorten (geschiktheid van het gebied voor de desbetreffende soorten).

 

Resultaten

 

Broedvogels

Er zijn tijdens het veldonderzoek enkele bezette vogelnesten in het plangebied waargenomen (Houtduif en Zwarte Kraai). Een Houtduif nestelde in een smalle leilinde aan de noordzijde van het plangebied en een Zwarte Kraai nestelde in een solitaire boom in het plantsoen naast het busstation. Mogelijk nestelen er stadsduiven in de te slopen flats en een Merel in de dichte vegetatie of jong boompje naast het busstation. Er zijn in het gebied geen territoria/nesten van de Huismus en Gierzwaluw vastgesteld.
Vleermuizen

Tijdens alle bezoeken zijn enkele (1-3) foeragerende Gewone Dwergvleermuizen waargenomen in het plantsoen naast het busstation. Er zijn maximaal drie individuen tegelijkertijd waargenomen. Tijdens het bezoek van 18 juni werd een foeragerende Gewone Dwergvleermuis waargenomen net ten noorden van het plangebied en vloog een Gewone Dwergvleermuis in noordwestelijke richting over de Rosa Luxemburgstraat.

De exacte verblijfplaatsen van de vleermuizen zijn helaas niet vastgesteld, maar een langdurig baltsend mannetje rond een gebouw tijdens beide bezoeken in september wijst op de aanwezigheid van een zomer-paarverblijf in het gebouw. De vleermuis vloog langdurig rondjes aan de zuidzijde van het gebouw ter hoogte van de 2e-3e etage op de plek waar het gebouw een knik maakt.

Gewone Dwergvleermuizen kunnen een verblijfplaats bezetten in de holle spouw, achter gevelbetimmeringen en loodslabben en open dilatatievoegen. Mogelijk bezetten de andere foeragerende vleermuizen een verblijfplaats buiten het plangebied.

Het plantsoen aan de zuidzijde van het plangebied wordt als foerageergebied benut door enkele Gewone Dwergvleermuizen. Deze soorten foerageren vermoedelijk tijdelijk in het plantsoen, net na het verlaten van hun verblijfplaats en net voor het binnenvliegen van hun verblijfplaats. Gelet op de omvang, inrichting en gevoerde beheer heeft het plantsoen een geringe betekenis als foerageergebied.

Het plangebied vormt geen verbindende schakel in een lijnvormig landschapselement en vormt daarom geen onderdeel van een vliegroute van vleermuizen.

 

Overige soorten

Er zijn tijdens het onderzoek geen andere beschermde soorten waargenomen die een functionele relatie hadden met het onderzoeksgebied. Tijdens de avondronden in september zijn enkele roepende struiksprinkhanen in de beplanting bij het busstation waargenomen. Deze soort maakt voor de mens onhoorbare geluiden, maar deze worden door de batdetector prima weergegeven. De aanwezigheid van de struiksprinkhanen heeft geen wettelijke consequenties.

 

Consequenties per soort

 

Vleermuizen

Door de voorgenomen activiteit gaat een zomer- en paarverblijf van een solitaire Gewone

Dwergvleermuis verloren. Om deze verblijfplaats te mogen verstoren/vernielen is een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Ff-wet vereist. Onderdeel van deze ontheffingsprocedure zijn mitigerende maatregelen om onnodig lijden van vleermuizen te voorkomen en behoud van het functionele leefgebied te garanderen door het aanbieden van vervangende verblijfplaatsen in nieuwbouw.

Het verkrijgen van een ontheffing voor het mogen verstoren/vernielen van een zomer-/paarverblijfplaats van deze soort is een formaliteit mits tijdig voldoende tijdelijke- en duurzame vervangende verblijfplaatsen aangeboden worden. Gezien de ligging in de binnenstad van Almelo lijkt dat geen probleem. De Ff-wet vormt geen belemmering voor uitvoering van de voorgenomen activiteit mits tijdig een ontheffing verkregen wordt.

Het plangebied heeft een geringe betekenis als foerageergebied van vleermuizen. Door de voorgenomen activiteit wordt deze betekenis niet negatief beïnvloed.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een vliegroute voor vleermuizen. Het onderzoeksgebied heeft geen wettelijke consequentie voor vliegroutes van vleermuizen.

 

Broedvogels

Er nestelen vermoedelijk ieder voortplantingsseizoen vogels in het plangebied. Daarbij gaat het om soorten waarvan uitsluitend de bezette nesten beschermd zijn, niet de oude nesten of nestplaats. Gelet op de aard van de voorgenomen activiteit kan geen ontheffing van de verbodsbepalingen van de Ff-wet verkregen worden omdat de voorgenomen activiteit niet als een in de wet genoemd ‘belang’ wordt beschouwd. Werkzaamheden die leiden tot het verstoren/vernielen van bezette nesten dienen buiten de voortplantingsperiode van vogels uitgevoerd te worden. De meest geschikte periode om nestplaatsen van vogels (bomen, struiken, dichte vegetatie en gebouwen) te verstoren/verwijderen is doorgaans augustus – februari. Stads- en Houtduiven kunnen echter tot in november bezette nesten hebben. Geadviseerd wordt om een schouw uit te voeren om zeker te zijn dat geen bezette nesten verstoord/vernield worden als gevolg van de werkzaamheden.

4.8.4 Conclusie

Uit onderzoek is gebleken dat er vogels in het plangebied nestelen en dat een solitaire Gewone Dwergvleermuis een zomer- en paarverblijf bezet in een van de te slopen gebouwen. Van de in het gebied nestelende vogels zijn uitsluitend de bezette nesten beschermd, niet de oude nesten of nestplaats. Voor het verstoren/vernielen van bezette vogelnesten kan geen ontheffing van de verbodsbepalingen verkregen worden waardoor werkzaamheden die leiden tot het verstoren/vernielen van vogelnesten buiten de voortplantingsperiode van vogels uitgevoerd dienen te worden.

Een Gewone Dwergvleermuis bezet een zomer- en paarverblijf in een van de te slopen gebouwen. Deze verblijfplaats is strikt beschermd volgens de Ff-wet en mag uitsluitend met een ontheffing van de Ff-wet verstoord/vernield worden. Mits tijdelijke- en duurzame maatregelen genomen worden die het behoud van het functionele leefgebied van deze soort garanderen, mag de verblijfplaats verstoord/vernield worden. Met inachtneming van bezette nesten en de verblijfplaats van de Gewone Dwergvleermuis heeft de voorgenomen activiteit geen wettelijke consequenties in het kader van de Ff-wet. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden.

Het plangebied ligt niet in of direct naast gronden die tot de EHS, beschermd natuurgebied of waardevolle waterloop behoren. De invloedssfeer van de voorgenomen activiteit is lokaal en heeft geen negatief effect op deze gebieden. De instandhoudingsdoelen van het Natura2000-gebied, de kwaliteitsdoelen van de waterloop en de kernkwaliteiten van de EHS worden door de voorgenomen activiteit niet aangetast. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing, watervergunning of natuurbeschermingswetvergunning aangevraagd te worden.

 

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het plangebied.

 

Archeologie; beleid

Op grond van de Monumentenwet 1988 dient bij een bestemmingsplanprocedure naast andere omgevingsaspecten ook rekening te worden gehouden met archeologische waarden. Deze vormen een onderdeel van de cultuurhistorische waarden. Op de archeologische waardenkaart staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn.

Afhankelijk van de archeologische waarden of verwachtingen kan onderzoek nodig zijn, indien als gevolg van een plan of een vergunningaanvraag graafwerken zijn te voorzien die tot aantasting van aanwezige of te verwachten archeologische waarden kunnen leiden.

 

Als uit onderzoek blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

 

Bestemmingsplan Centrum

Het plangebied ligt (grotendeels) binnen het bestemmingsplan Centrum. In dit plan gelden regels voor de aanwezige zones met de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' en 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting'. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' omvat het historische centrum van Almelo zoals het rond het midden van de 19e eeuw bestond en feitelijk aan het einde van de late middeleeuwen is gevormd. Binnen dit gebied ligt ook het terrein rond het verdwenen Catharinaklooster aan de westzijde van de historische kern. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' omvat het gebied westelijk van het historische centrum waar vanaf het midden van de 19e eeuw de uitbreiding van de stad beslag kreeg. De archeologische dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op de archeologische waardenkaart en geven gebiedsaanduidingen.

 

Planvorming

De voorgenomen planvorming voorziet in een transformatie van delen van het stedelijk gebied. Enkele bestaande gebouwen worden geheel of gedeeltelijk gesloopt (Havenpassage, C&A en AH en deels de Kloosterhofflat) en er wordt nieuw gebouwd. In principe kunnen daarbij de aanwezige en te verwachten archeologische waarden worden verstoord.

 

Onderzoek en archeologische waarnemingen

In 2006 is door Synthegra BV een bureauonderzoek uitgevoerd op basis van de toenmalige planontwikkeling voor het centrum. Hoewel sindsdien het plangebied wel is gewijzigd omvatten de resultaten en conclusies uit dit bureauonderzoek toch nog grotendeels het plangebied. In dit onderzoek zijn de archeologische waarden binnen het toenmalige plangebied in beeld gebracht en zijn er adviezen voor archeologisch vervolgonderzoek uitgebracht. Vergeleken met het plan uit 2006 is het plangebied uitgebreid in de middeleeuwse historische kern.

 

 [image]

Afbeelding 11: Onderzoeksgebieden Synthegra en het plangebied (blauwe contour)

 

Enkele van de deelgebieden die door Synthegra zijn benoemd liggen geheel of deels in het onderhavige plangebied. Voor gebied 2 (o.a. AH en C&A) concludeert Synthegra dat er vanwege een voormalige gasfabriek een grootschalige bodemsanering heeft plaatsgevonden. Ook ten behoeve van de huidige gebouwen is, voor zover dat nog niet het geval was als gevolg van de sanering, de bodem diep verstoord. Binnen deelgebied 3 is volgens Synthegra de bodem diep geroerd vanwege enkele voormalige waterlopen (het kanaal met haven (zwenkkom) en de Hagengracht). Voor deelgebieden 4 en 5 is de mate waarin de bodem is geroerd niet bekend. Synthegra adviseerde om voor gebied 4 en 5 aanvullend onderzoek uit te voeren. Binnen het plangebied zijn geen in ARCHIS geregistreerde vondsten bekend.

 

Na het uitkomen van het onderzoek van Synthegra BV zijn archeologische waarden ook nader in beeld gebracht bij het opstellen van de archeologische verwachtingskaart waarvan inmiddels in 2015 een laatste update is gemaakt.

 

 [image]

Afbeelding 12: Uitsnede uit de archeologische waardenkaart van de gemeente Almelo

 

Nadere analyse

In afbeelding 13 zijn de nieuwbouwvlakken aangegeven. In afbeelding 14 is een tekening opgenomen waarin met rode vlakken is aangegeven onder welke gebouwen de bodem tot op grote diepte is geroerd en het archeologisch bodemarchief als verloren beschouwd mag worden. De nieuwbouwvlakken overlappen grotendeels met deze rode vlakken.

 

 [image]

Afbeelding 13: In paars is de geplande nieuwbouw aangegeven

 

 [image]

 

Afbeelding14: kaart met diepe bodemverstoringen; vermoedelijk geen archeologische waarden meer aanwezig.

 

Bij een vergelijking van de afbeeldingen is te zien dat de geplande nieuwbouw grotendeels overlapt met de rode vlakken waar het bodemarchief volledig verstoord is. Alleen de westzijde van het gearceerde nieuwbouwvlak ligt buiten de rode zone. Op grond van de conclusies van Synthegra ligt deze strook in een gebied waar aanvullend onderzoek nodig is.

 

Het doortrekken van het kanaal ten behoeve van de Waterboulevard en de nieuwe havenkom vindt plaats in de zone waarin voorheen ook het kanaal is gegraven (circa 1899). Als gevolg hiervan is het bodemarchief ook hier volledig vergraven. Verder mag ook worden aangenomen dat de bodem onder het Centrumplein en het Waagplein als gevolg van de vele voorgaande ontwikkelingen sterk is geroerd.

 

Conclusie archeologie

Op grond van bovenstaande mag de conclusie worden getrokken dat het merendeel van de sloop en nieuwbouw niet leidt tot grootschalige verstoring van het bodemarchief.

 

Beleid cultuurhistorie

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

 

Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het ‘eigene’ van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.

 

De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om een antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht.

De gemeente Almelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.

 

Historische ontwikkeling van het plangebied

Binnen het plangebied ligt de oude historische kern van Almelo. Almelo is van origine een nederzetting, nabij het kasteel van de heren van Almelo, die is uitgegroeid tot een middelgrote stad. Almelo ontstond in de 11e eeuw als nederzetting op een kruispunt van land- en waterwegen. Het werd omsloten door moerassen en lage gebieden. De oudste vermelding van het dorp Amaloh dateert uit 1236. De nederzetting is waarschijnlijk ontstaan op enkele in het landschap hoger gelegen dekzandruggen. Het oudste deel van deze historische kern is vanaf de 12e eeuw ontstaan als een lintnederzetting langs de noord-zuid lopende Grotestraat. In zuidelijke richting lag de grens nabij de Schuttenstraat. Het plangebied is ligt buiten de middeleeuwse kern, direct ten westen van de Noorderhagen, de voormalige met dichte heggen en struiken begroeide zone langs de westelijke gracht. Deze uitbreiding heeft vooral plaatsgevonden over de voormalige Kloosteres, een oud bouwlandcomplex dat ten noorden- en westen van het Catharinaklooster lag. Het klooster zelf is dan al lang verdwenen. Tot in de 19e eeuw bestond het plangebied uit landbouwpercelen op het oostelijke deel van de voormalige Kloosteres en tuinen. Verder waren er enkele gebouwen aanwezig.

 

 [image]

Afbeelding 15: Situatie aan het begin van de 19e eeuw, plangebied globaal in zwarte lijn (Bron: HisGis)

 

In de loop van de 19e eeuw werd het gebied ten westen van de historische kern geleidelijk uitgebreid en in het begin van de 20e eeuw is dit deel van het plangebied als een verstedelijkt gebied aan te merken, met woonwijken, vroege industrie en het kanaal met de havenkom.

Na WOII gaan de ontwikkelingen snel, de havenkom en een deel van het kanaal worden gedempt, er komt een doortrekking van de weg langs de Haven-Noordzijde, over het Waagplein naar de Wierdensestraat en in de jaren tachtig worden de huidige gebouwen en het huidige Markt- en Centrum plein aangelegd.

 
Conclusie gebouwde objecten en monumenten

Alle bebouwing binnen het plangebied is in de jaren '80 van de vorige eeuw of later tot stand gekomen. Enige historische bebouwing met cultuurhistorische of architectuurhistorische waarde is er niet aanwezig. Ook de Waagstraat en het Centrumplein kennen geen waardevolle cultuurhistorische kenmerken. Bij voorziene ontwikkelingen hoeft derhalve geen rekening gehouden te worden met cultuurhistorische waarden.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

 

5.1 Europees- en Rijksbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

 

In december 2015 is het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) vastgesteld. Dit plan vervangt het Nationaal Waterplan 2009-2015 inclusief alle tussentijdse wijzigingen. Het NWP2 geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico’s.

De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050.

 

Met dit NWP2 wordt een volgende ambitieuze stap gezet in het robuust en toekomstgericht

inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij streven we naar een integrale benadering, door economie

(inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

 

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) heeft tot doel het hoofdwatersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden. Belangrijk onderdeel is om de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren' in alle overheidsplannen als verplicht afwegingsprincipe te hanteren. In het Nationaal Bestuursakkoord is vastgelegd dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures, waarbij een vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeheerder in de planvorming wordt gewaarborgd.

 

5.2 Provinciaal beleid

In de Omgevingsvisie Overijssel 2009 wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.

 

5.3 Beleid Waterschap Vechtstromen

In de vergadering van 7 oktober 2015 heeft het algemeen bestuur het Waterbeheerplan waterschap Vechtstromen 2016 - 2021 vastgesteld.

 

In het Waterbeheerplan is aangegeven hoe het waterschap zijn taken de komende jaren (2016 tot 2021) wil uitvoeren. In het plan zijn doelen en maatregelen uitgewerkt voor de thema's waterveiligheid, voldoende water, schoon water en het zuiveren van afvalwater. Deze zijn gericht op:

 

Ook de kosten en financiering zijn weergegeven. Het waterbeheerplan is afgestemd met de plannen van het Rijk, de provincies en de gemeenten.

 

5.4 Gemeentelijk beleid

 

Waterplan Almelo

De gidsprincipes voor het waterplan en de visie zijn gebaseerd op principes uit de Vierde Nota waterhuishouding en de aanbevelingen van de Commissie Waterbeheer 21-ste eeuw, waarbij aanpak van de bron prevaleert boven ‘end-of-pipe’-maatregelen en de afwenteling van lokale problemen op (boven)regionale systemen zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het vasthouden van water verdient de voorkeur. Wanneer dit niet meer mogelijk is, wordt zoveel mogelijk water geborgen. Daarbij speelt de waterkwaliteit een belangrijke rol. Water van verschillende kwaliteit wordt zoveel mogelijk gescheiden. Wanneer ook berging niet meer mogelijk is, wordt het water ten slotte afgevoerd. In stedelijke in- of uitbreidingsgebieden dient zoveel mogelijk verhard oppervlak niet aangesloten te worden op de riolering. Een duurzame inrichting van het terrein moet zorgen voor het bewaken van de kwaliteit. Kortom, problemen met waterkwaliteit en –kwantiteit mogen niet worden afgewenteld en de ontwikkelingen mogen geen negatieve beïnvloeding van waterkwaliteit en –kwantiteit met zich meebrengen. Bij nieuwbouw dient grondwaterneutraal gebouwd te worden.

 

Verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2016-2020

Het verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2016 t/m 2020 (vGRP) geeft inzicht in de omvang, het functioneren en de kwaliteitstoestand van de voorzieningen waarmee de gemeente invulling geeft aan de wettelijke zorgplichten voor het afval-, hemel- en grondwater, en de bekostiging hiervan. Daarnaast heeft de gemeente Almelo ook nadrukkelijk oppervlaktewater als onderdeel van het beheer van het stedelijk water gemaakt.

 

Het vGRP beschrijft de beleidskaders en de bekostiging voor de inzameling, transport en verwerking van stedelijk afval-, hemel- en grondwater en het beheer van het oppervlaktewater in de gemeente Almelo voor de periode 2016 t/m 2020, en geeft de visie op de gemeentelijke watertaken voor de lange termijn.

 

Om een strategie voor de komende planperiode op te kunnen stellen is een visie voor de lange termijn van belang. Eén van de belangrijkste voorwaarden is dat ook de gemeente Almelo moet anticiperen op de financiële omstandigheden en heeft te maken met bezuinigingsdoelstellingen.

Eén van de opgaven komt voort uit het Bestuursakkoord Water, dit betreft de opgave te komen tot minder-meerkosten en zodoende minder stijging van de rioolheffing. Deze opgave voert de gemeente deels samen uit met Twents waternet en de conclusie is dat Almelo op koers ligt. Het kwaliteitskader voor de gemeentelijke watertaken bestaat uit vier onderdelen (stedelijk afvalwater, hemelwater, grondwater en oppervlaktewater). Deze onderdelen corresponderen met de drie zorgplichten van de gemeente, het vierde onderdeel 'oppervlaktewater' ziet de gemeente Almelo als integraal onderdeel van het stedelijk water.

 

De gemeente is voor een groot gedeelte vrij op welke wijze en in welk tempo zij invulling wil geven aan haar zorgplichten. De gemeenteraad heeft gekozen voor de volgende ambities:

 

Ambitie en (beleids)keuze stedelijk afvalwater:

De gemeentelijke taak voor stedelijk afvalwater is het zorgdragen voor de inzameling en het transport van afvalwater. De gekozen ambitie van huidige koers sluit aan bij het vervullen van de wettelijke taken zoals omschreven in artikel 10.33 Wet Milieubeheer. De accenten richting ambitieus zitten in:

 

Ambitie en (beleids)keuze afvloeiend hemelwater:

De gemeentelijke taak voor afvloeiend hemelwater is het doelmatig inzamelen en verwerken van hemelwater. De gekozen ambitie van huidige koers sluit aan bij het vervullen van de wettelijke taken zoals omschreven in artikel 3.5 Waterwet. De accenten richting ambitieus zitten in:

 

Ambitie en (beleids)keuze grondwater:

De gemeentelijke taak voor grondwater is een inspanningsverplichting om structureel nadelige gevolgen van grondwaterstanden in openbaar gebied zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. De gekozen ambitie van huidige koers sluit aan bij het vervullen van de wettelijke taken zoals omschreven in artikel 3.6 Waterwet. De huidig ingezette koers wordt gevolgd waarbij voor het uitvoeren van grondwatermaatregelen kritisch wordt afgewogen of normgerichte maatregelen daadwerkelijk uitgevoerd moeten worden.

 

Relevante doelstellingen zijn:

 

Ambitie en (beleids)keuze oppervlaktewater:

Er is geen wettelijk taak voor de gemeente betreffende het oppervlaktewater. Oppervlaktewater is echter voor Almelo een belangrijk onderdeel van het watersysteem en zodoende ook gezien als een integraal onderdeel van het stedelijk water. De gekozen ambitie van huidige koers met incidenteel een tandje minder komt in hoofdzaak op het volgende neer:

 

Speerpunten voor de planperiode

Bovenstaande ambitiekeuzes voor het totale watersysteem (afval-, hemel- grond- en oppervlaktewater) kan in hoofdlijn worden samengevat in de volgende speerpunten:

  1. Samen op met burgers en bedrijven.

  2. Toekomstgericht en klimaatbestendig.

  3. Een doelmatige aanpak.

  4. De organisatie en de middelen op orde.

  5. Een functionerend watersysteem.

 

5.5 Watertoets

 

Inleiding

Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).

Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

 

Watertoetsproces

Het waterschap Vechtstromen is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de normale procedure van de watertoets is toegepast. Dit betekent dat het (ontwerp)bestemmingsplan wordt voorgelegd aan het waterschap Vechtstromen. Voorts heeft er op ambtelijk niveau overleg plaatsgevonden tussen gemeente en waterschap over de planvorming. Nog nader overleg met het waterschap hoeft niet te worden gevoerd. De bij deze 'normale procedure' behorende uitgangspuntennotitie is opgenomen in bijlage 3 bij deze toelichting. Hieronder wordt nader ingegaan op de waterhuishoudkundige aspecten in het plangebied.

 

Waterhuishoudkundige aspecten in het plangebied

 

Streefbeeld

In stedelijk gebied is het veilig wonen en werken, de kans op overstromingen is bijzonder klein. Bij grootschalige nieuwbouw en bij vitale functies in risicovolle gebieden zijn inrichtingsmaatregelen getroffen om schade, slachtoffers of maatschappelijke ontwrichting zo veel mogelijk te voorkomen. Wateroverlast komt nu eenmaal af en toe voor, maar is teruggebracht tot een maatschappelijk geaccepteerd niveau. Grondwateroverlast komt vrijwel nergens meer voor.

 

Burgers zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheden en van de gevolgen van eigen handelen op het watersysteem. Ze nemen hun eigen verantwoordelijkheid voor het (tijdelijk) bergen van regenwater dat op hun perceel valt. De bebouwde omgeving is in hoge mate zelfvoorzienend, waar mogelijk worden zomerse tekorten aangevuld met in de winter gevulde zoetwaterbuffers.

 

Water, cultuurhistorie en groen leveren een duidelijke bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving en bepalen mede de culturele identiteit van de stad. Bewoners hebben toegang tot voldoende en aantrekkelijk oppervlaktewater waarop veilig gerecreëerd kan worden. Stadswater brengt verkoeling tijdens warme zomers.

Het zelfreinigend vermogen van zowel het watersysteem als het bodem- en grondwatersysteem is groot. Het gezuiverde effluent van rioolwaterzuiveringen wordt veelal benut als een continue waterbron met waardevolle gebruiksfuncties in plaats van het zonder bestemming te lozen.

 

Er zijn innovatieve oplossingen gevonden voor deze wateropgaven in stedelijk gebied. Gemeenten en waterschappen werken hierbij nauw samen met onder meer projectontwikkelaars, woningbouwcorporaties, bouwers, banken en burgers.

 

Algemeen

De toekomstige waterhuishouding moet een duurzaam karakter krijgen door schone en vuile waterstromen gescheiden te houden. Voor de afhandeling van hemelwater moet worden aangesloten bij de voorkeursvolgorde hergebruik, infiltreren, retenderen/afvoer naar oppervlaktewater of retenderen/afvoeren naar riolering.

Hergebruik in de woningen is meestal door kleine schaalgrootte en gezondheidsrisico’s lastig te realiseren. Wel goed mogelijk is het hergebruik van water in tuinen.

 

Het hemelwater dat valt op het verhard oppervlak (daken en (terrein)verharding) van nieuwe bebouwing en nieuwe openbare ruimte mag in ieder geval niet rechtstreeks worden aangesloten op de riolering. Hemelwater dat valt op (terrein)verhardingen wordt bij voorkeur via een zuiverende bovengrondse bodempassage (wadi of bermen) toegevoegd aan grondwater met een overloop naar oppervlaktewater.

 

Het is belangrijk dat bij toekomstige ontwikkelingen wateroverlast wordt voorkomen. Bij het ontwerp en de inrichting van nieuwe ontwikkelingen moet daarom rekening worden gehouden met de mogelijkheid om in noodgevallen (bij extreme buien) de straat en de overige openbare ruimte te benutten als tijdelijke berging. Hiervoor moet de infrastructuur waterbewust en klimaatbestendig worden ingericht. Hierbij kan worden gedacht aan niet te lage vloerpeilen, het toepassen van trottoirbanden langs de wegen en het afvoeren van alle dakoppervlak naar de voorzijde van de woning

 

Klimaat actieve stad

Als KlimaatActieve Stad Twente, kortweg KAS, hebben de gemeenten Almelo, Enschede en

Hengelo, waterschap Vechtstromen en provincie Overijssel de krachten gebundeld. De rode draden uit de ‘Klimaatagenda: weerbaar, welvarend en groen’ zijn als uitgangspunten genomen:

 

Grondwater

Er wordt een grondwaterstand nagestreefd, welke geen structurele overlast veroorzaakt. Daarnaast wordt een kwaliteit van het grondwater nagestreefd, die voldoet aan de beoogde functie.

 

Voor het plangebied zijn voor grondwater de volgende kansen, knelpunten en opgaven relevant:

  1. Nieuwe ontwikkelingen, zowel openbaar als particulier, moeten zodanig worden ontwerpen en ingericht dat de toekomstige bewoners/gebruikers geen hinder ondervinden van (te) hoge grondwaterstanden. Het oplossen van grondwaterproblemen achteraf kost een veelvoud van maatregelen tijdens de bouwfase. De grondwateroverlast wordt bestreden (en bij nieuwbouw voorkomen) volgens de voorkeursstrategie:

  2. Ophogen,

  3. Aanleggen extra oppervlaktewater,

  4. Aanleggen grondwatertechnische maatregelen.

Pas als ophogen of extra oppervlaktewater in een deelgebied niet realistisch is, komen grondwatertechnische maatregelen zoals drainages, in beeld. Bij nieuwbouw worden in principe geen grondwatertechnische maatregelen aangelegd.

  1. In het plangebied zijn geen problemen bekend van grondwateroverlast.

  2. In de omgeving van het plangebied liggen een aantal peilbuizen van het gemeentelijke grondwatermonitoringsnetwerk. Deze peilbuizen mogen ten gevolge van ontwikkelingen niet op particulier terrein komen te liggen.

  3. De grondwaterverontreinigingen gebiedsgericht oppakken, door opstellen en uitvoeren beleid gebiedsgericht grondwaterbeheer. Een kans daarbij is combinatiemogelijkheden zoeken met het oplossen van de grondwateroverlast, bodemenergiesystemen, het afkoppelen, de aanleg van ondergrondse blauwe aders en het hergebruik van water.

  4. Het inzetten op bodemenergiesystemen voor het besparen van fossiele brandstof en reduceren CO2 uitstoot. Binnen Almelo blijkt de bodem zich te lenen voor zogenaamde gesloten systemen. Ook is de bodem over het algemeen geschikt voor open systemen met uitzondering van het zuidoosten waar de watervoerende pakketten dunner zijn. Echter vanwege de heterogene bodemopbouw in Almelo is extra onderzoek noodzakelijk naar de potentie op elke locatie in Almelo. Een andere opgave is het nader in kaart brengen van de combinatie mogelijkheden van bodemenergiesystemen met riothermie.

 

Oppervlaktewater

De gemeente Almelo streeft naar het verbeteren van de milieukwaliteit van het oppervlaktewater en het vergroten van de belevingswaarde. Op de korte termijn worden daarvoor de nodige projecten uitgevoerd. Voor dit plangebied is het belangrijk om te komen tot een goede doorspoeling om in de havenkom opstuwing van zwerfvuil, opwarming door stilstaand water (met (blauw)algvorming tot gevolg) en stankoverlast te voorkomen. Samen met het waterschap is onderzocht hoe een goede waterkwaliteit kan worden verkregen en blauwalg kan worden voorkomen.

 

Voor het plangebied zijn voor oppervlaktewater de volgende punten relevant:

  1. In verband met de overdracht van stedelijk water naar het waterschap Vechtstromen moet nieuw stedelijk water ook voldoen aan de eisen van het waterschap.

  2. Bij de toe te passen bouwmaterialen uitgaan van afwatering op oppervlaktewater. Dit in verband met uitloogbaarheid en daardoor waterverontreiniging.

  3. Het aanleggen van nieuw oppervlaktewater kan gevolgen hebben voor de grondwaterstanden direct langs dat nieuwe water. Zowel positief als negatief (zie ook volgende kopje).

  4. Het water in het Overijssels Kanaal ter hoogte van het Twentekanaal kan eenmaal in de 100 jaar een waterstand bereiken van 10.43 +NAP (volgens informatie RWS). Richting het centrum van Almelo kan de waterstand nog hoger worden als gevolg van opwaaiing bij Noordwestelijke wind.

  5. In de kelderwand van Kreta zijn patrijspoorten aangebracht op 10.30m +NAP.

  6. De gewenste waterkerende hoogte voor de kades is 11.25m +NAP

  7. De in relatie met regionale waterkeringen gewenste waterkerende hoogte vanuit de provincie is 10.90m +NAP.

  8. Het terugdringen van zwerfvuil. Hoewel dit onder het afvalbeleid en het straatreinigingsbeleid van de gemeente valt, kan dit positief doorwerken op het voorkomen van de vervuiling van het oppervlaktewater met zwerfvuil.

 
Doortrekken kanaal

Voor het doortrekken van water tussen de vijver bij restaurant Kreta en de aan te leggen havenkom aan het Marktplein, is onderzoek gedaan om de effecten van deze ingreep op de grondwaterstand inzichtelijk te maken. Grontmij heeft dit onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoeksrapport

is als separate bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Doelstelling van het onderzoek is de geohydrologische effecten van het doortrekken van het kanaal en de aanleg van de nieuwe haven door te rekenen.

Op basis van het uitgevoerde onderzoek is het volgende gebleken:

 

Gezien de (nadelige) effecten gering zijn, kan het door te trekken kanaal en de nieuwe haven, in

overeenstemming met het huidige kanaal, worden uitgevoerd in damwanden.

 

Afvalwater

De gemeente Almelo streeft in haar gebied een duurzame en doelmatige inzameling en afvoer van afvalwater na tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten waarbij afvalwater vanuit hygiënisch oogpunt (volksgezondheid) adequaat wordt ingezameld en getransporteerd, waarbij emissies naar bodem, lucht en oppervlaktewater zoveel mogelijk worden voorkomen en waarbij wateroverlast voor burgers zoveel mogelijk wordt beperkt.

 

Voor het plangebied zijn voor afvalwater de volgende kansen, knelpunten en opgaven relevant:

  1. Het schoon hemelwater zoveel mogelijk scheiden van afvalwater. Dit door de hemelwaterafvoer bij onder andere rioolvervangingen, in- en uitbreidingen stedelijk gebied en wijkrenovatieprojecten zoveel mogelijk te scheiden/gescheiden te houden van de afvalwaterafvoer en het realiseren van ondergrondse blauwe aders.

  2. De overstortingen van gemengd water op het oppervlaktewater verder reduceren, door aanpassingen te doen in de gemengde riolering, zoals uitbreiden berging en aanpassen overstorten. Ook het hemelwater scheiden van de afvalwaterafvoer en het realiseren van berging op daken met behulp van groene daken draagt bij aan het reduceren van de overstortingen.

  3. De kwaliteit van de riolering in het plangebied is in het algemeen goed en vervangingsinvesteringen zullen in de komende tien jaar beperkt zijn.

  4. Bij het doortrekken van het Overijssels Kanaal zullen de vrijverval rioolverbindingen tussen de gebieden “Haven Noordzijde” en “Twentheplein” komen te vervallen. Dit heeft gevolgen voor de RTC-besturing en de afvoer van het deel “Twentheplein”. De nieuwe rioolsituatie wordt doorgerekend waarbij als uitgangspunt het vrijvervalprincipe gehandhaafd wordt.

  5. In en aangrenzend aan het gebied liggen hoofdriolen die de afvoer verzorgen van achterliggend gebied. Deze riolen moeten worden gehandhaafd of worden verlegd.

  6. Het vrijvervalprincipe van de hoofdriolen moet worden gehandhaafd. Nieuwe zinkers en of rioolgemalen zijn niet acceptabel.

  7. In een gemengd rioolstelsel is potentiële thermische energie (riothermie) aanwezig. Wellicht kan deze energie worden ingezet voor het sneeuwvrijhouden van loopstroken/pleinen of voor het verwarmen van huizen/gebouwen. Eventueel in combinatie met bodemenergiesystemen.

  8. Gestreefd wordt om bij nieuwe ontwikkelingen de mogelijkheden voor alternatieve sanitatieconcepten minimaal te onderzoeken en de aanleg in overweging te nemen. Een voorbeeld is het gescheiden inzamelen van urine.

  9. Gemeentelijke riolering (inclusief voorzieningen voor hemelwater) mag ten gevolge van de ontwikkelingen niet onder particulier terrein komen te liggen en of overbouwd worden.

  10. Ter plaatse van bestaande en nieuwe riolering mogen geen bomen worden gepland. Door wortelgroei kan het functioneren van de riolering nadelig worden beïnvloed.

 

Hemelwater

Gestreefd wordt naar een volledige scheiding tussen schoon hemelwater aan de ene kant en (mogelijk) vervuild regenwater en afvalwater aan de andere kant. Een verdere scheiding tussen (mogelijk) vervuild regenwater en afvalwater op langere termijn verdient de voorkeur. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij het vigerende landelijke beleid, de zogenaamde voorkeursvolgorde en het regionale beleid zoals door waterschap Vechtstromen is verwoord in de nota afkoppelen. In de landelijke voorkeursvolgorde is afvalwater gedefinieerd als: al het water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, dus afvalwater en hemelwater. Voor het hemelwaterbeleid is de eerste stap uit de voorkeursvolgorde namelijk het voorkomen van het ontstaan van afvalwater de belangrijkste. De afwatering van het Marktplein vraagt nadere aandacht en onderzoek. Gezien de functie van het plein voor evenementen en de markt is een rechtstreekse afwatering op oppervlakte water niet gewenst. Het afvloeiende hemelwater kan teveel aan reinigingsmiddelen, olie en vet of andere eutrofiërende stoffen bevatten waardoor deze rechtstreekse lozing niet gewenst is. Aan de andere kant is het verhard oppervlak zodanig groot dat het niet gewenst is hemelwater te allen tijde op het afval water te lozen. Zeker niet in situaties met extreme regenbuien. Nader onderzoek hoe de afwatering kan plaatsvinden is noodzakelijk.

 

Voor het plangebied zijn voor hemelwater de volgende punten relevant:

  1. De toekomstige waterhuishouding moet een duurzaam karakter krijgen door schone en vuile waterstromen gescheiden te houden. Voor de afhandeling van hemelwater moet worden aangesloten bij de voorkeursvolgorde hergebruik, infiltreren, retenderen/afvoer naar oppervlaktewater of retenderen/afvoeren naar riolering.

  2. Het hemelwater dat valt op het verhard oppervlak (daken en (terrein)verharding) van nieuwe bebouwing en nieuwe openbare ruimte mag in ieder geval niet rechtstreeks worden aangesloten op de riolering. Hemelwater dat valt op dakoppervlakken is schoon genoeg om rechtstreeks op oppervlaktewater afgevoerd te worden.

  3. Regenwater afkomstig van pleinen en verhardingen waar evenementen en dergelijk op worden georganiseerd zijn niet geschikt om rechtstreeks af te koppelen op oppervlaktewater. De waterafvoer van deze pleinen moet eerst worden behandeld of op het gemengde stelsel worden aangesloten. Eventueel kan ook worden gedacht aan een ondergrondse waterkelder. Het eerste vuile water (first flush) kun je dan via een pomp afvoeren naar het rioolstelsel en het volgende schone water kun je afvoeren naar oppervlaktewater. Door een ondergrondse waterkelder creëer je ook extra berging. De kelder kun je ook koppelen aan de ondergronds blauwe ader. Tevens kan een kelder onder of naast het oppervlaktewater gebouwd worden waardoor vloeren of wanden wellicht kunnen worden gecombineerd.

  4. Hemelwater dat valt op bestaande dakoppervlakken moet zoveel mogelijk afgekoppeld worden van het gemengde rioolstelsel. Dit kan ook rechtstreeks op oppervlaktewater worden aangesloten.

  5. Door de aanleg van groene daken in het bebouwde gebied kan de waterafvoer worden vertraagd en kan wateroverlast mogelijk worden voorkomen. Het is tevens een middel om hittestress in de binnenstad te reduceren.

  6. Het is belangrijk dat bij toekomstige ontwikkelingen wateroverlast wordt voorkomen. Bij het ontwerp en de inrichting van nieuwe ontwikkelingen moet daarom rekening worden gehouden met de mogelijkheid om in noodgevallen (bij extreme buien) de straat en de overige openbare ruimte te benutten als tijdelijke berging. Hiervoor moet de infrastructuur waterbewust en klimaatbestendig worden ingericht. Hierbij kan worden gedacht aan niet te lage vloerpeilen, het toepassen van trottoirbanden langs de wegen en het afvoeren van alle dakoppervlak naar de voorzijde van het perceel.

  7. Schoon hemelwater en grondwater (her)gebruiken, door overtollig hemelwater en grondwater binnen het afvoersysteem van hemelwater en/of grondwater op te vangen en her te gebruiken. Hiervoor kunnen de ondergrondse blauwe aders worden ingezet, aangevuld met enkele buffers op centrale locaties.

 

 

Hoofdstuk 6 Planuitgangspunten

 

6.1 Inleiding

Aan de identiteit ontleent een stad haar persoonlijkheid, haar trots en haar eigenzinnigheid. De identiteit is nauw verbonden met de geomorfologische opbouw en de sociaal-economische ontwikkeling van de stad. De planvorming voorziet in het leggen van een basis voor een nieuwe duurzame stedelijke structuur, waarbij de Almelose binnenstad veelzijdiger, compacter en goed bereikbaar is. Kortom: een aantrekkelijke stad voor iedereen.

 

6.2 Stedenbouwkundige uitgangspunten

Zoals in paragraaf 3.4.3 staat beschreven is op 22 november 2011 door de gemeenteraad het ruimtelijk plan voor de binnenstad van Almelo “Een vernieuwde binnenstad, Almelo vaart er wel bij!” vastgesteld. De toekomstige ontwikkelingen en herstructureringsopgaven voor de binnenstad rond het Marktplein en het Centrumplein staan hierin beschreven. De stedenbouwkundige uitgangspunten zijn in die paragraaf beschreven.

 

 [image]

Afbeelding 16: Naamgeving deelgebieden

 

In dit hoofdstuk wordt de naamgeving van de deelgebieden aangehouden zoals in afbeelding 16 staat beschreven.

 

6.3 Verkeerskundige uitgangspunten

 

6.3.1 Algemeen

In deze paragraaf worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor de diverse verkeersaspecten beschreven. Hierbij wordt stilgestaan bij een groot aantal onderwerpen, zoals de fiets, de auto, het openbaar vervoer, de voetganger, het verkeersregiem en de bevoorrading.

 

Het gemeentelijk verkeersbeleid staat verwoord in het GVVP. Dit GVVP is opgesteld voor de periode 2007 – 2015. Voor de toekomst wordt er gewerkt aan een mobiliteitsvisie.

 

Centraal staat dat de aantrekkelijkheid van de binnenstad vergroot moet worden. Dit wordt primair bereikt door de juiste functies een plek te geven in het centrum, maar ook de verkeerskundige inrichting draagt hier aan bij. Het recreëren in de binnenstad wordt in de toekomst steeds belangrijker. Verkeer zal hier ook op moeten inspelen.

 

6.3.2 Verkeersregiem

 

Parkeren

In de binnenstad geldt een parkeerverbodszone. Tevens is er in de binnenstad sprake van betaald parkeren. Dit zal (vooralsnog) niet veranderen. Het aantal parkeerplaatsen op straat is beperkt. Voor het plangebied geldt eveneens dat het straatparkeren minimaal is. In het plangebied worden geen nieuwe parkeerplaatsen op de straat/winkelerf gerealiseerd. Gevolg hiervan is dat het parkeren hoofdzakelijk in de parkeergarages plaats vindt.

 

Inrichting

In de binnenstad zal voor het compacte winkelcircuit (verkeerskundig ingericht als erf) een ander regiem gelden dan voor de overige wegen in de binnenstad. Voor de binnenstad geldt, dat in het compacte winkelgebied één verkeersregiem geldt.

 

Bevoorrading

Voor de Grotestraat geldt dat tijdens winkeluren de straat aangewezen is als voetgangersgebied, met een uitzondering voor het bevoorradend verkeer. Bevoorraden is toegestaan tussen 6 en 11 uur ’s morgens. In het kader van de Q-impuls is afgesproken dat er een proef gehouden zal worden met fietsverkeer in de Grotestraat. Tijdens de bevoorradingsuren wordt fietsen ook toegestaan. Het idee is om in het compacte winkelgebied hetzelfde regiem toe te gaan passen als in de Grotestraat, waarbij het fietsen toegestaan wordt tijdens bevoorradingsuren.

 

Het autovrij maken van het compacte winkelgebied is een verkeersmaatregel die ondersteund moet worden door juridische en mogelijk fysieke maatregelen zoals dynamische afsluitingen. Een inrichting waarbij weinig tot geen beroep op handhaving noodzakelijk is, heeft daarbij de voorkeur.

 

Dynamische afsluiting

Uitgangspunt van de planvorming is dat de binnenstad aantrekkelijk moet worden voor de bezoekers van de binnenstad. Een dynamische afsluiting, waardoor al het ongewenste verkeer wordt geweerd, is dan ook noodzakelijk/wenselijk om dit doel te kunnen bereiken. Op basis van de huidige inzichten wordt het centrum buiten de bevoorradingstijden ook met een dynamische afsluiting afgesloten voor al het verkeer. Verdere uitwerking van de afsluitingen zal nog moeten plaatsvinden.

 

6.3.3 Bereikbaarheid

 

Auto's

In het plangebied zijn geen doorgaande autoverbindingen aanwezig. Het compacte winkelgebied wordt autovrij. De meeste auto’s hebben dus hun bestemming/herkomst in/uit de parkeergarages. In het plangebied bevindt zich de bestaande parkeergarage Havenpassage (kelder en dek), gelegen in het AH-blok. Deze wordt uitgebreid met een parkeerlaag op de eerste verdieping van het nieuw te bouwen Haven Zuid-complex. De parkeerkelder wordt omgevormd tot stallingsgarage voor de appartementen in het plangebied.

 

Het uit te breiden parkeerdek krijgt een functie voor het binnenstadsbezoek. De autobereikbaarheid kent zodoende haar zwaartepunt op de Werf. Aan de Werf ligt de toegang tot beide parkeergarages. Op de Werf vindt voor de Rabobank een opdeling van het verkeer plaats. Via het Kloosterhofpad wordt het autoverkeer, dat naar de parkeerkelder en de Kloosterhofflat moet, afgewikkeld. Hierdoor ontstaat een scheiding van bewoners en bezoekers parkeren bij de parkeergarage. Het verkeer van de binnenstadbezoeker gaat vanaf de Werf rechtstreeks naar het parkeerdek. Dit verkeer rijdt af via het Kloosterhofpad. Dit betekent dat de rijrichting op de hellingbaan van het parkeerdek wordt omgedraaid. Dit voorkomt dat in- en uitrijdend verkeer elkaar gaat kruisen, hetgeen slecht is voor de doorstroomcapaciteit van de garage.

 

 [image]

Afbeelding 17: aan- en afrijroutes binnenstadbezoeker parkeergarages plangebied.

 

De Wierdensestraat heeft een beperkte verkeersfunctie. Zij is van groot belang voor de bereikbaarheid van het busstation, maar heeft voor het autoverkeer alleen een functie voor de aanliggende woningen/bedrijven c.q. de panden aan het Waagplein. Het Waagplein wordt gesloten verklaard voor gemotoriseerd verkeer met uitzondering van de bereikbaarheid van de aanliggende panden. Het Kloosterhofpad is van belang voor de bereikbaarheid van de appartementen in het AH-blok en Haven Zuid (incl. het te handhaven deel van de Kloosterhofflat) en de ING en Rabobank. Hier bevindt zich parkeren (14-17 stuks) op maaiveld. Deze parkeerplaatsen worden overgedragen aan Beter Wonen en kunnen dus niet door binnenstadsbezoekers gebruikt worden.

 

Openbaar vervoer

Aan de Wierdensestraat ligt het centrum-busstation. Dit is de halte voor de meeste stads- en streeklijnen van Almelo. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling wordt het bestaande busstation compacter. Doordat in de afgelopen jaren het aantal buslijnen fors is gedaald, is het mogelijk het busstation compacter te maken. Het huidige busstation telt 11 haltes en de inrichting van dit busstation voldoet niet meer aan de eisen van toegankelijkheid voor het openbaar vervoer. Door een nieuw compact busstation te maken, kan aan de voorwaarde van toegankelijkheid voldaan worden. Het nieuwe busstation kent de vorm van een centraal eiland waarlangs een 6-tal bushaltes gerealiseerd worden. Op het nieuwe plein (eiland) dient een aantal abri’s geplaatst te worden. Daarnaast dient er een dynamisch informatiepaneel geplaatst te worden.

 

Doordat er minder ruimte beschikbaar is, (het bouwplan Haven Zuid neemt een hap weg uit het busstation) moet een dynamisch busstation worden gerealiseerd, zodat toch alle bussen dit busstation kunnen gebruiken. Dit betekent dat de eerste bus die aankomt, doorrijdt tot de voorste halteplaats. De achterste halteplaats mag pas door de zesde bus gebruikt worden doordat de bussen elkaar hier niet kunnen passeren. Een hier halterende bus zorgt ervoor dat de andere halteplaatsen niet gebruikt kunnen worden. Doordat bussen niet in een vaste volgorde aan komen rijden, is het noodzakelijk om het busstation dynamisch te maken, zodat een bus gebruik kan maken van alle halteplaatsen en niet gebonden is aan een vaste halteplaats. Voor de reizigers is dit geen probleem, doordat zij op het eiland bijtijds geïnformeerd worden waar haar bus halteert.

 

Het behouden van het busstation voor het centrum is van primair belang voor de bereikbaarheid van het winkelgebied met het openbaar vervoer. Als gevolg van het aanpassen van het busstation met de bijbehorende voorzieningen naar de huidige maatstaven, is deze minder geschikt voor incidentele of wekelijkse evenementen.

Fietsers

Voor de bereikbaarheid van het winkelgebied, is een belangrijke rol weggelegd voor de fiets. De bereikbaarheid voor het fietsverkeer moet tot uiting komen door een rondje fiets rondom de binnenstad te maken. Vanaf deze route wordt ook naar de fietsenstallingen verwezen.

 

Een deel van het bestaande voetgangersgebied wordt opengesteld voor fietsverkeer. Dit betreft het gedeelte Schouwburgplein – Grotestraat Zuid – Werfstraat. Daarnaast dient er een nieuwe fietsverbinding tussen het Kloosterhofpad en de Wierdensestraat gerealiseerd te worden. Dit fietspad wordt gesitueerd tussen de ING-bank en het Officiershuis. Daarnaast wordt een aantal bestaande wegen autovrij/-luw gemaakt. Hierbij wordt gedacht aan de Klara Zetkinstraat en de Rosa Luxemburgstraat. De eerstgenoemde straat wordt autovrij. De Rosa Luxemburgstraat wordt autoluw gemaakt.

 

Naast de fietsroutes zijn de fietsenstallingen van groot belang. Door de bouw van Haven Zuid en de oostgevel van de Waagstraat/Waagplein vervallen ca. 600 fietsenstallingsplaatsen in de openbare ruimte. De belangrijkste concentraties die vervallen zijn de fietsenklemmen aan de oostgevel van de Markt/Waagplein en een groot aantal klemmen aan de Rosa Luxemburgstraat. Daarnaast vervalt de fietsenstalling t.b.v. de markt (ca. 300 plekken). Op basis van de aantrekkelijkheid van de binnenstad dient voor deze 300 fietsparkeer plekken ter compensatie een voorziening te worden opgenomen. Deze plekken dienen voorzien te worden van stallingsmogelijkheden, die voldoen aan het Fietsparkeur. De nieuwe fietsenstallingslocaties dienen zoveel mogelijk bij de toegangen tot de binnenstad, in geconcentreerde vorm gerealiseerd te worden. De voorkeur gaat uit naar stallingsruimte op maaiveld. Uitgangspunt is, dat op het Centrumplein en Marktplein geen fietsparkeervoorzieningen worden gerealiseerd. Mocht het noodzakelijk zijn om toch voorzieningen aan te brengen, dan zouden dat hiervoor speciaal aangewezen vakken kunnen zijn.

 

Het stallen van fietsen gebeurt in de binnenstad gespreid. Fietsbestemmingen, zoals winkels, kantoren, horecagelegenheden, de bibliotheek, het nieuwe stadhuis e.d. krijgen een op de behoefte afgestemde fietsenstalvoorziening, die goed en veilig bereikbaar is via de fietsroutes. Een goede fietsenstalling heeft in ieder geval een ruime maatvoering en een eenvoudige aanbindmogelijkheid voor het fietsframe conform de geldende standaarden (Fietsparkeur).

 

Voor elektrische fietsen dienen hoogwaardige fietsstalmogelijkheden aangeboden te worden. Nader onderzoek vindt plaats naar de wijze van uitvoering (bijvoorbeeld fietsboxen en inpandig stallen).

Voor evenementen dient aanvullend extra capaciteit voor het stallen van fietsen gerealiseerd te worden. De fietsenstalling voor de donder- en zaterdagmarkt dient terug te komen, tenzij besloten wordt de markt te verplaatsen naar een locatie buiten het winkelgebied. Ook voor andere grootschalige evenementen is aanvullende fietsstalgelegenheid noodzakelijk.

 

Voetgangers

Voetgangers moeten overal in het winkelgebied veilig en ongehinderd kunnen lopen. Dat betekent dat in elk geval op wegen met een verkeersfunctie en langs fietspaden een scheiding tussen voetgangers met het autoverkeer (voetpaden/trottoirs) en drukke fietsroutes wenselijk is. Daar waar gekozen wordt voor een (winkel)erf-inrichting, is menging van verkeerssoorten mogelijk. Auto’s en fietsers zijn dan te gast bij de voetganger. Dit betekent dat het verblijven belangrijker is dan de verkeersafwikkeling.

Daar waar mogelijk worden er doorsteekjes voor voetgangers gerealiseerd c.q. behouden. Zo wordt er naar gestreefd, dat de overdekte wandelroute langs de Klara Zetkinstraat, wordt behouden en wordt uitgebreid met een wandelroute langs het AH-blok aan de kant van de Rosa Luxemburgstraat.

Op de Wierdensestraat zullen één of meerdere zebrapaden gerealiseerd worden, om het perroneiland van het busstation voor de voetganger goed bereikbaar te maken.

Bij de inrichting van de stadsplein, de kaden/straten langs het water en in de directe omgeving moet rekening gehouden worden met regelmatige en incidentele evenementen die veel publiek trekken. Dit publiek legt het laatste deel van de verplaatsing te voet af en de voetgangersvoorzieningen worden daar, qua capaciteit en veiligheid, geschikt voor gemaakt. Dit betekent dat de voetgangersvoorzieningen voldoende breed worden vormgegeven en vrij worden gehouden van obstakels zoals b.v. wegmeubilair. Ook worden in de route goede oversteekvoorzieningen gerealiseerd die de route ondersteunen.

6.3.4 Parkeren

In en nabij het plangebied zijn in totaal 2 parkeergarages aanwezig en op een aantal plaatsen zijn parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Daarnaast kent een aantal bedrijven eigen parkeergelegenheid, waarbij het parkeerterrein van de RABO-bank, net buiten het plangebied, op zaterdagen gebruikt kan worden voor binnenstadsbezoek. In Haven Zuid wordt op de eerste verdieping een parkeergarage gebouwd. Deze wordt gekoppeld aan het parkeerdek boven AH en dit wordt daardoor één parkeergarage.

 

De parkeerkelder in het AH-blok wordt een stallingsgarage voor bewoners in het plangebied. De bewoners van de complexen aan de Klara Zetkinstraat, Kloosterhofflat, Haven Zuid en de appartementen boven de voormalige V&D krijgen hier hun parkeergelegenheid. Nader bekeken wordt of eventuele restcapaciteit ingezet kan worden om andere bewoners van de binnenstad in de gelegenheid te stellen om een abonnement op de parkeergarage te verschaffen. Het plangebied valt binnen de parkeerverbodszone en het betaald parkeren gebied van Almelo.

 

De parkeerplaatsen op de Werf (4 p.p.) en 17 p.p. aan het Kloosterhofpad (t.b.v. woningen te handhaven deel Kloosterhofflat) blijven gehandhaafd. Buiten de uitbreiding van het parkeren in Haven Zuid zullen er geen extra parkeerplaatsen in het plangebied gerealiseerd worden.

 

Ten behoeve van ultrakortparkeren (parkeerduur max 1/2 uur tot 1 uur) en parkeren voor gehandicapten kan het nodig zijn in beperkte mate straatparkeerplaatsen te creëren in de directe omgeving van het plangebied. Ultrakortparkeren kan in ieder geval niet gesitueerd worden in het winkelgebied.

 

In Almelo is, tot op heden, weinig behoefte gebleken aan specifieke voorzieningen om motorfietsen te parkeren. Aangezien versterking van de recreatieve functie van het plangebied en de binnenstad nadrukkelijk tot de doelstelling van de plannen hoort, is het van belang in het kader van het plan, enige motorfietsparkeerplaatsen te realiseren, met mogelijkheden voor uitbreiding als de vraag toeneemt. Voor het parkeren van motorfietsen zal nader onderzoek uitgevoerd moeten worden naar potentiële locaties.

 

6.3.5 Bevoorrading

Waar mogelijk vindt bevoorrading van winkels, bedrijven e.d. via de achterzijde plaats. Wanneer dit niet mogelijk is, zal ten behoeve van bevoorrading, ruimte worden gereserveerd in de straatprofielen, waarbij uitgangspunt is dat bevoorradende (vracht)auto’s niet op de rijbaan, het fietspad of het voetpad staan en de loopafstand naar de deur beperkt is.

 

In het plangebied wordt een aantal winkels gevestigd. Deze dienen qua bevoorrading gefaciliteerd te worden. In Haven Zuid worden een tweetal laad- en losplaatsen gerealiseerd. Aan de kant van de Kloosterhofflat komt een laad- en losgelegenheid voor C&A. Deze wordt alleen door C&A gebruikt. Aan de kant van het centrumbusstation komt een laad- en losgelegenheid voor een aantal winkels die in Haven Zuid zijn gevestigd. Deze laad- en losgelegenheid kent één dockingstation. Een tweede vrachtauto moet wachten op een speciaal daarvoor gemaakte strook. De winkels die geen bedrijfstoegang kennen aan de achterzijde van hun pand, worden via de voorkant bevoorraad.

 

Het kernwinkelgebied in Almelo kent venstertijden. Door de herontwikkeling van de binnenstad wordt voorgesteld voor het gehele kernwinkelgebied dezelfde bevoorradingstijden aan te houden.

  [image]

Afbeelding 18: Bevoorradingsroutes

 

De bevoorrading van het AH-blok blijft voor een groot deel hetzelfde. AH heeft reeds haar bevoorrading aan de zuidkant (Kloosterhofpad). De Klara Zetkinstraat en Rosa Luxemburgstraat worden in principe niet gebruikt als bevoorradingsroute. Uitzondering hierop is de bevoorrading van restaurant Kreta en een eventueel nieuw te vestigen restaurant in het AH-blok.

 

6.4 Openbare ruimte

Met het realiseren van een nieuwe stedelijke structuur voor de binnenstad wordt ook de openbare ruimte opnieuw ingericht.

 

Kernkwaliteiten

De kernkwaliteiten zijn belangrijk uitgangspunten voor het ontwerp van de openbare ruimte van de binnenstad. De belangrijkste kernkwaliteiten zijn samengevat:

 

Structuurbeeldkaart

De verschillende sferen en plekken die in de binnenstad te onderscheiden zijn, zijn vastgelegd in de kaart Structuurbeeld Openbare ruimte. Het vormt de kapstok voor de duiding en de differentiatie tussen de gebieden, van de bijzondere plekken en de belangrijke routes.

 

Het structuurbeeld onderscheidt de volgende deelgebieden:

 

Een van de doelen van de inrichting van de verschillende deelgebieden is om evenwicht tot stand te brengen tussen samenhang en differentiatie. Daarbij is een heldere ruimtelijke structuur belangrijk, oriëntatie mogelijk maken, ondersteunen van gebruik en accentueren van sfeerverschillen.

Dit wordt bereikt door uniforme basiskeuzes, namelijk:

  1. Voor de bestrating te kiezen voor één hoofdmateriaal in combinatie met andere materialen. De kleur en maatvoering van het hoofdmateriaal kan per beeldgebied verschillen.

  2. Voor inrichtingselementen, zoals straatmeubilair, verlichting en plantenbakken een beperkt scala aan samenhangende elementen kiezen.

  3. Verschillen kunnen worden geaccentueerd door in ‘t ontwerp de aandacht te vestigen op de specifieke kenmerken en kwaliteiten van een deelgebied en op bijzondere plekken accenten toe te voegen aan de bestratingskeuze of te variëren in de keuze van de inrichtingselementen

  4. Op de meest bijzondere plekken ruimte bieden voor een uniek inrichtingsaccent.

 

 [image]

Afbeelding 19: Openbare ruimte in deelgebieden

 

De ruimtelijke kaders, ontwerpprincipes en ontwerpwensen worden hieronder per deelgebied beschreven.

 

Moderne stad

In de moderne stad is de waterboulevard de spil. Het water wordt doorgezet naar de Rosa Luxemburgstraat en wordt 10 m breed. De haven van 30 bij 28 meter vormt de beëindiging. Voorlopig is het water geschikt voor roeiers, kanoërs, kajakkers en op termijn voor de pleziervaart. Ook waterevenementen, zoals de Almelose Havendagen en de intocht van Sinterklaas, krijgen zo een betere relatie met de binnenstad.

 

Haven en bruggen

De relatie met water is belangrijk. Langs de winkels aan de Rosa Luxemburgstraat komt een hoge vlonder om de winkels te bereiken. Deze vlonder dient in haar vormgeving de relatie met water uit te stralen.

Rond de haven komen aan de zonnige zijden (noord- en oost) verlaagde kades om aan te meren en aan het water te zitten. De eerst 3,5 meter (of meer) van de verlaagde kades van de haven blijven altijd openbaar toegankelijk om aan te meren en uit de boot te stappen en zijn niet beschikbaar om in te richten als horecaterras.

Door de binnenstad wordt en blauwe ader gemaakt ten behoeve van het verbeteren van de waterkwaliteit. Deze blauwe ader zal waar mogelijk bovengronds worden gemaakt. Op het Stadsplein zal dit waarschijnlijk ondergronds zijn om geen beperkingen bij gebruik van het plein te zijn. De uitmonding van de blauwe ader in de haven zal een bijzondere vormgeving krijgen, waardoor waterbeleving (zicht, geluid) en een aanleiding om te spelen met water ontstaat.

 

De (tijdelijke) brug in de Klara Zetkinstraat wordt voorlopig een vaste brug. De brug is in hoofdzaak voor fietsers en voetgangers, maar kan incidenteel worden gebruikt voor bevoorrading en hulpdiensten. Deze brug zal familie zijn van de langzaam-verkeersbrug die bij het stadhuis is geplaatst. De doorvaarthoogte is geschikt voor kano’s en sloepen.

 

Groen

De bomenrij langs het kanaal wordt zo veel mogelijk doorgezet tot aan het plein langs de waterkant. Waar de Rosa Luxemburgstraat maar 8 meter breed is, is er geen ruimte voor bomen. Om een ruimtelijke beëindiging van de waterlijn te creëren wordt er een groep bomen geplant aan de kop van de haven. Er komen zo min mogelijk hoge hekwerken langs het water.

 

Klara Zetkinstraat en Rosa Luxemburgstraat

De straten horen bij de waterboulevard en de sfeer is gericht op verblijf en flaneren. Nadruk ligt op langzaam verkeer. De straten worden met zo min mogelijk niveauverschillen aangelegd ten behoeve van zo flexibel mogelijk gebruik, zoals evenementen, markten. In de Klara Zetkinstraat mogen langs de kade over een breedte van 2,5 m horecaterrassen komen.

 

Materialisatie

De toon voor de inrichting van de openbare ruimte is al gezet bij het nieuwe stadshuis; gebakken klinkers in een robuuste keiformaat, hoogwaardige betonnen elementen en gemetselde kades. De kleurstelling van de materialen is wel afgestemd met de historische stad door overwegend donkere kleuren en roodtinten te kiezen. Langs het water en voor de bruggen is voor een lichtgrijze accentkleur gekozen.

 

Kloosterhofpad

In de nieuwe situatie wordt het Kloosterhofpad doorgetrokken naar de haven. Deze verbinding is een mooie doorsteek en ook zichtlijn naar haven en kerken. Aan de praktische inrichting van het Kloosterhofpad worden veel eisen gesteld, namelijk als expeditie route, parkeren voor Beter Wonen, entree-gebied voor alle appartementen Haven-zuid en Kloosterhofflat, stallingsruimte voor fietsers, die boodschappen gaan doen bij Albert Heijn. Vooral door de functie als entree voor de appartementen en als doorsteek naar de haven, moet de inrichting zorgvuldig en met duurzame materialen geschieden, die aansluiten bij de Moderne Stad. Ook de aanplant van enkele (grote) bomen is waardevol om de route vriendelijk en aangenaam te maken.

 

Verbindende pleinen

Het nieuwe plein (huiskamer) wordt de ontmoetingsplek; alle stedelijke functies komen hier samen: winkels, horeca, wonen, recreatie/evenementen en de weekmarkt. De gebruiksdruk zal hier heel hoog zijn. Het vinden van een juiste balans tussen weekmarkt, winkelcircuit en terrassen is het uitgangspunt.

De havenkom zal een centrale plaats innemen op het plein. In de vormgeving van het grote ruimte zal in de verhardingen de verschillen van waterboulevard naar stadsplein afleesbaar zijn, zonder tot grote contrasten te leiden. De overgang van Stadsplein naar Waagstraat mag vloeiend verlopen.

 

Horeca en winkels

Eilandterrassen lijken de beste optie in relatie tot het winkelcircuit, mits de oversteekbaarheid van het plein en de bereikbaarheid van de haven niet in het geding komt. Het voorsorteren op het maken van een compact en logisch winkelcircuit, zodat de bezoekers van de binnenstad een aantrekkelijke en herkenbare route kunnen volgen, is een blijvend aandachtspunt. Uitstallingen bij winkels mogen een strook van maximaal 1 meter tegen de gevel innemen. Dit zal in het ontwerp voor de bestrating worden gemarkeerd, bijvoorbeeld door een rollaag in te straten. Voor het plein zo min mogelijk niveauverschillen maken ten behoeve van zo flexibel mogelijk gebruik, zoals evenementen, markten.

 

Groen

Om het plein te geleden en het verblijfskarakter te benadrukken zijn enkele boomgroepen gewenst. De leilindes bij Nielz zullen worden vervangen door andere bomen, die geen overlast geven door plakkende luizen. Het gebruik van grote verrijdbare boombakken met bomen moeten worden overwogen, om het gebruik van het plein flexibeler te maken. Aan de bomen wordt een meubilairzone gekoppeld.

 

Materialisatie en licht

De materialen dienen geschikt te zijn voor intensief gebruik. Neutrale en natuurlijke (gebakken) materialen samen met hoogwaardig straatmeubilair, een lichtontwerp zullen tot een samenhangend ingericht plein leiden. Voor de keuze van de bestratingen zal het kleurenpalet van Waagplein en waterboulevard leidend zijn.

 

Wierdensestraat

Op termijn kan de Wierdensestraat een mooie eenduidige allee worden, die eindigt bij het Waagplein. De bebouwing vormt een statige wand. Voor het huidige plangebied zijn het busstation en de ernaast gelegen Kloosterhoftuin de ‘parels’ van dit deelgebied. Een groen karakter wordt het belangrijkste thema voor dit deelgebied.

De Kloosterhoftuin wordt een intiem plek met gras en bomen om te verblijven. Het busstation wordt anders georganiseerd, en wordt een eilandperron, waar de meeste bestaande bomen worden ingepast en nieuwe bomen bijgeplant zodat je een bladerdak krijgt. Ook de expeditie voor de winkels dient zorgvuldig te worden ingepast. Blinde gevels krijgen een groen karakter.

 

Groen

De Wierdensestraat zelf wordt een laan. De straat eindigt in een groen ‘plein en tuin’ als markante entree van de binnenstad. De bestaande Metasequioa en Taxus dienen te worden ingepast.

 

Materialisering

De bestratingen zijn in dezelfde natuurlijke sfeer als ‘verbindende pleinen’. Voor de bussen kan vanuit technisch oogpunt een betonverharding nodig zijn. Wellicht is de kleur af te stemmen met de gebakken materialen. Toevoegingen, zoals muurtje, randen, traptreden bestaan uit hoogwaardige materialen zoals natuursteen, metselwerk of hoogwaardig beton in hardsteenkleuren. Het gebruik van licht in de Kloosterhoftuin moet de intieme sfeer ondersteunen.

 

Straatmeubilair

Het faciliteren van bezoek aan de binnenstad vraagt om ‘straatmeubilair’ zoals fietsenrekken, afvalbakken en banken. Daarbij gelden de volgende (stedenbouwkundige) uitgangspunten:

 

Openbare verlichting

Verlichting is cruciaal om een sfeervol en uitnodigende binnenstad te maken met de nadruk op verblijf. Voor de nieuwbouw Haven zuid en Oostgevel zal worden ingezet om zoveel mogelijk de verlichtingsarmaturen aan de (nieuwe) gebouwen bevestigen.

Enkele monumentale panden in zichtlijnen, zoals Nielz verdienen 't om ’s avond speciaal belicht te worden. Ook de verlaagde kades kunnen met lichtlijnen heel sfeervol worden gemaakt (vergelijk met de kades bij het stadshuis).

 

Weekmarkt

De ambulante handel draagt bij aan een levendige binnenstad. Er worden weekmarkten georganiseerd op donderdag van 08.00 -14.00 uur en op zaterdag van 08.00 – 17.00 uur. De weekmarkt wordt ingepast in de vernieuwde binnenstad. Dit houdt in dat de weekmarkt in ieder geval over 550 strekkende meter kan beschikken, waarvan 450 meter binnen dit plangebied.

 

Evenementen

Evenementen dragen bij aan een levendige binnenstad. Grote publieksevenementen, waaronder bijvoorbeeld de centrumkermis en de profronde, dienen hierin een plek te kunnen krijgen, maar moeten mogelijk de ambities bijstellen. Uitgangspunt is een levendige binnenstad wensen maar dat per gebied en omgeving moet worden gekeken naar de mogelijkheden in relatie tot de omgeving. Zo kan rekening moeten worden gehouden met bijvoorbeeld geluid of overlast of eisen moeten stellen aan deze evenementen of bij realisatie extra geluidwerende maatregelen moeten treffen aan slaapvertrekken (zie ook paragraaf 4.1.2). In het nog op te stellen evenementenbeleid zal per plein of gebied worden aangegeven welk type evenement toelaatbaar is en zal per gebied een maximum aantal evenementen worden toegestaan.

 

6.5 Planbeschrijving

De voorgenomen binnenstedelijke bouwopgave is een complexe opgave met dubbelruimtegebruik. Het resultaat moeten gebouwen zijn met een herkenbare Almelose identiteit, waar de stedenbouwkundige uitgangspunten, het programma (winkels, parkeren, wonen), de relatie met de openbare ruimte en de architectuur in een logische en aansprekende samenhang zijn vormgegeven.

Deze herstructureringsopgave moet een duurzame bijdrage leveren aan de kwaliteit, representativiteit en beleving van de binnenstad. Dat betekent dat de architectuur de ‘nieuwe tijd’ mag uitstralen met meervoudig en flexibel ruimtegebruik, hoogwaardige materialen en een zorgvuldige relatie van gebouw met de openbare ruimte.

 

Hieronder volgt een beschrijving van de deelgebieden zoals benoemd in afbeelding 16 uit paragraaf 6.2.

 

Haven

Er zal in eerste instantie een kleine havenkom worden aangelegd. De haven wordt ca 28 meter bij 30 meter groot en 1.80 m diep. Een gracht van ca 10 meter breed in de Rosa Luxemburgstraat verbindt de Kreta-vijver met de haven. Het gebouw van C&A en oostelijke Havenpassage worden gesloopt.

Sloepen en kano’s met een maximale doorvaarthoogte van maximaal 1,5 meter kunnen de haven aandoen. Het doel is de haven uiteindelijk bereikbaar te maken voor de pleziervaart. De uiteindelijke ambitie is om in de toekomst de gehele havenkom aan te leggen, die dan 80 meter lang wordt. De breedte blijft 28 meter.

 

AH Blok

Relatief gezien vinden hier de minste wijzigingen plaats. De wijzigingen zullen voornamelijk aan de zijde van de Rosa Luxemburgstraat plaatsvinden. Dit blok zal na de transformatie als één blok herkenbaar zijn en krijgt een industriële en frisse uitstraling. De vernieuwde gevels en de rand van het parkeerdak vormen één geheel, de entree van het blok kent een verbijzondering binnen het thema van de gevels.

 

 [image]

Afbeelding 20: Impressie transformatie AH-Blok

 

Oostgevel

Voor de bestaande gebouwen wordt als het ware een schil voorgeplaatst. Dit is in drie stadia te verdelen. Voor de Houtbrox (een kledingzaak) wordt in twee lagen een gebouw geplaatst. De lijn van de nieuwe straatwand wordt doorgezet links en rechts naast de entree van de winkelpassage “de Galerij”. Door een brede opening ter plekke van de “koepel” in de nieuwe straatwand te creëren wordt de toegang van de winkelpassage ruimer en meer uitnodigend. De gevels links en rechts naast de entree van de winkelpassage krijgen een hoogte van ca. 1,5 bouwlagen, dit om de straatwand enige betekenis te geven. Hierachter worden de winkelfuncties op de begane grond uitgebreid (één bouwlaag). De nieuwe straatwand sluit verder aan op de gevel van het herontwikkelde en uitgebreide voormalige V&D gebouw, waarin appartementen worden gerealiseerd.

Zoals in paragraaf 1.1 is vermeld is er een omgevingsvergunning met planafwijking aangevraagd voor het deel ter plaatse van de Houtbrox. De gevelbeelden zijn momenteel nog aan verandering onderhevig waardoor op deze plek (nog) geen impressiebeelden zijn opgenomen.

 

Haven Zuid

 

Stedenbouwkundige ontwerpconcept en uitgangspunten

Haven Zuid is een winkel-parkeer-woon-complex, dat op een belangrijk ‘ankerpunt’ in de stad komt te liggen. Kenmerkend voor de locatie is dat er verschillende stedenbouwkundige structuren samenkomen.

Het nieuwe bouwblok:

 

Voor 'Haven Zuid' is de keuze gemaakt, dat de verschillende omgevingen, waar het gebouw onderdeel van uitmaakt, bepalend zijn en de inspiratie geven voor de architectuur. Door dit conceptmatige uitgangspunt, zal het gebouw 'Haven-zuid’ verschillende gezichten krijgen in afstemming met de stedenbouwkundige context. De architectonische uitstraling van ’Haven-zuid’ zal per zijde verschillend zijn om zo optimaal aan te sluiten bij bestaande stad. Dit zal zich uiten in variatie in bouwhoogte, korrelgrootte, geleding van de gevel en kleur- en materiaalgebruik. De samenhang van het totaal moet daarbij niet uit het oog worden verloren.

Sfeer en identiteit

Er zullen drie typologieën te onderscheiden zijn:

  1. "Havenpanden";

  2. "Stadse panden";

  3. "Kloosterhof woningen".

 

Havenpanden aan Stadsplein/lange lijn

Almelo wil zich meer als waterstad profileren. Vanuit de historie heeft de stad altijd een grote relatie gehad met water (Almelose Aa, Kolkje en vroeger de katoenhaven, kanalen en beken). Voor het versterken van de Almelose identiteit wordt de lange lijn hersteld. Voor deze krachtige waterlijn (het kanaal is 17 m breed, de haven wordt 28 m breed) is het gewenste architectuurbeeld een kloeke baksteenarchitectuur. De huidige gebouwen (Javatoren, Rechtbank, Stadhuis, Kranenborgflat) hebben al een behoorlijke maat. Richting de binnenstad bouwt de maat en schaal van de bebouwing af, maar nog steeds zal in de wand aan de haven de kloekheid herkenbaar blijven. De panden, die aan het stadsplein met haven worden gebouwd gaan in hun maatvoering een relatie aan met de korrel van de bestaande gebouwen, zoals het pand van Café Nielz, de Bibliotheek en appartementencomplexen in de nabijheid. De architectuur voor de nieuwbouw aan de haven vindt zijn inspiratie in pakhuizen en/of de textielcomplexen met een hedendaagse benadering.

 

Stadse panden aan Waagstraat-Kop Waagplein

Deze straat vormt de verbinding tussen het Waagplein en het Stadsplein. De straat wordt ongeveer vijftien meter breed. Wat we veel zien in Almelose binnenstad is dat de straten uit individuele panden bestaan, die samen de straatwand vormen. Op hoeken en aan pleinen vormen deze gebouwen stedenbouwkundige accenten door verschil in hoogte, een bijzonder verschijningsvorm (kapvorm, gevelopbouw) of een bijzonder kleur- en materiaalgebruik. De kop van het Waagplein/ hoek Wierdensestraat is zo’n plek, waar een stedenbouwkundig accent wordt gevraagd. De straatwand van de Waagstraat zal worden gekenmerkt door een verscheidenheid aan smalle panden van 3-4 bouwlagen.

 

Kloosterhofwoningen

Met de bouw van ‘Haven Zuid’ moet de entree van de stad vanuit de Wierdensestraat aantrekkelijker en levendiger worden. De volgende maatregelen horen daarbij:

Om het gevoel van een ‘Kloosterhof’ te ondersteunen zal de bebouwing rond de tuin als één stedenbouwkundig ensemble ervaren moeten worden. De samenhang wordt gezocht in onder andere het toepassen van overwegend platte daken, verwantschap in uitstraling en overeenkomsten

in kleur- en materiaalgebruik.

 

Parkeerlaag

In het gehele complex van Haven-zuid vormt de eerste bouwlaag een parkeerlaag. In de te bereiken sfeer en identiteit van het gebouw mag de parkeerlaag geen storende factor zijn. Bij het gevelontwerp zal nauwkeurig moeten worden bekeken op welke manier de parkeerlaag onderdeel uitmaakt van de gevel.

Het volgende concept dient te worden gehanteerd. Bij de havenpanden is de parkeerlaag als het ware ‘onzichtbaar’ door het onderste gedeelte onderdeel te laten zijn van de winkelplint en het bovenste gedeelte onderdeel te laten zijn van de woonlaag. Daartussen is op een onopvallende manier de ruimte voor de ventilatie. Bij de stadse panden maakt de parkeerlaag deel uit van de woonlaag, en het lijkt dus als het ware een woonlaag. De ramen zijn de gevelopeningen voor de ventilatie. Een modern stadspand kan ook behandeld worden op de manier van de havenpanden, waarbij de parkeer ‘onzichtbaar ‘wordt. Bij de Kloosterhofwoningen vormen de plint en parkeerlaag samen de groene kloosterhofmuur. De muur wordt doorgezet tot en met de parkeerlaag met indien nodig openingen ten behoeve van ventaliatie.

 

Architectonische kwaliteit

Voor de architectuur van de binnenstad is er niet sprake van één specifieke bouwstijl. Er is ook geen eenduidige Almelose architectuur. Almelo is een stad van contrasten en er zijn dynamische en uiteenlopende programma’s in de Binnenstad. De uitdaging ligt in het hanteren van een hedendaagse architectuur, waarbij nadrukkelijk het locatie-specifieke bouwen (‘ontglobalisering’) wordt voorgestaan.

Architectuur met een knipoog naar het verleden zal leiden tot een nieuwe Almelose architectuur, waar de Almelose bevolking de stad in herkent. Er is geen aanleiding om terug te vallen op alleen historiserende bouwstijlen.

Binnenstedelijke opgaven bieden bijvoorbeeld goede kansen om zich te laten inspireren door herwaardering van hoogwaardige baksteenarchitectuur of nieuwe toepassingen van keramiek, glas en hout.

Daarnaast dient het bouwen voor de ‘lange duur’ een vast aandachtpunt te zijn in de ontwerpopgaven, en dan hebben we het zowel over de ecologische milieu-opgaven (energie, licht, water, materialen) als over de minder tastbare duurzaamheid, zoals cultuurhistorische, maatschappelijke aspecten, tijdloosheid (niet modieus), multifunctionaliteit.

 

Beelden

Bovenstaande resulteert voor 'Haven Zuid' in de volgende beelden. De beelden dienen ter verduidelijking van bovengenoemde beschrijvingen. Dat wil niet zeggen dat de gebouwen er per se zo uit komen te zien.

 

 [image]

Afbeelding 21: Referentiebeeld voor de havenpanden

 

 

 

 

 [image]

Afbeelding 22: Referentiebeeld Stadse panden

 

 

 [image]

Afbeelding 23: Referentiebeeld gerenoveerde Kloosterhofflat

 [image]

Afbeelding 24: Referentiebeeld Kloosterhoftuin

 

Beeldkwaliteitsplan

Ten behoeve van de herstructuringsopgave is een beeldkwaliteitsplan opgesteld dat als onderdeel van de Welstandsnota zal fungeren en daarmee een toetsingskader voor de stadsbouwmeester zal zijn.

Onderdelen van het beeldkwaliteitsplan zijn, ter illustratie, terug te vinden in dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 7 Juridisch bestuurlijke aspecten

 

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.

 

7.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Binnenstad_Haven-Zuid eo bestaat uit een verbeelding (plankaart), planregels en deze plantoelichting. De verbeelding en planregels vormen tezamen het juridische deel van het bestemmingsplan. Deze vormen het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van gronden en bebouwing. In de regels worden de mogelijkheden in artikelen vastgelegd. Op de verbeelding worden de bestemmingen, bouw- en gebruiksmogelijkheden per locatie aangeduid. Het bestemmingsplan is opgesteld in aansluiting op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.

In dit hoofdstuk zal de juridische systematiek van het bestemmingsplan worden toegelicht. Ook wordt een beschrijving per bestemming en een toelichting op de algemene bepalingen en de overgangs- en slotbepalingen gegeven.

 

7.2 Juridische systematiek

In dit plan wordt uitgegaan van positieve bestemmingen, waarbij de ontwikkeling van nieuwbouw of verbouw mogelijk is nadat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning hebben verleend. De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend wanneer het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Ook moet het gebruik van het gebouw of de gronden mogelijk zijn volgens de planregels en de verbeelding.

 

Planregels

De planregels zijn ondergebracht in een viertal hoofdstukken:

 

De hoofdstukindeling van de regels ziet er als volgt uit:

 

Hoofdstuk 1: "Inleidende regels", bevat de volgende artikelen:

 

Hoofdstuk 2: "Bestemmingsregels", bevat de bestemmingen, die per artikel (indien van toepassing) het volgende stramien hebben:

 

Hoofdstuk 3: "Algemene regels", bevat de volgende artikelen:

 

Hoofdstuk 4: "Overgangs- en slotregels", bevat de volgende artikelen:

 

De bestemmingsomschrijving is de centrale bepaling van elke bestemming. In deze bestemmingsomschrijving worden limitatief de functies genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan. De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van de grond en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. De afwijkingsregels en nadere eisen geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om onder voorwaarden bij een omgevingsvergunning af te wijken van een specifieke regel.

 

Verbeelding

Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Een aantal elementen op de verbeelding heeft juridisch gezien geen enkele betekenis en is uitsluitend op de analoge verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van die verbeelding, zoals kadastrale lijnen, topografische symbolen en huisnummers.

 

Flexibiliteit binnen het bestemmingsplan

Binnen het bestemmingsplan zijn de volgende instrumenten aanwezig ten behoeve van de benodigde flexibiliteit:

 

Of en onder welke voorwaarden van deze mogelijkheden gebruik kan worden gemaakt, staat in het bestemmingsplan omschreven.

 

7.3 Beschrijving per bestemming

 

7.3.1 Bestemmingsregels

Het bestemmingsplan kent verschillende bestemmingen, te weten Centrum, Verkeer - 1, Verkeer - 2, Water, Wonen - Gestapeld wonen, Leiding - Riool en Leiding - Water.

Hierna volgt een korte beschrijving van deze bestemmingen.

 

Centrum

De binnenstedelijke functies zijn vastgelegd binnen de bestemming 'Centrum'. De bestemming Centrum staat naast detailhandel, horeca in de categorie 1 en 4 toe (te weten: fastfoodzaken en restaurants e.d.). Ook wordt er ruimte geboden aan dienstverlening en wonen. De functies detailhandel, dienstverlening en horeca mogen zich alleen op de begane grond bevinden behalve in het deel aan de oostzijde van het plangebied.

De hoofdbebouwing mag enkel opgericht worden binnen de op de verbeelding aangegeven

bouwvlakken. In de regels en op de verbeelding zijn bepalingen opgenomen omtrent de (minimale en/of maximale) hoogten voor zowel de hoofdbebouwing als bijbehorende bouwwerken.

In de bouwregels is vastgelegd dat het aantal gestapelde woningen niet meer mag bedragen dan 82.

Er is een gevellijn opgenomen, voor dat deel is bepaald dat de geluidwering, indien aan die zijde een

slaapkamer wordt gebruikt, blijvend ten minste 35 dB bedraagt. Op deze wijze wordt een aanvaardbaar evenwicht gevonden tussen ruimtelijke kwaliteit en levendigheid (horeca, evenementen en dagmarkt). Tenslotte is bepaald dat er in totaal ten minste 400 parkeerplaatsen aanwezig dienen te zijn. Het totaal aantal parkeerplaatsen heeft betrekking op de totale ontwikkeling binnen het plangebied. Met andere woorden, ook de benodigde parkeerplaatsen voor de bestemming Wonen - Gestapeld wonen worden binnen deze bestemming gerealiseerd (en deels in de openbare ruimte nabij de Kloosterhofflat).

 

Verkeer 1 en 2

De bestemming Verkeer - 1 is bedoeld voor de in het plangebied opgenomen wegen, straten, fiets- en voetpaden. De gronden zijn mede bestemd voor groen- en speelvoorzieningen, voorzieningen ter wering van het wegverkeerslawaai, parkeervoorzieningen en straatmeubilair. Nutsvoorzieningen met een maximale inhoudsmaat van 36 m³ zijn toegestaan, evenals vergunde mobiele verkooppunten. De regeling spitst zich vooral toe op bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor de te realiseren verbindingsbrug tussen het bestaande AH blok en Haven Zuid is een specifieke regeling opgenomen.

De bestemming Verkeer - 2 is gelijk aan Verkeer - 1 maar kent een aantal aanvullingen. Zo is zijn op een aantal locaties de vestiging van horecaterrassen planologisch mogelijk. De voorwaarden voor de aard en omvang van de terrassen wordt geregeld via andere gemeentelijke regelgeving (beleidsregels artikel 2.12 Wabo), vandaar dat er geen bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Daarnaast zijn evenementen en warenmarkten binnen deze bestemming mogelijk. Tenslotte zijn er een aantal watergeraleteerde bepalingen opgenomen om flexibiliteit in de vorm van de havenkom te kunnen bewerkstelligen.

 

Water

Deze bestemming is bedoeld voor structurele waterhuishoudkundige elementen en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het betreft hier het doortrekken van de waterlijn tot midden in de stad.

 

Wonen-Gestapeld wonen

De in het plangebied aanwezige Kloosterhofflat wordt gedeeltelijk herontwikkeld. Deze vorm van gestapeld wonen heeft ertoe geleid dat de gronden in het plangebied bestemd zijn als ‘Wonen – Gestapeld wonen’. Binnen deze bestemming is het toegestaan om te wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit. Voorts zijn op de begane grond maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Tevens zijn binnen deze bestemming tuinen en erven en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding toegestaan evenals gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, verhardingen, tuinafscheidingen en overige bijbehorende voorzieningen.

In de bouwregels is vastgelegd dat het aantal gestapelde woningen niet meer mag bedragen dan 35. De bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven waarbij het hoofdgebouw dient te worden opgericht binnen het bouwvlak. Enkel gebouwen in de vorm van aangebouwd bijbehorende bouwwerken zijn buiten het bouwvlak toegestaan tot een maximale oppervlakte van 150 m².

 

Leiding - Riool, Leiding - Water

Deze dubbelbestemmingen zijn gericht op de bescherming van de (hoofd)leidingen. De dubbelbestemming schort de werking van de onderliggende (basis)bestemming op. Een afwijkingsregeling maakt het echter mogelijk om toch binnen deze bestemming te bouwen. De omgevingsvergunning om af te wijken kan alleen worden verleend, mits het functioneren van de leiding niet in het geding komt.

 

7.3.2 Overige regels

 

Inleidende regels / begrippen

Dit artikel bevat de definities van begrippen die in dit bestemmingsplan worden gebruikt. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. De begripsbepalingen zijn op alfabetische volgorde weergegeven.

 

Inleidende regels / wijze van meten

In dit artikel is geregeld op welke manier moet worden gemeten.

 

Anti-dubbeltelregel

Door middel van dit artikel wordt voorkomen dat grond, die betrokken is geweest bij het toestaan van een bouwplan, bij de beoordeling van een later bouwplan wederom betrokken is.

 

Algemene bouwregel

De algemene bouwregels vormen een aanvulling op de bouwregels in de bestemmingen en gelden in principe voor alle bestemmingen. Het betreft de mogelijkheid tot het overschrijden van grenzen inzake ondergeschikte bouwdelen.

 

Algemene gebruiksregel

Voor de redactie van de gebruiksregel is een algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de doeleindenomschrijving van de te onderscheiden bestemming helder en duidelijk moet zijn.

 

Algemene afwijkingsregel

In dit artikel zijn een aantal voorwaarden opgenomen die het mogelijk maken het plan op ondergeschikte punten aan te passen. Dit evenwel met het voorbehoud dat de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad. Ook kleine afwijkingen (tot 10%) van de in de regels opgenomen maten kunnen op grond van dit artikel mogelijk worden gemaakt. Tevens kunnen krachtens dit artikel kleine bouwwerken ten dienste van nutsbedrijven worden toegestaan. Ook de realisatie van erkers bij woningen wordt middels deze bepaling mogelijk gemaakt, alsmede het wijzigen van gebruik van gebouwen (al dan niet bij woningen) ten behoeve van kinderopvang en voor het gebruik van ruimten van de woning ten behoeve van een bed & breakfast accommodatie.

 

Algemene procedureregels

Hierin zijn de procedurebepalingen opgenomen ten aanzien van het stellen van nadere eisen.

 

Overgangsrecht

In dit artikel wordt geregeld dat bouwwerken mogen worden behouden of gebruik mag worden voortgezet vanaf het moment dat het plan rechtskracht heeft verkregen, ondanks dat de bebouwing of het gebruik niet (langer) overeenkomt met de regels die in het bestemmingsplan van kracht zijn.

 

Slotregel

Dit wordt ook wel de citeerbepaling genoemd. Hierin wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan genoemd is.

 

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

 

Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

 

Grondposities

De voor uitvoering van het bestemmingsplan benodigde gronden zijn grotendeels in eigendom van de gemeente Almelo. Daarnaast hebben Urban Interest (Garden End Building B.V.) en de Almelose Woningstichting Beter Wonen een eigendomspositie (zie onderstaande kaart). [image]

Afbeelding 25: Grondposities binnen plangebied

 

De gemeente Almelo is samenwerkingsovereenkomsten aangegaan met de betreffende eigenaren, waarmee de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is gewaarborgd en het kostenverhaal is verzekerd. In deze overeenkomsten zijn tevens afspraken opgenomen over het programma en de fasering.

 

Samenwerkingsovereenkomsten

De samenwerkingsovereenkomst Oostgevel 1 (door partijen ondertekend op 23-01-2015) ziet toe op de herontwikkeling van de voormalige V&D (geen onderdeel van dit bestemmingsplan). In het kader van deze overeenkomst verkrijgt de gemeente Almelo het pand Waagplein 1 (hierin bevindt zich op dit moment Mc Donald's) en de oostvleugel van de Kloosterhofflat. Genoemde panden zijn nodig voor uitvoering van het bestemmingsplan (de realisatie van het complex Haven Zuid en omliggende openbare ruimte).

De samenwerkingsovereenkomst Haven Zuid (door partijen ondertekend op 23-11-2015) heeft betrekking op de herontwikkeling van deelgebied Haven Zuid. Deze overeenkomst ziet toe op de realisatie van het Complex Haven Zuid (winkels, parkeerplaatsen en woningen) door Urban Interest, de vernieuwbouw van de zuidvleugel van de Kloosterhofflat door Beter Wonen en realisatie van openbare ruimte door de gemeente. Tevens voorziet de overeenkomst in de productie van bouwgrond en de levering van een bouwterrein aan Urban Interest. Via de uitgifte van bouwgrond, is het kostenverhaal verzekerd.

De gemeenteraad heeft op 17 februari 2015 en 5 januari 2016 de voor uitvoering benodigde middelen ter beschikking gesteld.

 

Financiële onderbouwing

De raad heeft een krediet ter beschikking gesteld van in totaal ruim € 25 miljoen voor uitvoering van het bestemmingsplan. De door de gemeente te verrichten investeringen hebben betrekking op de realisatie van openbare ruimte, planbegeleiding en de productie van bouwgrond.

Van het totaal aan investeringen wordt circa € 13 miljoen gedekt door de gemeente Almelo en € 12 miljoen gedekt door de provincie Overijssel. De provincie heeft op 14 januari 2015 € 3,1 miljoen ter beschikking gesteld voor realisatie van het Waagplein c.a. en op 7 juli 2015 € 8,9 miljoen ter beschikking gesteld voor afronding van de Waterboulevard c.a.

Door middel van de door de raad beschikbaar gestelde kredieten, de door de provincie ter beschikking gestelde subsidie en de met eigenaren gesloten overeenkomsten, is de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.

Hoofdstuk 9 Vooroverleg, Inspraak en Zienswijze

 

9.1 Vooroverleg

Het plan wordt in het kader van vooroverleg (artikel 3.1.1 Bro) voorgelegd aan de provincie, het waterschap en het ministerie. De opmerkingen uit het vooroverleg worden verwerkt in het bestemmingsplan.

 

Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke plannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

 

Provincie Overijssel

Een concept bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan de provincie Overijssel.

Op 9 september 2015 heeft de provincie aangegeven dat vanwege de woningbouw en de relatie met de centrumontwikkeling er sprake is van een provinciaal belang. Gelet op de toelichting zoals is aangegeven in paragraaf 3.2, waaruit blijkt dat er per saldo sprake is van een afname van het aantal woningen en oppervlak van commerciële ruimte, past het plan in het provinciaal ruimtelijk beleid.

Indien het plan in de huidige vorm in procedure wordt gebracht, ziet de provincie vanuit het provinciaal belang geen beletselen voor het verdere vervolg van deze procedure. Hiermee is voldaan aan het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro.

 

Waterschap Vechtstromen

De watertoets heeft plaats gevonden. Daarmee zijn de waterhuishoudkundige aspecten voldoende

belicht. Voorts heeft er op ambtelijk niveau overleg plaatsgevonden tussen gemeente en waterschap over de planvorming. Nader overleg met het waterschap hoeft niet te worden gevoerd.

 

9.2 Inspraak

Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Bij dit plan is afgezien van het ter inzage leggen van een voorontwerpbestemmingsplan omdat de inspraak op een andere wijze is vormgegeven. Er wordt een communicatieplan opgesteld aan de hand waarvan alle belanghebbenden zullen worden geïnformeerd over de planvorming.

 

9.3 Zienswijze

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 2 maart 2016 tot en met 12 april 2016 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.