Deel Regels     

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

Artikel 4 Agrarisch met waarden

Artikel 5 Bedrijf

Artikel 6 Bos

Artikel 7 Detailhandel

Artikel 8 Horeca

Artikel 9 Maatschappelijk

Artikel 10 Natuur

Artikel 11 Recreatie

Artikel 12 Recreatie - Verblijfsrecreatie

Artikel 13 Sport

Artikel 14 Verkeer

Artikel 15 Verkeer - Railverkeer

Artikel 16 Water

Artikel 17 Water - Waterweg

Artikel 18 Wonen

Artikel 19 Wonen - Villa

Artikel 20 Leiding - Gas

Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding 1

Artikel 22 Leiding - Hoogspanningsverbinding 2

Artikel 23 Leiding - Riool

Artikel 24 Leiding - Water

Artikel 25 Waarde - Archeologie

Artikel 26 Waarde - Archeologische verwachting hoog

Artikel 27 Waarde - Archeologische verwachting middelhoog

Artikel 28 Waarde - Beschermd stads- en dorpsgezicht

Artikel 29 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 30 Anti-dubbeltelregel

Artikel 31 Algemene bouwregels

Artikel 32 Algemene aanduidingsregels

Artikel 33 Algemene gebruiksregels

Artikel 34 Algemene afwijkingsregels

Artikel 35 Algemene wijzigingsregels

Artikel 36 Algemene procedureregels

Artikel 37 Overige regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 38 Overgangsrecht

Artikel 39 Slotregel

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

Lid 1.1 Plan:     

het bestemmingsplan Buitengebied correctieve herziening met identificatienummer NL.IMRO.0141.00015-BP31 van de gemeente Almelo;

Lid 1.2 Bestemmingsplan:     

de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

Op dit plan zijn van toepassing de regels en verbeelding welke deel uitmaken van het bestemmingsplan Buitengebied Almelo met identificatie NL.IMRO.0141.BP00034-0601 en ondergrond o_BP00034-02.dgn, zoals vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Almelo d.d. 29 maart 2011 en door de Raad van State op een aantal planonderdelen vernietigd op 26 september 2012 (kenmerk: 201105898), met dien verstande dat die regels en verbeelding als volgt worden gewijzigd.

Begrip 1.3 "de verbeelding" wordt gewijzigd:

de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan (onder tek.nr. NL.IMRO.0141.00015-BP31 ) conform het gestelde in de Regeling Standaarden Ruimtelijke Ordening 2012. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan. Voor het overige blijft de verbeelding van het digitale plan met IDN: NL.IMRO.0141.BP00034-0601 van kracht.

Begrip 1.15 "bijbehorend bouwwerk" wordt gewijzigd in:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

Begrip 1.19 "bedrijfswoning" wordt gewijzigd in:

een woning, slechts bestemd voor (het gezin) van een persoon die een directe relatie heeft met het op hetzelfde bouwperceel gevestigde bedrijf;

Begrip 1.22 "bestaand" onder a wordt "bouwvergunning" gewijzigd in "omgevingsvergunning";

Begrip 1.26 "bouwen" wordt gewijzigd in:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

Na het begrip 1.29 wordt een nieuw begrip 1.30 "bouwperceelgrens" toegevoegd:

de grens van een bouwperceel.

De nakomende begrippen 1.30 t/m 1.72 worden hernummerd als 1.31 t/m 1.73.

Het huidige begrip 1.31 "bouwwerk" (nieuw 1.32) wordt gewijzigd in:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

Het huidige begrip 1.50 "hoofdgebouw" (nieuw 1.51) wordt gewijzigd in:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

Het huidige begrip 1.53 (nieuw 1.54) wordt gewijzigd in:

een agrarisch bedrijf of deel van een agrarisch bedrijf gericht op het houden van dieren (zoals een rundveehouderij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij) waarbij het houden van deze dieren in zijn geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt of een combinatie van deze bedrijfsvormen alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen en met tenminste 250 m2 bedrijfsvloeroppervlak.

Na het huidige begrip 1.71 (nieuw 1.72) wordt een nieuw begrip 1.73 "nutsvoorziening" toegevoegd:

voorziening voor elektriciteit, gas, water, energie, telecommunicatie, (gescheiden) inzameling van (huishoudelijke) afvalstoffen, opslag en transport van afvalwater, openbare veiligheid, volksgezondheid en een daarmee gelijk te stellen voorziening van algemeen nut.

Na het huidige begrip 1.72 (nieuw 1.74) wordt een nieuw begrip 1.75 "overig bouwwerk" toegevoegd:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

Het nakomende huidige begrip 1.73 wordt hernummerd als 1.77.

Na het huidige begrip 1.73 (nieuw 1.76) wordt een nieuw begrip 1.77 "pand" toegevoegd:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en sluitbaar is.

De nakomende huidige begrippen 1.74 en 1.75 worden hernummerd als 1.78 en 1.79.

Na het huidige begrip 1.75 (nieuw 1.79) wordt een nieuw begrip 1.80 "plattelandswoning" toegevoegd:

een agrarische bedrijfswoning die tevens door derden mag worden bewoond en die niet wordt beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf.

De nakomende huidige begrippen 1.76 t/m 1.94 worden hernummerd als 1.81 t/m 1.99.

Het huidige begrip 1.86 vakantieappartementen (nieuw 1.91) wordt gewijzigd in het nieuwe begrip 1.91 vakantieappartement/vakantiehuis.

Van het huidige begrip 1.94 (nieuw 1.99) wordt de naam gewijzigd in: Zorgboerderij 1.

Na het huidige begrip 1.94 (nieuw 1.99) wordt een nieuw begrip 2.00 "Zorgboerderij 2 " toegevoegd:

een (deel van een) agrarisch bedrijf voor de opvang van kinderen en jongvolwassenen met een sociale en/of medische indicatie, die al dan niet woonachtig zijn op het perceel.

Artikel 2 Wijze van meten     

In artikel 2 worden de volgende onderdelen gewijzigd:

Artikel 2.3 "de bouwhoogte van een bouwwerk" wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorsteen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Artikel 2.5 "de hoogte van een windmolen" wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

2.5 De hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Agrarisch     

In artikel 3 worden de volgende onderdelen gewijzigd:

In artikel 3.1, wordt een nieuw lid d toegevoegd. Dit lid luidt:

een zorgboerderij 1 ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - zorgboerderij 1";

De overige leden worden hernummerd.

Artikel 3.1, onder d (nieuw e) wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

het bestaande aantal bedrijfswoning(en).

In de laatste zinsnede van artikel 3.1 wordt "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 3.2.1 eerste zinsnede wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 3.2.2 eerste zinsnede wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

In de titel van artikel 3.2.3 wordt de term "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 3.2.3 eerste zinsnede wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

In artikel 3.2.3 onder a en b wordt "windmolens" gewijzigd in "windturbines".

Artikel 3.2.3 onder f wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 3 meter.

Artikel 3.2.3, onder g wordt verwijderd.

In artikel 3.4.5, onder c wordt "bouwvergunning" gewijzigd in "omgevingsvergunning".

In artikel 3.4.7, onder a.1, onder b.1 en onder c.1 wordt "bouwvergunning" gewijzigd in "omgevingsvergunning".

In artikel 3.5.4, onder c wordt "bouwvergunning" gewijzigd in "omgevingsvergunning".

Artikel 4 Agrarisch met waarden     

In artikel 4 worden de volgende onderdelen gewijzigd:

In artikel 4.1, wordt een lid b gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

een zorgboerderij 2 ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - zorgboerderij 2";

Artikel 4.1, onder c wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

het bestaande aantal bedrijfswoning(en) en ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning(en)" een plattelandswoning.

In de laatste zinsnede van artikel 4.1 wordt "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 4.2.1 eerste zinsnede wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 4.2.1 onder a wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij bij de aanduiding "plattelandswoning" de plattelandswoning uitsluitend binnen deze aanduiding mag worden gebouwd.

Artikel 4.2.3 eerste zinsnede wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 4.2.3, onder a wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

de gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 100 m2 of, indien het bijbehorende bouwwerken bij een plattelandswoning betreft, niet meer dan de bestaande oppervlakte indien die meer is dan 100 m2, met dien verstande dat vervangende nieuwbouw van bijbehorende bouwwerken maximaal 250 m2 van de bestaande oppervlakte mag betreffen.

In de titel van artikel 4.2.4 wordt de term "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 4.2.4 eerste zinsnede wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

In artikel 4.2.4 onder a en b wordt "windmolens" gewijzigd in "windturbines".

Artikel 4.2.4 onder f wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 3 meter.

Artikel 4.2.4, onder g wordt verwijderd.

In artikel 4.4.5, onder c wordt "bouwvergunning" gewijzigd in "omgevingsvergunning".

In artikel 4.4.7, onder a.1, onder b.1 en onder c.1 wordt "bouwvergunning" gewijzigd in "omgevingsvergunning".

In artikel 4.6.4, onder a wordt "bouwvergunning" gewijzigd in "omgevingsvergunning".

Artikel 5 Bedrijf     

In artikel 5 worden de volgende onderdelen gewijzigd:

Bijlage 2 kolom 'type bedrijf' wordt als volgt gewijzigd:

  1. toegevoegd wordt: Bokdamsweg 1 - Groothandel in cosmetica (inclusief trainingen en workshops t.b.v de groothandel) (sb-ob) - 450 m2

  2. voor het perceel Bolscherlanden 43: zowel dienstverlening als opslag, met ondergeschikte bewerking van producten t.b.v. die opslag;

  3. toegevoegd wordt: Sluiskade Noordzijde 210 - nutsvoorziening (nv) - 275 m2.

  4. Pepershaar 2/2a wordt uit de lijst verwijderd.

De lay-out van bijlage 2 wordt gewijzigd.

Artikel 5.1, onder b wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

het bestaande aantal bedrijfswoning(en).

In de laatste zinsnede van artikel 5.1 wordt "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 5.2.1 eerste zinsnede wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 5.2.2 eerste zinsnede wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 5.2.2 wordt aangevuld met een nieuw lid e. Dit nieuwe lid e luidt als volgt:

  1. in afwijking van het bepaalde onder d. mag de inhoud van een woning met de aanduiding "wonen" maximaal 1250 m3 bedragen.

het voormalige lid e wordt hernummerd.

In de titel van artikel 5.2.3 wordt de term "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 5.2.3 wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties en lichtmasten bedraagt maximaal 6m;

  2. de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 2 meter.

Artikel 5.4.wordt verwijderd. Deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in artikel 32.2.4.

Er wordt een nieuw artikel 5.4 "Afwijken van de gebruiksregels" opgenomen. Dit artikel luidt als volgt.

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1 en toestaan dat een bedrijf wordt gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk is te stellen met het toegestane bedrijf , mits:

  1. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Artikel 6 Bos     

In artikel 6 worden de volgende onderdelen gewijzigd:

In de laatste zinsnede van artikel 6.1 wordt "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken" en wordt de term "geluidswerende voorzieningen" toegevoegd.

Artikel 6.2.1, eerste zinsnede wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van en met inachtneming van de volgende bepalingen:

In de titel van artikel 6.2.2 wordt de term "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 6.2.2 wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van de trimbaan bedraagt maximaal 5 m;

  2. de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen bedraagt maximaal 6m.

  3. de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 3 m;

Artikel 7 Detailhandel     

In artikel 7 worden de volgende onderdelen gewijzigd:

Artikel 7.1, onder b wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

het bestaande aantal bedrijfswoning(en).

In de laatste zinsnede van artikel 7.1 wordt "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 7.2.1 eerste zinsnede wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 7.2.2 eerste zinsnede wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

In de titel van artikel 7.2.3 wordt de term "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 7.2.3 wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2 m.

Artikel 8 Horeca     

In artikel 8 worden de volgende onderdelen gewijzigd:

Artikel 8.1, onder b wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

het bestaande aantal bedrijfswoning(en).

In de laatste zinsnede van artikel 8.1 wordt "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 8.2.1 eerste zinsnede wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 8.2.2 eerste zinsnede wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

In de titel van artikel 8.2.3 wordt de term "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 8.2.3 wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 6 m;

  2. de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 2 m.

Artikel 9 Maatschappelijk     

In artikel 9 worden de volgende onderdelen gewijzigd:

Bijlage 2 kolom 'type bedrijf' wordt als volgt gewijzigd:

Maatschappelijk: Bavinckelsweg 2/7 wordt uit de tabel verwijderd.

Artikel 9 wordt geheel gewijzigd. De wijzigen luiden als volgt:

Lid 9.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een verenigingsgebouw

met bijhorende gebouwen, overige bouwwerken, wegen en paden, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

Lid 9.2 Bouwregels     

Sublid 9.2.1 Gebouwen     

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. goothoogte maximaal 6 m;

  3. bouwhoogte maximaal 10m.

Sublid 9.2.2 Overige bouwwerken     

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 6m

  2. de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 2 meter.

Artikel 10 Natuur     

In artikel 10 worden de volgende onderdelen gewijzigd:

In de laatste zinsnede van artikel 10.1 wordt "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 10.2.1, eerste zinsnede wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

In de titel van artikel 10.2.2 wordt de term "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 10.2.2 wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met een maximale bouwhoogte van 1,5 m.

Artikel 11 Recreatie     

In artikel 11 worden de volgende onderdelen gewijzigd:

Artikel 11.1 onder a wordt als gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

"specifieke vorm van recreatie - scoutingterrein" wordt gewijzigd in "scouting" scouting;

na volkstuinen wordt toegevoegd:

"sport" hondenclub.

Artikel 11.1, onder b wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

het bestaande aantal bedrijfswoning(en).

In de laatste zinsnede van artikel 11.1 wordt "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken" en wordt de term "geluidswerende voorzieningen" toegevoegd.

Onder de titel van artikel 11.2 wordt een zinsnede toegevoegd. Deze luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Van de artikel 11.2.1, 11.2.2, 11.2.3, 11.2.4, 11.2.5, 11.2.6 wordt de eerste zinsnede verwijderd.

Na artikel 11.2.3 wordt een nieuw artikel 11.2.4 ingevoegd. Dit artikel luidt al volgt:

11.2.4 Gebouwen ten behoeve van sport:

oppervlakte maximaal 150 m2

goothoogte maximaal 3m.

bouwhoogte maximaal 5m

De nakomende artikelen 11.2.4 t/m 11.2.8 worden hernummerd als 11.2.5 t/m 11.2.9.

In de titel van artikel 11.2.5 (nieuw) wordt de term "scoutingterrein" gewijzigd in "scouting".

Artikel 11.2.5 (nieuw), onder a en c wordt als volgt gewijzigd:

oppervlakte maximaal 280 m2.

bouwhoogte maximaal 5,5m.

Artikel 11.2.8 (nieuw) eerste zinsnede wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

In de titel van artikel 11.2.9 (nieuw) wordt de term "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 11.2.9 (nieuw) wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van lichtmasten en speelvoorzieningen bedraagt maximaal 6m;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 3m;

  3. de bouwhoogte van geluidswerende voorziening bedraagt maximaal 6 m;

  4. de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 2 meter.

Artikel 12 Recreatie - Verblijfsrecreatie     

In artikel 12 worden de volgende onderdelen gewijzigd:

Artikel 12, onder a wordt als volgt gewijzigd: specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie' een NIVON-natuurvriendenlocatie, waarbij geldt dat op de aanduiding "specifieke vorm van recreatie uitgesloten - bebouwing" bebouwing is uitgesloten.

Artikel 12.1, onder b wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

het bestaande aantal bedrijfswoning(en).

In de laatste zinsnede van artikel 12.1 wordt "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Onder de titel van artikel 12.2 wordt een zinsnede toegevoegd. Deze luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Van de artikel 12.2.1, 12.2.2, 12.2.3, 12.2.4 wordt de eerste zinsnede verwijderd.

Artikel 12.2.2 wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

  1. Groepsaccommodatie:

    1. maximaal 1 gebouw ten behoeve van groepsaccommodatie

    2. oppervlakte maximaal 535 m2;

    3. goothoogte maximaal 4,5 m;

    4. bouwhoogte maximaal 6,5 m.

  1. Zomerhuisjes:

    1. maximaal 2 zomerhuisjes

    2. pppervlakte per zomerhuis maximaal 80 m2;

    3. goothoogte maximaal 3 m;

    4. bouwhoogte maximaal 4 m.

  1. Trekkershutten:

    1. maximaal 3 trekkershutten

    2. oppervlakte per trekkershut maximaal 18 m2

    3. goothoogte maximaal 3 meter;

    4. bouwhoogte maximaal 4 meter.

  1. Kleinschalig kamperen:

    1. maximaal 25 tenten;

    2. buiten de periode van 1 april tot en met 30 september geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;

    3. maximaal 75 m2 aan bebouwing ten behoeve van sanitaire voorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m.

In de titel van artikel 12.2.7 (nieuw) wordt de term "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige

bouwwerken".

Artikel 12.2.7 (nieuw) wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van lichtmasten en speelvoorzieningen bedraagt maximaal 6 m;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 3 m;

  3. de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 2 m.

Artikel 13 Sport     

In artikel 13 worden de volgende onderdelen gewijzigd:

In artikel 13.1 wordt "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 13.2.1 wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen gebouwen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande, dat buiten het bouwvlak gebouwen ten behoeve van opslag, stalling en onderhoud zijn toegestaan met een gezamenlijk oppervlakte van maximaal 100 m2 per vereniging en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;

  2. oppervlakte maximaal 400 m2 per bouwvlak;

  3. goothoogte maximaal 6 m;

  4. bouwhoogte maximaal 10m.

In artikel 13.2.2 wordt de term "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 13.2.2 wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van sportvelden bedraagt maximaal 16 m;

  2. de bouwhoogte van overige lichtmasten, speelinstallaties en ballenvangers bedraagt maximaal 6 m;

  3. de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 4 m.

Artikel 14 Verkeer     

In artikel 14 worden de volgende onderdelen gewijzigd:

In de laatste zinsnede van artikel 14.1 wordt "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken" en wordt het woord "bestaande" voor nutsvoorzieningen verwijderd.

Artikel 14.2.1, eerste zinsnede wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van nutsvoorzieningen en met inachtneming van de volgende bepalingen:

In de titel van artikel 14.2.2 wordt de term "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken";

Artikel 14.2.2 wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt maximaal 10 m;

  2. de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 2 m.

Artikel 15 Verkeer - Railverkeer     

In artikel 15 worden de volgende onderdelen gewijzigd:

In de laatste zinsnede van artikel 15.1 wordt "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 15.2.1 wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

In de titel van artikel 15.2.2 wordt de term "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 15.2.2 wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken voor de geleiding, beveiliging en regeling van het railverkeer bedraagt maximaal 8 m;

  2. de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 2 m.

Artikel 16 Water     

In artikel 16 worden de volgende onderdelen gewijzigd:

In de laatste zinsnede van artikel 16.1 wordt "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 16.2.1 wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

In de titel van artikel 16.2.2 wordt de term "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 16.2.2 wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van bruggen en viaducten bedraagt maximaal 8 m;

  2. de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 3 m.

Artikel 17 Water - Waterweg     

In artikel 17 worden de volgende onderdelen gewijzigd:

In artikel 17.1 wordt als volgt gewijzigd:

De voor 'Water - Waterweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor;

  1. water ten behoeve van de scheep- en recreatievaart, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers

  2. een zwaaikom ter plaatse van de aanduiding "waterstaat".

In de laatste zinsnede van artikel 17.1 wordt "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 17.2.1 wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

In de titel van artikel 17.2.2 wordt de term "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 17.2.2 wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van bruggen en viaducten bedraagt maximaal 12 m;

  2. de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 3 m.

Artikel 17 wordt aangevuld met een specifieke gebruiksregel. Dit artikel luidt als volgt.

Artikel 17.3 Specifieke gebruiksregel.

  1. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden overeenkomstig de in lid 17.1, onder b opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 5 opgenomen Inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.

  2. Het onder artikel 17, lid 3 onder a genoemde gebruik van gronden overeenkomstig de in lid 17.1, onder b opgenomen bestemmingsomschrijving mag niet eerder plaatsvinden dan nadat de aanleg van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 5 opgenomen Inrichtingsplan heeft aangevangen en binnen zes maanden is uitgevoerd.

  3. Het gebruik zoals onder artikel 17, lid 3 onder a genoemd mag uitsluitend worden voortgezet indien de landschapsmaatregelen zoals onder b genoemd, in stand worden gehouden.

Artikel 18 Wonen     

In artikel 18 worden de volgende onderdelen gewijzigd:

Artikel 18.1, onder a, eerste zinsnede wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

de bestaande (aantal) woning(en) met dien verstande dat:

In de laatste zinsnede van artikel 18.1 wordt "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 18.2.1 eerste zinsnede wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen hoofdgebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 18.2.1, onder c wordt aangevuld met: met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "maximum volume (x)" de inhoud niet meer mag bedragen dan de bestaande inhoud.

Artikel 18.2.2 eerste zinsnede wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 18.2.2, onder b wordt aangevuld met: en ter plaatse van de aanduiding "maximum oppervlakte (y)" de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte.

In de titel van artikel 18.2.3 wordt de term "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 18.2.3 wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1m;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2m;

  3. de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 2m;

  4. de oppervlakte van een paardenbak bedraagt maximaal 1000 m2.

Artikel 18.4.2 wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.1 onder a voor het gebruik van een woning dan wel de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken voor inwoning, uitsluitend ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  1. de inhoud van de woning mag worden uitgebreid tot maximaal 1.000 m³;

  2. het vloeroppervlak van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² mag bedragen;

  3. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

  4. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing.

Na artikel 18.5.2, onder a een nieuw lid b toegevoegd:

Alle bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen die niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt worden gesloopt met dien verstande dat minimaal 800 m2 aan bedrijfsgebouwen moet worden gesloopt.

De nakomende leden b t/m g worden hernummerd als c t/m h.

Artikel 19 Wonen - Villa     

In artikel 19 worden de volgende onderdelen gewijzigd:

In de laatste zinsnede van artikel 19.1 wordt "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 19.2.1, eerste zinsnede, wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen hoofdgebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 19.2.2 eerste zinsnede wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

In de titel van artikel 19.2.3 wordt de term "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 19.2.3 wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1m;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2m;

  3. de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 2m;

  4. de oppervlakte van een paardenbak bedraagt maximaal 1000 m2.

In artikel 19.3.2, eerste zinsnede, wordt "18.2.4" gewijzigd in "19.2.4".

Artikel 20 Leiding - Gas     

In artikel 20 worden de volgende onderdelen gewijzigd:

In de laatste zinsnede van artikel 20.1 wordt "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Er wordt een nieuw artikel 20.2 toegevoegd. Dit artikel luidt:

20.2 Voorrangsbepaling.

Waar een enkelbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van deze dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de enkelbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

De overige leden worden hernummerd.

Artikel 20.3 (nieuw) eerste alinea wordt verwijderd.

Artikel 20.3.1 (nieuw) wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen geen gebouwen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen;

  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;

  2. de inhoud bedraagt maximaal 36 m3.

In de titel van artikel 20.3.2 (nieuw) en in de eerste zinsnede wordt de term "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 20.3.2 (nieuw) wordt gewijzigd. De wijziging luidt al volgt:

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.

Artikel 20.4 (nieuw) wordt aangevuld met:

en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 20.5.1, onder a (nieuw) wordt gewijzigd in:

het aanbrengen en rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting

Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding 1     

In artikel 21 worden de volgende onderdelen gewijzigd:

In artikel 21.1, lid a wordt het woord "ondergrondse" verwijderd;

In de laatste zinsnede van artikel 21.1 wordt "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Er wordt een nieuw artikel 21.2 toegevoegd. Dit artikel luidt:

21.2 Voorrangsbepaling.

Waar een enkelbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van deze dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de enkelbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

De overige leden worden hernummerd.

Artikel 21.3 (nieuw) eerste alinea wordt verwijderd.

Artikel 21.3.1 (nieuw) wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen geen gebouwen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen;

  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;

  2. de inhoud bedraagt maximaal 36 m3.

In de titel van artikel 21.3.2 (nieuw) wordt de term "bouwwerken, geen gebouwen zijnde gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 21.3.2 (nieuw) wordt gewijzigd. De wijziging luidt al volgt:

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van hoogspanningsleidingen bedraagt maximaal 40m;

  2. de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 3m;

Artikel 21.4 (nieuw) wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

  1. in artikel 21.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits vooraf advies is verkregen van de leidingbeheerder en de lokale brandweer en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding;

  2. in artikel 21.2.2 onder a voor het bouwen van hoogspanningsmasten met een maximale bouwhoogte van 50 m, mits advies verkregen van het ministerie van defensie.

Artikel 21.5.1 (nieuw) wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 21.1 bedoelde gronden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  1. het aanbrengen en rooien van hoogopgaande beplanting of bebossing;

  2. het ophogen, egaliseren, verlagen of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte;

  3. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  5. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en aanleggen van drainage;

  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers of andere wateren;

  7. het permanent opslaan van goederen, maar ook het tijdelijk opslaan van zwaar materiaal op het kabelbed.

Aan artikel 21.5.4 wordt een nieuw lid c toegevoegd. Dit artikel luidt als volgt:

  1. die verband houden met de aanleg en instandhouding van de betreffende hoogspanningsverbinding.

Artikel 22 Leiding - Hoogspanningsverbinding 2     

In artikel 22 worden de volgende onderdelen gewijzigd:

In artikel 22.1, lid a wordt het woord "ondergrondse" verwijderd;

In de laatste zinsnede van artikel 22.1 wordt "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Er wordt een nieuw artikel 22.2 toegevoegd. Dit artikel luidt:

22.2 Voorrangsbepaling.

Waar een enkelbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van deze dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de enkelbestemming zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

De overige leden worden hernummerd.

Artikel 22.3 (nieuw) eerste alinea wordt verwijderd.

Artikel 22.3.1 (nieuw) wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen geen gebouwen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen;

  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m;

  2. de inhoud bedraagt maximaal 36 m3.

In de titel van artikel 22.3.2 wordt de term "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 22.3.2 wordt gewijzigd. De wijziging luidt al volgt:

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van hoogspanningsleidingen bedraagt maximaal 60m;

  2. de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 3m;

Artikel 22.4 (nieuw) wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

  1. in artikel 22.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits vooraf advies is verkregen van de leidingbeheerder en de lokale brandweer en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding;

Artikel 22.5.1 (nieuw) wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 21.1 bedoelde gronden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  1. het aanbrengen en rooien van hoogopgaande beplanting of bebossing;

  2. het ophogen, egaliseren, verlagen of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte;

  3. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  5. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en aanleggen van drainage;

  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers of andere wateren;

  7. het permanent opslaan van goederen, maar ook het tijdelijk opslaan van zwaar materiaal op het kabelbed.

Artikel 23 Leiding - Riool     

In artikel 23 worden de volgende onderdelen gewijzigd:

In de laatste zinsnede van artikel 23.1 wordt "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 23.2 eerste alinea wordt verwijderd.

Artikel 23.2.1 wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen geen gebouwen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen;

  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;

  2. de inhoud bedraagt maximaal 36 m3.

In de titel van artikel 23.2.2 wordt de term "bouwwerken, geen gebouwen zijnde gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 23.2.2 wordt gewijzigd. De wijziging luidt al volgt:

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m.

Artikel 24 Leiding - Water     

In artikel 24 worden de volgende onderdelen gewijzigd:

In de laatste zinsnede van artikel 24.1 wordt "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 24.2 eerste alinea wordt verwijderd.

Artikel 24.2.1 wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen geen gebouwen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen;

  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;

  2. de inhoud bedraagt maximaal 36 m3.

In de titel van artikel 24.2.2 wordt de term "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 24.2.2 wordt gewijzigd. De wijziging luidt al volgt:

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m.

Artikel 25 Waarde - Archeologie     

In artikel 25 wordt het volgende onderdeel gewijzigd:

Artikel 25.2, eerste zinsnede wordt gewijzigd in:

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag op de gronden niet worden gebouwd, tenzij:

In artikel 25.2, onder d wordt 100 m2 gewijzigd in 50 m2.

Artikel 26 Waarde - Archeologische verwachting hoog     

Er wordt een nieuw artikel 26 "Waarde -Archeologische verwachting hoog" toegevoegd.

De nakomende huidige artikelen 26 t/m 37 worden hernummerd naar 27 tot en met 38.

Het nieuwe artikel 26 luidt als volgt:

Lid 26.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

Lid 26.2 Bouwregels     

Sublid 26.2.1 Gebouwen     

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Sublid 26.2.2 Overige bouwwerken     

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen geen overige bouwwerken worden gebouwd.

Lid 26.3 Afwijken van de bouwregels     

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25.2 ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

  2. Een omgevingsvergunning, zoals in lid a bedoeld, is niet vereist, indien:

    1. Op basis van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;

    2. Het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;

    3. Het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 2500 m² en minder diep steekt dan 0,40 meter.

  3. Alvorens Burgemeester en Wethouders beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

Lid 26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

Sublid 26.4.1 Verbod     
  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

    1. grondwerkzaamheden dieper dan 0,40 meter en met een oppervlakte groter dan 2500 m², waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, het aanleggen van straten, parkeerplaatsen en overige infrastructuur alsmede het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;

    2. het verlagen van het waterpeil;

    3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

    4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

    5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.

  2. De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

Sublid 26.4.2 Uitzonderingen op het verbod     

Het verbod, zoals in 26.4.1 bedoeld, is niet van toepassing, indien:

  1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

  2. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;

  3. de werken en werkzaamheden:

    1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;

    3. de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

Artikel 27 Waarde - Archeologische verwachting middelhoog     

De titel van het huidige artikel 26 (nieuw 27) wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Artikel 27 Waarde - Archeologisch verwachting middelhoog.

Artikel 27 (nieuw) wordt geheel gewijzigd. De wijzigingen luiden als volgt:

Lid 27.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

Lid 27.2 Bouwregels     

Sublid 27.2.1 Gebouwen     

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Sublid 27.2.2 Overige bouwwerken     

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen geen overige bouwwerken worden gebouwd.

Lid 27.3 Afwijken van de bouwregels     

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 26.2 ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

  2. Een omgevingsvergunning, zoals in lid a bedoeld, is niet vereist, indien:

    1. Op basis van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;

    2. Het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;

    3. Het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 5000 m² en minder diep steekt dan 0,40 meter.

  3. Alvorens Burgemeester en Wethouders beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

Lid 27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

Sublid 27.4.1 Verbod     
  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

    1. grondwerkzaamheden dieper dan 0,40 meter en met een oppervlakte groter dan 5000 m², waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, het aanleggen van straten, parkeerplaatsen en overige infrastructuur alsmede het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;

    2. het verlagen van het waterpeil;

    3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

    4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

    5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.

  2. De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

Sublid 27.4.2 Uitzonderingen op het verbod     

Het verbod, zoals in 26.4.1 bedoeld, is niet van toepassing, indien:

  1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

  2. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;

  3. de werken en werkzaamheden:

    1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;

    3. de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

Artikel 28 Waarde - Beschermd stads- en dorpsgezicht     

Artikel 28 (nieuw) blijft ongewijzigd.

Artikel 29 Waterstaat - Waterstaatkundige functie     

Artikel 29 (nieuw) worden de volgende onderdelen gewijzigd:

In artikel 29.1 wordt "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 29.2 eerste alinea wordt verwijderd.

Artikel 29.2.1 wordt gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen geen gebouwen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen;

  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m;

  2. de inhoud bedraagt maximaal 36 m3.

In de titel van artikel 29.2.2 en in de eerste zinsnede wordt de term "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 29.2.2 wordt gewijzigd. De wijziging luidt al volgt:

Binnen deze bestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van deze bepalingen:

  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3m.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 30 Anti-dubbeltelregel     

Artikel 30 (nieuw) blijft ongewijzigd.

Artikel 31 Algemene bouwregels     

Artikel 31 (nieuw) blijft ongewijzigd.

Artikel 32 Algemene aanduidingsregels     

In artikel 32 (nieuw) wordt geheel gewijzigd. De wijziging luidt als volgt:

Lid 32.1 Geluidzone - industrie     

Sublid 32.1.1 Aanduidingomschrijving     

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

Sublid 32.1.2 Bouwregels     

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen geen nieuw geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd.

Sublid 32.1.3 Afwijken van de bouwregels     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 32.1.2 voor het bouwen van nieuwe geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Lid 32.2 Veiligheidszone - inrichtingen     

Sublid 32.2.1 Aanduidingsomschrijving     

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone inrichtingen' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico bij kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten veroorzaakt door een risicovolle inrichting zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), of een inrichting zoals volgens de bestemming reeds is toegestaan.

Sublid 32.2.2 Bouwregels     

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemingen) mogen geen nieuwe (beperkt)kwetsbare objecten worden gebouwd zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Artikel 32.2.3 wordt verwijderd.

Sublid 32.2.3 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders kunnen het plan, onder voorwaarde dat vooraf schriftelijk advies bij de beheerder van de inrichting wordt gevraagd, wijzigen voor:

  1. het verplaatsen of verkleinen van de aanduiding 'Veiligheidszone inrichtingen', mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;

  2. het verwijderen van de aanduiding 'Veiligheidszone inrichtingen', mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de inrichting wordt beëindigd.

Lid 32.3 Veiligheidszone - transport     

Sublid 32.3.1 Aanduidingsomschrijving     

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone transport' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in verband met het risicovol transport (spoor, weg, water en buisleidingen) zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

Sublid 32.3.2 Bouwregels     

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mogen geen nieuwe (beperkt)kwetsbare objecten worden gebouwd.

Sublid 32.3.3 Afwijken van de bouwregels     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikel 32.3.2 voor het toestaan van nieuwe beperkt kwetsbare objecten overeenkomstig de andere bestemmingen ter plaatse, mits de verantwoordingsplicht groepsrisico word doorlopen in samenspraak met de veiligheidsregio en ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

Sublid 32.3.4 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de aanduiding 'veiligheidszone transport', mits het gebruikt van de transportroute wijzigt waardoor geen risico’s voor de omgeving optreden.

Artikel 33 Algemene gebruiksregels     

Artikel 33 (nieuw) blijft ongewijzigd.

Artikel 34 Algemene aanduidingsregels     

In artikel 34 (nieuw) wordt het volgende onderdeel gewijzigd:

In artikel 34.1, onder c wordt "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" gewijzigd in "overige bouwwerken".

Artikel 35 Algemene wijzigingsregels     

Artikel 35 (nieuw) blijft ongewijzigd.

Artikel 36 Algemene procedureregels     

Artikel 36 (nieuw) blijft ongewijzigd.

Artikel 37 Overige regels     

Er wordt een nieuw artikel 37 " Overige regels" toegevoegd.

De nakomende huidige artikelen 37 en 38 worden hernummerd naar 38 en 39

Het nieuwe artikel 37 luidt als volgt:

Lid 37.1 Parkeren en laden en lossen     

  1. Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, dient, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;

  2. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

Lid 37.2 Afwijkingsregels     

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 37.1 onder a en b:

    1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of;

    2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

  2. De vergunning als bedoeld in lid a. kan slechts verleend worden, indien het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 38 Overgangsrecht     

In artikel 38 (nieuw) worden de volgende onderdelen gewijzigd:

Aan artikel 38 wordt een nieuw lid 8 toegevoegd. Deze lid luidt als volgt.

Artikel 38, lid 8 Objectgebonden overgangsrecht.

  1. In afwijking van het bepaalde in artikel 33.2, onder f is permanente bewoning van een recreatiewoning voor de recreatiewoningen zoals deze is opgenomen in bijlage 4 (inventarisatie permanente bewoning recreatiewoningen - objectgebonden) wel toegestaan;

  2. indien langer dan 1 jaar aaneengesloten geen gebruik wordt gemaakt van het recht om de recreatiewoning te bewonen, vervalt dit recht.

Artikel 39 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied correctieve herziening NL.IMRO.0141.00015-BP31 van de gemeente Almelo.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

De griffier, De voorzitter,

Toelichting     

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleiding

Hoofdstuk 2 Uitspraak Raad van State

Hoofdstuk 3 Correcties en wijzigingen

Hoofdstuk 4 Niet mee te nemen onderdelen

Hoofdstuk 6 Beleidskaders

Hoofdstuk 7 Milieuhygienische en planologische verantwoording

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Hoofdstuk 9 Vooroverleg, Inspraak en Zienswijze

Hoofdstuk 1 Inleiding     

Paragraaf 1.1 Aanleiding     

Op 29 maart 2011 heeft de gemeenteraad van Almelo het bestemmingsplan "Buitengebied Almelo" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben vijf appellanten beroep aangetekend. Op 26 september 2012 heeft de Raad van State uitspraak gedaan. Naar aanleiding van deze uitspraak dient het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied Almelo" op onderdelen te worden herzien. Daarnaast is door de tijd gebleken dat naast deze aanpassingen, welke zijn opgedragen door de Raad van State, ook ambtshalve aanpassingen en verbeteringen moeten worden doorgevoerd. Om die reden is onderhavig bestemmingsplan opgesteld.

Paragraaf 1.2 De bij het plan behorende stukken     

Het bestemmingsplan "Buitengebied correctieve herziening" bestaat uit de volgende stukken:

  1. regels;

  2. verbeelding;

  3. bijlagen bij de regels.

Op de verbeelding zijn alleen de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden/percelen aangegeven waarvoor de bestemming wordt gewijzigd of aangepast. In de regels zijn voorschriften opgenomen voor een juiste ontwikkeling en beheer van het plangebied. De toelichting vergezelt het plan. Hierin zijn de aan het plan ten grondslag liggende uitgangspunten en onderzoeken weergegeven.

Paragraaf 1.3 Ligging van het plangebied     

Het plangebied komt overeen met de begrenzing van het plangebied zoals deze is vastgeled voor het bestemmingsplan Buitengebied 2009. Een uitzondering hierop zijn de percelen Sluiskade 210, 212 en 214 alsmede het aansluitende bosperceel, kadastraal bekend Ambt Almelo, sectie D, nummers 1913, 1901 en 1902, welke onderdeel gaan uitmaken van het bestemmingsplan Buitengebied. Zoals hiervoor aangegeven zijn in de verbeelding bij dit bestemmingsplan uitsluitend de gronden/percelen opgenomen waarvoor de bestemming wordt gewijzigd/aangepast. Voor het overige blijft de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied met kaartnummer: o_BP00034-02.dgn

van toepassing.

afbeelding



Paragraaf 1.4 Huidige planologische situatie     

Voor de volgende gronden/percelen, welke met dit bestemmingsplan worden herzien, is momenteel het bestemmingsplan "Buitengebied Almelo" van kracht.

  • Tusveld 23 (bestemming "Recreatie-verblijfrecreatie" met aanduiding") recreatiewoning")

  • Tusveld 27 (bestemming "Recreatie-verblijfrecreatie" met aanduiding "recreatiewoning")

  • Tusveld 29 (bestemming "Recreatie-verblijfrecreatie" met aanduiding "recreatiewoning")

  • Tusveld 37 (bestemming "Recreatie-verblijfrecreatie" met aanduiding "recreatiewoning")

  • Tusveld 63 (bestemming "Recreatie-verblijfrecreatie" met aanduiding "recreatiewoning")

  • Tusveld 81 (bestemming "Recreatie-verblijfrecreatie" met aanduiding "recreatiewoning")

  • Oude Deldenseweg 2 (bestemming "Bos" met functieaanduiding "Trimbaan");

  • Pepershaar 14 (bestemming "Wonen" en gedeeltelijk "Agrarisch");

  • Weersweg 6 (bestemming "Wonen" en gedeeltelijk "Agrarisch")

  • Grote Bavenkelsweg 27 (bestemming "Agrarisch" met bouwvlak);

  • Zomerdijks 4-4a (bestemming "Agrarisch" met bouwvlak);

  • Bolscher Landen 43 (bestemming "Bedrijf-overige bedrijvigheid");

  • Bolscherdwarsweg 9 (bestemming "Bos")

  • Brandrietsweg 3a (bestemming "Recreatie-verblijfrecreatie" met aanduiding "recreatiewoning");

  • Krikkenhaar 11 (bestemmingen "Recreatie - verblijfsrecratie", "Wonen","Bos");

  • Maatkampsdwarsweg 12 ("Agrarisch met waarden" met bouwvlak");

  • Bolscherdwarsweg 9 (bestemming "Wonen", "Agrarisch met waarden" en "Waarde - Archeologische verwachting");

  • Maatkampsweg 15-17 (bestemming "Sport" met gebiedsaanduiding "geluidszone - industrie", gedeeltelijk "Waarde - archeologische verwachting" en gedeeltelijk dubbelbestemming "Leiding - Gas").

  • Bokdamsweg 1 (bestemming "Wonen").

  • Grote Bavenkelsweg 8 (bestemming "Wonen" en "Bos");

  • Grote Bavenkelsweg, achter nummer 11 (bestemming "Recreatie-verblijfrecreatie" met aanduiding "recreatiewoning");

  • Doodsweg 3 (bestemming "Agrarisch" met bouwvlak);

  • Zwaaikom Twentekanaal (bestemming "Water-waterweg".

Door een gedeeltelijke vernietiging van het vaststellingsbesluit door de Raad van State is voor de volgende precelen het bestemmingsplan "Buitengebied Borne 1984" nog van toepassing:

  • Tusveld 41 (bestemming "Rekreatiewoning, vallend onder het overgangsrecht")

  • Tusveld 59 (bestemming "Rekreatiewoning, vallend onder het overgangsrecht")

  • Tusveld 61 (bestemming "Rekreatiewoning, vallend onder het overgangsrecht")

  • Krikkenven 5 (bestemming "Agrarisch". De voormalige bedrijfswoning is gerealiseerd middels een artikel 19, lid 1 WRO-vrijstelling)

  • Een gedeelte van het perceel Bornsestraat 16 (bestemming "Agrarisch bouwvlak");

Daarnaast zijn er nog twee percelen welke in een ander bestemmingsplan vallen:

  • Bavinksweg 2 (gedeeltelijk in bestemmingsplan Kollenveld-Bornsestraat met de bestemming "Wonen");

  • Sluiskade 210,212 en 214 met het aansluitende bosperceel (bestemmingsplan Buitengebied 1984);

  • Bavinckel, gedeelte van Pagedal (bestemmingsplan Buitengebied 1984);

Paragraaf 1.5 Leeswijzer     

De plantoelichting geeft een toelichting op het bestemmingsplan, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan. De plantoelichting van deze correctieve herziening bevat achtereenvolgens de volgende hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 Inleiding

Hoofdstuk 2 Uitspraak Raad van State

Hoofdstuk 3 Correcties en wijzigingen

Hoofdstuk 4 Niet mee te nemen onderdelen

Hoofdstuk 5 Beleidskaders

Hoofdstuk 6 Milieuhygiënische en planologische verantwoording.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Hoofdstuk 8 Vooroverleg, inspraak en zienswijzen

Voor het overige blijft de plantoelichting van het bestemmingsplan Buitengebied Almelo van toepassing.

Hoofdstuk 2 Uitspraak Raad van State     

Op 26 september 2012 (zaaknummer: 201105898) heeft de Raad van State uitspraak gedaan naar aanleiding van de ingestelde beroepen tegen het bestemmingsplan "Buitengebied Almelo", zoals de raad van Almelo op 29 maart 2011 gewijzigd heeft vastgesteld.

In het bestemmingsplan "Buitengebied Almelo" waren de recreatiewoningen op de percelen Tusveld 39, 41, 59 en 61 bestemd als "Recreatie -verblijfsrecreatie". De Raad van State heeft geoordeeld dat de toegekende bestemming voor het perceel Tusveld 39 goed is, maar heeft het besluit vernietigd voor de percelen Tusveld 41, 59, en 61. De Raad van State geeft in haar uitspraak aan dat er geen woonbestemming aan deze percelen hoeft te worden toegekend, maar dat het wel op de weg had gelegen om voor deze percelen een uitsterfregeling in het plan op te nemen. Deze uitsterfregeling kan bijvoorbeeld inhouden dat deze woningen weliswaar als recreatiewoning met de daarbij behorende bouwregels worden bestemd, maar dat in afwijking van het verbod van permanente bewoning, permanente bewoning van deze recreatiewoningen wordt toegestaan, met dien verstande dat bij beëindiging van de permanente bewoning van de woningen, dit gebruik niet langer is toegestaan .

Over de percelen Krikkenven 5 en Bornsestraat 16 oordeelde de Raad van State als volgt: als gevolg van de bestemming "Wonen" op het perceel Krikkenven 5 en de daarmee verband houdende verkleining van het bouwvlak op het perceel Bornsestraat 16 worden de uitbreidingsmogelijkheden op dit laatstgenoemde perceel verkleind, juist nu uitbreiding aan die zijde van het perceel uit het oogpunt van een efficiënte bedrijfsvoering voor de hand ligt. Niet inzichtelijk is gemaakt welk belang zich ertegen verzet dat aan het perceel Krikkenven 5 een agrarische bestemming wordt toegekend. Ook als het feitelijke gebruik van de woning als burgerwoning moet worden aangemerkt, betekent dit nog niet dat de bestemming "Wonen" uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is. Op basis van bovenstaande argumenten is het besluit vernietigd voor het perceel Krikkenven 5 en een gedeelte van het perceel Bornsestraat 16.

Hoofdstuk 3 Correcties en wijzigingen     

Voor de niet in deze herziening opgenomen onderdelen blijft de bestemmingsregeling zoals opgenomen in de regels van het bestemmingsplan "Buitengebied Almelo" met planid: NL.IMRO.0141.BP00034.0601 van toepassing als ook de bij dit plan behorende verbeelding.

Correcties en wijzigingen naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State.

Door de uitspraak van de Raad van State dient het planologisch regime voor de percelen Tusveld 41, 59, 91 en Krikkenven 5 en Bornestraat 16 (gedeeltelijk) te worden gewijzigd.

Recreatiewoningen Tusveld.

Door de gemeentelijke herindeling in 2001 kwamen de percelen Tusveld 41, 59 en 61 binnen de gemeentegrenzen van Almelo te liggen. De gemeente Borne was voor deze herindeling verantwoordelijk voor het bestemmingsplan van de percelen. In het oude bestemmingsplan ‘buitengebied 1984’ van de gemeente Borne waren de percelen bestemd als ‘rekreatiewoning’ met de aanduiding ‘overgangsrecht van toepassing’.

In het bestemmingsplan ‘Buitengebied Almelo’ zijn de percelen bestemd als ‘Recreatie – verblijfsrecreatie’ met de functieaanduiding ‘recreatiewoning’. Dit betekend dat de gronden zijn bestemd voor verblijfsrecreatie in de vorm van bedrijfsmatige exploitatie van een recreatiewoning. In artikel 36 is het overgangsrecht opgenomen. Hierdoor kan het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, worden voortgezet.

De Raad van State heeft in september 2012 het bestemmingsplan geldend op deze percelen vernietigd. De permanente bewoning van de recreatiewoningen was niet in strijd met het oude bestemmingsplan. De percelen opnieuw onder het overgangsrecht laten vallen is alleen aanvaardbaar mits de activiteit binnen de planperiode beëindigd wordt. Het is echter niet aannemelijk dat dit gaat gebeuren bij deze percelen. Hierdoor is de planologische regeling voor de percelen Tusveld 41, 59 en 61 vernietigd. afbeelding

De gevolgen van de uitspraak van de Raad van State is dat het oude bestemmingsplan weer geldend is op de percelen.

De Raad van State geeft in haar uitspraak aan dat een uitsterfregeling voor de recreatiewoningen niet in strijd is met de omgevingsverordening en dat een dergelijke regeling op de weg van de raad ligt.

Er zijn twee varianten mogelijk van een uitsterfregeling: een persoonsgebonden of objectgebonden overgangsrecht. Bij het persoonsgebonden overgangsrecht mag de huidige bewoner de woning permanent blijven bewonen, eindigt de bewoner dit gebruik dan is permanent wonen niet meer toegestaan. Bij een objectgebonden ontheffing mag er permanent gewoond worden in de recreatiewoningen, ongeacht om wie het gaat. Wordt de bewoning echter voor langer dan een jaar onderbroken dan vervalt de ontheffing en is permanent wonen niet meer toegestaan.

Het ministerie van VROM heeft destijds kaders gesteld voor de toepassing van dit overgangsrecht. Een harde eis is dat het object voor of op 31 oktober 2003 permanent bewoond moet zijn en dat deze bewoning onafgebroken heeft plaatsgevonden. Ook dient er op het moment van inwerkingtreding van de omgevingsverordening van de provincie in het bestemmingsplan te worden voorzien in een dergelijke objectgebonden overgangsrecht.

De bewoongeschiedenis van de percelen is als volgt;

Tusveld 41 wordt sinds begin 2003 permanent bewoond.

Tusveld 59 wordt sinds december 2000 permanent bewoond.

Tusveld 61 wordt sinds februari 2002 permanent bewoond.

Op 12 april 2017 heeft de provincie Overijssel de “Omgevingsverordening Overijssel 2017” vastgesteld, welke op 1 mei 2017 van kracht geworden. In deze verordening is bepaald dat recreatiewoningen kunnen worden voorzien van een woonbestemming indien wordt voldaan aan de voorwaarden:

de recreatiewoning werd vóór of op 31 oktober 2003 permanent bewoond en deze permanente bewoning is sindsdien onafgebroken voortgezet,

er kan worden voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit 2012 voor (bestaande) reguliere woningen;

er kan worden voldaan aan de relevante milieuregelgeving;

de bouwmogelijkheden binnen de te realiseren woonbestemming zijn niet ruimer dan nodig is voor de invulling van de huidige woonfunctie.

Op grond van deze bepalingen zouden de recreatiewoningen mogelijk een woonbestemming kunnen krijgen. Omdat de provincie buiten de verordening nadere voorwaarden heeft gesteld, zoals het vooroverleg, vindt de omzetting naar een woonbestemming niet plaats op basis van deze correctieve herziening.

In de Verordening 2017 is tevens bepaald dat permanente bewoning van recreatiewoningen wordt toegestaan met een daarop gericht objectgebonden overgangsrecht, voor zover deze recreatiewoningen vóór of op 31 oktober 2003 permanent werden bewoond en dat gebruik sindsdien onafgebroken is voortgezet, voor zover op het moment van inwerkingtreding van deze verordening in een geldende bestemmingsplan voorzien was in een dergelijk objectgebonden overgangsrecht.

In lid 1 van artikel 12.2.1 van de Omgevingsverordening is bepaald dat de verordening niet van toepassing is op ontwerpbestemmingsplannen, ontwerp-projectbesluiten en ontwerpbeheersverordeningen, die (formeel) ter visie zijn gelegd maar nog niet zijn vastgesteld op het moment van inwerkingtreding van de verordening. Voorwaarde is dat over deze plannen een positief advies moet zijn uitgebracht door de provinciale diensten. Hiermee wordt voorkomen dat gemeentelijke plannen die al in procedure zijn op grond van de Wro, bij de vaststelling nog aangepast moeten worden aan de verordening.

Voor de percelen Tusveld 41, 59 en 61 geld het bestemmingsplan buitengebied 1984 van de gemeente Borne. In dit bestemmingsplan zijn de recreatiewoningen ondergebracht onder het overgangsrecht. Zowel de recreatiewoningen als het gebruik valt onder het overgangsrecht. Het permanent bewonen van de recreatiewoningen is daarmee door het overgangsrecht van gebruik beschermd. Aangezien dit overgangsrecht niet middels een persoonsgebonden overgangsrecht is geregeld betreft het een overgangsrecht ongeacht de persoon van de gebruiker. Derhalve is er sprake van een objectgebonden overgangsrecht.

Het feit dat een object onder de bescherming van het overgangsrecht valt wil niet zeggen dat het strijdige gebruik voor altijd mag worden voortgezet. Er zijn omstandigheden op grond waarvan de overgangsrechtelijke situatie eindigt. Dit is het geval indien door wijziging van het object de strijdige situatie wordt vergroot of verzwaard. Daarnaast geldt dat het overgangsrecht eveneens komt te vervallen indien het object wordt verwijderd of het strijdige gebruik gedurende langere tijd wordt onderbroken. Hiervan is volgens de jurisprudentie en literatuur in ieder geval sprak bij een onderbreking van ten minst anderhalf jaar.

De recreatiewoningen Tusveld 41, 59, 61 zijn echter niet de enige recreatiewoningen in Tusveld. Uit onderzoek is gebleken dat permanente bewoning voor 31 oktober 2003 tevens is gestart op de adressen: Tusveld 23, 27, 29, 37, 63 en 81. Deze adressen zijn nu in het bestemmingsplan Buitengebied Almelo bestemd als recreatiewoning. Deze woningen worden, vanwege rechtgelijkheid, nu ook meegenomen in de nieuwe regeling van onderhavig bestemmingsplan. In het ontwerpbestemmingsplan was niet uitgegaan van een objectgerichte benadering voor het overgangsrecht van gebruik voor de percelen Tusveld 23 en 27. Dit wordt met de vaststelling gecorrigeerd.

Het objectgebonden overgangsrecht zal met deze correctieve herziening specifiek worden vastgelegd. Hiervoor wordt bij de overgangsbepaling een specifieke bepaling voor het objectgebonden overgangsrecht opgenomen en zal een bijlage worden opgenomen met een lijst waarop dit overgangsrecht van toepassing is.

Percelen Bornsestraat 16 en Krikkenven 5.

In de "oude" situatie hadden de percelen Bornsestraat 16 en Krikkenven 5 een agarische bestemming. Het agrarisch bedrijf aan de Bornsestraat 16 had een vierkant bouwblok en een bedrijfswoning. In 2001 werd er een vergunning verleend voor een tweede bedrijfswoning, welke op het perceel Krikkenven 5 werd gerealiseerd. Bij de inventarisatie van het bestemmingsplan Buitengebied is gecontateerd dat de tweede bedrijfswoning als burgerwoning wordt gebruikt. In het bestemmingsplan "Buitengebied Almelo" had het perceel Krikkenven 5 de bestemming "Wonen" gekregen. Het bouwblok van het agrarisch bedrijf aan de Bornsestraat 16 was in dit bestemmingsplan verkleint om eventuele toekomstige conflicten met de burgerwoning te voorkomen. De Raad van State heeft deze wijze van bestemmen vernietigd.

afbeelding

Het gedeelte van het perceel aan de Bornsestraat 16 zal in deze correctieve herziening weer de bestemming "Agrarisch met waarden" krijgen met een bouwvlak en valt daarmee onder de werking van artikel 3 van het bestemmingsplan "Buitengebied Almelo". Het perceel Krikkenven 5 (voormalige 2e bedrijfswoning van het agrarisch bedrijf op het perceel Bornsestraat 16) zal tevens binnen het agrarische bouwvlak van het perceel Bornestraat 16 worden getrokken. Deze woning zal de aanduiding "Plattelandswoning" krijgen. Onder een plattelandswoning wordt verstaan: een agrarische bedrijfswoning die tevens door derden mag worden bewoond en die niet wordt beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf. Deze definitie wordt in artikel 1 opgenomen. Op de verbeelding als ook in de doeleindenomschrijving bij de bestemming "Agrarisch met waarden" de bestemmingsaanduiding “specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning” worden opgenomen. In de bouwregels zal, naast de term bedrijfswoning, ook de term "plattelandswoning" worden opgenomen.

Ambthalve voorgestelde wijzigingen.

Bosperceel Sluiskade Noordzijde 210,212 en 214.

afbeelding

Vanwege de onduidelijkheden in de ontwikkeling van het project Gravenloo zijn de percelen Sluiskade Noordzijde 210, 212, en 214 als ook de kadastrale percelen Ambt Almelo, sectie D, nummers 1913, 1901 en 1902 niet meegenomen bij de herziening van het bestemmingsplan Buitengebied. Omdat voornoemde ontwikkeling nu voldoende uitgekristalliseerd is en de grenzen bepaald zijn, kunnen de bovengenoemde percelen worden meegenomen bij de correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied. Het gebied is een bosgebied. Aan de Sluikade Noordzijde zijn een gasdrukmeet- en regelstation, een scouting en een kynologenclub gelegen. Het gehele perceel zal bestemd worden als bos waarbinnen aanduidingen worden opgenomen voor de voornoemde functies. De Sluiskade Noordzijde en het kanaal zullen als "Verkeer" en "Water" en "Bos" worden bestemd.

Maatkampsweg 15-17.

Bij de sportvelden aan de Maatkampweg is met de vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Almelo" voor het clubgebouw van de tennisvereniging geen bouwvlak opgenomen. Omdat er bij de tennisverening gedacht wordt aan een nieuw clubgebouw wordt ervoor gekozen om een bouwvlak op te nemen op de plek waar het toekomstige clubgebouw zal komen te staan. Beide bouwvlakken krijgen in de regels gelijke bouwmogelijkheden.

Oude Deldenseweg 2.

Aan de Oude Deldensweg 2 is het kerkgebouw gevestigd van de "7e dag advensisten". Dit religieuze gebouw in met de vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Almelo" per abuis niet positief bestemd. Met deze correctieve herziening wordt het perceel voorzien van de bestemming "Maatschappelijk". Het huidige artikel wordt herschreven naar de huidige gebruiks- en bouwmogelijkheden van het perceel Oude Deldensestraat 2. Artikel 9 was namelijk opgenomen voor de vestiging van CGN-Nederland aan de Bavinkelsweg. Vanwege de verplaatsing van CGN naar het voormalige Groenpark is dit artikel in het bestemmingsplan "Buitengebied Almelo" voor CGN overbodig geworden en kan nu gebruikt worden voor het kerkgebouw aan de Oude Deldensestraat 2. Het perceel is in het bestemmingsplan "Bavinkel" gewijzigd naar "Agrarisch".

Pepershaar 14 en Weersweg 6.

Aan de Entersestraat 14 en Weersweg 6 zijn twee woning gelegen. Het bij de woning behorende bijbehorende bouwwerk is voor beide percelen gedeeltelijk buiten het bouwvlak gelegen. Hiertoe worden beide bouwvlakken enigzins aangepast.

afbeelding

Grote Bavenkelsweg 27.

De bebouwing op het perceel Grote Bavenkelsweg heeft met de vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Almelo" de bestemming "Agrarisch" met een bouwvlak gekregen. In de huidige situatie is er echter geen sprake van een agrarisch bedrijf en dient deze bestemming te worden gewijzigd in "Wonen". De oppervlakte van het bouwvlak kan om die reden ook worden verkleind.

Zomerdijk 4-4a

De bebouwing op het perceel Zomerdijk 4-4a heeft met de vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Almelo" de bestemming "Agrarisch" met een bouwvlak gekregen. In de huidige situatie is er echter geen sprake van een agrarisch bedrijf en dient deze bestemming te worden gewijzigd in "Wonen". De oppervlakte van het bouwvlak kan om die reden ook worden verkleind.

Bolscher Landen 43

Op het perceel Boscher Landen 43 is een bedrijf gelegen welke een tweetal bedrijfsactiviteiten uitvoerd. Een van de activiteiten is het opslaan en verwerken van oude kabels en metaal (kleinschalig). De andere activiteit is de opslag van partijgoederen afkomstig van veilingen en faillissementen. Om de feitelijke situatie planologisch in te passen dient bijlage 2 van het vigerende bestemmingplan Buitengebied Almelo te worden aangepast.

Bolscherdwarsweg 9.

De woning op het perceel Bolscherdwarsweg 9 is gelegen op agrarisch gebied. Naastgelegen op het bosperceel ligt de bestemming "Wonen". Het bouwvlak met de bestemming "Wonen" wordt verschoven naar de woning op het perceel Boscherdwarsweg 9 en de huidige bestemming "Wonen" wordt omgezet naar de bestemming "Bos".

Bavinkweg 2.

Het bouwvlak van het perceel Bavinkweg 2 is gedeeltelijk gelegen in het bestemmingsplan "Buitengebied Almelo" en gedeeltelijk in het bestemmingsplan "Kollenveld-Bornestraat". Vanwege de ligging in twee bestemmingsplannen en daarmee verband houdend het gelden van twee verschillende planologische regimes wordt het gehele bouwvlak in het bestemmingsplan "Buitengebied" opgenomen.

Krikkenhaar 11.

Een tweetal bestaande zomerhuisje ('t Krikske en Op de Haar), behorend bij het Natuurvriendenhuis op het perceel Krikkenhaar 11, zijn in het bestemmingsplan Buitengebied bestemd als Wonen. Tevens zijn in dit bestemmingsplan eerdere kampeermogelijkheden per abuis niet opgenomen. Met het inruilen van de woonbestemming wenst het Natuurvriendenhuis de kampeermogelijkheden terug te krijgen. Ook willen zij graag de mogelijkheid uit het bestemmingsplan Buitengebied tot het oprichten van maximaal 3 trekkershutten toegewezen krijgen. De gevraagde ontwikkeling past goed op de locatie Krikkenhaar 11 en in de filosifie van een NIVON Natuurvriendenhuis. De bestemmingsplanregels zijn dan ook zodanig opgesteld dat uitsluitend deze groep kan exploiteren.

afbeelding

Pepershaar 2/2a.

Het bedrijf aan de Pepershaar 2/2a is nog in bijlage 2 (behorend bij de regels) opgenomen. Voor dit perceel geldt echter een op maat geschreven bestemmingsplan, welke op 17 maart 2015 door de gemeenteraad is vastgesteld. Dit bedrijf wordt uit de bijlage gehaald.

Maatkampsdwarsweg 12.

De bebouwing op het perceel Maatkampsdwarsweg heeft met de vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Almelo" de bestemming "Agrarisch" met een bouwvlak gekregen. In de huidige situatie is er echter geen sprake van een agrarisch bedrijf en dient deze bestemming te worden gewijzigd in "Wonen". De oppervlakte van het bouwvlak kan om die reden ook worden verkleind.

Bavinckel.

Vanwege het niet doorgaan van de zorgwoningen van Pagedal in het gebied van de Bavinckel worden deze gronden als "Agrarisch" bestemd en in het bestemmingsplan Buitengebied opgenomen.afbeelding

Bokdamsweg 1

Op het perceel Bokdamsweg 1 is het bedrijf Summery Cosmedical Group gevestigd. Het bedrijf is in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied niet van een actuele bestemming voorzien, maar van de bestemming "Wonen". Het bedrijf is een groothandel in cosmeticaproducten. Klanten komen op deze locatie om kennis te maken met het cosmetica assortiment. In workshops krijgen klanten informatie aangereikt hoe de producten in de schoonheidssalon gebruikt kunnen worden en ook om kennis op te doen over de ontwikkelde behandelsmethodes. Klanten kunnen digitaal bestellingen doen. Per dag zijn er circa 10-20 klanten aanwezig voor workhops en trainingen. Het gevestigde bedrijf wordt in de correctieve herziening voorzien van een passende bedrijfsbestemming.

afbeelding

Grote Bavenkelsweg, achter nummer 11.

Achter het perceel Grote Bavenkelsweg 11 staat een oud vervallen bijgebouw welke in het bestemmingsplan Buitengebied per abuis een bestemming recreatiewoning had gekregen. Deze bestemming wordt in deze correctieve herziening verwijderd.

afbeelding

(Bedrijfs)woningen.

In de regels is bij een aantal artikelen, welke woningen mogelijk maken, opgenomen dat de voor wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor bestaande (bedrijfs)woningen. Deze wijze van formuleren laat dus geen sloop en nieuwbouw toe. Hiertoe wordt in deze artikelen opgenomen dat de aangewezen gronden zijn bestemd voor het bestaande aantal (bedrijfs)woningen. Hiermee behoort sloop en nieuwbouw tot de mogelijkheden, maar is uitbreiding van het aantal (bedrijfs)woningen niet mogelijk.

Bornsebeek.

De Bornsebeek is op een onderdeel verlegd. Deze verlegging is in het bestemmingsplan opgenomen.

afbeelding

Artikel 5.4.

In artikel 5.4 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het aanbrengen van veranderingen voor een LPG-station. Aangezien deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in artikel 32.2.4 kan artikel 5.4 worden verwijderd.

Artikel 5.4 Afwijking van de gebruiksregels.

Er wordt een nieuw artikel 5.4 toegevoegd waarmee burgemeester en wethouders bij omgevingsvergunning kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 en toestaan dat een bedrijf wordt gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk is te stellen met het toegestane bedrijf, mits:

er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Artikel 15.2.2.

In artikel 15.2.2. (bepaling omtrent bouwwerken, geen gebouwen zijnde) bevat een disprepantie ten opzichte van hetzelfde artikel uit de bestemming "Verkeer". Daardoor is het niet mogelijk om bouwwerken, geen gebouwen zijnde op te richten voor de geleiding, beveiliging en regeling van het railverkeer. Dit wordt in onderhavige correctieve herziening hersteld.

Artikel 18, lid 5, onder 2 Wonen

In de regels van de bestemming Wonen ontbreekt een bepaling: de wijzigingsbevoegdheid naar landhuis heeft bij de bestemmingen Agrarisch (artikel 3) en Agrarisch met waarden (artikel 4) wèl als randvoorwaarde dat minimaal 800 m2 aan bedrijfsgebouwen en bedrijsfwoningen gesloopt moet worden. Bij de bestemming Wonen (artikel 18) ontbreekt deze randvoorwaarde. Deze is wel noodzakelijk, omdat anders de ruimtelijke kwaliteitswinst in ruil voor de grote woning (landhuis) niet wordt gehaald. Deze randvoorwaarde wordt met deze correctieve herziening opgenomen.

Archeologie.

Het archeologie beleid van de gemeente is gewijzigd. In het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied" zit nog het voorgane beleid verwerkt. In deze correctieve herziening wordt het nieuwe archeologiebeleid opgenomen. In paragraaf 6.3 wordt hier nader op ingegaan.

Gasleiding.

Aan de Maatkampsweg is een kleine aanpassing gedaan aan de ligging van de gasleiding. Gasunie legt hier op een klein deel een nieuwe gasleiding.

afbeelding

Artikel 31 Algemene Aanduidingsregels.

In het vigerende bestemmingsplan Buitengebied kennen we nog de aanduidingen "veiligheidzone - lpg" en " veiligheidzone". In onderhavig bestemmingsplan worden deze aanduidingen hernoemd naar "Veiligheidzone - inrichtingen" en "Veiligheidszone - transport". Tevens worden de regels aangepast. Er wordt een koppeling gemaakt met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Middels een afwijking worden bouwmogelijkheden mogelijk gemaakt voor beperkt kwetsbare objecten onder voorwaarde dat een verantwoordingsplicht groepsrisico word doorlopen in samenspraak met de veiligheidsregio en ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd. In het vigerende bestemmingsplan was geen verantwoording groepsrisico opgenomen in samenspraak met de veiligheidsregio.

SVBP-2012.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bevat de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van bestemmingsplannen met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven. Het vigerende bestemmingsplan is opgesteld onder de SVBP -2008. Met deze correctieve herziening wordt het bestemmingsplan omgezet naar de SVBP-2012. In dit bestemmingsplan is dit terug te vinden in de tekstuele aanpassingen die zijn gedaan (aanpassing begrippen, wijze van formuleren e.d.)

Wijzigingen ten opzichte van ontwerpbestemmingsplan.

Aanpassen begrip "Bedrijfswoning".

In de definitie van bedrijfswoning wordt nog altijd gesproken over de noodzaak tot bewoning op het perceel. Deze noodzaak bestaat niet in de huidige tijd van computers, alarmsystemen etc. Om die reden is de definitie van bedrijfswoning aangepast.

Verwijderen afwijkingsmogelijkheid.

Artikel 32.2.3 is verwijderd. Deze afwijkingsmogelijkheid boodt de mogelijkheid om in de "veiligheidszone – inrichtingen” af te wijken van de veiligheidzone voor kwetsbare en beperk kwetsbare objecten. Het station van Gasunie valt onder het Activiteitenbesluit. Dit besluit kent geen afwijkingsmogelijkheid voor het gemotiveerd toelaten van kwetsbare en beperk kwetsbare objecten.

Vanwege de ligging in het buitengebied is er geen noodzaak om deze afwijkingsmogelijkheid op te nemen. Om die reden is de afwijkingsmogelijkheid uit het bestemmingsplan gehaald.

Aanpassen zone "veiligheidszone - inrichtingen" voor perceel Sluiskade Noordzijde".

Het overgangsrecht (volgens het Activiteitenbesluit), waar het scoutingsgebouw onder valt, was niet goed opgenomen op de verbeelding. Dit overgangsrecht kan correct worden opgenomen door een ‘hap’ uit de veiligheidszone te halen bij het scoutingbouw.Vanwege het verwijderen van artikel 32.2.3 als ook door het opnemen van de voorrangsbepaling zou het scoutingsgebouw niet opnieuw opgebouwd mogen worden, terwijl dit volgens de overgangsbepaling van het Activiteitenbesluit wel mogelijk moet zijn. De veiligheidszone is hierop aangepast.

Aanpassen artikel 32.2.3 (nieuw)

In de wijzigingsbevoegdheid van artikel 32.2.3 is als voorwaarde opgenomen dat vooraf schriftelijk advies bij de beheerder van de inrichting moet worden gevraagd.

Opnemen ondergrondse hoogspanningsleiding.

De op onderstaande afbeelding, in de rode cirkel, opgenomen ondergrondse hoogspanningsleidingen zijn op de verbeelding opgenomen.

afbeelding

Opnemen voorrangsbepaling artikel 21.

In artikel 21 wordt een extra lid opgenomen ten behoeve van een voorrangsbepaling. Dit artikel bepaalt dat waar een enkelbestemming samenvalt met de dubbelbestemming primair het bepaalde ten aanzien van deze dubbelbestemming geldt.

Aanpassen maximale bouwhoogte hoogspanningsmasten.

In artikel 21 wordt de maximale bouwhoogte van hoogspanningsmasten op verzoek van Tennet verhoogt van 30 naar 40 meter en middels een afwijking naar 50 meter. Een bouwhoogte van 40 meter is niet in strijd met de laagvliegroute.

Inwoning bij bestemming "Wonen".

Op grond van de bestemming "Wonen" mag een woning een bouwvolume hebben van 750 m3, inclusief inwoning. In deze regel zit een afwijkingsmogelijkheid voor het creëren van een inwoningssituatie in de bij de woning bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg met een maximale grootte van 75 m2.

Op grond van de bestemming "Agrarisch" mag een bedrijfswoning van 750 m3 gebouwd worden. In deze regel zit de afwijkingsmogelijkheid voor het gebruik van een woning dan wel de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken voor inwoning, uitsluitend ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

inwoning is toegestaan in maximaal één woning per bouwvlak;

de inhoud van de woning mag worden uitgebreid tot maximaal 1.000 m³;

het vloeroppervlak van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² mag bedragen;

geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

De behoefte naar de mogelijkheden voor mantelzorg komt steeds vaker voor in het landelijk gebied. Dit komt aan de ene kant door de vergrijzing van het landelijk gebied en aan de nadere kant door de problematiek rondom de medische indicatie en de beschikbaarheid van plaatsen in verzorgingstehuizen.

In de huidige bestemmingen ontstaat de situatie dat bij landelijke woningen (wat ook inmiddels als "Wonen" bestemde voormalige agrarische erven kunnen zijn) minder mogelijkheden ten behoeve van mantelzorg geboden worden dan bij de woningen die agrarisch bestemd zijn. Door de toevoeging van de afwijkingsmogelijkheid conform de agrarische bestemming aan de woonbestemming kun je meer inspelen op de toekomstige behoefte naar mantelzorg.

Grotere inhoud bedrijfswoning.

Op het perceel Bokdamsweg 1 staat een grotere woning dan de maximaal toelaatbare inhoud van een bedrijfswoning (i.c. 750 m3). In het vigerende bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming "Wonen-Villa". Deze inhoudsmaat wordt uitsluitend met een aanduiding van toepassing verklaart op de woning aan de Bokdamsweg 1 om zo de bestaande rechten te respecteren.

Maatkampsweg 17.

Voor het perceel Maatkampsweg 17 was geen bouwvlak opgenomen voor de kantine van de voetbalvereniging. Het bouwvlak is op de verbeelding opgenomen.

Krikkenhaar 11.

Op het hoofdgebouw dan de locatie Krikkenhaar 11 (het Natuurvriendenhuis) is nagelaten de aanduiding "groepsaccomodatie" op te nemen. Dit is gecorrigeerd. Tevens is er een relatieteken opgenomen om de kampeerplek te verbinden met de groepsaccomodatie en de zomerhuisjes.

Doodsweg 3.

In de feitelijke situatie zijn de gebouwen over de grenzen van het bouwvlak gesitueerd. Het bouwvlak wordt minimaal verruimd, zodat de gebouwen binnen het bouwvlak vallen.

Grote Bavenkelsweg 8.

Op het perceel aan de Grote Bavenkelsweg 8 is een vergund bijgebouw niet binnen de bestemming "Wonen" opgenomen, terwijl dit bijgebouw onderdeel uitmaakt van het bebouwde erf. De verbeelding wordt op dit punt aangepast.

afbeeldingafbeelding

Zwaaikom Twentekanaal.

Op 12 oktober 2016 is omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een zwaaikom in het Twentekanaal. Deze zwaaikom wordt nu planologisch ingepast in het bestemmingsplan. Tevens is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de aanleg en instandhouden van de landschappelijke inpassing.

Aanpassen definitie zorggboerderij t.b.v de opvang van kinderen op zorgboerderin De Zegger.

De definitie van zorgboerderij maakt het niet mogelijk dat zorgboerderij De Zegger kinderen en jong volwassenen opvangt die, op basis van de Wet kinderbescherming, uit huis worden geplaatst en de zorgboerderij als hun woonadres moeten opgeven. Om dit mogelijk te maken is specifiek voor De Zegger een extra definitie van zorgboerderij opgenomen. Gevolg hiervan is dat op de verbeelding het perceel Bolscher Landen 27 - 29 (zorgboerderij De Zegger) wordt opgenomen en voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - zorgboerderij 2". Ook het perceel Pastoor Ossestraat 48 ('t Klein Wierke) wordt op de verbeelding opgenomen en voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - zorgboerderij 1).

Brandrietsweg 3a.

Op het perceel Brandrietsweg 3a is een karakteristiek zomerhuis gelegen, welke sinds 10 december 2001 door de huidige bewoner wordt bewoond.

afbeelding

Dit voormalige zomerhuisje krijgt een woonbestemming met een aanduiding dat uitsluitend de bestaande inhoud is toegestaan. De motivering hiertoe is beschreven in hoofdstuk 7.

Hoofdstuk 4 Niet mee te nemen onderdelen     

Bepaalde onderdelen maken geen onderdeel uit van deze correctieve herziening. Dit vanwege het feit dat een ontwikkeling nog niet geheel is uitgevoerd, er spake is van partiële herzieningen die een op maat gesneden planologische regeling kennen of bestemmingsplannen die nog in procedure zijn. Het gaat daarbij om de volgende plannen:

Vastgestelde en onherroepelijke plannen.

  1. Breesegge 3 (NL.IMRO.0141.BP00112-BP31), vastgesteld 1 juli 2014, onherroepelijk 20 augustus 2014;

  2. Entersestraat 12 (NL.IMRO.0141.BPW00002-0601), vastgesteld 28 februari 2012, onherroepelijk 2 mei 2012;

  3. Kanaalweg 9 (NL.IMRO.0141.00010-BP31), vastgesteld 10 februari 2015, onherroepelijk 1 april 2015;

  4. Landinrichting Enter Ypelo (NL.IMRO.0141.00002-BP31), vastgesteld 4 maart 2014, onherroepelijk 29 april 2014;

  5. Muldersweg_Entersestraat (NL.IMRO.0141.00023-BP31), vastgesteld 29 september 2015, onherroepelijk 18 november 2015;

  6. Pepershaar 2-2a (NL.IMRO.0141.00020-BP31), vastgesteld 17 maart 2015, onherroepelijk 13 mei 2015;

  7. Stobbenhorst 1 (NL.IMRO.0141.BP00085-0601), vastgesteld 12 februari 2013 onherroepelijk 3 april 2013;

  8. Tusveld 77 (NL.IMRO.0141.BP00089-0601), vastgesteld 18 december 2012, onherroepelijk 27 februari 2013;

  9. Omgevingsvergunning Oprichting containerterminal Almelo XL Businesspark (NL.IMRO.0141.OM00004-OM41),vergund 16 december 2015;

  10. Bavinckel (NL.IMRO.0141.00018-BP21) vastgesteld 24 mei 2016, onherroepelijk 8 februari 2016;

  11. Tusveld 30 (NL.IMRO.0141.BPW00002-WP31), vastgesteld 24 mei 2016, onherroepelijk 13 juli 2016;

  12. Bolscherdwarsweg 1 (NL.IMRO.0141.00035.BP31), vastgesteld 13 september 2016, onherroepelijk 16 november 2016;

  13. Maatkampsdwarsweg ongenummerd (NL.IMRO.0141.00043-BP31), vastgesteld 11 oktober 2016, onherroepelijk 7 december 2016.

Hoofdstuk 5 Visie geluidsschermen     

Paragraaf 5.1 Inleiding     

In het vigerende bestemmingsplan Buitengebied was per abuis nagelaten om de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken te regelen. Voor bijvoorbeeld geluidsschermen bij het spoor was daarmee geen regeling opgenomen, terwijl wel een afwijkingsmogelijkheid bestond voor het bouwen van geluidsschermen tot 4 meter. De maximale bouwhoogte is in deze correctieve herziening bij recht gesteld op 2 meter en met afwijking op 4 meter. Deze bepaling zal met name voor geluidsschermen aan het spoor van toepassing zijn. Over de onwenselijkheid van een grotere hoogte dan 2 meter voor geluidsschermen in het buitengebied wordt hier nader op ingegaan. Deze visie gaat over de ruimtelijk inpassing van deze geluidsbeperkende maatregelen (geluidsschermen) die mogelijk worden genomen om de overlast van spoorweggeluid bij geluidsgevoelige objecten in het buitengebied te reduceren.

Paragraaf 5.2 Kenmerken buitengebied     

Het buitengebied is van grote waarde. Het Twentse landschap karakteriseert zich met een variatie van open en gesloten landschapsstructuren en kent veel landschappelijke doorzichten.

De beleving en zicht van dit landschap is de motivatie om elke ruimtelijke ingreep, zowel landschappelijk als fysieke bebouwing op een zorgvuldig manier in te passen, zodat de ruimtelijke impact tot een minimum wordt beperkt.

Het kenmerk van gebouwen en bouwwerken in het landelijke gebied is dat deze vooral ingetogen van karakter zijn, dat wil zeggen dat in verschijningsvorm, materiaal en kleurgebruik aansluiting wordt gezocht bij de landelijke omgeving. In het bestemmingsplan is dit ingetogen karakter vertaald in de bouwvoorschriften met lagere hoogtematen dan in het stedelijke gebied.

afbeelding

Paragraaf 5.3 Aanpak     

Om het doel voor een ruimtelijk evenwichtige inpassing te realiseren, moet de aanpak stapsgewijs worden bekeken. En wel in volgorde van technische ingrepen van minst naar meest ruimtelijke impact. Hierbij geldt de openheid en het landschappelijke karakter van het buitengebied als basis.

In volgordelijkheid van de mogelijkheden:

  1. Raildempers (BRON);

  2. Lage schermen (BRON);

  3. Aarden wal al dan niet met begroeiing van houtopstand.

Indien deze opties niet afdoende zijn als geluidsreducerende maatregelen, dan is een plaatsing van een geluidscherm onvermijdelijk. Ook dan heeft het de voorkeur om de ruimtelijk impact op de omgeving minimaal te houden.

Er dient per locatie maatwerk te worden geleverd. Er zijn diverse aspecten te onderzoeken. Zo kan er gekeken worden naar de wijze van plaatsing, de plaatsingshoek, het soort materiaal (absorberend of reflecterend, transparant, begroeid).

Paragraaf 5.4 Ruimtelijk Kader     

Zoals in het Handboek Geluidschermen (bureau Spoorbouwmeester i.s.m. ProRail) staat omschreven: “geluidschermen zijn, met uitzondering van lage schermen, context specifiek. Dat wil zeggen dat het type geluidsscherm moet worden afgestemd op de omgeving waar het scherm geplaatst zal worden ook de plaatselijke ruimtelijke ambities en welstandseisen van toepassing zijn. Hierbij wordt, voor de vormgeving en de verschijningsvorm van het geluidsscherm, het bewonersperspectief en het perspectief van de reiziger centraal gesteld en als uitgangspunt gehanteerd.”

Concreet betekent dat voor de plaatsing van schermen in het buitengebied van de Gemeente Almelo, dat zich volgens de typering van het handboek vooral kenmerkt door een open en natuurlijk landschap met geen of sporadische bebouwing:

  1. Hoogte van de schermen; Vanuit de perceptie van de menselijke maat mogen de schermen niet hoger dan 2,0m zijn; dit alles ten behoeve van beleving van het landschap, zowel vanuit het perspectief van de treinreiziger als de bewoners en overige gebruikers van het landschap.

  2. Landschappelijk ingepast qua afmeting en materiaal- en kleurgebruik.

  3. Bij voorkeur een begroeid scherm aan de landschap / bewonerskant.

  4. Eventueel toepassing transparante (delen van) schermen.

Geconcludeerd kan worden dat na zorgvuldige afweging en het afpellen van de toepassingsmogelijkheden per situatie bekeken moet worden wat de meest optimale inpassing van geluid reducerende maatregelen is. Een keuze die vooral moet worden vanuit het perspectief van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving; het buitengebied.

Paragraaf 5.5 Uitvoering     

Aan de Grote Bavenkelsweg 13 staat een woning op 17 meter van het spoor en is qua indeling ook georiënteerd op het spoor aan de noordoost zijde. De woning ligt in het Buitengebied van Almelo. De directe omgeving van de woning kenmerkt zich door zich met een variatie van open en gesloten landschapsstructuren en kent veel landschappelijke doorzichten. De beleving en zicht van dit landschap is de motivatie om de ruimtelijke impact van een scherm tot een minimum te beperken.

afbeelding

Gelet op de openheid en het landschappelijke karakter van het gebied verdienen raildempers de voorkeur. Nu raildempers niet voldoende zijn om de geluidbelasting afdoende te reduceren lijkt, mede gezien de beperkte ruimte voor een aarden wal, een scherm de enige oplossing die soelaas biedt. Gelet op het ruimtelijk kader dat geschetst wordt in de visie ligt het voor de hand de hoogte van de schermen te beperken tot een hoogte van 2 meter (BS).

Op 28 november 2016 is met de bewoners van Grote Bavenkelsweg 13 gesproken over de akoestische situatie bij hun woning. Om de 3 minuten passeert een trein. Het geluid van de treinen bij de woning is erg hoog. In de woning valt het geluid mee. De trillingen van de treinen zijn overal voelbaar. De goederentreinen veroorzaken de meeste hinder. Het “Meerjarenprogramma Geluidsanering spoor” vormt het sluitstuk van de geluidsanering in Almelo. De bewoners stellen het op prijs dat de geluidbelasting wordt verlaagd, vinden een scherm van 5 meter onacceptabel hoog en geven de voorkeur aan een geluidscherm van 2 meter hoog (met klimop aan de buitenzijde) langs het spoor, waarbij ook raildempers worden toegepast. De bewoners kunnen dus instemmen met deze visie.

Hoofdstuk 6 Beleidskaders     

In dit hoofdstuk worden uitsluitend de beleidskaders besproken welke relevant zijn voor de doorgevoerde correcties en wijzigingen.

Paragraaf 6.1 Rijksbeleid     

Recreatiewoningen.

Op grond van de brief van Minister Dekker van VROM van 11 november 2003 hebben gemeenten de mogelijkheid het permanent bewonen van een recreatiewoning positief te bestemmen. Hierbij moet aan een viertal voorwaarden worden voldaan:

  • De woning moet op 31 oktober 2003 onrechtmatig worden bewoond, voor complexen geldt dat deze in overwegende mate onrechtmatig moeten worden bewoond.

  • De woning moet zijn gelegen buiten waardevolle en/of kwetsbare gebieden die als zodanig door Rijk, de provincie of de gemeente zijn aangewezen.

  • De woning moet voldoen aan het bouwbesluit voor reguliere woningen.

  • De bestemmingswijziging mag niet in strijd zijn met milieuwetgeving.

Wet Plattelandswoningen.

Geur.

De Wet plattelandswoningen bevat een regeling voor veehouderijen die niet gestopt zijn, maar waarvan de woning qua gebruik wordt afgesplitst (plattelandswoning). Het gaat om de bescherming tegen geur van de voormalige eigen veehouderij. Een afgesplitste burgerbewoning vormt dan geen belemmering meer voor de bedrijfsvoering van de eigen veehouderij, waartoe de woning behoorde. Deze (voormalige) bedrijfswoning bij een veehouderij, die door een derde bewoond mag worden, wordt voortaan gezien als onderdeel van de inrichting. Dat betekent dus voor deze (voormalige) bedrijfswoning geen bescherming geniet tegen de geur van omliggende veehouderijen.

Geluid.

Bij de beoordeling van geluidsnormen geldt artikel 1.1 van het Activiteitenbesluit. Uit dit artikel volgt dat in de definitie van het begrip gevoelige gebouwen is aangegeven dat slechts een woning die bij de inrichting hoort geen geluidsgevoelig object is waarvoor de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden. Voor een bedrijfswoning die niet tot de desbetreffende inrichting behoort, gelden derhalve dezelfde normen als voor een woning die is bestemd als burgerwoning. Het omzetten van een bedrijfswoning naar een plattelandswoning heeft wat betreft het geluidaspect dan ook geen verdere beperking voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven tot gevolg (uitspraak Raad van State 20 augustus 2014).

Luchtkwaliteit.

Op 4 februari 2015 heeft de Raad van State een uitspraak gedaan waaruit blijkt dat de luchtkwaliteit ter plaatse van de zogenoemde plattelandswoning als gevolg van het planologisch bijbehorend bedrijf wel moet worden beoordeeld. Een beoordeling van de luchtkwaliteit als gevolg van het bedrijf ter plaatse is daarom vereist.

Goed woon- en leefklimaat.

Bij de ruimtelijke besluitvorming in het kader van de plattelandswoning dient onderbouwd te worden dat ter plaatse van die woning nu en in de toekomst een goed woon- en leefklimaat kan worden geboden. Dit is echter niet nader geconcretiseerd en de gemeente zal hier zelf invulling aan moeten geven. Wel staat vast dat er een integrale ruimtelijke afweging moet worden gemaakt.

De Raad van State heeft bepaald dat vanwege de aanduiding "plattelandswoning" ervan uit moet worden gegaan, dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij die woning (uitspraak 24 juli 2013). Een nader onderzoek naar het woon- en leefklimaat van de plattelandswoning is daarmee niet nodig. Wel zal de gemeente een integrale ruimtelijke afweging moeten maken. De enkele motivering van een gemeente dat de burger er zelf voor kiest om een bedrijfswoning bij een in werking zijnd agrarisch bedrijf te gaan bewonen, is voldoende. Hij weet immers dat er een zekere mate van hinder kan optreden en is daarvan ook op de hoogte ten tijde van de aankoop van de woning. In haar uitspraak van 24 juli 2013 heeft de Raad van State eveneens geoordeeld dat als de afstand van een plattelandswoning tot een nabijgelegen bedrijf meer dan 50 meter bedraagt, aangenomen moet worden dat er bij de plattelandswoning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit echter behoudens bijzondere omstandigheden. Wat "bijzondere omstandigheden" zouden kunnen zijn wordt niet toegelicht en hierover is nog geen duidelijkheid.

In de directe omgeving zijn op een afstand van minder dan 50 meter geen agrische bedrijven gelegen.

Paragraaf 6.2 Provinciaal beleid     

Op 12 april 2017 heeft de provincie Overijssel de “Omgevingsvisie Overijssel 2017” en de “Omgevingsverordening Overijssel 2017” vastgesteld. Beiden zijn op 1 mei 2017 van kracht geworden. In de Omgevingsverordening is ten aanzien van recreatiewoningen is in artikel 2.12.4 het volgende bepaald:

lid 1: Bestemmingsplannen voorzien niet in wijziging van geldende bestemmingsplannen waarbij aan een recreatiewoning die op dat moment als zodanig is bestemd, een woonbestemming wordt toegekend.

lid 2: In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan aan een recreatiewoning een woonbestemming worden toegekend, indien wordt voldaan aan een van de volgende voorwaarden:

        • de recreatiewoning werd vóór of op 31 oktober 2003 permanent bewoond en deze permanente bewoning is sindsdien onafgebroken voortgezet, of

        • op de gronden van de recreatiewoning rust krachtens een onherroepelijk bestemmingsplan op 12 april 2017 objectgebonden overgangsrecht op grond waarvan de recreatiewoning voor permanente bewoning mag worden gebruikt;

en indien wordt voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

        • er kan worden voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit 2012 voor (bestaande) reguliere woningen;

        • er kan worden voldaan aan de relevante milieuregelgeving; en

        • afbeeldingde bouwmogelijkheden binnen de te realiseren woonbestemming zijn niet ruimer dan nodig is voor de invulling van de huidige woonfunctie.

Aan de toepassing van deze afwijking heeft de provincie de volgende voorwaarden gekoppeld:

  • Recreatiewoningen die een woonbestemming krijgen moeten passen binnen een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent o.a. dat artikel 2.1.5 uit de Verordening Overijssel 2017 over ruimtelijke kwaliteit van toepassing is. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met andere (provinciale) wet en regelgeving, bijvoorbeeld inzake natuur en milieu en KGO.

  • Recreatiewoningen die een woonbestemming krijgen zijn nieuwe woningen en moeten passen binnen de woonafspraken. Titel 2.2 van de Verordening Overijssel 2017 is van toepassing. Recreatiewoningen die de bag functieaanduiding wonen hebben zijn al meegerekend in de woonafspraken. Recreatiewoningen met een dubbele functieaanduiding, bijvoorbeeld wonen/recreatie of met een gebruiksaanduiding wonen in het bag, zijn niet meegerekend in de woonafspraken. Dat betekent dat deze laatste categorie moet passen binnen de woonafspraken als de bestemming wordt aangepast.

  • Recreatiewoningen die een woonbestemming krijgen worden gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling. De laddertoets is bij een bestemmingsplanwijziging daarom verplicht.

  • De vooroverleglijst ruimtelijke plannen wordt aangepast. Zij willen graag alle wijzigingen van ruimtelijke plannen zien die betrekking hebben op recreatiewoningen.

  • Gemeenten moeten nog steeds toezien en handhaven op illegale bewoning van recreatiewoningen. Doen gemeenten dit niet, dan kan dit een oranje IBT kleur opleveren op het onderdeel IBT Handhaving/Toezicht.

Paragraaf 6.3 Archeologie en cultuurhistorie     

Op grond van de Monumentenwet en het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (artikel 3.6.1. lid 1) dient in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Gemeenten zullen een inventarisatie moeten (laten) maken van alle cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied, dus niet alleen van de archeologische waarden. Daarnaast moeten ze aangeven welke conclusies ze daaraan verbinden en op welke wijze ze deze waarden borgen in het bestemmingsplan. In deze paragraaf wordt ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied. Omdat het een conserverend plan is zullen archeologische en cultuurhistorische waarden slechts op hoofdlijnen worden beschreven. Bij herzieningen en omgevingsvergunningen zal een nadere analyse en eventueel onderzoek vereist zijn.

Archeologie

De gemeente Almelo wil archeologische waarden zo veel mogelijk beschermen. De gemeente Almelo heeft een eigen archeologiebeleid met een archeologische waardenkaart als onderlegger en in het voorgaande bestemmingsplan buitengebied werd reeds rekening gehouden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden. In het voorgaande plan zijn archeologische verwachtingszones opgenomen met een dubbelbestemming en regels.

Op de archeologische waardenkaart staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Afhankelijk van de archeologische waarden of verwachtingen kan onderzoek nodig zijn indien als gevolg van een plan of een vergunningaanvraag graafwerken zijn te voorzien die tot aantasting van aanwezige of te verwachten archeologische waarden kunnen leiden.

Als uit onderzoek blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Aanwezige en te verwachten archeologische waarden

Het gebied waarop het onderhavige bestemmingsplan betrekking heeft omvat het buitengebied van de gemeente Almelo. Het gebied kenmerkt zich door een overwegend laag liggend dekzandgebied met beekvlaktes en dekzandverhogingen. De vanaf de oostelijke stuwwallen ontspringende beken lopen in westelijke en noordwestelijke richting door het gebied in relatief brede beekvlaktes en wateren af op de Regge. Door de relatief lage ligging zijn grote delen van het buitengebied van nature vrij nat. In het verre en ook nog het nabije verleden waren de wat hoger gelegen dekzandkoppen en -ruggen de aangewezen locaties voor vestiging en landbouw.

Bij het opstellen van de archeologische verwachtingskaart zijn met name de reliëfverschillen bepalend geweest voor het aanduiden van zones waar de kans op het aantreffen van archeologische vindplaatsen hoog of middelhoog is. Daardoor zien we in het plangebied een beeld van hoge verwachtingszones op de dekzandruggen, al dan niet omgeven door middelhoge verwachtingszones op de intermediaire zones daaromheen.

In zones met een archeologische verwachting is aangegeven wat de kans is dat er archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, het betekend daarmee niet dat er altijd archeologische vindplaatsen aanwezig zijn. Of en welke vindplaatsen er eventueel bij bodemingrepen worden aangetroffen is mede afhankelijk van de aard en omvang van de bodemingrepen. Het mag duidelijk zijn dat er bij grote en omvangrijke bodemingrepen meer kans is dat er archeologische vindplaatsen worden geroerd dan bij relatief kleine bodemingrepen.

Naast de te verwachten archeologische vindplaatsen zijn er ook locaties waar in het recente verleden al archeologische vindplaatsen zijn aangetroffen. Dit worden terreinen van archeologische waarde genoemd.

Archeologische Waardenkaart

In 2015 is de Archeologische Waardenkaart van de gemeente Almelo na een evaluatie herzien. Op basis van oude topografische kaarten en het nieuwe Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN) zijn de verwachtingszones van de voorgaande kaart herzien en aangepast. Bovendien zijn de verwachtingszones genuanceerd; waar voorheen alleen zones met een lage en hoge verwachtingswaarde op de kaart stonden, zijn er nu ook zones met een middelhoge verwachtingswaarde. Verder zijn na aanvullend historisch onderzoek ook alleen de historische erven opgenomen die blijkens bronnen in de Late Middeleeuwen voor het eerst vermeld zijn. De ervaring leert dat alleen in de nabijheid van deze erven vaak resten en sporen van oudere middeleeuwse voorgangers zijn te vinden.

In het bestemmingsplan zijn als dubbelbestemming zones met een middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde opgenomen. Rond oude erven, al dan niet nog bestaand, zijn cirkelvormige attentiezones aangeduid die een specifieke hoge verwachtingswaarde hebben (resten en sporen van middeleeuwse erven). Rond deze erven is daarom een attentiecirkel met een straal van 200 meter opgenomen en waarbinnen een specifieke hoge archeologische verwachtingswaarde geldt. Dit geldt ook voor locaties waar erven niet meer bestaan of vermoedelijk hebben gelegen, zoals percelen met de oude veldnaam Hoesstie.

Verruiming van vrijstellingsregels voor archeologisch onderzoek

Bij de vaststelling van de nieuwe AWK is ook het archeologiebeleid aangepast. Het betreft specifiek een verruiming van de vrijstellingsgrenzen voor onderzoekverplichtingen. Op basis van een inventarisatie van onderzoeksresultaten over 15 jaar in een aantal Twentse gemeenten en vergelijkbare onderzoeken elders in Nederland is gebleken dat de vrijstellingsgrenzen veel te laag zijn. In vrijwel alle gevallen leveren onderzoeken in gebieden met een hoge archeologische verwachting in gebieden kleiner dan 2500 m2 nooit aanwijzingen voor een archeologische vindplaats.

Gezien deze conclusies is door de gemeente Almelo besloten om de bestaande vrijstellingsgrens van 250 m2 op te trekken naar 2500 m2 voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde en naar 5000 m2 voor gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde. Daarmee wordt het vrijstellingsbeleid ook in de pas gebracht met de vrijstellingsgrenzen die in vrijwel alle andere Overijsselse gemeenten en door de provincie worden gehanteerd. Belangrijk is dat de gemeente burgers en bedrijven, en natuurlijk aan zichzelf, geen onderzoeksverplichtingen en kostenposten oplegt in situaties waarin op voorhand al is te verwachten dat dit vrijwel zeker geen archeologische resten worden aangetroffen.

Dubbelbestemmingen en regels

Door het opnemen van de archeologische verwachtingswaarden wordt in dit bestemmingsplan voldaan aan de wettelijke verplichting op basis van de Monumentenwet en artikel 3.6.1. van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening. De gebieden met middelhoge en hoge verwachtingswaarden alsmede gebieden met een archeologische waarde zijn als een dubbelbestemming opgenomen waarvoor planregels gelden. In de regels geldt in principe een verbod op grondwerken tenzij vooraf onderzoek wordt gedaan. Op het verbod op grondwerken gelden vrijstellingen waarbij de omvang en diepte van de grondwerken bepalend zijn. Indien geen vrijstelling van toepassing is dient er een omgevingsvergunning aangevraagd te worden waarbij een rapportage van het archeologisch vooronderzoek overlegd moet worden.

Om te voorkomen dat voor elke kleine ingreep onderzoek moet worden verricht en een omgevingsvergunning moet worden afgegeven, wordt een drempel gehanteerd. Onderzoek is alleen nodig en een omgevingsvergunning wordt alleen vereist voor werkzaamheden met een oppervlak groter dan 50, 2500 en 5000 m2 in respectievelijk gebieden met de waarde archeologie, een hoge verwachting en een middelhoge verwachting. Bovendien geldt dit alleen voor grondwerken dieper dan 40 cm. Reguliere landbouwbewerkingen zijn daarmee ook vrijgesteld .

Het is raadzaam om ten behoeve van een vergunningaanvraag bij de gemeente te informeren. Namens de gemeente kan de regio-archeoloog op basis van historische bronnen en eerder archeologisch onderzoek beoordelen of en welk archeologisch onderzoek vereist is.

Cultuurhistorie

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het ‘eigene’ van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.

In het buitengebied van Almelo zijn veel waardevolle cultuurhistorische relicten en er zijn nog veel gebieden met een oud cultuurlandschap. Deze dragen zeer sterk bij aan de identiteit en het karakter van het buitengebied. Hiermee dient zorgvuldig omgegaan te worden en bij ontwikkelingen in het buitengebied dient waar mogelijk gestreefd te worden naar behoud of herstel ervan.

De gemeente Almelo werkt aan een Cultuurhistorische Waardenkaart (CHWK). De kaart is een informatieve kaart en wordt in dit bestemmingsplan niet vertaald in regels en aanduidingen.

De gemeente Almelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro. Desondanks vormt de CHWK de eerste gegevensbron en onderlegger bij het inventariseren van cultuurhistorische waarden bij planontwikkelingen en vergunningaanvragen.

Hoofdstuk 7 Milieuhygienische en planologische verantwoording     

Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het bij het opstellen van een bestemmingsplan verplicht om inzicht te bieden in de relevante planologische en milieuhygiënische aspecten. Omdat door middel van voorliggende bestemmingsplan "nieuwe" ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat deze haalbaar zijn in relatie tot de planologische en milieuhygiënische aspecten.

Deze correctieve herziening herziening van het bestemmingsplan Buitengebied is met name gericht op het beheer van de bestaande situatie en heeft grotendeels een conserverend karakter. De bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied zijn in voorliggend bestemmingsplan vastgelegd. Voor zover het bestemmingsplan slechts een beheersfunctie heeft, hoeven geen planologische en milieuaspecten te worden onderzocht. Voor de algemene afweging wordt verwezen naar het bestemmingsplan buitengebied met planid: NL.IMRO.0141.BP00034.0601.

Sluiskade 210-212.

Er is een verantwoording nodig voor de bestaande situatie aan de Sluiskade Noordzijde 210-212. De vraag is of er in die situatie sprake is van een goede ruimtelijke ordening en/of een knelpunt op basis van milieuwetgeving.

afbeeldingartikel 2.12.4

Wettelijk kader gasdrukmeet- en regelstation (GOS).

Op basis van de doorzet van het GOS (meer dan 40.000 m3(n)/h) is hier sprake van een ‘categorie C’ station. Op grond van de voorschriften uit het Activiteitenbesluit Wet milieubeheer geldt voor categorie C stations een minimale veiligheidsafstand van 25 meter voor kwetsbare objecten.

Scoutinggebouw een kwetsbaar object?

Voor het scoutinggebouw aan de Sluiskade Noordzijde 212 is in de jaren ’60 een bouwvergunning verleend (verbouwing in ’90) op basis van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied. Er is eveneens een geldende gebruiksvergunning (10 december 2007). Hierin is opgenomen dat het gebouw kan worden gebruikt voor maximaal 63 personen, waaronder kinderen. Uit de voorschriften blijkt dat er meer dan 50 personen tegelijk aanwezig mogen zijn, waarvan eveneens meer dan 10 kinderen jonger dan 12 jaar/ meer dan 10 lichamelijk/geestelijk gehandicapten. De bezetting is 16 leiders en 47 leden, onderverdeeld in welpen, bevers, verkenners, kabouters, padvindsters, rowans/sherpa’s en stam.

Voor de definitie van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten wordt in het Activiteitenbesluit verwezen naar het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

In artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) is de definitie opgenomen van een kwetsbaar object. Kwetsbare objecten zijn:

  • Woningen, niet zijnde verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare of dienst- en bedrijfswoningen van derden;

  • Gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: ziekenhuizen/bejaardenhuizen/verpleeghuizen, scholen, gebouwen of gedeelten daarvan bestemd voor dagopvang van minderjarigen;

  • Gebouwen waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn, zoals: kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500m2 per object, complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamelijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000m2 per object voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt/hypermarkt/warenhuis is gevestigd;

  • Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen van het jaar.

Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het scoutingbouw zowel in de praktijk als planologisch als een kwetsbaar object dient te worden beschouwd. In het gebouw verblijven immers minderjarigen.

Knelpunt

Het scoutinggebouw staat op circa 11 meter afstand van het GOS. Binnen de afstandseis van 25 meter van het GOS zijn kwetsbare objecten niet toegestaan op basis van het Activiteitenbesluit. Hierdoor ontstaat een knelpunt.

Zowel het GOS als het scoutinggebouw zijn reeds sinds jaar en dag gevestigd op de huidige locatie en zijn op basis van het vigerende bestemmingsplan toegestaan. Beide inrichtingen waren dus al ruim voordat het Activiteitenbesluit op 1 januari 2008 van kracht werd aanwezig. Het knelpunt is daarmee ontstaan door een verandering in de Wet en regelgeving (Activiteitenbesluit). Er is hierbij geen sprake van een omstreden besluit door het bevoegd gezag, maar van een situatie dat het GOS niet voldoet aan de veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit geeft in artikel 3.12, lid 9 het overgangsrecht voor gasdrukmeet- en regelstations weer. Het overgangsrecht komt er in het kort op neer dat indien er voorafgaand aan de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit de inrichting aanwezig was en hiervoor een vergunning in werking en onherroepelijk was, de veiligheidsafstanden opgenomen in artikel 3.12 van het Activiteitenbesluit niet gelden als deze afwijken van de veiligheidsafstanden opgenomen in de vergunning. De vraag die dan rest is of in de onderliggende vergunning veiligheidsafstanden zijn opgenomen. Het scoutinggebouw waar het hier om draait is expliciet opgenomen op de tekening behorend bij de vergunning. Dit geldt voor de verleende vergunningen in 1983 en 1997 als ook voor de tekening behorend bij de melding Activiteitenbesluit uit 2012. De expliciete veiligheidsafstanden staan niet in de vergunning, maar de bijbehorende tekeningen bieden voldoende basis om vast te stellen wat de afstanden zijn en leggen de situatie en afstanden vast. Gelet op het voorgaanden is het overgangsrecht van het Activiteitenbesluit van toepassing.

Om, los van het overgangsrecht, te bepalen of de situatie aanvaardbaar is, is aansluiting gezocht bij het gemeentelijke veiligheidsbeleid. In dit beleid is immers aangegeven welke risico’s wel of niet aanvaardbaar worden geacht. Gasunie is verzocht om een QRA (risicobeoordelingsveiligheidsrapport) van het GOS station aan te leveren. De resultaten van deze berekening zijn geprojecteerd in onderstaande afbeelding.

Geconcludeerd kan worden dan de situatie voldoet aan het gemeentelijk vastgesteld externe veiligheidsbeleid. (rode contour=10-6).

afbeelding

Rood:10-6 contour.

Op basis van deze afweging kan het GOS en het scoutinggebouw naast elkaar blijven bestaan.

Bornsestraat 16-Krikkenven 5.

Bij elk ruimtelijk plan moet de luchtkwaliteit in acht worden genomen. In dit geval zijn de wijzigingen van het bestemmingsplan beperkt (de feitelijke situatie wijzigd niet) en is er sprake van wijziging van Niet In Betekenende Mate (NIBM) zoals genoemd in de wet. Ook omdat de jaarlijkse rapportage in het kader van het Besluit Luchtkwaliteit geen overschrijding van de grenswaarden in en om het plangebied gebied laat zien mag geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor dit plan. Een onderzoek naar de luchtkwaliteit is om die redenen dan ook niet nodig.

Zomerweg 4-4a

Onderzocht is of de herbestemming van deze voormalige agrarische bedrijfswoning naar "Wonen" in het buitengebied milieuhygiënische gevolgen heeft voor haar omgeving.

Beoordeeld dient te worden of een wijziging van de bestemming niet leidt tot:

  1. ongewenste nadelige gevolgen voor omliggende (agrarische) bedrijven

  2. een niet aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Beoordeeld is dat de locatie Zomerdijk 4-4a is gelegen op (ruim) meer dan 100 meter van omliggende agrarische bedrijven. Hiermee vormt de toekomstige bestemming geen beperkingen voor agrarische activiteiten in het buitengebied.

De ter plaatse optredende geurbelasting ten gevolgen van omliggende agrarische activiteiten is beperkt. Er is op de locatie voor het aspect geur sprake van een goede milieukwaliteit.

Maatkampsdwarsweg 12.

Onderzocht is of de herbestemming van "Agrarisch - met bouwvlak" naar "Wonen" voor het perceel Maatkampsdwarsweg 12 milieuhygienische gevolgen heeft voor haar omgeving.

In de directe nabijheid is aannemersbedrijf Vetketel gelegen, welke ingevolge het bestemmingsplan bedrijfsgebouwen mag hebben tot 400 m2. Genoemde inrichting kan worden gezien als een aannemersbedrijven met werkplaats; een categorie 3.1 bedrijf. De aan te houden afstand tussen deze activiteit en een woonbestemming dient 50 meter te bedragen. Hieraan wordt voldaan. Het aannemersbedrijf wordt niet beperkt in zijn activiteiten.

Op wat grotere afstand, ca 150 meter ten zuiden van dit plangebied, is het XL-park gelegen. In de ruimtelijke planvorming van het XL-park is rekening gehouden met de aanwezigheid van de woning op Maatkampsdwarsweg 12. De juridische bescherming van een agrarische woning of een woning in het buitengebied is een zelfde. Daarmee zal de wijziging van "Agrarisch wonen" naar "Wonen" in het buitengebied het XL-park niet meer beperken dan voorheen.

Brandrietsweg 3a.

Bewoningsgeschiedenis

Deze zomerwoning werd vóór 31 oktober 2003 permanent bewoond en deze permanente bewoning is sindsdien onafgebroken voortgezet (zien onderstaande bewoningsgeschiedenis).

afbeelding

Toetsing aan het Bouwbesluit 2012

Tekening : Bestektekening 0131-01, vergunning B01-902 d.d. 13-09-2001.

De recratiewoning heeft een gebruiksfunctie "permanente bewoning" waarbij deze aan het Bouwbesluit 2012 wordt getoetst aan het niveau van bestaande bouw.

De onderdelen waaraan getoetst is met de beschikbare gegevens zijn:

  • Casco van de woning

  • Gevel en dak

  • Hal en trap

  • Woonkamer

  • Keuken

  • Toilet

  • Meterkast

  • Overloop en zoldertrap

  • Slaapkamer

  • Badkamer

  • Zolder

  • Berging

Die voorschriften zijn per ruimte beoordeeld:

  • uit het oogpunt van veiligheid;

  • uit het oogpunt van gezondheid;

  • uit het oogpunt van bruikbaarheid;

  • het oogpunt van energiezuinigheid en milieu;

Op basis van de nu aanwezige informatie (de bestektekening) is de conclusie dat deze recreatiewoning in eerste instantie lijkt te voldoen aan de eisen van bestaande bouw gesteld in het Bouwbesluit 2012.

MIlieuhygiënische aspecten.

Op ruim 200 meter van het perceel Brandrietsweg 3a is een agrarisch bedrijf gelegen. Dit betreft geen intensieve veehouderij zodat een afstand van 200 meter meer dan voldoende is om aan het perceel Brandrietsweg 3a een woonbestemming te te kennen.

Bouwmogelijkheden.

De bouwmogelijkheden binnen de woonbestemming voor het perceel Brandrietsweg 3 worden niet ruimer dan de huidige bouwmogelijkheden. Het perceel heeft een hiertoe een specifieke aanduiding gekregen.

Overige bepalingen Omgevingsverordening.

Met het omzetten van de recreatiewoning naar een burgerwoning vindt geen extra ruimtebeslag door bouwen en verharden plaats op de Groene Omgeving (artikel 2.1.3) en is dit artikel niet van toepassing. Verder vindt er geen verlies plaats van ecologische en/of landschappelijke waarden. Het huidige pand wordt namelijk behouden en zal op basis van dit bestemmingsplan geen uitbreidingsmogelijken krijgen.

afbeelding

Het gebruiksdoel van Brandrietsweg 3a staat in de BAG als woonfunctie geregistreerd. Daarmee is het pand al meegerekend in de woningbouwafspraken en leidt deze ontwikkeling niet tot extra overaanbod op de woningmarkt. Aangezien de omgevingsverordening de omzetting naar woning regelt in artikel artikel 2.12.4 is de of-vraag positief te beantwoorden. Dit past ook in de ambitie van de provincie om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven. Het publieke belang wordt met de ontwikkeling niet geschaad.

Volgens de Omgevingsvisie heeft het perceel Brandrietsweg 3a het ontwikkelingsperspectief "Wonen en werken in het kleinschalige landschap" met een nadere aanduiding "Stads- en dorpsrandgebied". Het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. Wonen in bestaande bebouwing is passend binnen dit ontwikkelingsperspectief.

Aangezien er geen sprake is van een feitelijke nieuwe ontwikkeling (het pand wordt momenteel ook bewoond) ontstaan er geen effecten op de gebiedskenmerken.

Ladder voor duurzame verstedelijking.

De omzetting van een bestemming "zomerwoning" naar een bestemming "wonen" is geen stedelijke ontwikkeling in het kader van het Besluit ruimtelijke ordening. Uit jurisprudentie blijkt dat het bouwen van 1 woning als kleinschalig beschouwd dient te worden en dus niet als stedelijke ontwikkeling. Het gaat daarbij niet om de omgeving waar het plan is geprojecteerd. De kleinschaligheid volgt alleen uit het aantal woningen. In onderhavig geval is er sprake van bestaande bebouwing, welke momenteel al permanent wordt bewoond. Er is feitelijk geen sprake van een functieverandering.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid     

In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. De kosten die met voorliggend bestemmingsplan zijn gemoeid, zijn volledig voor rekening van de gemeente. Het bestemmingsplan is hiermee financieel uitvoerbaar.

Wanneer met een bestemmingsplan een bouwplan, zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk wordt gemaakt, dient conform artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan te worden opgesteld om gemeentelijke kosten te kunnen verhalen. Voorliggend bestemmingsplan heeft een beheerkarakter en maakt geen nieuwe bouwplannen, zoals opgenomen in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk. De vaststelling van een exploitatieplan kan daarom achterwege blijven.

Hoofdstuk 9 Vooroverleg, Inspraak en Zienswijze     

Vooroverleg

Het plan is overeenkomstig het bepaalde in bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening aan de Provincie en het Waterschap toegezonden. Het Waterschap heeft per mail op 10 juni 2016 aangegeven akkoord te zijn met het voorliggende voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied correctieve herziening. De voor hen relevante opgenomen bestemmingswijziging als gevolg van het verleggen van een gedeelte van de Bornse Beek is in het plan opgenomen.

De provincie heeft op 25 mei 2016 per mail laten weten dat zij vanuit het provinciaal belang geen opmerkingen hebben over dit voorontwerp bestemmingsplan en dat het vooroverleg daarmee is afgerond.

Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan “Buitengebied correctieve herziening” heeft van 4 mei 2016 tot en met 14 juni 2016 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn konden door een ieder inspraakreacties worden ingediend. Tijdens de periode dat het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage heeft gelegen zijn 3 inspraakreacties ingediend.

De reacties zijn in het ontwerp-bestemmingsplan Buitengebied correctieve herziening verwerkt dan wel voorzien van een gemeentelijke reactie in de inspraakreactienota (bijlage 2). De binnengekomen inspraakreacties zijn samengevat in de bij het bestemmingsplan behorende bijlage 1.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan "Buitengebied correctieve herziening" en de bijbehorende stukken hebben met ingang van 9 november 2016 tot en met 20 december 2016 ter inzage gelegen. Er zijn 4 zienswijzen binnengekomen. Er heeft op 13 februari 2017 een hoorzitting plaatsgevonden. Een aantal zienswijzen heeft aanleiding gegeven het bestemmingsplan op onderdelen aan te passen.