direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Mantgum - Skillaerderdyk 15
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0140.BpSkillaerderdyk15-VA01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In verband met de gemeentelijke herindeling per 1 januari 2018 is de gemeentewerf in Mantgum niet langer nodig. Daarmee komt het terrein van de gemeentewerf in Mantgum vrij.

Het perceel kent een bedrijfsbestemming, waardoor het geschikt is voor de vestiging van andere bedrijfsactiviteiten. Met een bouwbedrijf is overeenstemming bereikt over vestiging op deze locatie. Dit bedrijf heeft het perceel aangekocht. Het bouwbedrijf wordt gevestigd in de loodsen van de gemeentewerf. Daarnaast is het bedrijf voornemens om mogelijk een bedrijfswoning op het erf te vestigen. De bestaande brandweerkazerne blijft wel gevestigd op het terrein.

Om de beoogde functies mogelijk te maken en planologisch af te stemmen moet een bestemmingsplan opgesteld te worden. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt direct ten zuiden van het dorp Mantgum, aan de Skillaerderdyk. Het perceel ligt net buiten de bebouwde kom. Op het perceel, grenzend aan de noordoostzijde van het plangebied, is een vrijstaande woning gevestigd en ten noorden van het plangebied bevinden zich enkele rijwoningen. Verder wordt het plangebied zowel in noordelijke, westelijke, zuidelijke als oostelijke richting omgeven door agrarisch grondgebied. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied globaal weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0140.BpSkillaerderdyk15-VA01_0001.jpg"

Figuur 1.1: De ligging van het plangebied

1.3 Planvorm

Voor het perceel geldt op dit moment het bestemmingsplan 'Mantgum' van de gemeente Littenseradiel. Dit plan is vastgesteld op 16 december 2013. In het bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Bedrijf'. Deze bestemming regelt de brandweerkazerne en de gemeentewerf.

Daarnaast heeft de gemeente Littenseradiel haar archeologiebeleid geactualiseerd en op basis hiervan het facetbestemmingsplan 'Dorpen Archeologie' opgesteld. Op basis van dit bestemmingsplan is op het gehele plangebied ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van toepassing.

Binnen deze regelingen is de realisatie van een bouwbedrijf en bedrijfswoning niet mogelijk. Voor de beoogde ontwikkelingen moet daarom een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan is als volgt opgezet:

  • In hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van de huidige en gewenste situatie.
  • Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders.
  • In hoofdstuk 4 vindt een toetsing plaats aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten.
  • Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van het plan.
  • Hoofdstuk 6 beschrijft de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het voorgenomen nieuwe bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

In de huidige situatie is het plangebied ingericht voor een brandweerkazerne, de gemeentewerf en een bouwbedrijf. Ten behoeve van deze functies zijn twee gebouwen aanwezig en vindt achter op het terrein enige opslag van (bouw)materialen plaats. Daarnaast zijn er twee antennemasten achter op het perceel geplaatst.

Het noordoostelijke deel van het gebouwencomplex wordt gebruikt door het bouwbedrijf, het zuidelijke deel (met uitzondering van de brandweerkazerne) wordt door de gemeente gehuurd van het bouwbedrijf ten behoeve van de gemeentewerf. Het meest zuidelijke gedeelte van dit gebouw is in gebruik als brandweerkazerne. Tevens zijn achter op het perceel gebieden ingericht ten behoeve van de gemeentewerf. De rand van het plangebied bestaat uit een groensingel die volledig rondom loopt en alleen doorbroken wordt door de aansluiting van het terrein op de Skillaerderdyk. De indeling van het plangebied in de huidige situatie is in figuur 2.1 en 2.2 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0140.BpSkillaerderdyk15-VA01_0002.jpg"

Figuur 2.1: Inrichting van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0140.BpSkillaerderdyk15-VA01_0003.jpg"

Figuur 2.2: Indeling van het plangebied

2.2 De nieuwe ontwikkeling

Op het perceel wordt een bouwbedrijf gevestigd. Daarbij maakt het bedrijf gebruik van de bestaande loods aan de noordoost zijde. Daarnaast wordt in het plangebied de nieuwbouw van een bedrijfswoning toegestaan. In de koopovereenkomst is bepaald dat deze bedrijfswoning dient te worden gesitueerd in het gele vlak van de onderstaande inrichtingsschets (figuur 2.3.). De bestaande groenstrook rond het perceel dient te worden gehandhaafd. De brandweerkazerne blijft op deze locatie gevestigd, evenals de antennemasten die op het terrein aanwezig zijn. Deze worden in het bestemmingsplan dan ook positief bestemd.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0140.BpSkillaerderdyk15-VA01_0004.jpg"

Figuur 2.3 Indeling van het plangebied na de gewenste ontwikkeling

Verkeer en parkeren

Verkeersgeneratie

Voor het berekenen van de verkeersgeneratie is gebruik gemaakt van kencijfers zoals opgenomen in publicatie 317 "kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" (CROW, 2012). Er wordt uitgegaan van de stedelijkheidsgraad "niet stedelijk" en het gebiedstype "rest bebouwde kom". Er wordt uitgegaan van de maximale kencijfers van het CROW om zo een worst case scenario door te rekenen.

De voorgenomen ontwikkeling bestaat uit het realiseren van een bouwbedrijf en de mogelijkheid tot het realiseren van een bedrijfswoning in de toekomst. Voor de woning wordt uitgegaan van de CROW aanduiding "koop vrijstaand". Voor de bedrijfsruimte wordt uitgegaan van de CROW aanduiding "bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief". De totale verkeersgeneratie bedraagt 16 mvt/etmaal op een werkdag. Voor het bedrijf wordt uitgegaan van een bruto vloeroppervlak van +/- 100 m2.

De Skillaerderdyk is ingericht als doorgaande weg en is één van de ontsluitingswegen van het dorp Mantgum. Daarom is deze weg berekend op een relatief hoge verkeersintensiteit. De verkeersgeneratie als gevolg van de beoogde ontwikkeling is op te vangen. Tegenover de vestiging van het bedrijfsgebouw en de mogelijkheid tot realisatie van een bedrijfswoning vervalt echter de functie van gemeentewerf. De extra verkeersgeneratie ten opzichte van de huidige situatie valt daarom lager uit en leidt niet tot onaanvaardbare effecten.

Parkeren

Voor het berekenen van de parkeerbehoefte is uitgegaan van dezelfde stedelijkheidsgraad en gebiedstype zoals toegepast bij het bepalen van de verkeersgeneratie. Daarnaast is net als bij de verkeersgeneratie uitgegaan van de maximale kencijfers zoals opgenomen in publicatie 317 “Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie” (CROW, 2012) en van een bruto vloeroppervlak van +/- 100 m2.

De totale parkeerbehoefte voor het plangebied komt uit op afgerond 6 parkeerplaatsen. Gezien de omvang van het perceel is er voldoende ruimte om in de parkeerbehoefte te voorzien. Het voorgenomen initiatief voorziet daarom in parkeergelegenheid op eigen terrein.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze 14 nationale belangen zijn:

  • 1. Rijksvaarwegen.
  • 2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam.
  • 3. Kustfundament.
  • 4. Grote rivieren.
  • 5. Waddenzee en waddengebied.
  • 6. Defensie.
  • 7. Hoofdwegen en landelijke spoorwegen.
  • 8. Elektriciteitsvoorziening.
  • 9. Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
  • 10. Natuurnetwerk Nederland.
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament.
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
  • 14. Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.

De ontwikkelingen binnen het plangebied raken geen van bovenstaande rijksbelangen. De Rijksbelangen staan de uitvoering van het bestemmingsplan zodoende niet in de weg.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking moet worden doorlopen. Deze ladder bestaat uit drie treden:

  • a. Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
  • b. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
  • c. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Vanwege de relatieve kleinschaligheid van de gewenste ontwikkeling is er in dit plan geen sprake van stedelijke ontwikkeling. Daarom hoeft er niet expliciet getoetst te worden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Overigens is er sprake van een concrete behoefte (van het bouwbedrijf) en kan de ontwikkeling worden gezien als een nieuwe invulling van bestaand stedelijk gebied. De ontwikkeling is daarmee in lijn met de uitgangspunten van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân

Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan "Om de kwaliteit fan de romte" (structuurvisie). De provincie Fryslân zet in op een economisch sterk en tegelijkertijd mooi Fryslân. Hierbij wordt gericht op een versterking van de economische structuur om nieuwe kansen en ontwikkelingsmogelijkheden te benutten. Daarnaast streeft de provincie onder andere ook naar een multifunctioneel Fryslân door ruimtelijke functies in zowel het landelijk als het stedelijk gebied met elkaar te combineren. Op die manier kan onder andere ruimte worden bespaard.

De provincie Fryslân biedt daarnaast ruimte voor de ontwikkeling van lokale bedrijven in kleine kernen. Dit draagt volgens de provincie bij aan de levendigheid en economische vitaliteit op het lokale schaalniveau. De ruimte hiervoor moet primair binnen bestaand bebouwd gebied liggen en vervolgens voor nieuwe locaties aan de rand van de kern.

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 hebben de Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen.

In de Verordening Romte Fryslân zijn regels opgenomen voor de programmering van bedrijven en kantoren. In 'overige kernen' zoals Mantgum zijn bedrijven uit milieucategorie 3.1 alleen toegestaan, wanneer deze passend zijn bij de aard en de schaal van de kern.

Het plangebied is gelegen aan de rand van de kern van het dorp Mantgum en betreft in de huidige situatie een bedrijfsbestemming met zowel een brandweerkazerne als de gemeentewerf. Dit zijn functies uit milieucategorie 3.1. Omdat het plangebied niet binnen de bebouwde kom is gelegen en al wordt benut voor functies uit categorie 3.1, is de vestiging van een bouwbedrijf passend bij de aard en schaal van de kern.

Tevens wordt er in de gewenste ontwikkeling functiemenging mogelijk gemaakt. Door een bedrijfswoning bij het bedrijf te plaatsen, wordt ruimte bespaard zodat de initiatiefnemer niet in het landelijk gebied een woning gaat realiseren.

De beoogde ontwikkeling is passend binnen het provinciale beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 2030 Gemeente Littenseradiel

Op 16 augustus 2011 heeft de gemeente Littenseradiel haar Structuurvisie 2030 gepubliceerd. In de visie worden de belangrijkste ambities van de gemeente vastgelegd en uitgewerkt in verschillende thema's.

De gemeente wil de groei van huishoudens en bedrijvigheid in beginsel opvangen binnen de bestaande dorpen en op locaties die voorhanden zijn. De gemeente wil hierbij ondernemers de ruimte geven om te ondernemen en hen ondersteunen bij nieuwe initiatieven. Daarbij helpen zij om de plannen van deze ondernemers snel en efficiënt door te voeren. Door goed in te spelen op de behoefte van de ondernemers en gezamenlijk de mogelijkheden voor ontwikkelingen in kaart te brengen, wil de gemeente ruimte op maat bieden die volgens hen nodig is om de vitaliteit en de leefbaarheid van de dorpen te versterken. Littenseradiel geeft aan dat de huidige bedrijventerreinen op korte termijn voldoende capaciteit hebben om eventuele groei en/of verplaatsing van bedrijven in de gemeente op te vangen.

Geldende bestemmingsplan 'Mantgum'

Het gemeentelijk beleid met betrekking tot het plangebied is opgenomen in het bestemmingsplan 'Mantgum', vastgesteld op 16 december 2013. In het bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Bedrijf' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf en brandweerkazerne'. De gronden zijn in de huidige situatie bestemd voor een gemeentewerf en brandweerkazerne. Voor overige bedrijven geldt dat er binnen deze bestemming alleen bedrijven mogen worden geplaatst uit milieucategorie 1, of bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven onder milieucategorie 1 uit de 'Staat van bedrijven'.

Het plangebied bevindt zich op een bestaande bedrijfslocatie, binnen het bestaande dorp. Het bouwbedrijf heeft het perceel een aantal jaren geleden van de gemeente gekocht met als doel zich daar te vestigen. Aan de Skillaerderdyk heeft het bedrijf meer ruimte dan op de huidige locatie in de kern van Mantgum. Het bouwbedrijf wil de mogelijkheid behouden een deel van het terrein te verhuren aan andere bedrijven uit de milieucategorieën 1 en 2 uit de 'Staat van bedrijven'. Op deze manier wordt op deze locatie ondernemers de ruimte gegeven om te ondernemen en nieuwe initiatieven te ontwikkelen. Dit sluit aan bij de visie van de gemeente die ruimte aan ondernemers wil bieden op bestaande bedrijfslocaties, binnen het bestaande dorp. De gewenste ontwikkeling past hiermee goed binnen de Structuurvisie 2030 van de gemeente Littenseradiel.

De initiatiefnemer wil in de gewenste ontwikkeling uiteindelijk zijn bouwbedrijf in het plangebied vestigen. In het huidige bestemmingsplan zijn slechts bedrijven toegestaan uit milieucategorie 1 van de 'Staat van bedrijven' met daarnaast de functies 'gemeentewerf' en 'brandweerkazerne'. In het nieuwe bestemmingsplan zal dit worden aangepast en wordt opgenomen dat bedrijven uit milieucategorieën 1 en 2 zijn toegestaan, met een afwijkingsbevoegdheid voor bedrijven uit milieucategorie 3.1. Het bouwbedrijf en de brandweerkazerne worden middels een speciale aanduiding op de verbeelding toegestaan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Voor het bestemmingsplan is het van belang dat naast het feit dat de ontwikkeling binnen het beleidskader past, er tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de milieuaspecten (bodem, water, milieuzonering en externe veiligheid) en om andere sectorale regelgeving (archeologie en cultuurhistorie, ecologie).

4.1 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is rond inrichtingen die "in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken", wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur en spoorwegen, een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde van 48dB.

Wegverkeerslawaai

Normstelling

Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidsgevoelige functie aangemerkt. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidzone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat ook sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau wanneer de ontwikkeling is gesitueerd nabij niet gezoneerde wegen (30 km/u wegen).

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. De uiterste grenswaarde is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de woningen (binnen- of buitenstedelijk). De mogelijk te maken bedrijfswoning is gelegen ter hoogte van de komgrens van Mantgum. Omdat het bouwvlak voor de woning is gelegen binnen de bebouwde kom van Mantgum, bedraagt de uiterste grenswaarde (ontheffingswaarde) in deze situatie 63 dB.

Onderzoek en resultaten

Het onderzoek is opgenomen in bijlage 1. De volledige toelichting, invoergegevens en rekenbladen zijn in deze bijlage opgenomen. Onderstaand volgen de belangrijkste bevindingen.

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens de Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012. De uiterste bouwgrens van het bouwvlak waar de bedrijfswoning in gerealiseerd mag worden, is aangehouden als referentiepunt. Hierbij is de kortste afstand tot de bron (Skillaerderdyk) aangehouden in het rekenmodel.

Als gevolg van het wegverkeer op het gezoneerde 60 km/u deel van de Skillaerderdyk wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden. De maximale geluidbelasting bedraagt 46 dB voor de eerste en tweede verdieping. Het wegverkeer op het niet gezoneerde 30 km/u deel van de Skillaerderdyk zorgt daarnaast niet voor een overschrijding van de richtwaarde van 48 dB. De maximale geluidbelasting bedraagt 44 dB voor de begane grond en de eerste en tweede verdieping.

Conclusie

Voor de bedrijfswoning ligt de berekende geluidbelasting beneden de 48 dB als gevolg van het wegverkeer op het gezoneerde en niet gezoneerde deel van de Skillaerderdyk. Er is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Het aspect wegverkeerslawaai staat de ontwikkeling van het plangebied dan ook niet in de weg.

Inrichtingslawaai

Binnen het plangebied bevindt zich thans een bouwbedrijf. De gemeente Littenseradiel huurt een deel van de gebouwen van het bouwbedrijf tot 01--01-2018 ten behoeve van de gemeentewerf. Voorts is de brandweerkazerne aanwezig. Bij deze kazerne worden geen brandbestrijdingsoefeningen gehouden, daarom is het Activiteitenbesluit van toepassing op het aspect geluid. Omdat alleen in incidentele situaties uitrukken met sirenes plaatsvinden, wordt naar alle verwachting aan de normen uit het Activiteitenbesluit voldaan.

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.2 Luchtkwaliteit

Voor het aspect luchtkwaliteit is de Wet Milieubeheer van toepassing. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2020) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van < 18 µg/m3. De norm voor deze stof ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Daarnaast geldt een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van < 10 µg/m3. De norm voor deze stof ligt eveneens op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Er is dus geen sprake van een dreigende overschrijding van de grenswaarden.

Met behulp van de NIBM-tool is een worst-case berekening voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van het plan op de luchtkwaliteit berekent. De verkeersgeneratie van het bouwbedrijf en de bedrijfswoning bedraagt 16 mvt/etmaal op een werkdag. Uit de berekening van de NIBM-tool is naar voren gekomen dat de ontwikkeling onder de 3 %-grenswaarde voor “niet in betekenende mate” blijft. Door de relatieve kleinschaligheid zorgt deze ontwikkeling niet voor een serieuze toename aan verkeersbewegingen. Het project draagt dus niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Het omgevingsaspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.3 Bodem

Het uitgangspunt wat betreft de bodemkwaliteit in het plangebied is dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn, dat er geen risico's voor de volksgezondheid ontstaan. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

In 2014 is ter plaatse van het plangebied een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (CSO Milfac, d.d. 26 juni 2014). In het onderzoek worden verschillende verontreinigingen geconstateerd in de bodem en in het grondwater. Deze verontreinigingen vormen een belemmering voor de voorgenomen grondtransactie en geven nog niet voldoende zekerheid voor het beoogde functiegebruik.

Naar aanleiding van bovenstaande, is een nader bodemonderzoek uitgevoerd (Lievense CSO, d.d. 19 februari 2015 ) met als doel het vaststellen van de omvang van de tijdens het verkennend onderzoek aangetoonde verontreiniging met chloride in de grond en de verontreiniging met chloride, cyanide en barium in het grondwater. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat er sprake is van een zorgplichtgeval en daarmee met een saneringsnoodzaak. Het met chloride verontreinigd bodemvolume grond (boven toepassingsnorm) wordt geschat op circa 12.000 m3. De omvang van het met chloride verontreinigd grondwater wordt op circa 15.900 m3 geraamd. Het rapport is opgenomen als Bijlage 2 Bodemonderzoek.

Lievense CSO beveelt aan om de verontreiniging voorafgaande aan de bestemmingswijziging te saneren. Dit dient te geschieden onder milieukundige begeleiding en op basis van en door het bevoegd gezag goedgekeurd Plan van aanpak.

Hierop is een saneringsonderzoek opgesteld door de gemeente. Hierover zal overleg plaatsvinden met de provincie Fryslân en het college van Burgemeester en wethouders. Vervolgens zal het gesprek met de nieuwe eigenaar van de gronden aangegaan worden en zal, na overeenstemming met alle betrokkenen, het saneringsplan worden opgesteld. De verwachting is dat in 2017 met de sanering wordt gestart.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'(2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

In de directe omgeving van het plangebied komen alleen agrarische functies en woonfuncties voor. Het beoogde bedrijf is een bouwbedrijf met een bedrijfsoppervlakte kleiner dan 2000 m3. Volgens de VNG-brochure wordt dit bedrijf aangemerkt als milieucategorie 3.1. Daar hoort een richtafstand, op basis van geluidhinder, bij van 50 meter. Echter kan hier gemotiveerd van worden afgeweken.

Het bedrijf dat zich in het plangebied heeft gevestigd, was gevestigd in de kom van Mantgum. Het bedrijf veroorzaakte daar geen hinder. Er was wel een werkplaats, maar de meeste activiteiten vonden en vinden plaats op locatie. Daardoor waren en zijn de machinale werkzaamheden die in het bedrijf worden uitgevoerd, beperkt. Werkzaamheden vinden plaats in de dagperiode. De geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit zijn zo geformuleerd dat die in dit geval toereikend zijn om de naastliggende woning tegen geluidshinder te beschermen volgens de huidige maatschappelijke opvattingen. Met die norm, de wetenschap dat de machinale houtbewerking kortdurend zal plaatsvinden, in combinatie met bedrijfsduurcorrectie op de beoordeling van de geluidemissie, kan worden aangenomen dat het bedrijf kan voldoen aan de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit. Daarmee is de woning voldoende beschermd en is nader akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.

Voor de mogelijke realisatie van de beoogde functies is met name de brandweerkazerne binnen het plangebied relevant. De brandweerkazerne is een bedrijf uit milieucategorie 3.1. Daarmee wordt niet voldaan aan de richtafstanden. Van deze richtafstanden kan echter gemotiveerd worden afgeweken. In het voorliggende geval is toch sprake van een goede ruimtelijke ordening, omdat:

  • Bij bedrijfswoningen wordt een verhoogd hinderniveau aanvaardbaar geacht. Door de vestiging naast het bedrijf is immers al sprake van een verhoogd hinderniveau.
  • Bij de kazerne worden geen brandbestrijdingsoefeningen gehouden. Er vinden dus zeer incidenteel activiteiten plaats (bij het uitrukken naar een brand).
  • Tussen de kazerne en de beoogde bedrijfswoning wordt een afstand van circa 10 meter aangehouden.
  • Het uitrijden van de kazerne gebeurt aan de voorkant. Het bouwbedrijf heeft een voorkeur voor plaatsing van de bedrijfswoning op het achterste gedeelte van het perceel. De bebouwing vormt daarmee een afscherming.

Geconstateerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuzonering de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.5 Water

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat waarborgt dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Dit plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Wetterskip Fryslân.

Het Wetterskip Fryslân is geïnformeerd over het plan via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl). Met de opgegeven gegevens is bepaald dat het plan een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding en de afvalwaterketen en daarom kan worden volstaan met een standaard wateradvies. Zie Bijlage 3 Watertoets. Wetterskip Fryslân geeft maatregelen om wateroverlast te voorkomen en het water in de sloten schoon te houden.

Probeer regenwater langzaam weg te laten lopen.

Regenwater dat op een verhard oppervlak valt, gaat sneller naar het riool of een sloot dan regenwater dat op onverhard oppervlak valt (zoals gras of een groenstrook). Wanneer opeens veel water in de riolen en sloten komt kan dit wateroverlast geven. Het is daarom belangrijk dat regenwater langzaam wegloopt. Er worden verschillende manieren geadviseerd: vang het regenwater eerst in een regenton op, gebruik grasstenen ('open' bestrating) voor de bestrating en bestraat niet het hele perceel maar laat wat stukken open met gras of andere beplanting.

Regenwater niet op het riool lozen.

Wetterskip Fryslân adviseert om direct op een sloot te lozen en niet op het vuilwaterriool. De rioolwaterzuivering wordt dan niet onnodig belast met schoon regenwater. Dit is uiteraard alleen mogelijk als er een sloot dicht bij het perceel ligt.

Gebruik schone bouwmaterialen, gebruik geen chemische onkruidbestrijding

Regenwater dat op het plangebied valt, komt uiteindelijk altijd in het grondwater of in het oppervlaktewater. Geadviseerd wordt om watervervuiling te voorkomen door geen uitlogende bouwmaterialen zoals zink, koper en lood te gebruiken. Deze materialen zijn een belangrijke bron voor de vervuiling van het water. Ook adviseert Wetterskip Fryslân om geen chemische middelen voor onkruidbestrijding te gebruiken.

Vloeren minimaal een meter boven het grondwater.

Wetterskip Fryslân adviseert om het vloerpeil van woningen en andere bouwwerken minimaal een meter boven het grondwaterpeil aan te leggen. Hierdoor wordt grondwateroverlast voorkomen.

4.6 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. in de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Daarnaast is in elke provinciale verordening een uitwerking van de Wnb opgenomen. In de provincie Fryslân wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage I bij deze verordening. Per soort worden de handelingen, middelen en methoden genoemd die mogen worden toegepast, slechts voor zover er geen andere bevredigende oplossing bestaat.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het Sneekermeergebied op ongeveer 8.5 kilometer. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op circa 2.2 kilometer ten westen van het plangebied.

Voor het Natura 2000-gebied geldt dat gezien de afstand tot de dichtstbijzijnde Natura 2000 areaalverlies, verstoring, verdroging en versnippering kunnen worden uitgesloten. In de huidige situatie is een gemeentewerf gevestigd binnen het gebied. In de toekomstige situatie zal er een bouwbedrijf gevestigd worden in plaats van deze gemeentewerf. Er kan van worden uitgegaan dat beiden een gelijkwaardige verkeersaantrekkende werking hebben. De toename van stikfstofdepositie op de Natura 2000 is daarom als nihil in te schatten. Er zijn dus geen significante negatieve effecten op de Natura 2000 te verwachten.

Het plan voorziet daarnaast niet in areaalverlies van het dichtstbijzijnde NNN-gebied. Gezien de afstand zullen ook aspecten als geluid geen invloed hebben op dit gebied. Negatieve gevolgen voor NNN-gebieden zijn daarom uitgesloten.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Het plangebied is in de huidige situatie in gebruik voor zowel een gemeentewerf als een brandweerkazerne. Door de aanwezigheid van deze functies is de kans dat beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn als nihil in te schatten. Bovendien wordt de groene rand rondom het perceel behouden en krijgt deze een groenbestemming in het nieuwe bestemmingsplan.

Het aspect ecologie levert voor dit bestemmingsplan geen belemmeringen op.

4.7 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie in de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. Deze bestaat uit een advieskaart voor archeologische waarden uit de steentijd - bronstijd en uit een advieskaart voor archeologische waarden uit de ijzertijd - middeleeuwen.

Op de advieskaart ijzertijd - middeleeuwen wordt het plangebied aangeduid als 'karterend onderzoek 1'. Dit houdt in dat wordt aanbevolen om bij ingrepen van meer dan 500 m2 een karterend archeologisch onderzoek uit te laten voeren. De advieskaart steentijd - bronstijd geeft aan dat voor dit plangebied geen onderzoek noodzakelijk is.

In het vigerende bestemmingsplan geldt een archeologische dubbelbestemming op het plangebied. De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische verwachtingswaarden. Voor bouwwerken, waarvoor bodemingrepen nodig zijn, met een oppervlakte groter dan 500 m2 en dieper dan 30 centimeter, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd, waarin naar het oordeel van de burgemeester en wethouders:

  • a. de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord, in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkeling mogelijk die betrekking heeft op bouwwerkzaamheden of uitbreiding van het verharde oppervlak. De oppervlakte van de te bouwen dienstwoning zal bovendien ook minder zijn dan 500 m2. De ingreep blijft hiermee onder de drempelwaarde voor archeologisch onderzoek. Er is dus geen archeologisch onderzoek noodzakelijk en hiermee geeft het aspect archeologie geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

4.8 Cultuurhistorie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting van een bestemmingsplan worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied.

Welstandsnota gemeente Littenseradiel

In de welstandsnota van de gemeente Littenseradiel is het plangebied aangemerkt als gebiedstype bedrijventerrein. Deze gebieden tonen geen opvallende waarden. Het welstandsbeleid is hier gericht op het beheer van de bestaande situatie. Gestreefd wordt naar verbetering van de landschappelijke inpassing. Dit gebied is aangemerkt als een regulier welstandsgebied waarbij vooral het respecteren van de onderlinge samenhang centraal staat.

In het gebied zijn verder geen cultuurhistorische waarden aanwezig en hoeft geen rekening gehouden te worden met richtlijnen of voorwaarden bij nieuwbouw. Het aspect cultuurhistorie geeft daarom geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

4.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over "externe veiligheid" om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkelingen van nieuwe beperkt kwetsbare objecten geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Bevi.

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat binnen of in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn, waarvan de risicocontouren of de invloedgebieden over het plangebied heen lopen. De dichtstbijzijnde risicovolle bron betreft een buisleiding, circa 3 kilometer ten zuiden van het plangebied gelegen. Zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico zijn niet van invloed op het plangebied.

Het aspect externe veiligheid levert daarmee geen belemmering op. Er is sprake van een goede ruimtelijke ordening voor dit aspect.

4.10 Kabels en leidingen

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

In en rond het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig waarmee in dit plan rekening gehouden dient te worden. Het aspect kabels en leidingen vormt daarom geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.11 Zendinstallaties

Binnen het plangebied bevinden zich twee zendmasten die in dit plan positief bestemd worden. Voor het opnemen van zendinstallaties in bestemmingsplannen zijn er geen eisen vanuit milieuregelgeving waaraan voldaan dient te worden. Er zijn geen wetenschappelijke aanwijzingen dat deze masten schadelijke gevolgen hebben op de gezondheid, mits men zich op voldoende afstand bevindt. Dit is meestal circa 3 meter gemeten 'in de bundel' en een halve meter in andere richtingen (dus onder, boven en achter de antenne).

De woning bevindt zich op ruimschoots grotere afstand dan de genoemde 3 meter van de UMTS-mast. Derhalve zijn ter plaatse van de nieuwe bedrijfswoning, die mogelijk in de toekomst gerealiseerd wordt, geen nadelige gezondheidseffecten te verwachten.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Standaarden

De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, dat werkelijk noodzakelijk is.

Conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) zijn de regels onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

In hoofdstuk 2 worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld. Bij handhaving van het bestemmingsplan zijn de bestemmingsomschrijving en de specifieke gebruiksregels van groot belang.

Hoofdstuk 3 bevat de bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen is voorgeschreven deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.

In hoofdstuk 4 komt het overgangsrecht aan de orde en de slotregel.

Op grond van artikel 3.1.3 Bro moet een bestemmingsplan worden vervat in:

  • 1. een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven;
  • 2. bestemmingen die bij of krachtens wet kunnen worden voorgeschreven;
  • 3. regels die bij of krachtens wet kunnen worden voorgeschreven;
  • 4. voor zover nodig uitwerkings-, wijzigings- en afwijkingsregels.

Daarnaast dient een dergelijk plan vergezeld te gaan van een toelichting waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van onderzoek en overleg en eventuele inspraak zijn vermeld.

Flexibiliteit in de regels

Het kan in een concrete situatie voorkomen, dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiertoe worden dan afwijkingsbepalingen opgenomen. De aan de grond toegekende bestemming dient gehandhaafd te blijven. Gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht dienen burgemeester en wethouders bij vergunningverlening de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en dienen zij de belangen zorgvuldig af te wegen.

5.2 Beschrijving juridische regeling

Voor de opzet van dit bestemmingsplan is aangesloten bij het bestemmingsplan 'Mantgum', zoals dat is vastgesteld op 16 december 2013. Bij twijfel over de uitleg van bepalingen kan aansluiting worden gezocht bij de uitleg van de bepalingen van 'Mantgum'.

Bedrijf

Een groot deel van plangebied bestaat uit de bestemming "Bedrijf". Met deze bestemming worden lichte bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 1 en 2 algemeen toegestaan. Daarnaast worden met aanduidingen specifieke bedrijfscategorieën en functies aangeduid ("bouwbedrijf", "bedrijfswoning" en "brandweerkazerne").

Voor de bebouwing in het plangebied is de maximale maatvoering vastgelegd op de verbeelding en in de planregels. De afwijkende bouwhoogten van de aanwezige antennemasten zijn geregeld met een specifieke bouwaanduiding.

Groen

Anders dan in het geldende bestemmingsplan 'Mantgum', wordt de bestaande groensingel onder de bestemming "Groen" gebracht, zodat de bescherming en instandhouding daarvan beter geregeld is.

Waarde - Archeologie 2

Ter bescherming van archeologische waarden in de ondergrond is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2 opgenomen. Bij bodemingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 30 cm, moet eerst een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd voordat een omgevingsvergunning kan worden verleend.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

In het kader van inspraak en vooroverleg heeft het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen van 20 april 2017 tot en met 31 mei 2017. Tijdens deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld op het plan te reageren.

Er zijn geen inspraakreacties ontvangen.

Van de overleginstanties is een reactie ontvangen van Provinsje Fryslân en de Brandweer Fryslân.

De provinsje heeft medegedeeld geen verdere opmerkingen te hebben.

Brandweer Fryslân heeft bij brief van 19 april 2017 (bijgevoegd) geadviseerd om:

  • 1. aandacht te hebben voor het vrij en toegankelijk houden van het terrein dat in gebruik is bij de brandweer, ook tijdens de bouwfase.

reactie gemeente: Dit zal aan betrokkene worden meegedeeld.

  • 2. een primaire bluswatervoorziening (brandkraan) te realiseren

reactie gemeente: een brandkraan kan in overleg met betrokkene worden aangebracht bij de ingang van het perceel; de kosten hiervan komen voor rekening van betrokkene.


Het bestemmingsplan behoeft naar aanleiding van de opmerkingen niet te worden aangepast. Ook ambtshalve zien wij geen noodzaak tot het aanbrengen van wijzigingen.

Zienswijze

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Vaststelling
Het bestemmingsplan is daarop ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te stellen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het project is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële uitvoerbaarheid

Het project is een particulier initiatief. Het bouwbedrijf realiseert een bedrijfswoning op het perceel en heeft aannemelijk gemaakt dat het financieel haalbaar is.

Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan middels een anterieure overeenkomst. Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn op welke wijze de kosten zullen worden verhaald.

Het initiatief is een samenwerking tussen het particuliere bouwbedrijf en de gemeente. In de koopovereenkomst die is gesloten tussen de gemeente en het bouwbedrijf is opgenomen dat de gemeente zorg zal dragen voor de wijziging van het vigerende bestemmingsplan. Daarnaast zal de gemeente ook eventuele tegemoetkoming in planschade betalen. Met dit project zijn geen bovenplanse kosten gemoeid.