direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Meppel - Zuid, herziening Meppel Werkhorst 5
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0119.Werkhorst5-BPC1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Meppel heeft op 24 januari 2013 het bestemmingsplan Meppel-Zuid vastgesteld. Voor het perceel Werkhorst 5 te Meppel is in dit bestemmingsplan de woonbestemming van dit perceel gewijzigd opgenomen uit het bestemmingsplan Meppel - Zuid 1999. Ten opzichte van het voorgaande bestemmingplan is de bouwmogelijkheid voor bouw van een woning direct ten zuiden van Werkhorst 5 niet overgenomen. De initiatiefnemer is voornemens om deze mogelijkheid weer te herstellen. Om de beoogde ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen en realiseren, is het opstellen van een nieuw juridisch kader noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt direct ten zuiden de kern van Meppel van de gelijknamige gemeente. De ligging van het plangebied is opgenomen in figuur 1.1 en betreft de gronden van het perceel Werkhorst 5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Werkhorst5-BPC1_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Meppel - Zuid, dat is vastgesteld op 24 januari 2013. In figuur 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan weergegeven. Het plangebied is daarin rood omlijnd.

In het plangebied is sprake van de bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemming moeten hoofdgebouwen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan, tenzij anders is aangegeven door middel van een aanduiding.

In het daarvoor geldende bestemmingsplan 'Meppel - Zuid' uit 1999 bestond bij het perceel Werkhorst 5 de mogelijkheid om twee woningen te bouwen. Een uitsnede van de verbeelding van dit bestemmingsplan is weergegeven in figuur 1.3. Van de mogelijkheid om direct ten zuiden van de Werkhorst 5 een woning te bouwen is echter nooit gebruik gemaakt. Echter is deze bouwmogelijkheid abusievelijk wegbestemd in het geldende bestemmingsplan. Dit is reden om voor het perceel een nieuw bestemmingsplan op te stellen.

Verder geldt in het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Binnen deze dubbelbestemming geldt dat bij ingrepen met een oppervlakte van 1.000 m² of meer, archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Werkhorst5-BPC1_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan 'Meppel - Zuid'

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Werkhorst5-BPC1_0003.png"

Figuur 1.3 Uitsnede bestemmingsplan 'Meppel - Zuid' uit 1999

1.4 Juridische vorm

Het gemeentelijke handboek is leidend voor de plansystematiek van dit bestemmingsplan. Dit handboek geeft aanwijzingen voor de systematiek van het juridisch bindende deel van dit bestemmingsplan; de ruimtelijke verbeelding en de planregels. Een geringe aanpassing daarvan is mogelijk, wanneer hiervoor een gegronde reden is.

Tot slot voldoet het bestemmingsplan aan de wettelijke vereisten zoals die gesteld zijn in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro), waar onder meer de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) onder valt. Dit bestemmingsplan is volgens versie 2012 opgesteld.

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels, verbeelding en eventuele bijlagen. Deze toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 de bestaande ruimtelijke en toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 is het beleidskader geschetst op rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 4 gaat in op de planologische- en milieutechnische aspecten die betrekking hebben op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 is de planologisch juridische opzet van het plan behandeld. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit plan komen aan bod in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt ten zuiden van de rivier De Reest, die ten zuiden van het centrum van Meppel loopt. Het gebied ligt aan de Werkhorst en is onderdeel van het perceel Werkhorst 5. Momenteel is het plangebied in gebruik als onderdeel van de tuin van Werkhorst 5 en wordt het als zodanig onderhouden. in figuur 2.1 is de huidige situatie van het plangebied op een luchtfoto weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Werkhorst5-BPC1_0004.jpg"

Figuur 2.1 Huidige situatie plangebied

2.2 Toekomstige situatie

Het college van burgemeester & wethouders heeft opdracht gegeven om op het perceel Werkhorst 5 twee woningbouwmogelijkheden te creëren.

Het uitgangspunt voor voorliggend bestemmingsplan is dat de (bouw)regels van de woonbestemming van het bestemmingsplan Meppel - zuid, zoveel mogelijk worden overgenomen. Er wordt een extra bouwvlak toegevoegd conform het bouwvlak van het voorheen geldende bestemmingsplan. Hiermee wordt bepaald waar een eventuele toekomstige woning gebouwd mag worden. In figuur 2.2 is het plangebied met beide bouwvlakken weergegeven. Het meest zuidelijke bouwvlak is het bouwvlak dat met dit bestemmingsplan gerealiseerd wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Werkhorst5-BPC1_0005.jpeg"

Figuur 2.2 Voorgenomen situatie in het projectgebied

2.3 Verkeer

Het plangebied is gelegen aan de weg Werkhorst. Deze weg loopt ten westen langs het plangebied en betreft een 30 km/uur weg die richting het centrum van Meppel loopt. Ten zuiden van het plangebied loopt de Reestlaan (50 km/uur). De extra verkeersgeneratie als gevolg van het toevoegen van één woning kan op deze wegen worden opgevangen.

Het parkeren ten behoeve van de woning vindt plaats op eigen terrein. De parkeerbehoefte voor een vrijstaande koopwoning in het gebiedstype 'rest bebouwde kom' binnen de gemeente Meppel is berekend op 3 parkeerplaatsen. Gezien de omvang van het erf is hier ruim voldoende ruimte om dit te realiseren.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft het van belang zijnde rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Daarbij worden, waar nodig uitgangspunten voor dit bestemmingsplan geformuleerd.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 2040 (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Deze 14 nationale belangen zijn:

  • Rijksvaarwegen
  • Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Kustfundament
  • Grote rivieren
  • Waddenzee en waddengebied
  • Defensie
  • Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
  • Elektriciteitsvoorziening
  • Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
  • Natuurnetwerk Nederland
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
  • Ruimtereservering parallelle Kaagbaan

De visie is via regels verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Deze geeft voor het plangebied geen direct bindende regels.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

De ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing, omdat het hier gaat om de toevoeging van slechts één woning aan de bestaande woonvoorraad. Vanwege de relatieve kleinschaligheid wordt dit door de Raad van State niet gezien als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro (201311233/1/R4, r.o. 3.3, d.d. 27 augustus 2014).. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom dan ook niet noodzakelijk. Omdat het plan relatief klein is raakt het verder ook geen rijksbelangen.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid schept in veel gevallen een beleidskader, dat door de gemeenten verder uitgewerkt wordt. Daarnaast blijft algemeen provinciaal beleid een toetsingskader, in dit geval de Omgevingsvisie Drenthe en de Provinciale omgevingsverordening.

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2014 en Provinciale omgevingsverordening Drenthe

Provinciale Staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is hét strategisch kader voor de ruimtelijk - economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De provincie heeft inmiddels op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. Sindsdien vonden meerdere gedeeltelijke wijzigingen op de visie plaats. Inhoudelijk voorzien de Actualisatie en de daarop volgende wijzigingen in een beperkte inhoudelijke bijstelling van de teksten en kaarten. Een belangrijke verandering uit de Actualisatie is dat de bedrijvigheid beter in de visie verwerkt is.

In de Provinciale omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe de Omgevingsvisie Drenthe (deels) door naar een verordening, voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De laatste versie van de Provinciale Omgevingsverordening is vastgesteld in oktober 2016. De Omgevingsvisie als structuurvisie bindt alleen de provincie zelf.

Het doel van de omgevingsvisie is het koesteren van kwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij die kwaliteiten. Het is een streven naar ruimtelijke kwaliteit door nieuwe ontwikkelingen en behoud van bestaande kwaliteiten.

Het hele plangebied ligt binnen het stedelijk gebied van Meppel. Op de visiekaart zijn de ambities van de provincie voor Meppel opgenomen. Meppel maakt deel uit van de "stedelijke netwerken". De stedelijke centra maken Drenthe voor haar inwoners en voor bezoekers extra aantrekkelijk. De provincie streeft naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische kenmerken of gebiedskenmerken. Dat geldt ook voor ontwikkelingen die bijdragen aan het bruisende karakter van de steden. De ontwikkelingen moeten passen bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is.

Voor het plangebied zijn de volgende kernkwaliteiten van toepassing. De kernkwaliteiten zijn verder inhoudelijk uitgewerkt in de visie, waarbij per kernkwaliteit algemeen en specifiek beleid is opgenomen.

  • 'landschap'; wegdorpen van de laagveenontginningen

Het beleid en de regels richten zich op het behoud en de versterking van het open karakter en de smalle verkavelingsstructuur.

  • 'aardkundige waarden'; generiek beschermingsniveau: respecteren

Het beleid richt zich hierbij op het bewaren van de lokale aardkundige kenmerken voor de toekomst. De gemeente bekijkt per plangebied of er sprake is van kenmerkende waarden en beschermen deze waar nodig via het bestemmingsplan.

  • 'archeologie'; generiek:

Het beleid schrijft voor dat alle behoudenswaardige vindplaatsen die op de Archeologische Monumentenkaart van Drenthe (AMK) en nieuw ontdekte (behoudenswaardige) vindplaatsen niet ongezien verdwijnen. Bij nieuwe ontwikkelingen is onderzoek naar waarden vaak nodig. Eventueel moet het bestemmingsplan een beschermende regeling bieden.

  • 'cultuurhistorie'; respecteren en lijnvormige objecten Cultuurhistorisch Kompas (OGV, 2010):

Het beleidsuitgangspunt respecteren geldt voor de hele cultuurhistorische hoofdstructuur. Bij ontwikkelingen wordt ingezet op het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst.

Met de genoemde beleidsuitgangspunten is in dit bestemmingsplan waar nodig en mogelijk rekening gehouden. Dit staat onder meer beschreven in hoofdstuk 2, hoofdstuk 4 en meer specifiek paragraaf 4.3.

Binnen de contouren van de Verordening en de Omgevingsvisie kan de gemeente haar eigen afwegingen maken. De kenmerkende situatie en kernkwaliteiten in en rondom het plangebied wijzigen niet. Daarbij is het van belang dat op het gebied van het plangebied al sprake is van een woonbestemming. Het gebied behoort daarom bij het bestaand stedelijk gebied. In het plangebied is bovendien geen sprake van significante wijzigingen ten opzichte van de bestaande planologische situatie.

3.3 Gemeentelijk beleid

In deze paragraaf wordt nader ingegaan op het gemeentelijk beleid dat voor de ontwikkeling in het plangebied van belang is. Daarbij gaat het onder meer om algemeen beleid, bijvoorbeeld de Structuurvisie 2030 en de woonvisie van de gemeente Meppel.

3.3.1 Structuurvisie 2030

De op 7 november 2013 vastgesteld Structuurvisie 2030 is een lange termijnplan (tot 2030) dat aangeeft welke ruimtelijke, sociaal-maatschappelijke en economische ontwikkelingen de komende jaren gewenst zijn. Meppel werkt de komende jaren aan duurzame verbindingen. Verbindingen in de brede regio, verbindingen met omliggende gemeenten en verbindingen met de eigen inwoners. Meppel wil de leefbaarheid in de wijken blijven garanderen door bereikbare zorg en voorzieningen in de wijken goed te organiseren.

Meppel werkt aan het behouden en versterken van de leefbaarheid in de binnenstad, wijken en dorpen. Dit acht de gemeente essentieel voor het welzijn en de welvaart van de inwoners van Meppel. Deze ambitie maakt dat de gemeente inzet op voldoende woningen en woningen die voldoen aan de gewenste kwaliteit.

Het plangebied valt binnen de buurt Reeststouwe en maakt onderdeel uit van het 19e-eeuwse historische lint de Werkhorst. Voor deze buurt zijn geen speciale ambities opgesteld anders dan het respecteren en behouden van de huidige waarden.

Conclusie

Dit bestemmingsplan laat de bouw van één extra woning op een bestaand woonperceel in bestaand stedelijk gebied toe. Het plangebied heeft in de huidige situatie reeds een woonfunctie. Dit veranderd met de ontwikkeling niet. De huidige waarden binnen het plangebied blijven daarmee behouden. De ontwikkeling voorziet in de vraag naar een nieuwe woning aan de Werkhorst. Dit past binnen het gemeentelijk beleid.

3.3.2 Woonvisie 2016-2020 Gemeente Meppel

Het geldende woonbeleid van de gemeente Meppel is vastgelegd in de op 31 maart 2016 vastgestelde Woonvisie 2016-2020. Het doel van het woonbeleid is te komen tot een passend woningaanbod in wijken met een eigen karakter. De woningmarkt is daarin leidend. De rode draad in de woonvisie is “willen en kunnen in een veranderende woningmarkt”. Goed voorbeeld daarvan is de woningbouwprogrammering die voor de gemeente maar beperkt maakbaar is. Uitgangspunt daarbij is een flexibel woningbouwprogramma waarbij flexibel kan worden ingespeeld op demografische en economische veranderingen met de daarbij behorende hoeveelheden en typen te bouwen woningen.

Dit vraagt om een flexibele opstelling om mee te kunnen bewegen met de markt. Door gebruik te maken van scenarioplanning en programmering in bandbreedten worden woningbouwprojecten zowel kwantitatief als kwalitatief op elkaar gestemd. Hiernaast streeft de gemeente naar een integrale afstemming van het woningbouwprogramma, zowel qua aantallen woningen, woningtypen als locaties.

Deze percentages zijn richtinggevend en worden niet als regel in het bestemmingsplan opgenomen. De bandbreedtes zijn bedoeld als middel om bij te sturen op passende huisvesting. De strategie is om partijen te verleiden om overeenkomstig de ambities van de gemeente te bouwen.

 

Woningaantallen

Het aantal te bouwen woningen wordt gebaseerd op de meest recente provinciale bevolkingsprognose van de provincie Drenthe en de Verkenning prognoses Zuidwest Drenthe d.d. 23 januari 2016 uitgevoerd door Companen. In deze verkenning is de jaarlijkse woningbehoefte op korte en lange termijn per gemeente opgenomen. Voor de periode 2015-2019 is voor de gemeente Meppel een woningbehoefte berekend van 190 woningen.

 

Inbreiding versus uitbreiding

  • 2013 tot en met 2018: inbreiding naast uitbreiding

Op grond van ervaringen hanteren wij voor de jaren van crisis een richtpercentage voor inbreiding van 50%. Bij dit scenario passen inbreidingslocaties. Wij vinden het belangrijk dat naast nieuwbouw op uitleglocaties de lege vlekken in de stad in deze periode worden ingevuld. En hechten daarom grote waarde aan de bestaande stad.

  • Vanaf 2019: uitbreiding boven inbreiding

We nemen de kwaliteit van wonen als uitgangspunt. Om meer flexibel en kwalitatief de woningbouw te faciliteren, laten we het sturen op aantallen, programma en middelen los. Dat betekent dat we de voorgestelde verdeling (vanaf 2019) van 25% in de bestaande stad en 75% in Nieuwveense Landen willen loslaten en flexibiliteit voor woningbouw creëren.

Conclusie

De nieuwe woning past binnen de woningbehoefte die voor de periode 2015-2019 is gesteld. De gemeente zet tot en met 2018 op inbreiding. In dit plan is sprake van een inbreidingslocatie. De ontwikkeling is hiermee passend binnen de woonvisie van de gemeente.

3.3.3 Nota parkeerbeleid Meppel

In deze nota wordt het parkeerbeleid van de gemeente Meppel beschreven ten aanzien van het parkeren in Meppel in het algemeen en als beleidsinstrumentarium. De gemeente Meppel wil de kwaliteit van de binnenstad vergroten en de bereikbaarheid voor auto, fiets en openbaar vervoer te garanderen of verder te verbeteren. Onderdeel hiervan is het creëren van een prettige parkeersituatie.

De nota richt zich vooral op het parkeren in de binnenstad en een zone daar direct om heen. Daarnaast geeft het beleid ook aanwijzingen voor het parkeren buiten dat gebied. Het is in alle gevallen van belang bij een nieuwe ontwikkeling voldoende parkeergelegenheid te realiseren.

Conclusie

Binnen het plangebied is voldoende ruimte om te parkeren op eigen terrein en te voldoen aan de parkeerbehoefte. Dit is eerder omschreven in paragraaf 2.3. Daarmee past het plan binnen de nota parkeerbeleid.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

4.1 Bodem

Beleid en normstelling

Op grond van het Bro moet in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen moet worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek en conclusie

Omdat het plangebied reeds geschikt is bevonden voor de functie wonen, is de bodemkwaliteit als onverdacht te beschouwen. Dit bestemmingsplan maakt geen feitelijke functieveranderingen mogelijk ten opzichte van het voormalige bestemmingsplan, waarbij rekening moet worden gehouden met de bodemkwaliteit. Hierdoor is nader onderzoek niet noodzakelijk. Bij een omgevingsvergunning voor bouwen dient wel een actueel verkennend bodemonderzoek overlegd te worden. Geconcludeerd wordt dat het aspect bodem de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.2 Geluid

Toetsingskader

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. Indien er binnen een geluidzone een geluidsgevoelige functie gerealiseerd wordt, dient getoetst te worden aan de voorkeursgrenswaarden uit de Wgh. In de omgeving van het plangebied is geen sprake van gezoneerde industrieterreinen. Wel ligt ten oosten van het plangebied een spoorweg. Deze ligt echter op circa 330 meter afstand waardoor het plangebied buiten de geluidzone ligt. Wel liggen er meerdere wegen om het plangebied.

Wegverkeerslawaai

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/uur-wegen en woonerven- bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging. Op basis van dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/uur-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied wordt de bouw van een woning mogelijk gemaakt. Dit betreft een geluidgevoelige functie. Het plangebied is gelegen aan de Werkhorst. De maximaal toegestane snelheid is hier 30 km/uur.

De woning wordt op een zelfde afstand tot de weg geplaatst als de naastgelegen woningen. Omdat de Werkhorst ingericht is als erftoegangsweg met een snelheidsregime van 30 km/uur, kent de weg conform de principes van Duurzaam & Veilig (landelijke richtlijnen weginrichting) een verblijfsfunctie. Het relatief smalle wegprofiel en de klinkerverharding versterken dit gevoel en maken de weg onaantrekkelijk voor doorgaand verkeer. het doorgaande verkeer in dit deel van Meppel maakt bovendien gebruik van de gebiedsontsluitende Reestlaan/Leonard Springerlaan. De Werkhorst dient primair ter ontsluiting van de aanliggende percelen. De verkeersintensiteit is hierdoor beperkt waardoor de akoestische effecten minimaal zijn. Er dreigt geen overschrijding van de voorkeursgrenswaarde.

Het plangebied valt daarnaast niet binnen geluidzones van onderzoeksplichtige wegen. Nader onderzoek naar wegverkeerslawaai is daarom niet noodzakelijk.

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.3 Archeologie

Beleid en normstelling

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysiek leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De gemeente Meppel heeft een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart beschikbaar. Daarmee heeft de gemeente Meppel een instrument in handen op basis waarvan zij op een verantwoorde manier met haar bodemarchief kan omgaan. Het beleid geeft een indicatie van de trefkans voor archeologische waarden. Op hoofdlijnen worden drie verwachtingszones onderscheiden: lage verwachting, middelhoge verwachting en hoge verwachting. Deze verwachtingszones zijn in bestemmingsplannen doorvertaald naar archeologische dubbelbestemmingen.

Onderzoek en conclusie

In het plangebied is sprake van een middelhoge verwachtingswaarde voor archeologie. Voor dit gebied is in de bestemmingsplannen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' opgenomen. Hiervoor is beleid geformuleerd, waarbij sprake is van een bepaalde mate van bescherming van mogelijke waarden en daaraan gekoppelde onderzoeksplicht. Wanneer bodemingrepen niet voorkomen kunnen worden, moet bij ingrepen groter dan 1.000 m2 een onderzoek plaatsvinden.

In het plangebied wordt geen ontwikkeling groter dan 1.000 m2 mogelijk gemaakt. Omdat de bodemroering onder deze grenswaarde blijft is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.4 Cultuurhistorie

Toetsingskader

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Onderzoek en conclusie

De Werkhorst vormt van oudsher de verbinding tussen Meppel en Staphorst. Gaandeweg is langs deze weg de bebouwing vanuit het stadscentrum van Meppel, naar het zuiden uitgebreid. Langs de Werkhorst is, met name aan de oostzijde, veelal sprake van vrijstaande woningen, waarvan een aantal grote herenhuizen. Tevens is sprake van een landelijke uitstraling met veel groen in de omgeving.

Het plangebied ligt nabij het Wilhelminapark. Dit is het oudste park van Meppel. Dit groene gebied is doorgetrokken in de woonwijk ten oosten van de Werkhorst, waar het plangebied deel van uitmaakt. In het plangebied wordt deze groene uitstraling niet aangetast. De mogelijkheid voor het realiseren van een vrijstaande woning wordt met dit plan mogelijk gemaakt. Dit past in de huidige bebouwing aan de Werkhorst en de groene omgeving hieromheen kan in stand worden gehouden.

In het plangebied zijn verder geen rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden aanwezig. Er hoeft geen rekening te worden gehouden met cultuurhistorische waarden.

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.5 Water

Toetsingskader

Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijk plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de ruimtelijke procedure geworden. Het plangebied ligt in het beheersgebied van waterschap Drents Overijsselse Delta.

Toetsing

Het plan is digitaal kenbaar gemaakt bij waterschap Drents Overijsselse Delta via de digitale watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets is primair een procesinstrument. In dit proces ligt de nadruk op de wisselwerking tussen de initiatiefnemer en de waterbeheerder waterschap Drents Overijsselse Delta. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 1.

Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500 m2.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

In het plan wordt gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Aanleghoogte van de bebouwing

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand. Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

Conclusie

In de uitwerking van het plan wordt rekening gehouden met het advies van het waterschap. Tevens wordt het waterschap op de hoogte gehouden van de ontwikkeling. Hiermee voldoet het plan aan het advies van het waterschap en is nader onderzoek naar het aspect 'water' niet noodzakelijk.

4.6 Ecologie

Toetsingskader

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het of op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming (Wnb). Hierin zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Daarnaast geldt per provincie een uitwerking van regels op het gebied van natuurbescherming in de provinciale verordening.

4.6.1 Gebiedsbescherming

Toetsingskader en beleid

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wnb. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), thans genoemd Natuurnetwerk Nederland.

In en in de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van Natura 2000- en Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS-gebieden). Het Natura 2000-gebied De Wieden ligt circa 2,5 kilometer ten westen van het plangebied. Ten oosten van het plangebied is bestaande NNN aanwezig op circa 500 meter afstand.

Toetsing

In het plangebied wordt slechts één woning ontwikkeld, binnen bestaand bebouwd gebied. Tussen zowel het NNN-gebied als het Natura 2000-gebied en het plangebied is sprake van veel bebouwing. Gezien de relatieve kleinschaligheid van de ontwikkeling, het feit dat het midden in bestaand bebouwd gebied plaatsvindt en de ruime afstand tot de gebieden kan er redelijkerwijs vanuit worden gegaan dat de ontwikkeling in het plangebied geen significante negatieve gevolgen voor de natuurgebieden heeft.

Ecologisch onderzoek met betrekking tot gebiedsbescherming is daarom niet noodzakelijk.

4.6.2 Soortenbescherming

Toetsingskader en beleid

Ook de regeling ten aanzien van soortbescherming is opgenomen in de Wet natuurbescherming. Voor soorten die vermeld staan in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng. Een groot aantal van nature in Nederland thuis horende beschermde planten en dieren wordt met de wet beschermd. Datzelfde geldt voor een groot aantal uitheemse plantensoorten. De wet wil schadelijke handelingen ten aanzien van de beschermde dieren en planten verbieden.

Toetsing

Het plangebied is nu ingericht als tuin en als zodanig onderhouden. Op en rondom het perceel is enige beplanting (struweel en jonge bomen) aanwezig.

Het is niet uit te sluiten dat de tuin onderdeel is van een habitat van (beschermde) soorten. Het gaat dan vooral om licht beschermde soorten zoals mol, egel, huisspitsmuis en veldmuis. Het struweel en de jonge bomen zijn vanwege de omvang ongeschikt voor verblijfsplaatsen voor beschermde soorten of jaarrond beschermde nesten. In het plangebied zijn geen jaarrond beschermde vogels of verblijfplaatsen van beschermde soorten aanwezig.

In die nieuwe situatie blijft het plangebied grotendeels in gebruik als tuin en daarmee geschikt als habitat. De laanbeplanting langs de Werkhorst wordt intact gehouden. Overigens is in de directe omgeving van het plangebied voldoende gelijkwaardige habitat aanwezig, waardoor de gunstige staat van instandhouding niet wordt aangetast. Realiseren van het bouwplan veroorzaakt daardoor geen conflicten met de Wet natuurbescherming.

4.7 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Het mogelijk maken van een extra woning draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.8 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Op basis van de risicokaart is er ten zuiden van het plangebied sprake van een LPG tankstation op een afstand van minimaal 800 meter. De woning wordt op een dermate grote afstand tot deze inrichting gerealiseerd dat het GR daarmee niet wordt verhoogd.

Er zijn verder wel risicovolle inrichtingen in Meppel, maar deze inrichtingen liggen verder wen dan het tankstation en hebben geen invloed op het plangebied of andersom. Verder is geen sprake van vervoer van gevaarlijke stoffen in de directe omgeving van het plangebied. De dichtstbijzijnde buisleiding loopt net ten zuiden van het LPG tankstation. Ook met betrekking tot deze buisleiding geldt dat het GR niet wordt verhoogt door realisering van de woning. Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.9 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen belastende en gevoelige functies met betrekking tot milieu mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).

Onderzoek en conclusies

In de directe omgeving van het plangebied zijn meerdere functies aanwezig. Naast de woonfunctie, die ook binnen het plangebied geldt, is ten noordwesten een bedrijfsbestemming gelegen. Ten zuidwesten is een enkelbestemming 'Dienstverlening' en tevens zijn er meerdere 'Maatschappelijk'-bestemmingen in de omgeving aanwezig. Daarom wordt voor de berekening van de richtafstanden uitgegaan van gemengd gebied. Op figuur 4.1 is een uitsnede van het bestemmingsplan weergegeven. Hierop is de verscheidenheid aan functies in het gebied goed terug te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Werkhorst5-BPC1_0006.jpg"

Figuur 4.1 Uitsnede bestemmingsplan Meppel - Zuid.

Ter plaatse van de bedrijfsbestemming ten noordwesten van het plangebied zijn bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 toegestaan zich te vestigen. Dit betreft bedrijven die direct naast of beneden woningen toelaatbaar zijn en zodanig weinig milieubelastend zijn dat de eisen uit het bouwbesluit voldoende zijn om relevante milieuhinder te voorkomen. Voor deze bedrijven geldt in gemengd gebied een richtafstand van 10 meter. Hier wordt ten opzichte van het plangebied aan voldaan.

Ten zuidwesten van het plangebied ter plaatse van de dienstverlening bestemming is een mondzorg centrum gevestigd. Hiervoor geldt in gemengd gebied een richtafstand van 0 meter. Verder zijn ten zuiden nog enkele maatschappelijke bestemmingen. Onder meer een middelbare school. Voor een middelbare school geldt een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. Hier wordt ruimschoots aan voldaan. Daarnaast ligt ten zuiden van het plangebied een dagbestedingscentrum. Hiervoor geldt in gemengd gebied een richtafstand van 0 meter. Hier wordt logischerwijs aan voldaan.

Er wordt geconcludeerd dat er wordt voldaan aan de gestelde richtafstanden in het gebied. Er is daarom voor het aspect bedrijven en milieuzonering geen nader onderzoek noodzakelijk. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.10 Laagvliegroute

Boven Nederland zijn laagvliegroutes aangewezen ten behoeve van Defensie. Laagvliegroute 10a loopt van Drachten, via Meppel, naar Deventer. Deze route loopt over het plangebied. Het gebruik van de route is met ingang van oktober 2002 opgeschort. Na beoordeling van de evaluatie van het laagvliegen wordt de knoop definitief doorgehakt. De minimumvlieghoogte op de laagvliegroute voor jachtvliegtuigen en transportvliegtuigen bedraagt 75 meter.

In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan (industrieterrein) "Oevers D" heeft het Ministerie van Defensie bij brief van 17 september 2009 aanwijzingen gegeven. Omdat een klein deel van het plangebied is gelegen binnen deze laagvliegroute, zijn deze aanwijzingen ook voor dit bestemmingsplan van belang. Het ministerie geeft aan dat de gemeente Meppel in het bestemmingsplan rekening moet houden met deze bestaande militaire laagvliegroute. Uit veiligheidsoogpunt acht Defensie de bouw van obstakels hoger dan 40 meter onder de laagvliegroute niet toelaatbaar.

Toetsing en conclusie

In het plangebied is nergens een bouwhoogte toegestaan die hoger is dan 40 meter. De laagvliegzone ondervindt dus geen hinder van de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden in dit bestemmingsplan.

4.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing en conclusie

In (de omgeving van) het plangebied zijn geen leidingen en kabels aanwezig waar tijdens de uitvoering van de ontwikkeling rekening mee gehouden moet worden.

Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor dit plan.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

In dit hoofdstuk staat een toelichting op de juridische regeling van dit bestemmingsplan. In paragraaf 5.1 staat een algemene toelichting op de betekenis en opbouw van het bestemmingsplan en de achtergronden daarvan. In paragraaf 5.2 wordt de bestemmingsregeling van dit bestemmingsplan toegelicht.

5.1 Algemeen

5.1.1 Wat is een bestemmingsplan

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen.

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken' (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden).

Een bestemmingsplan regelt daarom:

  • het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);
  • het bebouwen van de gronden;
  • het verrichten van werken (aanleggen).
5.1.2 Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een (enkel)bestemming. De gronden met een bepaalde bestemming zijn begrensd door het bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Aanvullend daarop kunnen de toegekende gebruiksmogelijkheden op twee manieren verder worden ingevuld:

  • Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en daarnaast soms een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
  • Via een aanduiding. Een aanduiding is een vlak of een teken op de ruimtelijke verbeelding van het plan. Bij het vlak kan het gaan om een functieaanduiding. Het teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode etc. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden en/of beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing. De (on)mogelijkheden van aangeduide gebieden kunnen zijn geregeld in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels, maar ook in een eigen regel in de Algemene aanduidingsregels.

Een toelichting op de in dit bestemmingsplan opgenomen enkel- en dubbelbestemmingen en opgenomen aanduidingen staat in 5.2.

5.1.3 Hoofdstukindeling van de regels

De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:

  • Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is de manier waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2) bepaald. De inhoudelijke opzet van deze regels wordt deels voorgeschreven in de SVBP2012.

  • Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Hierbij is een landelijk een hiërarchie afgesproken, waarbij eerst de enkelbestemmingen (alfabetisch) aan de orde komen en vervolgens de dubbelbestemmingen (ook alfabetisch). Per bestemming geven de bestemmingsomschrijving en de (specifieke) gebruiksregels aanwijzingen voor het gebruik. De bouwregels geven per bestemming aanwijzingen voor het bouwen van gebouwen, bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Eventueel zijn hierbij flexibiliteitsbepalingen - mogelijkheden voor afwijken met een omgevingsvergunning en/of wijzigingsbevoegdheden - opgenomen. Daarnaast kan het voorkomen dat een bestemming voorzien is van een omgevingsvergunningstelsel. Dit bepaalt bijvoorbeeld welke werken en/of werkzaamheden alleen mogelijk zijn na verlening van een omgevingsvergunning. Vaak zijn de flexibiliteitsbepalingen en het omgevingsvergunningstelsel gekoppeld aan randvoorwaarden en/of eisen waaraan voldaan moet worden.

  • Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Deze gelden in principe voor het hele plangebied. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels en algemene afwijkingsregels.

  • Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Hoewel het hier in feite algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen. De inhoudelijke opzet van deze regels wordt deels voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening en de geldende SVBP.

5.2 Dit bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting (met bijbehorende bijlagen). De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide plandelen worden in onderlinge samenhang bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Inhoudelijke opzet

Door de gemeente Meppel is een handboek opgesteld. Dit handboek vormt de basis voor de inhoudelijke opzet van de regels en verbeelding van dit bestemmingsplan. Met dien verstande dat de uitgangspunten van de (voorheen) geldende bestemmingsplannen zo veel mogelijk gehandhaafd zijn. Dit komt de vergelijkbaarheid ten goede met de regelgeving in de omgeving van het voorliggende plangebied .

Regels

De opbouw van de regels van de verschillende bestemmingen is overal hetzelfde, deze is als volgt:

  • Bestemmingsomschrijving: In dit onderdeel worden de toegestane doeleinden en het toegestane gebruik omschreven.
  • Bouwregels: Hierin worden de regels voor wat betreft het bouwen uitgewerkt.
  • Nadere eisen: In deze bepaling is opgenomen dat Burgemeester en Wethouders nadere eisen kunnen stellen inzake de plaats en afmeting van gebouwen, bijvoorbeeld in het kader van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Deze bepaling maakt het mogelijk voor het gemeentebestuur om waar nodig sturing te geven aan de ruimtelijke ontwikkeling.
  • Afwijking bouwregels: In dit onderdeel kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouwregels, waarmee ruimere bouwmogelijkheden kunnen worden gegeven.
  • Specifieke gebruiksregels: In dit onderdeel kunnen enkele specifieke ongewenste gebruiksmogelijkheden uitgesloten, zoals zelfstandige bewoning van bijgebouwen en stortplaatsen.
  • Afwijking van de gebruiksregels: In dit onderdeel zijn mogelijkheden voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels opgenomen, bijvoorbeeld voor het toestaan van aan huis gebonden bedrijven. In dit bestemmingsplan is geen afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
  • Wijzigingsbevoegdheid: In dit onderdeel kunnen mogelijkheden op worden genomen voor het wijzigen van de bestemming. In dit bestemmingsplan is geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden: Dit onderdeel (de voormalige aanlegvergunning) is alleen van toepassing voor de dubbelbestemmingen voor archeologie.

Verbeelding

Voor de vormgeving van de verbeelding geldt een aantal uitgangspunten. Zo worden de kaarten in kleur opgezet, waarbij de kleuren worden ondersteund met een letteraanduiding. De kleuren en letters zijn afgestemd op de kleur en letteraanduiding in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012). De schaal van de analoge kaarten is 1:1.000.

Ten behoeve van de gebruiksvriendelijkheid en digitale raadpleegbaarheid wordt waar mogelijk informatie op de verbeelding gezet (bouwvlakken, goot-/bouwhoogten, eventueel bebouwingspercentages).

5.3 Regels

De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen hiervoor is beschreven. Dit bestemmingsplan kent de volgende bestemmingen:

5.3.1 Tuin

De bestemming 'Tuin' hangt in hoge mate samen met de bestemming 'Wonen'. Hierbinnen zijn de voortuinen en in enkele gevallen de zijtuinen van de woningen opgenomen, die niet mogen worden bebouwd. Zijkanten van woonpercelen zijn in de gevallen dat deze niet mogen worden bebouwd in de tuinbestemming gelegd, veelal indien deze grenzen aan het openbaar gebied, te weten de bestemming 'Verkeer', 'Groen' of 'Water'. Voor zover op deze gronden reeds bebouwing is gerealiseerd, wordt deze bebouwing toegestaan door middel van een bestemming 'Wonen'.

In de regeling is opgenomen dat, onder bepaalde voorwaarden, binnen de bestemming wel bebouwing in de vorm van erkers en ingangpartijen toegestaan is.

5.3.2 Wonen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen. Ondergeschikt aan de functie zijn aan huis verbonden beroepen toegestaan, evenals de daarbij behorende tuinen, (achter)paden, verhardingen en bebouwing. Een hoofdgebouw mag uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd.

5.3.3 Waarde - Archeologie 3

De gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' hebben een beschermde status om bescherming van de (mogelijk) aanwezige archeologische waarden en verwachtingen te waarborgen. Bij ontwikkelingen met een oppervlakte vanaf 1.000 m2 dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden alvorens de ontwikkeling plaatsvindt.

5.3.4 Algemene regels

Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld algemene afwijkingen en het overgangsrecht. Over het algemeen gaat het om min of meer standaardregels. Deze worden hier verder niet toegelicht. Enkele specifiek regels komen wel aan bod. De algemene regels gelden bovenop de regels van de onderliggende bestemmingen.

5.4 Verbeelding

Voor de vormgeving van de verbeelding gelden een aantal uitgangspunten die als volgt luiden:

  • De kaarten worden in kleur opgezet waarbij de kleuren worden ondersteund met een letteraanduiding (bijv. B- bedrijventerrein) een en ander afgestemd op de kleur en letteraanduiding in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012.
  • De schaal van de kaarten is 1: 1000.
  • Ten behoeve van de gebruiksvriendelijkheid en digitale raadpleegbaarheid wordt waar mogelijk informatie op de kaart gezet (bouwvlakken, goot-/bouwhoogten, bebouwingspercentages).

In dit bestemmingsplan zijn deze vormgevende uitgangspunten toegepast. Dit bestemmingsplan biedt een nieuwe regeling waarbij de bestaande regeling in een nieuw jasje wordt gegoten. Daarbij worden het handboek en de SVBP2012 als basis voor de regeling aangehouden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

6.1.1 Financiële haalbaarheid

In het plangebied wordt een woning gerealiseerd. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat dit financieel haalbaar is.

6.1.2 Grondexploitatie

In dit geval betreft het voornemen een particulier initiatief, dat volledig op kosten en risico van de initiatiefnemer wordt uitgevoerd. Voor de gemeente is geen sprake van verhaalbare kosten, anders dan aansluiting op de nutsvoorziening. Daarom is geen exploitatieplan noodzakelijk als bepaald in artikel 6.12, tweede lid van de Wro.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Het voorliggende bestemmingsplan heeft een beperkte omvang en impact. Het plangebied is beperkt tot één perceel en het betreft het herstel van een reeds bestaande, maar ten onrechte wegbestemde, bouwmogelijkheid. Daarom is in deze situatie het plan niet voor inspraak ter inzage gelegd.

Wel is het bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan het Waterschap en de provincie Drenthe. De provincie Drenthe heeft aangegeven geen aanleiding te zien tot het maken van opmerkingen. Het Waterschap was al bij de voorbereiding van het plan betrokken door middel van een digitale watertoets en heeft geen aanleiding gezien om een reactie in te dienen.

Zienswijze

Vervolgens is het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode werd een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Er zijn geen zienswijzen ingediend tijdens deze periode.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.