Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Meppel – Buitengebied, herziening Schiphorsterweg 25
Status: voorontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0119.Schiphorsterweg25-BPA1

Toelichting

1 Inleiding
1.1 Aanleiding
 
In de afgelopen jaren heeft de heer Wijland, hierna genoemd de initiatiefnemer, en de gemeente Meppel veelvuldig overlegd over een nieuwe gebiedsvisie voor de Schiphorsterweg 25 in De Schiphorst (bijlage 1). Deze overleggen hebben geleid tot een principeverzoek om mee te werken aan de uitvoering van deze visie. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meppel heeft begin 2022 aangegeven in principe en onder voorwaarden medewerking te willen verlenen aan het planologisch mogelijk maken van 11 woningen in een serviceresidentie, groenten tuinderij, landschapselementen en wandelpaden aan de Schiphorsterweg 25 te De Schiphorst.
 
Aan de principebereidheid van de gemeente Meppel zijn de volgende voorwaarden verbonden:
  • De ontwikkeling van de serviceresidentie en het bijbehorend erf beperken zich tot het bestaande bouwvlak.
  • De maximale goot- en bouwhoogte is 4,5 respectievelijk 10 meter. De ligging van de twee bouwmassa dwars op de Schiphorsterweg is passend en blijft uitgangspunt.
  • Voor de ontsluiting van de locatie ligt een ontwerpopgave. Daarbij zal een alternatieve ontsluiting onderzocht moeten worden ofwel een alternatieve invulling van de voorgestelde ontsluiting bedacht moeten worden. Voorop staat een behoud van het coulisselandschap.
  • Initiatiefnemer stelt een landschappelijk inpassingsplan op welke onderdeel wordt van de planologische procedure.
  • De initiatiefnemer betrekt bij de planologisch procedure de omliggende agrarische en bospercelen.
  • Initiatiefnemer toont aan dat het bouwplan milieutechnisch inpasbaar is.
  • Initiatiefnemer dient een planschadeverhaalsovereenkomst op grond van artikel 6.4a Wet ruimtelijke ordening met de gemeente aan te gaan.
 
Na dit principebesluit is het bouwplan door voortschrijdend inzicht op een aantal punten in overleg met de gemeente aangepast. De maximale bouwhoogte bedraagt nu 12 meter. Dit is in overeenstemming met de maximale bouwhoogte die nu in het huidige bestemmingsplan is toegestaan. Ook is het aantal woningen verhoogd. Om het bouwplan beter uitvoerbaar te maken is de mogelijkheid om maximaal 11 woningen te realiseren wenselijk.
 
In dit bestemmingsplan wordt aangetoond dat het initiatief voldoet aan de door de gemeente gestelde voorwaarden.
 
1.2 Visiegebied en plangebied
 
De gebiedsvisie gaat over een veel groter gebied dan het gebied waarvoor dit bestemmingsplan wordt opgesteld. Daarom wordt in dit bestemmingsplan onderscheid gemaakt in visiegebied en (bestemmings)plangebied. Het visiegebied ligt in het buitengebied van de gemeente Meppel. Het plangebied ligt ten noorden van de Schiphorsterweg ten midden van landbouwgrond (akker- en grasland). Circa 300 meter ten oosten van de bestaande bebouwing aan de Schiphorsterweg 25 ligt een paardenhouderij. Circa 300 meter ten westen van de bestaande bebouwing ligt chateauhotel en -restaurant De Havixhorst. De A28 ligt circa 1 km noordelijk van de huidige bebouwing. Ten zuiden van het plangebied stoom op ongeveer 550 meter afstand het riviertje De Reest.
 
 
Het plangebied is vergelijkbaar met het huidige plangebied die in het huidige bestemmingsplan is bestemd met de bestemming Horeca (zie figuur 2).
 
1.3 Vigerend bestemmingsplan en strijdigheid
 
Het visiegebied ligt in het bestemmingsplan ‘Buitengebied’. Dit bestemmingsplan is op 3 september 2009 vastgesteld. Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan de bestemmingen ‘Horeca’, ‘Agrarisch met waarden – Landschappelijke waarden’ en ‘Natuur’. Tevens gelden de dubbelbestemmingen ‘Waarde – Archeologie’ en ‘Waterstaat – Waterhuishoudkundige en of Waterstaatskundige functie’. Tevens is de gebiedsaanduiding ‘geluidzone – industrie’ van toepassing op het plangebied.
 
Een groot deel van de in de gebiedsvisie beschreven ontwikkeling is niet strijdig met het geldende bestemmingsplan. Extensieve dagrecreatie en de tuinderij zijn bij recht binnen de agrarische bestemming toegestaan. Het realiseren van de serviceresidentie is strijdig met de geldende horecabestemming. Gronden met de bestemming Horeca zijn bestemd voor het verstrekken van logies met daarbij een dienstwoning. Een serviceresidentie bestaat uit zelfstandige woningen en dus geen logiesvoorziening (hotel). Het initiatief is hiermee strijdig met dit deel van het geldende bestemmingsplan.
 
1.4 Leeswijzer
 
Dit bestemmingsplan bestaat uit 6 hoofdstukken. Na een inleidend hoofdstuk 1 wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie met betrekking tot de ruimtelijke- en functionele structuur van het plangebied beschreven. Er wordt allereerst aandacht besteed aan de historie van het plangebied. Verder komen in dit hoofdstuk de volgende elementen aan de orde: Landschap, bebouwing, infrastructuur en bestaande bedrijven. In hoofdstuk 3 wordt aangegeven hoe het beleid ten aanzien van de verschillende functies en ruimtelijke aspecten is en hoe dit in de regels is verwerkt. Alleen het beleid wat van toepassing is op het voorliggende initiatief wordt in dit hoofdstuk benoemd. Specifiek beleid (rijk, provincie, regio en gemeente) voor omgevingsaspecten zoals archeologie, cultuurhistorie en natuur wordt in hoofdstuk 4 (omgevingsaspecten) besproken. In hoofdstuk 5 worden de toelichting en de regels juridisch toegelicht. Ten slotte wordt in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit plan beschreven.
 
2 Huidige situatie
2.1 (Cultuur)historie van het plangebied
 
De Schiphorsterweg ligt in het Reestdal. Dit dal is een overblijfsel van de nog niet ingedamde Overijsselse Vecht, ingeklemd tussen Drents Plateau en de stuwwallen uit de oertijd in Overijssel. Al in de vroege Middeleeuwen vestigden de allereerste Nederlandse boeren zich als pioniers aan de rand van de Reest, op hoge plaatsen of ‘horsten’. Het zuiden van Drenthe en het noorden van Overijssel was destijds vooral één groot, zompig en onbegaanbaar moeras waarin men moeilijk kon komen en waar men mede daardoor amper kon wonen. Goede grond, waarop iets wil groeien, land dat een groot deel van het jaar niet overstroomt was nog schaars.
 
 
Landschap en cultuurhistorie
Het Reestdal en omgeving is alom erkend als een bijzonder gaaf deel van het esgehuchten- of hoevenlandschap op de grens van Drenthe en Overijssel. Het kleinschalige gebied langs de Reest wordt gekenmerkt door een aantal kleine nederzettingen (gehuchten), ontstaan op de flanken van het beekdal. Op zandruggen en koppen liggen hier de boerderijen bij kleine (eenmans)essen. Op een aantal plaatsen gaat het beekdal via hei en bos over in het veld. Vooral het westelijk deel van het gebied heeft door de aanwezige havezaten en voorname boerderijen met de daarbij behorende bossen en lanen een uitstraling van allure.
 
 
De vele kamers, gevormd door de ruim aanwezige groenelementen zoals houtsingels, houtwallen, meidoornhagen en loofhoutbossen, geven het landschap een kleinschalig karakter. De steilranden langs de essen zijn goed zichtbaar door het hoogteverschil en/of beplanting. Verspreide bebouwingsvormen met van oorsprong diverse functies onderstrepen de kleinschaligheid. Door de sfeervolle landgoedbebouwing heeft de omgeving een statige uitstraling.
 
 
Natuur
Het Reestdal is aangewezen als NNN-gebied. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een landelijk netwerk van natuur- en agrarische gebieden met een speciale natuurkwaliteit. Het netwerk bestaat zowel uit afzonderlijke natuurgebieden als uit verbindingszones die deze natuurgebieden met elkaar verbinden.
 
 
Het gehele plangebied (woonresidentie en tuinderij is archeologisch waardevol. Een deel van het plangebied ligt tevens in een waterhuishoudkundig gebied.
 
3 Planbeschrijving
   
3.1 Gebiedsvisie Schiphorsterweg 25
 
In opdracht van de initiatiefnemer heeft Inbo architecten in samenwerking met Buro Hollema een gebiedsvisie opgesteld voor het visiegebied. De gebiedsvisie bestaat uit een gecombineerd stedenbouwkundig en landschappelijk ontwerp waarbij de huidige waarden van het projectgebied de dragers zijn.
 
 
De gebiedsvisie en de invulling van het woonkavel is in overleg met de gemeente en de provincie uitgewerkt in een erfinrichtingsplan waarin het landschap optimaal geïntegreerd wordt in het stedenbouwkundig ontwerp. Een voorbeeld hierin is de keuze voor een ondergrondse parkeerplaats en een erfontsluiting die aansluit op de cultuurhistorische waarde van de Schiphorsterweg. Dit landschappelijk inpassingsplan is als bijlage 1 bij de regels toegevoegd.
 
Mede door het aanleggen van een ondergrondse parkeerplaats is er sprake van een minimale erfverharding. Weliswaar neemt het vloeroppervlak van het hoofdgebouw toe ten opzichte van de nu aanwezige bebouwing, echter neemt de erfverharding dusdanig af dat er na de nieuwbouw nog steeds sprake is van een afname van het totaal verharde oppervlak.
  
 
 
3.2 Planbeschrijving
 
In het voorliggende bestemmingsplan wordt op een aantal punten afgeweken van het principeverzoek. Door voortschrijdend inzicht is de maximale bouwhoogte verhoogd naar 12 meter. De reden hiervoor is om wat meer ruimte te krijgen in de ontwerpfase (bouwplan). Het is dus nog steeds goed mogelijk dat de bouwhoogte lager dan 12 meter wordt.
 
Ook zijn er meer woningen bestemd dan het aantal wat in het principeverzoek is benoemd. Om het bouwplan beter uitvoerbaar te maken is het wenselijk de mogelijkheid te hebben om maximaal 11 woningen te kunnen realiseren. Zo kan de architect zo nodig het ontwerp aanpassen aan de actuele vraag. Dit betekent niet dat het maximale aantal woningen ook daadwerkelijk zal worden gerealiseerd. Indien gelet op de vraag er 9 of 10 woningen realiseerbaar zijn dan zal het daarbij blijven. Op het moment dat dit bestemmingsplan weer wordt geactualiseerd zou dan het bestaand aantal als maximum gehanteerd kunnen worden.
 
3.3 Ontsluiting en parkeren
 
De ontsluiting vindt rechtstreeks plaats op de Schiphorsterweg dichtbij de het realiseren woongebouw. Hierdoor blijft er sprake van een clustering van bebouwing en verharding. Dit sluit aan op de huidige situatie. Op de volgende afbeelding is de voorziene ontsluiting van het plangebied weergegeven.
 
Voor het bepalen van de parkeernorm is de nota parkeernormen gemeente Meppel geraadpleegd. Het plangebied ligt in het in deze nota aangeduide gebied ‘rest bebouwde kom’. De parkeernorm per woning (duur) bedraagt 2,0. Voor het bezoekersaandeel per woning is de norm 0,3. In totaal worden er 11 woningen planologisch mogelijk gemaakt. In de ondergrondse parkeerplaats is ruimte voor 17 auto’s. De ondergrondse parkeerplaatsen worden gebruikt door de bewoners. Dit betekent dat er nog conform de parkeernorm 5 parkeerplaatsen bovengronds gerealiseerd moeten worden. Hiervoor wordt bij de erfontsluiting een bovengrondse parkeerplaats in een groene omgeving aangelegd. Deze parkeerplaats zal met name gebruikt worden door bezoekers.
 
4 Beleid
4.1 Rijksbeleid
  
4.1.1 NOVI
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) naar de Tweede Kamer gestuurd. In de NOVI heeft het Rijk de nationale belangen en prioriteiten weergegeven, waarmee een richtinggevend kader is geschetst voor het maken van decentrale keuzes. In de Uitvoeringsagenda, behorende bij de NOVI, wordt voor de verschillende beleidskeuzes uit de NOVI aangegeven hoe het Rijk invulling gaat geven aan haar rol bij de uitvoering. Waar nog nadere uitwerkingen van beleidskeuzes nodig zijn, vinden deze plaats in de verschillende programma’s.
 
Gelet op de aard en omvang van het woningbouwproject wat met dit bestemmingsplan planologisch wordt bestemd is een uitgebreide toets aan het Rijksbelang niet noodzakelijk. Wel dient gekeken te worden naar de mate van verstedelijking van het landelijk gebied.
 
Ladderonderzoek duurzame verstedelijking
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de voorloper van de NOVI geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder komt min of meer in zijn huidige vorm terug in de Omgevingswet (Bkl). De ladderonderbouwing maakt deel uit van de in de NOVI geformuleerde prioriteit ‘Sterke en gezonde steden en regio’s’.
 
Voor bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken, dient aangetoond te worden dat er sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik. Artikel 3.1.6. Lid 2 Bro luidt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."
 
De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk maakt wordt, is geen stedelijke ontwikkeling waarop de ladder van duurzame verstedelijking van toepassing is. De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder uitspraak gedaan over wanneer er wel of niet sprake is van stedelijke ontwikkeling. Vanaf de ontwikkeling van 11 woningen is sprake is van een nieuwe stedelijk ontwikkeling die getoetst moet worden aan de Ladder. Wel dient gemotiveerd te worden of dit woningbouwproject voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 4.2 (provinciaal beleid) en 4.3 (gemeentelijk beleid) wordt hierop nader ingegaan.
 
Conclusie
Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoal deze genoemd zijn in de NOVI. Met dit project wordt 11 woningen gerealiseerd. Hierdoor is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling waardoor een ladderonderzoek duurzame verstedelijking niet nodig.
 
4.2 Provinciaal beleid
  
4.2.1 Omgevingsvisie Drenthe
Op 2 juli 2014 is door Provinciale Staten de geactualiseerde Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. Samen met vertegenwoordigers van overheden, belangengroepen, marktpartijen en inwoners heeft de provincie Drenthe de volgende kernkwaliteiten van Drenthe benoemd:
  1. rust, ruimte, natuur en landschap;
  2. oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);
  3. noaberschap;
  4. kleinschaligheid (Drentse schaal);
  5. menselijke maat;
  6. veiligheid.
Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van deze kernkwaliteiten. In de omgevingsvisie is voor alle kernkwaliteiten een uitwerking naar meer concrete indicatoren gemaakt, te weten:
  1. landschap;
  2. cultuurhistorie;
  3. aardkundige waarden;
  4. archeologie;
  5. rust en natuur.
De provinciale belangen uit de visie zijn in de Omgevingsverordening vertaald in bindende regels die bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen in acht dienen te worden gehouden.
 
4.2.2 Omgevingsverordening Drenthe
Op 3 oktober 2018 hebben Provinciale Staten de Omgevingsverordening Drenthe vastgesteld. Naar aanleiding van actualiteiten zoals de uitspraak Dienstenrichtlijn en gewijzigd beleid ten aanzien van zon – op – land projecten is de omgevingsverordening nadien nog enkele malen op onderdelen gedeeltelijk gewijzigd vastgesteld.
 
Op het voorliggende initiatief zijn de aspecten aardkundige waarden, archeologie, cultuurhistorie, landschap en natuur van toepassing. Deze aspecten worden behandeld in hoofdstuk 5.
 
Provinciaal woonbeleid
Ook zijn de bepalingen met betrekking tot wonen van toepassing. Het plangebied is in de provinciale omgevingsverordening aangeduid als niet bestaand stedelijk gebied. In de verordening is opgenomen dat een bestemmingsplan buiten het bestaand stedelijk gebied kan voorzien in de realisatie van bijzondere woonmilieus, mits
  1. deze kleinschalig zijn;
  2. deze gericht zijn op woonwensen en leefstijlen van kleine specifieke doelgroepen;
  3. het uitgangspunt bij de ontwikkeling van deze woonmilieus een landschappelijk kader is dat aansluit bij de kernkwaliteiten van het gebied, en;
  4. het woonmilieu alleen kan worden ontwikkeld samen met het verbeteren van andere functies, zoals het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit, het vergroten van het cultuurhistorische karakter, het verbeteren van voorzieningen, het realiseren van de water- en natuuropgave en het versterken van de recreatie.
Met dit bestemmingsplan wordt een bijzonder woonmilieu mogelijk gemaakt. Het aantal toe te voegen woningen bedraagt slechts elf. Volgens de jurisprudentie wordt een project met deze omvang niet als een stedelijke ontwikkeling gezien. Hiermee kan gesteld worden dat het hier gaat om een kleinschalig project. De samenhang tussen de omgeving en de serviceresidenties die op deze plek gerealiseerd worden is uniek. De bebouwing is in het landschap opgenomen (juridisch geborgd via een voorwaardelijke verplichting in de regels). De aan te leggen groenten tuinderij (biologische producten) ten behoeve van onder andere de voedselvoorziening van restaurant De Havixhorst maakt deel uit van het projectplan. Dit geldt ook voor de aanleg van wandelpaden in de omgeving waarbij bestaande wandelroutes aan elkaar kunnen worden verbonden en de beleving van oude waardevolle landschapselementen wordt versterkt. Door het verbeteren van bestaande en toevoegen van nieuwe landschapselementen, zoals een eikengaard, geriefbosje, meidoornhagen en boomgaard wordt tevens nieuwe natuur ontwikkeld.  
 
4.3 Gemeentelijk beleid
  
4.3.1 Structuurvisie
In de op 7 november 2013 vastgestelde Structuurvisie 2030 is voor het buitengebied een ambitie opgeschreven. Uitgangspunt is de instandhouding van cultuurhistorische waarden van de bebouwing, concentratie van bebouwing en primair de functies agrarische bedrijvigheid, wonen, wonen met een zorgcomponent of bedrijvigheid aan huis. Het huidige toeristisch-recreatieve aanbod in het buitengebied is relatief beperkt. De gemeente faciliteert met name een kwaliteitsverbetering van het bestaande aanbod. Het landschap is het decor voor recreanten en laat de ontstaanswijze van het gebied zien. Gestreefd wordt naar behoud van de samenhang en afleesbaarheid van het landschap en het benutten van de recreatieve, economische en ecologische potentie. Maar de zorg voor landschap kan door overheden niet meer alleen worden uitgevoerd. Bewoners en agrariërs zullen een grotere rol spelen bij de instandhouding van hun eigen landschap. De aanwezige natuur is een belangrijke kwaliteit van het landelijk gebied en maakt dat gebied ook aantrekkelijk voor de recreant. De gemeente wil bestaande natuurwaarden beschermen en randvoorwaarden scheppen voor herstel en ontwikkeling. Daarbij hoort ook de juiste waterhuishouding. In het buitengebied ligt een belangrijke opgave voor een waterveilige gemeente met gezonde en veerkrachtige watersystemen.
 
4.3.2 Parkeren
De toets aan de gemeentelijk parkeernormen heeft reeds in paragraaf 3.2 plaatsgevonden. Geconcludeerd is dat het aantal parkeerplaatsen voldoet aan de gemeentelijke norm.
  
5 Planologische randvoorwaarden
   
5.1 Bedrijven- en milieuzoneringen
 
Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. Door te zoneren kunnen de milieuonderwerpen geur, stof, geluid en gevaar indirect doorwerken in het bestemmingsplan met als doel het invullen en beheren van de ruimte. Hierbij wordt een scheiding tussen verschillende, vaak zich niet met elkaar verdragende, functies aangehouden. Vanwege dit ruimtelijk structurerend karakter kan een zonering in het bestemmingsplan juridisch worden vastgelegd. Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen de bestemmingsgrens van de toe te laten milieubelastende functie en de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
 
Deze richtafstanden zijn gebaseerd op de milieuzoneringen van een gemiddeld bedrijf en daarom preventief van aard. Om inzicht te krijgen is de daadwerkelijke milieubelasting dient separaat onderzoek uitgevoerd te worden.
 
Toets
Woningen zijn milieugevoelige objecten en dus moet getoetst worden of deze functie in de omgeving passend is. Het dichtstbijzijnde milieubelastende activiteit, een paardenhouderij, bevindt zich op circa 300 meter ten oosten van de te realiseren woningen. Voor paardenhouderijen geldt een richtafstand van 50 meter.
 
Conclusie
Aan de richtafstanden voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wordt voldaan. Omgekeerd wordt de naastgelegen bedrijven niet in hun bedrijfsvoering belemmerd door de toevoeging van de woningen. De woning wordt niet gerealiseerd binnen de richtafstanden van de naastgelegen bedrijven.
 
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmeringen voor de in realisatie van de residentiewoningen.
 
5.2 Geluid
 
De Wet geluidhinder (Wgh) biedt het toetsingskader voor het geluidniveau van wegen, spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen op de gevels van geluidgevoelige gebouwen en terreinen (geluidsgevoelige functies). Voor de geluidsgevoelige functies die binnen bepaalde afstanden (zones) van de verschillende geluidsbronnen liggen, schrijft de Wgh voor dat een aangewezen bevoegd gezag grenswaarden bepaalt. De Wgh kent bandbreedtes waarbinnen het bevoegd gezag moet blijven. Er geldt een voorkeurswaarde (lager mag niet) en een bovengrens (hoger mag niet). Naast grenswaarden op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen, zijn er in de Wgh ook grenswaarden gericht op de bescherming van het akoestische klimaat binnen de bestaande gebouwen. De grenswaarden moeten bij de aanleg, dan wel wijzigingen van een (spoor)weg of industrieterrein in acht worden genomen. Dit geldt ook bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan.
 
Een woonresidentie is een geluidsgevoelig object. Hierom is op dit bestemmingsplan de Wet geluidshinder van toepassing. Het plangebied is gelegen buiten de bebouwde kom en ligt binnen de wettelijke geluidzone van de weg Schiphorsterweg met een wettelijk maximum toegestane snelheid van 60 km/uur. In het huidige bestemmingsplan is de 48 dB geluidszone rondom de Schiphorsterweg bestemd. Ondanks dat het bestemmingsplan al in 2009 is vastgesteld is het niet aannemelijk dat deze vastgestelde 48 dB grens nu veel verder vanaf de Schiphorsterweg ligt. Sinds 2009 zijn er geen extra verkeersaantrekkende functie aan de Schiphorsterweg toegevoegd. De verkeersintensiteit zal dan ook niet significant zijn toegenomen.  
 
Indien de woonresidentie buiten de vastgestelde geluidscontour wordt gerealiseerd, hoeft er niet opnieuw een akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden. De geluidscontour uit het huidige bestemmingsplan wordt opnieuw in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen. Hierdoor wordt voorkomen dat de nieuwbouw in de 48 dB geluidszone gerealiseerd wordt.
 
Conclusie
De op te richten woonresidentie wordt buiten de vastgestelde 48 dB geluidszone gerealiseerd. Hierdoor voldoet dit project aan de in de Wet geluidshinder bepaalde voorkeurswaarde. Een hogere waarde hoeft voor dit woningbouwproject niet aangevraagd te worden.
 
5.3 Bodem
 
Bij het opstellen van een ruimtelijk plan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kan worden afgestemd.
 
Regionale Nota Bodembeheer
De gemeenten Noordenveld, Tynaarlo, Aa en Hunze, Westerveld, Midden-Drenthe, Borger-Odoorn, Meppel, De Wolden, Hoogeveen, Coevorden, Emmen en de provincie Drenthe werken samen om te komen tot een beleid voor hergebruik van grond. Daarmee wordt de uitwisseling van grond tussen gemeenten eenvoudiger en de handhaving eenduidiger. Eén en ander zorgt voor een daling van de maatschappelijke kosten die samenhangen met de uitvoering van grondverzet.
 
Het beleid is zodanig afgewogen dat binnen de samenwerkende gemeenten milieuhygiënisch verantwoord met grondstromen wordt omgegaan. Tegelijk worden de randvoorwaarden geschapen om hergebruik van grond en baggerspecie optimaal mogelijk te maken. Door middel van deze Nota wordt toepassing gegeven aan de mogelijkheden die het Besluit bodemkwaliteit biedt. De Nota heeft alleen betrekking op de milieuhygiënische kwaliteit van grond. Grond kan ook ziektes, bacteriën, ongedierte, onkruid of nutriënten bevatten. Op dergelijke zaken heeft de Nota geen betrekking.
 
Motivering geen bodemonderzoek
Gelet op het huidige en het historische gebruik (agrarisch) van het plangebied en de omgeving rondom het plangebied kan gesteld worden dat het plangebied een verdachte locatie is. Het plangebied ligt in een gebied waarvoor in de Nota bodembeheer is aangegeven dat de bodemfunctieklasse "landbouw" van toepassing is. Op de bodemkwaliteitskaart is aangegeven dat de bovengrond en de diepere ondergrond de bodemkwaliteitsklasse "achtergrond waarde" heeft. De toe te passen kwaliteit is eveneens "achtergrondwaarde".
 
Conclusie
Gelet op het historische en huidige gebruik is het niet aannemelijk dat nabij het plangebied verdachte locaties aanwezig zijn. Voor het plangebied geldt volgens de bodemkwaliteitskaart de bodemfunctieklasse "Achtergrondwaarde". In de Nota Bodembeheer is aangegeven dat ontgravingskwaliteit en de toe te passen kwaliteit voldoen aan de toepassingseisen voor "Achtergrondwaarde". Aangezien voldaan wordt aan de toepassingseisen voor wonen hoeft voor dit bestemmingsplan geen bodemonderzoek uitgevoerd te worden.
 
5.4 Water
 
Het voorliggende bestemmingsplan is in het kader van de watertoets voorgelegd aan het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Dit is gebeurd via de digitale watertoets. De aanmelding heeft ertoe geleid dat de normale procedure wordt doorlopen.
 
Beleid
Het Nationaal Waterplan (NWP) is het waterbeleid van het Rijk voor de periode 2022-2027. Het NWP beschrijft welke maatregelen nodig zijn om Nederland ook in de toekomst veilig en leefbaar te houden. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen van vooral de grote wateren. De afspraken in het NWP 2022-2027 zijn vertaald in rijksbeleid. Er liggen grote opgaven voor het waterdomein: Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, we moeten blijven werken aan een goede bescherming tegen overstromingen en aan een klimaatrobuuste zoetwatervoorziening tegen toenemende droogte. Ook de zorg voor goede waterkwaliteit en duurzame drinkwatervoorziening verdient aandacht.  
 
Voor het waterbeleid is het provinciaal regionaal waterplan leidend. Dit plan maakt deel uit van de Omgevingsvisie 2010. Het regionaal waterplan bevat de hoofdlijnen van het Drentse waterbeleid en de ruimtelijke vertaling daarvan. Voor de beekdalen bijvoorbeeld wil Drenthe ruimte behouden voor water en is er geen ruimte voor dorp- of stadsuitbreiding. Het regionaal waterplan staat uitgebreid stil bij ons veranderend klimaat en hoe we de gevolgen daarvan kunnen opvangen. Door de beken zo natuurlijk mogelijk in te richten willen de waterschappen en de provincie het water zo veel mogelijk bovenstrooms vasthouden. Verder hebben de waterbeheerders benedenstrooms waterbergingsgebieden aangelegd om overtollig water tijdelijk op te vangen. Een groot gedeelte van het plangebied ligt binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De provincie is direct verantwoordelijk voor de kwaliteit en kwantiteit van de natuur binnen de EHS. De natuurwaarden van het recreatieterrein zijn beperkt. De voornaamste natuurwaarde van het terrein is dan ook gelegen in de verbindende functie die het heeft met omliggende bospercelen.
 
Het beleid van het waterschap is vastgelegd in het Waterbeheerplan 2016-2021. Het betreft de thema’s waterveiligheid, voldoende water, schoon water, de afvalwaterketen en varen. Het waterschap benadert regenwater vanuit het principe ‘vasthouden-bergen-afvoeren’. Infiltratie van water in de bodem zorgt voor aanvulling van het grondwater ter plekke en langzaam afvoeren naar het regionale watersysteem. Samen met gemeenten wil het waterschap de zogenaamde ‘verstening’ van tuinen tegengaan door gerichte communicatie. Door middel van de watertoetsprocedure worden beperkingen op watergebied zichtbaar.
 
Uitgangspunten voor het plan op inrichtingsniveau
 
Watersysteem:
De sloten in het plangebied betreffen C-watergangen. Voor deze watergangen geldt dat de grondgebruikers zelf verantwoordelijk voor de inrichting en ze doen zelf het onderhoud. Met betrekking tot de onderhoudsverplichting houdt het waterschap geen toezicht op de kwaliteit van het onderhoud aan de watergangen (sloten). In de toekomstige situatie zullen geen sloten worden gedempt.
 
Wateroverlast
Het plan ligt in het stroomgebied De Reest. Rond het plangebied ligt secondaire watergang S4591 die in het beheer van het waterschap is. Het peilgebied heeft een maximumpeil van NAP +0,75m. Het maaiveld ter hoogte van de planlocatie ligt rond de 2.30-2.60+ NAP. Terwijl de gemiddeld hoogste grondwaterstand ca 1.00 – 1.20 minus maaiveld is gelegen. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.
 
Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 cm. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en onderzijde bouwvloer. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een kleinere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast binnen woningen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 cm boven het maaiveld te hanteren. Voor lager gelegen ruimtes, zoals het souterrain en de parkeergarage dient aandacht besteed te worden aan het voorkomen van wateroverlast door instromend hemelwater c.q. grondwater.
 
Met betrekking tot het voorkomen van instromend water in de parkeerkelder wordt de inrit van de parkeerkelder 30 cm hoger aangelegd dan het omliggende maaiveld. Voor wat betreft het lager liggende souterrain en het aangrenzende buitenterras zal een waterdichte terrasvloer en waterdichte tuin- c.q. gevelmuur het instromen van grondwater voorkomen. De tuinmuur om het aangrenzende buitenterras wordt opgetrokken tot een hoogte van minimaal 1.70+ NAP. Het eventueel hemelwater op het terras zal door een pomp samen met lekwater vanuit de parkeergarage worden afgevoerd via het vuilwaterriool.
 
In de huidige situatie werd het hemelwater volledig afgevoerd via het maaiveld waarna het hemelwater infiltreert in de bodem en via het grondwater c.q. sloten wordt afgevoerd. In de huidige situatie zijn er geen wateroverlast problemen op het maaiveld ten gevolge van een zware regenbuien. In de toekomstige situatie zal het verhard oppervlak afnemen met ca 150 m2.
 
In de nieuwe situatie zal het hemelwater van het verharde oppervlak (daken en wegen), met uitzondering van de hellingbaan naar de parkeergarage (105 m2) en de terrassen van het souterrain (120 m2), via het maaiveld waarna het hemelwater infiltreert in de bodem en via het grondwater c.q. sloten wordt afgevoerd.
 
Aangezien het verharde oppervlak is afgenomen ten opzichte van de bestaande situatie zal wateroverlast ten gevolge van de afvoer van hemelwater door de nieuwbouw niet verslechteren. De aanvoer van hemelwater op het watersysteem wijzigt door de nieuwe ontwikkeling niet.
 
Het hemelwater wat valt op de hellingbaan naar de parkeergarage (ca 105 m2) en de terrassen van de souterrain (ca 120 m2) worden, samen met het lekwater (van auto’s in de parkeergarage) door een rioolpomp afgevoerd via de vuilwaterriolering naar het gemeentelijk riool. Om de neerslaghoeveelheid van een regenbui die een maal in de 10 jaar voorkomt te verwerken, dient de pomp een minimale afvoercapaciteit te hebben van 8 m3/uur. (105 m2+120 m2 =) 225 m2 x neerslagcapaciteit van 35,7 mm = ca 8,03 m3/uur.
 
Volksgezondheid en waterkwaliteit
Risico’s van voedselrijk en warm water zijn nu en in de toekomst niet aanwezig in het plangebied. Vervuiling van grondwater dient te worden voorkomen door duurzaam te bouwen. Daarbij wordt geen gebruik gemaakt van lood, zink, koper of teerhoudend mastiek dat aan hemelwater wordt blootgesteld.
 
Riolering (vuilwaterafvoer)
De voormalige boerderij heeft een aansluitingen op de druk-riolering van de gemeente. Het aantal vervuilingseenheden (v.v.e.) hiervan is niet helemaal bekend.
 
In de nieuwe situatie dient rekening gehouden te worden met 33 v.v.e. (11 woningen x 3 v.v.e/woning). De ontwikkelaar dient met de gemeente af te stemmen of capaciteitsuitbreiding van het gemeentelijk mini-gemaal noodzakelijk is.
 
5.5 Ecologie
   
5.5.1 Gebiedsbescherming
Per 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wnb richt zich op de bescherming van Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden). Activiteiten en ontwikkelingen die kunnen leiden tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden zijn in beginsel niet toegestaan, tenzij hiervoor een vergunning op grond van de Wnb is verkregen.
 
Naast de bescherming van de Wnb kunnen waardevolle gebieden ook beleidsmatig beschermd zijn doordat zij behoren tot het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Uitgangspunt van het beleid is dat plannen, handelingen en projecten in het NNN niet toegestaan zijn indien zij de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN significant aantasten. Het NNN is in de provinciale omgevingsvisie uitgewerkt.
 
Toets
Het plangebied ligt binnen de door het provincie aangewezen NNN-gebied. In de huidige situatie is een zeer groot deel van het erf verhard. In de nieuwe situatie wordt het hoofdgebouw groter. Echter is er veel minder erfverharding (zie ook het landschappelijk inpassingsplan).
 
 
Het erf gaat deel uitmaken van het landschap. Een voorbeeld hiervan is de aanleg van een ondergrondse parkeerkelder die ruimte biedt voor 17 auto’s. De erfinrichting wordt via een verbindende voorwaarde ook juridisch vastgelegd. Het is dus niet mogelijk dat de erfverharding nadat het bestemmingsplan is vastgesteld gaat toenemen zonder dat daarin de gemeente en provincie is geraadpleegd.
 
Huidige en toekomstige bouw- en gebruiksmogelijkheden
In het huidige bestemmingsplan zijn meer bouwmogelijkheden opgenomen dan nu zijn gerealiseerd. Ook hebben de huidige gebruiksmogelijkheden (perceel is bestemd voor horeca met logiesfunctie) meer impact op de omgeving (bv hogere verkeersintensiteit) dan het toekomstig gebruik wonen.
 
Conclusie
Met de voorgestelde gebiedsontwikkeling neemt de natuurwaarde op het huidige bebouwingsperceel toe. De natuurfunctie wordt niet onomkeerbaar belemmerd en de wezenlijke kenmerken en waarden van Natuurnetwerk Nederland worden door de vaststelling van dit bestemmingsplan niet significant aangetast. Eerder is er sprake van een versterking van de natuurwaarden.
 
5.5.2 Soortenbescherming
De soortenbescherming is eveneens geregeld in de Wnb. Het doel van de Wnb is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Wnb kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het ‘nee, tenzij’-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden. Gedeputeerde Staten kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten vrijstelling verlenen van dit verbod. In de provinciale verordening dient deze mogelijkheden dan wel opgenomen te zijn. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden nagegaan / onderbouwd, of zich in het betreffende gebied beschermde soorten bevinden.
 
Onderzoek
Natuurbank Overijssel heeft op 1 maart 2022 een quickscan flora en fauna in het plangebied uitgevoerd. De volledige rapportage is opgenomen in bijlage 2. Geconstateerd is dat de inrichting en het gevoerde beheer het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten maken, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Deze dieren kunnen een (winter)rustplaats bezetten in holen en gaten in de grond, onder strooisel en bladeren en onder verspreide spullen/materialen in de buitenruimte. De bebouwing is voor amfibieën niet toegankelijk en daardoor niet geschikt om een (winter)rustplaats in te bezetten. Vleermuizen bezetten geen vaste rust- of verblijfplaats in het plangebied maar gebruiken het wel als foerageergebied. Van de in het plangebied mogelijk nestelende vogelsoorten, zijn uitsluitend bezette nesten beschermd. Op het moment van de quickscan waren de nesten nog niet bezet (buiten de voortplantingsperiode). Indien de bebouwing gesloopt en de beplanting verwijderd wordt tijdens de voortplantingsperiode, wordt geadviseerd vooraf een broedvogelscan uit te voeren om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te kunnen sluiten.
 
Conclusie
Als gevolg van de voorgenomen activiteiten worden mogelijk beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën gedood en wordt mogelijk een vaste rust- en/of voortplantingsplaats van beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën beschadigd of vernield. Voor de beschermde amfibieën en grondgebonden zoogdieren, die een vaste rust- en voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden’ en ‘beschadigen/vernielen van vaste rust- en voortplantingsplaats’. Om te voorkomen dat beschermde dieren onnodig gedood worden, dienen ze verjaagd of weggevangen te worden. Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor verschillende foeragerende diersoorten af. Dit leidt echter niet tot wettelijke consequenties. Nader onderzoek naar beschermde soorten is niet noodzakelijk.
 
5.6 Archeologie
 
Erfgoedwet
Op 1 juli 2016 is de nieuwe Erfgoedwet in werking getreden. De kern van de Erfgoedwet is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Op welke plaatsen archeologisch onderzoek aan de orde is, wordt op grond van gemeentelijk of provinciaal beleid bepaald.
 
Provinciaal en gemeentelijk archeologisch beleid
Een deel van het visiegebied ligt op een es. Op de es vinden geen activiteiten plaats die in strijd zijn met het huidige bestemmingsplan. De es wordt niet aangetast.
  
 
Gemeentelijk archeologische beleid
Het plangebied is in het geldende bestemmingsplan bestemd met een archeologisch dubbelbestemming. Gelet op de omvang van de verstoring van het bodemarchief is door de Steekproef een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) uitgevoerd.
 
Onderzoek
Het onderzoek is uitgevoerd voor een groter gebied dan het plangebied. De reden is dat op het moment dat het onderzoek uitgevoerd werd en nog sprake van een ander bestemmingsplangebied. Naderhand is in overleg met de gemeente en de provincie de eerder in de plannen opgenomen toegangsweg dichtbij het woongebouw gesitueerd. Ondanks dat het onderzoeksgebied groter is dan nu geldende plangebied is er voor gekozen om het onderzoeksgebied niet aan te passen. Het onderzoek is inmiddels uitgevoerd. Het is ongewenst dat uitgevoerde onderzoeken niet naderhand als niet uitgevoerd worden beschouwd.
 
Het plangebied ligt op een vlakte van smeltwaterafzettingen. Rond 2750 vC raakte het gebied ingesloten door veen maar niet overgroeid. In en rondom het plangebied zijn nauwelijks archeologische vindplaatsen bekend. De hoogtekaart en historisch kaartmateriaal wijzen erop dat het gebied mogelijk is afgegraven en/of geëgaliseerd. Daarbij hebben al meerdere panden op het terrein gestaan die mogelijk bodemverstoringen hebben veroorzaakt. Op basis van het bureauonderzoek was een hoge verwachting voor archeologische waarden uit het paleolithicum tot de nieuwe tijd.
 
Uit het verkennend booronderzoek bleek dat de bodem is het grootste deel van het plangebied diep was verstoord. In geen van de boringen werd een (restant van) een podzolbodem waargenomen. Er werden in de boringen en tijdens de veldkartering geen vondsten gedaan.
 
Conclusie
Op basis van de afwezigheid van archeologische indicatoren, de afwezigheid van archeologische waarden in de directe omgeving, alsook een grotendeels verstoord bodemprofiel, achten wij de kans op de aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied De Schiphorst, Schiphorsterweg 25 klein. Geadviseerd wordt om het plangebied wat betreft de archeologie vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkelingen. Als bij toekomstig graafwerk onverhoopt toch archeologische vondsten worden gedaan of archeologische grondsporen worden aangetroffen, dan dient daarvan direct melding te worden gemaakt.
 
5.7 Cultuurhistorie
 
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro dienen cultuurhistorische waarden meegewogen te worden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Dit betekent dat een analyse van de cultuurhistorische waarden moet worden verricht. In het ruimtelijk plan moet vervolgens inzichtelijk gemaakt worden op welke wijze deze waarden geborgd worden.
 
Onderzoek
In de gebiedsvisie wordt uitgebreid ingegaan op de cultuurhistorische waarde van het visiegebied (inclusief het plangebied) en de omgeving. Het erfinrichtingsplan houdt ook rekening met de cultuurhistorische waarden. Zo is de erfontsluiting gesitueerd nabij de bebouwing waardoor de ontsluiting deel uitmaakt van het erf.
 
Conclusie
Cultuurhistorie is een belangrijke drager voor het landschappelijk- en stedenbouwkundig ontwerp (samengevoegd in de gebiedsvisie). Het bestemmingsplan is dan ook niet in strijd met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
 
5.8 Externe veiligheid
 
Het externe veiligheidsbeleid stelt twee zaken centraal:
  1. de bescherming van personen bij een risicobron tegen de kans op overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen, een vliegtuig op of bij een luchthaven of een windturbine (PR);
  2. de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een dergelijke ramp met een groot aantal slachtoffers (GR).
Voor het bereiken van de eerste doelstelling wordt gebruik gemaakt van het begrip plaatsgebonden risico (PR). Het PR geeft de kans per jaar aan dat een persoon op die plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij genoemde risicobronnen. De norm voor het PR is de kans van 1:1.000.000 (10-6). Het PR is alleen van toepassing indien binnen de PR contour (zone rondom een risicobron) kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woning, ziekenhuis, grote winkelcentra en bedrijven) zich bevinden. Voor beperkt kwetsbare objecten (bijvoorbeeld een kleine winkel of klein bedrijf) geldt een richtwaarde.
 
Voor het bereiken van de tweede doelstelling wordt gebruik gemaakt van het groepsrisico (GR). Het GR geeft aan wat de kans is op een ongeval waarbij tien of meer dodelijke slachtoffers vallen in de omgeving van de risicobron. Het aantal personen dat in de omgeving van de risicobron verblijft, bepaalt daardoor de hoogte van het GR. Voor het GR geldt geen norm, maar een oriëntatiewaarde en in bepaalde gevallen een verantwoordingsplicht. Dit betekent dat het bevoegde gezag bij het nemen van een besluit het GR moet verantwoorden.
 
Onderzoek
In en nabij het plangebied zijn geen risicovolle transportroutes, risicovolle buisleidingen of risicovolle inrichtingen aanwezig. Voor het plangebied gelden daarom geen risicocontouren waaraan het nieuwe woningbouwproject getoetst moet worden.
 
5.9 Luchtkwaliteit
 
Met wet- en regelgeving wil de overheid zorgen voor een goede luchtkwaliteit waardoor men burgers beschermt tegen de schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).
 
NSL/NIBM
Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
Deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.
 
betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM). In het Besluit NIBM is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 μg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
 
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil de NIBM-tool april 2018 ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.
 
Onderzoek
Met dit bestemmingsplan wordt de realisatie van 10 woningen planologisch mogelijk gemaakt. Op grond van de CROW – publicatie 381 ‘Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar parkeernormen’ (december 2018) is de verkeersgeneratie van een koopwoning tussen/hoek bepaald op minimaal 7,0 ritten en maximaal 7,8 per etmaal.
 
 
 
Conclusie
Uit de NIBM berekening blijkt dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekende mate is. Een nader onderzoek is daarom niet nodig.
 
5.10 Besluit Milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.)
 
In het Besluit m.e.r. is in de D-lijst aangegeven welke activiteiten m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Wanneer een activiteit onder de in kolom 2 van deze D-lijst opgenomen drempelwaarde blijft, moet het bevoegd gezag zich er nog steeds van vergewissen of de activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.
 
In onderdeel D 11.2 zijn de drempelwaarde voor een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Voor woningbouwproject vanaf 2000 woningen is het plan m.e.r.-beoordelingsplichtig).
 
In tegenstelling tot de Bro is in het Besluit m.e.r. het begrip stedelijk ontwikkelingsproject niet gedefinieerd. Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet worden gekeken naar de concrete omstandigheden van het project. Onder meer de aard, de omvang en de milieugevolgen van de stedelijke ontwikkeling zijn relevant. Als een ontwikkeling negatieve milieugevolgen heeft dan is er sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject.
 
Gelet op de huidige situatie waarin in het bestemmingsplangebied een leegstaande voormalige agrarisch bedrijf staat is er sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject. De reden hiervoor is dat door het realiseren van 11 woningen het aantal verkeersbewegingen gaat toenemen. Dat de planologische bestemming nu al logies toestaat (bestemming is nu Horeca) doet hier niets aan af. De horecafunctie is nooit concreet geworden en dus is de bij de horecafunctie behorende verkeergeneriek nooit feitelijke aanwezig geweest.
 
Dit woningbouwproject ligt onder de drempelwaarde. Het project is daarom niet m.e.r.-beoordelingsplichtig. Omdat er wel sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject is onderzocht of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Hiervoor is een aanmeldnotitie opgesteld.
 
6 Juridische toelichting en regels
   
6.1 Algemeen
 
Voor het opstellen van dit bestemmingsplan is mede het handboek bestemmingsplannen 2012 gebruikt. Ook is het huidige bestemmingsplan Buitengebied (eerder vastgesteld dat het handboek) gebruikt bij het opstellen van dit bestemmingsplan. De reden hiervoor is dat door aan te sluiten om de bestemmingsplanmethodiek van de naastgelegen kavel er een juridisch planologische eenheid blijft bestaan. Daarnaast voldoet dit bestemmingsplan aan het door het Rijk opgestelde plansystematiek in inhoud zoals benoemd in de Wro, Bro, Wabo en de SVBP 2012.
 
6.2 Planregels
 
De regels behorende bij dit bestemmingsplan bestaat vier hoofdstukken. In hoofdstuk 1 zijn in artikel 1 en 2 de inleidende regels opgenomen. Dit zijn begrippen en de wijze van meten die de gemeente Stadskanaal standaard opneemt in haar bestemmingsplannen. Hoofdstuk 3 en 4 zijn ook algemene hoofstukken die door het Rijk zijn voorgeschreven of deel uit maken van de standaard regels van de gemeente Meppel. In hoofdstuk 2 is de voor dit bestemmingsplan van toepassing zijnde bestemming ‘Wonen’ opgenomen.
 
Artikel 3 Wonen
In totaal mogen er maximaal 11 woningen worden gerealiseerd. Aangezien deze woningen in het huidige bestemmingsplan nog niet zijn toegestaan is op de plankaart een aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen. De goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt respectievelijk ten hoogste 4,5 meter en 12 meter. Bed en breakfast, vrijstaande mantelzorgvoorzieningen en aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten worden niet toegestaan. De reden hiervoor is dat deze voorzieningen niet in het woonconcept passen.
 
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, onder andere ten aanzien van bouw en gebruik.
 
Artikel 4 algemene aanduidingsregels
Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. In alle gevallen gaan gebiedsaanduidingen vergezeld van een daarop betrekking hebbende regeling in de planregels.
 
Geluidzone wegverkeer
De Schiphorsterweg is een geluidsgezoneerde weg waarvoor het bevoegd gezag grenswaarden bepaalt. De Wgh kent bandbreedtes waarbinnen het bevoegd gezag moet blijven. De voorkeurswaarde van 48 dB contour in het huidige bestemmingsplan vastgelegd. De contour wordt één op één in dit bestemmingsplan overgenomen. De nieuwbouw mag daardoor niet binnen deze contour worden gerealiseerd.
 
Het laatste hoofdstuk bevat de overgangs- en slotregels.
 
7 Uitvoerbaarheid
   
7.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
  
7.1.1 Wettelijk overleg
De initiatiefnemer en de gemeente hebben al meerdere keren informeel overleg gehad over de opgestelde gebiedsvisie. Ook is er al informeel overleg geweest met het waterschap. In het kader van het wettelijk overleg 3.1.1. Bro legt de gemeente het voorontwerpbestemmingsplan voor aan de provincie Drenthe en het waterschap Drens Overijsselse Delta. De gemeente kan ervoor kiezen om met meer belangenorganisatie te overleggen.
 
7.1.2 Inspraak
Ook wordt het voorontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kunnen inspraakreacties worden ingediend.
 
De resultaten uit het wettelijk overleg en inspraak worden samengevat en beantwoord in de nota van overleg en inspraak. Deze nota wordt als bijlage toegevoegd.
 
7.2 Economische uitvoerbaarheid
  
7.2.1 Grondexploitatie
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning. Het bevoegd gezag dient een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, tenzij:
  1. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  2. het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is, en
  3. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels niet noodzakelijk is.
Over het verhalen van de gemeentelijke kosten wordt voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een exploitatieovereenkomst afgesloten. Daarmee zijn de kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd. Ook is het bepalen van een tijdvak of fasering niet aan de orde en is het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels niet noodzakelijk. De vaststelling van een exploitatieplan is zodoende niet nodig, aangezien het kostenverhaal nu anderszins verzekerd is.