direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Meppel - Buitengebied, wijziging Schiphorsterweg 20
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0119.Schiphorsterweg20-WPC1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Namens de Stichting Het Drentse Landschap is een verzoek ingediend om de agrarische bestemming van het perceel Schiphorsterweg 20 te De Schiphorst te wijzigen in een woonbestemming (zie bijlage 1). Planologisch toetsingskader voor het perceel is het bestemmingsplan Buitengebied en is daarin voorzien van een agrarisch bouwvlak.

Burgemeester en wethouders hebben besloten het verzoek te honoreren en daarvoor een planwijziging op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening te starten. Er wordt namelijk voldaan aan de toetsingscriteria voor planwijziging zoals vermeld in het bestemmingsplan Buitengebied.

In een brief van 7 oktober 2013 is aanvrager hiervan schriftelijk in kennis gesteld.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt aan de Schiphorsterweg in De Schiphorst. De Schiphorst is een buurtschap in de gemeente Meppel dat na de gemeentelijke herindeling van 1998 bij Meppel is gevoegd. De Schiphorsterweg kronkelt door het Reestdal vanaf de buurtschap Lankhorst (gemeente Staphorst) naar de de Wijk. Voor de aanleg van de A28 was dit de doorgaande weg van De Wijk naar Meppel. Langs deze weg staan onder andere een aantal, vrij grote boerderijen op ruime kavels, waaronder het boerderijcomplex aan de Schiphorsterweg 20.

Onderstaande afbeelding illustreert de ligging van het plangebied.

Afbeelding 1: Ligging plangebied.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Schiphorsterweg20-WPC1_0001.jpg"

1.3 Vigerende bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Meppel - Buitengebied is op 3 september 2009 door de gemeenteraad van Meppel vastgesteld. De gronden hebben in dit bestemmingsplan de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden" en is voorzien van een agrarisch bouwvlak. Primair is binnen deze bestemming het uitoefenen toegestaan van een grondgebonden veehouderijbedrijf, een paardenfokkerij en een akker- en vollegrondstuinbouwbedrijf, in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten (artikel 5 lid A).

In artikel 5 lid R tabel 3 van de voorschriften van het bestemmingsplan Buitengebied is onder andere als vervolgfunctie wonen/hobbyboeren ter plaatse van de bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden vermeld. Deze vervolgfunctie kan worden toegestaan na het doorlopen van de wijzigingsprocedure op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), met inachtneming van de criteria zoals die staan vermeld in artikel 5 lid S van de voorschriften van het bestemmingsplan Buitengebied. Het voeren van deze procedure is een bevoegdheid van het college van Burgemeester en Wethouders wanneer aan de toetsingscriteria wordt voldaan (zie paragraaf 2.3).

Op het plangebied is tevens de dubbelbestemming Waarde - Archeologie van toepassing.

Het nu voorliggende plangebied valt geheel samen met het op de verbeelding aangegeven bestaande agrarische bouwvlak.

Onderstaande afbeelding toont de verbeelding van het bestemmingsplan ter plaatse van het voorliggende plangebied.

Afbeelding 2: Vigerend bestemmingsplan.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Schiphorsterweg20-WPC1_0002.jpg"

1.4 Juridische vorm

Met ingang van 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) in werking getreden. Met de inwerkingtreding van de Wro is de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) komen te vervallen.

Met de invoering van de Wro is ook de digitaliseringsverplichting in werking getreden. Ruimtelijke plannen die na 1 juli 2013 ter inzage worden gelegd moeten digitaal raadpleegbaar zijn (conform STRI 2012) en voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Het plan wordt digitaal beschikbaar gesteld.

1.5 Leeswijzer

Het wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, regels, verbeelding en eventuele bijlagen. Deze toelichting is opgebouwd uit 6 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 de bestaande ruimtelijke en toekomstige situatie in het plangebied beschreven. Hoofdstuk 3 gaat in op de planologische- en mili-eutechnische aspecten die betrekking hebben op dit wijzigingsplan. In hoofdstuk 4 is de planologisch juridische opzet van het plan behandeld. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van voorliggend plan komt aan bod in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 is ten slotte een overzicht gegeven van de bij dit plan behorende bijlagen.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Huidige situatie

Het buitengebied van Meppel kan gekarakteriseerd worden als afwisselend en divers. Dit komt door de ligging van Meppel op de overgang van het Drents Plateau naar het veenweidegebied van noordwest-Overijssel. Het gebied kent een diversiteit aan landschapstypen. De gemeente- en provinciegrens wordt aan de zuidzijde gevormd door het riviertje de Reest, een van de weinige natuurlijke laaglandbeken die Nederland nog rijk is. Het eromheen gelegen hoevenlandschap is gaaf; de essen, houtwallen en verspreid liggende bosjes maken het landschap kleinschalig en aantrekkelijk.

Rond De Schiphorst geldt dat de kenmerkende natuur- en landschapswaarden samenhangen met kleinschaligheid welke wordt gevormd door de verspreid lig gende bebouwing, de afwisseling tussen agrarische gronden en de aanwezige beplantingen in de vorm van bospercelen, landgoederen, laanbomen en houtwallen en -singels die de agrarische percelen omsluiten. Het grondgebruik is overwegend weidebouw, hier en daar afgewisseld met bouwland, soms in de vorm van oude essen.

Gegeven de ontwikkelingen in de Nederlandse landbouw beëindigt circa 3% van de agrarische ondernemers jaarlijks het bedrijf. Het agrarisch bedrijf wordt veelal in gebruik genomen door niet-agrarische ondernemers of door burgers. Voor wat betreft wonen als vervolgfunctie, is het met name van belang dat de kwaliteiten van het landelijk gebied behouden blijven (rust, ruimte) en dat geen hinder wordt ondervonden van omliggende bedrijven.

2.2 Nieuwe ontwikkelingen in het plangebied

De Stichting Het Drentse Landschap heeft aangegeven dat de agrarische functie beëindigd is. Het voortzetten van een boerenbedrijf is hier vanwege de huidige ontwikkelingen in de agrarische sector niet meer mogelijk. Om de financiële middelen te genereren om de karakteristieke boerderij voor de toekomst te behouden wordt in de boerderij een goed verhuurbare/verkoopbare woning gecreëerd. De wijzigingen van de boerderij spelen zich geheel af binnen het casco. Het uiterlijk van de boerderij en de gehele hoofddraagconstructie van gebinten wordt bij deze verbouw gehandhaafd.

Alle voormalige bijgebouwen uitgezonderd een kapschuur en hooiberg zijn na een asbestsanering gesloopt en het terrein is vrijgemaakt van putten, betonnen verhardingen, etc. De kapschuur bevindt zich in een goede staat en de hooiberg wordt waar nodig gerenoveerd. Wat rest is een karakteristiek "Boeren erf" zeer geschikt voor een woonbestemming.

Het bovenstaande is in overeenstemming met het toekomstperspectief voor het gebied. Het toekomstperspectief voor het gebied rond De Schiphorst, dat als deelgebied AL in het bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen, is immers gericht op behoud en ontwikkeling van de duurzame, grondgebonden landbouw, in combinatie met behoud en ontwikkeling van de landschappelijke- en cultuurhistorische waarden. Bestaande agrarische bedrijven met een andere productietak kunnen blijven voortbestaan.

Indien de agrarische bedrijfsvoering wordt beëindigd, is het mogelijk de vrijkomende agrarische bebouwing te voorzien van een passende vervolgfunctie. Op deze wijze wordt voorkomen dat de bebouwing in verval raakt en daarmee de ruimtelijke uitstraling verslechterd. Eén van de vervolgfuncties die toelaatbaar is (na het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid met toepassing van artikel 3.6. Wro) is Wonen.

Aan de in het bestemmingsplan opgenomen criteria wordt voldaan. Zie paragraaf 2.3 toetsing aan de wijzigingscriteria.

Afbeelding 3: De bestaande situatie.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Schiphorsterweg20-WPC1_0003.jpg"

2.3 Toetsing aan de relevante wijzigingscriteria

  • 1. Het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is aantoonbaar niet mogelijk.
    Toetsing:
    Aan dit criterium wordt voldaan. Uit het verzoek van aanvrager is gebleken dat de toekomstmogelijkheden voor dit boerenbedrijf de afgelopen jaren in een snel tempo zijn afgenomen. Dit is voornamelijk het gevolg van het provinciale -en gemeentelijke beleid dat met betrekking tot het Reestdal namelijk nagenoeg geheel gericht is op natuurvorming. In verband hiermee is de agrarische bedrijfsvoering van de boerderij inmiddels beëindigd en is ook de pachtovereenkomst ontbonden. Derhalve is agrarisch hergebruik op deze locatie aantoonbaar niet mogelijk.

  • 2. Volledige sanering van de agrarische bedrijfsgebouwen kan in redelijkheid niet worden verlangd.
    Toetsing:
    Zoals in de vorige paragraaf is aangegeven zijn diverse voormalige bedrijfsgebouwen inmiddels gesloopt. De karakteristieke bebouwing is echter gehandhaafd en de vervolgfunctie wonen kan bijdragen aan het instandhouden van het waardevolle karakter.

  • 3. Vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarisch bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).
    Toetsing:
    Aan dit criterium wordt voldaan. De dichtstbij gelegen agrarisch bouwvlakken binnen de gemeente Meppel bevinden zich aan de Schiphorsterweg op namelijk respectievelijk 300 en 400 meter ten noorden van het betreffende perceel.
    Op grond van de Wet geur en veehouderij (Wgv) moet de afstand tussen een woning en een veehouderij in het buitengebied minimaal 50 meter bedragen. Daar wordt derhalve ruimschoots aan voldaan. Vanuit het aspect geur zijn er derhalve geen bezwaren voor het toestaan van een woning als vervolgfunctie in dit pand.

  • 4. Bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast.
    Toetsing:
    Aan dit criterium wordt voldaan. Verbouw van de boerderij tot woning vindt namelijk plaats binnen de bestaande bebouwing. Met betrekking tot de Natuurbeschermingswet zijn er geen knelpunten.

  • 5. Er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/ verkeersaantrekkende werking. Dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen.
    Toetsing:
    Hiervan zal geen sprake zijn. De verkeersbewegingen naar en van een woning zijn namelijk minder, zowel qua aantal als zwaarte, dan die naar een agrarisch bedrijf.

  • 6. Indien planwijziging wordt toegepast voor een vervolgfunctie op agrarische bouwvlakken geldt het volgende:
    • a. in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwvoorschrift bepaald dat de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid;
    • b. in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke aanduiding aangegeven dat het hier een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak.
      Toetsing:
      Aan dit criterium zal worden voldaan.

  • 7. Ter plaatse van agrarische bouwvlakken mogen voor de bedoelde functies, ongeacht of deze zonder meer toelaatbaar zijn dan wel na planwijziging, geen nieuwe gebouwen worden gebouwd met uitzondering van agrarische loonbedrijven. Evenmin mogen de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waar het gebruik een aanvang neemt, qua oppervlakte en hoogte worden uitgebreid. In aanvulling op het bepaalde in dit sublid geldt het bepaalde in lid L van artikel 5 van de voorschriften (nieuwbouw bij vervolgfunctie in ruil voor afbraak gebouwen).
    Toetsing:
    Het betreft in dit geval het wijzigen van de agrarische bestemming naar de bestemming Wonen. Nieuwbouw zal niet plaatsvinden. De bestaande bebouwing biedt namelijk voldoende mogelijkheden voor de nieuwe woonfunctie. Zie de toetsing aan criterium 9.

  • 8. Er mogen slechts woningen tot stand komen op bouwvlakken waar ingevolge elders gegeven voorschriften woningen zijn toegestaan. Het aantal woningen, zoals legaal aanwezig op het moment van de aanvraag, mag niet worden uitgebreid. Van aanwezige woningen mag geen ander gebruik dan gebruik in combinatie met wonen worden gemaakt. Bij planwijziging ten behoeve van de bestemming Wonen wordt het gehele agrarische bouwvlak bij de wijziging betrokken.
    Toetsing:
    Aan dit criterium wordt voldaan. De huidige bedrijfswoning, inclusief de kapschuur, wordt namelijk binnen de huidige gevels intern verbouwd. Het verzoek van aanvrager voorziet namelijk niet in de bouw van nieuwe woningen op het perceel Schiphorsterweg 20..

  • 9. Voor de functies is permanente buitenopslag in geen geval toegestaan.
    Toetsing:
    Voor het al dan niet toestaan van een woning is dit criterium pas relevant na realisering van de nieuwe activiteit. De nieuwe eigenaar zal dit in acht dienen te nemen.

  • 10. Een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, ook niet binnen de bouwvlakken.
    Toetsing:
    De nieuwe eigenaar dient dit criterium bij de verdere uitwerking van de verbouwplannen voor het pand te betrekken. Overigens zal dit gebruik niet passen binnen de nieuwe woonbestemming.

  • 11. De afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van derden dient ten minste 50 m te bedragen.
    Toetsing:
    Voor de vervolgfunctie naar de bestemming 'Wonen' is dit criterium pas relevant als de nieuwe eigenaar van het pand een aanvraag indient om als liefhebberij enige agrarische activiteiten te ontplooien (hobbyboeren). Dan kan aan dit criterium worden voldaan, er zijn immers geen woningen binnen een straal van 50 meter van het plangebied gesitueerd. Zie ook de toetsing aan criterium 3.

  • 12. Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan. Hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.
    Toetsing:
    De nieuwe eigenaar zal dit criterium in acht dienen te nemen. Bij de vergunningverlening wordt dit ook betrokken.

Hoofdstuk 3 Overige relevante randvoorwaarden

3.1 Bodem

Bebouwd erf
Ten behoeve van de wijziging van de gebruiksfunctie van het plangebied is er een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd1 ter plaatse van het bebouwde erf.

Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat in de bovengrond en in het grondwater overschrijdingen van de achtergrond- en streefwaarden uit de Wet bodembescherming zijn aangetoond. Het nabij de bovengrondse dieseltank gemeten PAK-gehalte in de bovengrond overschrijdt de interventiewaarde.

Met betrekking tot het gehele terrein (terreindeel A) wordt de onderzoekshypothese, zijnde een onverdachte locatie, hiermee derhalve verworpen.

Met betrekking tot de voormalige bovengrondse dieseltank (terreindeel B) wordt de onderzoekshypothese, zijnde een verdachte locatie, hiermee derhalve bevestigd.

Met betrekking tot het sterk verhoogde PAK-gehalte in de bovengrond nabij de voormalige dieseltank wordt opgemerkt, dat dit waarschijnlijk gerelateerd is aan het ter plaatse in de bodem waargenomen kolengruis. Op basis van het resultaat van de PAK-analyse van de meetpunten 101 en 102, alsmede de zintuiglijke waarnemingen van de omliggende meetpunten kan er van uit worden gegaan dat de sterke PAK-verontreiniging zich beperkt tot de bovengrond van meetpunt 2. Daar deze verontreiniging zich onder verharding bevindt is voorts geen sprake van mogelijke blootstelling hieraan.

Op basis van de onderzoeksresultaten van het asbestonderzoek wordt geconcludeerd dat, getoetst aan de normen zoals verwoord in de beleidsbrief 'Asbest in bodem, grond- en puin(granulaat)' er geen asbestverontreiniging is aangetoond ter plaatse van het onderzochte terreindeel. De hypothese “ verdacht”, zoals aangenomen tijdens het vooronderzoek, wordt op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek verworpen.

Gezien de aard en de concentraties van de overige aangetoonde parameters in relatie tot de toekomstige woonbestemming van het terrein, wordt geconcludeerd dat verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu op basis van de aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit, niet te verwachten zijn. De overige resultaten van het onderzoek vormen dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek en zijn geen milieuhygiënische belemmering in relatie tot de toekomstige woonbestemming van het terrein.

De Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe heeft op 7 maart 2014 t.a.v. het onderzoeksrapport van 14-2-2014 het volgende gemeld: “Het bodemonderzoek geeft duidelijk inzicht in de samenstelling van de bodem en het grondwater. Tevens is er geen asbest geconstateerd. Daarom is er vanuit de bodemwetgeving geen bezwaar tegen de voorgenomen functiewijziging van agrarisch naar wonen. Tevens is het bodemonderzoek geschikt om te gebruiken voor een eventuele omgevingsvergunning.”

Toegangsweg
Ter plaatse van de het pad van de openbare weg naar het bebouwd erf is een onderzoek naar asbest uitgevoerd2.
Op basis van de onderzoeksresultaten van het asbestonderzoek wordt geconcludeerd dat, getoetst aan de normen zoals verwoord in de beleidsbrief 'Asbest in bodem, grond- en puin(granulaat)' er een asbestverontreiniging aanwezig is op het onderzoeksterrein.

De hypothese “ verdacht”, zoals aangenomen tijdens het vooronderzoek, wordt op basis van de resultaten van het onderzoek bevestigd.

Conform de huidige wet- en regelgeving is het verboden om een asbest verontreinigd pad in het bezit te hebben. Er wordt dan ook geadviseerd om de asbestverontreiniging te laten saneren door een deskundig asbestsaneringsbedrijf.

Hierbij wordt tevens opgemerkt dat, ondanks een gedegen asbestonderzoek, er mogelijk meerdere asbestnesten aanwezig kunnen zijn in de toerit.

Voorafgaand aan de saneringswerkzaamheden dient er een Plan van Aanpak te worden opgesteld dat vervolgens ter goedkeuring moet worden voorgelegd aan het bevoegd gezag (Inspectie Leefomgeving en Transport). Na goedkeuring kan worden begonnen met de saneringswerkzaamheden.

Omdat er verspreid over het maaiveld wel asbestverdacht materiaal is waargenomen, wordt geadviseerd om een handpicking actie uit te laten voeren waarbij het asbestverdachte materiaal van het maaiveld wordt verwijderd. De werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een SC 530 erkende aannemer

3.2 Geluid

In de Wet geluidhinder zijn geluidhindernormen voor toelaatbare equivalente geluidniveaus opgenomen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in geluid afkomstig van wegen, spoorwegen en industrie. De geluidhindernormen gelden voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de geluidzone van een (spoor)weg of gezoneerd industrieterrein.

In de omgeving van het plangebied is geen sprake van een spoorweg of een gezoneerd industrieterrein. Overeenkomstig de Wet geluidhinder is in deze situatie geen akoestisch onderzoek vereist en kan toetsing aan de grenswaarden uitblijven.

Het plangebied ligt op ongeveer 200 meter van de Schiphorsterweg, die een geluidzone heeft van 250 meter. Als gevolg van de aanwezigheid van de Schiphorsterweg is echter geen akoestisch onderzoek uitgevoerd omdat er geen nieuwe woonfunctie wordt toegekend. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan hoeven bestaande geluidsgevoelige bestemmingen gelegen in de zone van bestaande wegen immers niet getoetst te worden (art. 76a lid 3 Wgh). De bestaande woonfunctie wordt voortgezet ook al is dat niet meer in het kader van de agrarische bedrijfsvoering maar in het kader van burgerbewoning.

3.3 Archeologie

In opdracht van de gemeente Meppel is een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemaakt. Met de archeologische beleidsadvieskaart heeft de gemeente Meppel een instrument in handen op basis waarvan zij op een verantwoorde manier met haar bodemarchief kan omgaan. De gemeente kan daarmee, indien wenselijk, gemotiveerd van de landelijke en provinciale richtlijnen afwijken en een eigen visie op het archeologisch landschap ontwikkelen.

Op basis van de landschappelijke ondergrond en de bekende archeologische waarden in en in de omgeving van Meppel is een vlakdekkende verwachtingskaart opgesteld. Op hoofdlijnen worden drie verwachtingszones onderscheiden: lage verwachting, middelhoge verwachting en hoge verwachting. Deze verwachtingswaarden geven op hoofdlijnen de verwachte dichtheid aan archeologische waarden weer (trefkans).

Afbeelding 4: Archeologische beleidskaart.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Schiphorsterweg20-WPC1_0004.jpg"

Uit bovenstaande afbeelding kan worden afgeleid dat voor het plangebied een middelhoge verwachting geldt. Dat betekent dat voorafgaand aan planontwikkeling voor projecten met een planomvang van meer dan 1000 m2, die tevens dieper reiken dan 0,30 m, een extensief verkennend booronderzoek uitgevoerd dient te worden om de verwachtingskaart te toetsen en zo nodig bij te stellen.

Het perceel Schiphorsterweg 20 is door middel van de dubbelbestemming Waarde-Archeologie mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.

3.4 Water toets

Het waterbeleid van het waterschap is met name gericht op een duurzame aanpak van het waterbeheer: geen afwenteling, herstel van de veerkracht van het watersysteem, streven naar een meer natuurlijker waterbeheer, zoeken naar meer ruimte voor water, water toepassen als ordenend principe middels het gebruik van waterkansenkaarten en water langer vasthouden mede door flexibeler peilbeheer. Ook het streven naar een betere waterkwaliteit als onderdeel van duurzaamheid is een belangrijk speerpunt (tegengaan van lozingen, minder belasting van het water en het zoveel mogelijk tegengaan van diffuse verontreinigingen).

Het waterschap Reest en Wieden is op 16 april 2014 geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de procedure 'geen waterschapsbelang' van de watertoets is toegepast. Het watertoetsresultaat is opgenomen in de bijlagen.

3.5 Luchtkwaliteit

Hoofdstuk 5.2 van de Wet milieubeheer met de titel "Luchtkwaliteitseisen" staat bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Een belangrijk onderdeel van het instrumentarium is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen het NSL werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
De uitvoeringsregels behorend bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (amvb) en ministeriële regelingen die gelijktijdig met de 'Wet luchtkwaliteit' in werking treden. De belangrijkste zijn het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)” en de “Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”. In deze laatste regeling zijn categorieën aangewezen waarvan op voorhand vaststaat dat zij niet in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Voor deze categorieën geldt een grens van 3% van de betreffende grenswaarde.

Woningbouw is één van de categorieën waarvoor vaststaat dat niet in betekenende mate wordt bijgedragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Hierbij geldt dat een omvang van 1.500 woningen overeenkomt met de grens van 3% van de betreffende grenswaarde. Doordat het onderhavige project slechts de realisering van 1 extra woning omvat, wordt gesteld dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het wel zinvol om inzicht te hebben in de luchtkwaliteit om te beoordelen of de toekomstige bewoners niet worden blootgesteld aan te hoge concentraties luchtvervuiling. Er is in dat kader een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd door TNO in de gehele gemeente Meppel (TNO rapport 2006-D-R0026/B). De luchtkwaliteit is gebiedsdekkend en met hoge mate van ruimtelijk detail in beeld gebracht. Uit dit onderzoek is gebleken dat er ten aanzien van de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn.

Afbeelding 5: Jaargemiddelde concentraties (worst case scenario) in 2020 voor Fijnstof PM10 en NO2.
afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Schiphorsterweg20-WPC1_0005.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Schiphorsterweg20-WPC1_0006.jpg"

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten

4.1 Algemeen

De planvorm van het bestemmingsplan Buitengebied kan worden aangemerkt als een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan waarbij samenhangen en doelstellingen op duidelijke wijze zichtbaar zijn gemaakt en waarbij ook goed rekening is ge houden met bouw- en gebruiksmogelijkheden op perceelsniveau, doordat de bestaande functies met een toepasselijke bestemming zijn vastgelegd.
De regels bestaan uit een stelsel van gedetailleerde bestemmingen. Daarin worden in een aantal gevallen nevenfuncties, na binnenplanse afwijking, en vervolgfuncties, na planwijziging op grond van artikel 3.6 Wro, mogelijk gemaakt.
Een gedetailleerde bestemming geeft tot op kavelniveau een regeling voor gebruik en bebouwing. De bepalingen voor het gebruik zijn toegesneden op de bestaande situatie en staan deze ook toe. Voordeel hiervan is dat er sprake is van veel rechtszekerheid. Men weet waar men aan toe is. Tegelijk vormt een gedetailleerde regeling een goed instrument voor handhaving.

4.2 Toelichting per artikel

Ter verduidelijking zijn in deze paragraaf de belangrijkste regels die van toepassing zijn op het wijzigingsplan nader toegelicht. De planregels vallen in vier hoofdstukken uiteen.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels, hoofdstuk 2 de bestemmingsregels, hoofdstuk 3 de algemene regels en hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. De regels betreffen voorschriften van bestemmingsplan Buitengebied en zijn aangepast naar aanleiding van de in werking treding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010, alsmede de geldende ruimtelijke standaarden (SVBP2012).

4.2.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen
In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het "normale" spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe hoogtematen en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

4.2.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen (= artikel 21 in het bestemmingsplan Buitengebied)
De bestaande burgerwoningen in het bestemmingsplan Buitengebied zijn bestemd voor 'Wonen'. Binnen de be stemming 'Wonen' is tevens wonen in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen en bed & breakfast toegestaan. Tenzij anders op de planverbeelding is aangegeven, is er maximaal één woning per bouwvlak toegestaan. De maximale oppervlaktemaat voor woningen is 250 m².

Artikel 4 Waarde - Archeologie (= artikel 23 in het bestemmingsplan Buitengebied)
In deze medebestemming worden alle bouwmogelijkheden afhankelijk gesteld van een vrijstelling. Dit omdat in het kader van rechtstreeks bouwrecht geen onderzoek verplicht mag worden gesteld en geen afwegingen mogen worden gemaakt. Een omgevingsvergunning om af te wijken van het plan wordt verleend indien door onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische resten aanwezig zijn (Zie ook paragraaf 3.3).

4.2.3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel (= artikel 26 in het bestemmingsplan Buitengebied)
Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld in geval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaars wisselen

Artikel 6 Algemene bouwregels
Afstand tussen woningen en agrarische bouwvlakken (= artikel 30 in het bestemmingsplan Buitengebied)
Om te voorkomen dat veehouderijbedrijven, nu of in de toekomst, belemmeringen ondervinden van burgerwoningen, is in dit artikel bepaald, dat bij (ver)bouw van woningen die niet tot het eigen agrarisch bedrijf behoren, de afstand tot aanwezige gebouwen op binnen een straal van 400 m gelegen agrarische bouwvlakken niet minder mag bedragen dan de afstand zoals aanwezig op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied.
Deze bepaling heeft tot doel de aanwezige agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering te beperken als gevolg van de komst of uitbreiding van gevoelige functies. Hiervan kan afwijking worden verleend als er, uit een oogpunt van milieuwetgeving, geen nadelige invloed zal zijn op het desbetreffende agrarische bedrijf. Er moet van worden uitgegaan dat iedere verkleining van de afstand tussen de woning en een agrarisch bedrijf met zich meebrengt dat daardoor het agrarisch bedrijf in milieutechnisch opzicht in een slechtere situatie belandt. Dit betekent dat het in het algemeen niet nodig zal zijn daar per geval onderzoek naar te doen. De afwijking maakt het mogelijk om in specifieke situaties af te wijken. Daarbij kan gedacht worden aan de beëindiging van het agrarisch bedrijf of indien de tot het agrarisch bedrijf behorende stallen op een heel andere plek opnieuw worden opgericht.

Bestaande afstanden en andere maten (= artikel 31 in het bestemmingsplan Buitengebied)
In de planregels zijn diverse regelingen opgenomen die aangeven wat maximaal of minimaal toelaatbaar is. Deze regelingen kunnen betrekking hebben op hoogten, breedten,diepten, oppervlakten, afstanden of aantallen. Ruimtelijke overwegingen hebben bepaald welke maat als maximum of minimum is aangegeven. Lang niet alle bestaande situaties voldoen echter aan de betrokken maten. Het negeren van deze bestaande maten zou betekenen dat het betrokken gebouw of het betrokken gebruik onder het overgangsrecht valt, met alle gevolgen van dien (alleen gedeeltelijk vernieuwen of veranderen, geen herbouw na calamiteit etc.). Dit is uitdrukkelijk niet de bedoeling. Overgangsrecht is immers alleen aan de orde, wanneer te verwachten is dat het betrokken gebouw gedurende de looptijd van het bestemmingsplan zal worden geamoveerd of wanneer het betrokken gebruik gedurende deze periode zal worden beëindigd. Het onder het overgangsrecht brengen zou ook tot praktische complicaties leiden, aangezien dan onduidelijk is of - bijvoorbeeld - het gehele gebouw onder het overgangsrecht valt of alleen dat gedeelte waarmee de betrokken maten worden overschreden.
Om dit soort verwikkelingen te voorkomen is in artikel 9 (= artikel 31 in het bestemmingsplan Buitengebied) een regeling opgenomen die voorkomt dat overgangsrecht van toepassing is, indien de gestelde maxima of minima niet met de bestaande situaties in overeenstemming zijn. Uiteraard geldt de betrokken regeling niet indien een bestaand bouwwerk wordt afgebroken en op een andere plek wordt herbouwd. In dat geval gelden de als maximaal of minimaal gestelde maten onverkort.
Met betrekking tot de bestaande maten is als peildatum gekozen voor het moment waarop het bestemmingsplan Buitengebied in werking is getreden, namelijk op 15 juni 2010. Qua gebruik is dit het eerste moment waarop de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan van toepassing zijn.
Wat bouwen betreft is dit het eerste moment waarop nog uitsluitend conform het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied, in casu de daarin vastgelegde maxima en minima, kan worden gebouwd.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels (= artikel 33 in het bestemmingsplan Buitengebied)
Met behulp van dit artikel kan een afwijking worden verleend van de bepalingen in het plan voor bijvoorbeeld afwijkingen van maten met ten hoogste 10% en overschrijding van bouwgrenzen met bouwtechnische redenen. Voor de overige bepalingen wordt verwezen naar dit artikel.

Artikel 8 Werking wettelijke regelingen (= artikel 35 in het bestemmingsplan Buitengebied)
Sinds jaar en dag mag van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van WRO (inmiddels Wro) worden gewijzigd en heeft deze Afdeling er bezwaren tegen dat een plan impliciet kan worden gewijzigd, zoals het geval kan zijn als zonder verdere aanduiding een van-toepassing-verklaring van een wettelijke regeling in de planregels is opgenomen. Dan immers zal de van toepassing verklaarde wettelijke regeling gelden zoals deze luidt op het moment van de toepassing.
Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het be stemmingsplan (het laatste moment waarop zonder planherziening invloed op de inhoud van het bestemmingsplan kan worden uitgeoefend), zou dan zonder WRO-procedure een soms beduidende wijziging van het bestemmingsplan kunnen meebrengen. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst er van zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold.

4.2.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsregels

In verband met de verplichte tekst uit het Besluit ruimtelijke ordening is artikel 36 in het bestemmingsplan Buitengebied niet overgenomen. Dit artikel bevat regels die als doel hebben bestaande situaties (gebruik of bouwwerken) welke niet in overeenstemming zijn met dit plan te regelen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen gebruik en bouwen.
Het overgangsrecht voor strijdig gebruik regelt dat het gebruik van gronden dat bestaat op het moment dat dit plan in werking treedt, mag worden voortgezet. Het bestaande gebruik dat (ook) in strijd was met het voorgaande plan is echter van dezebeschermende werking van het over gangsrecht uitgesloten, indien het op grond van het recht nog mogelijk is hiertegen op te treden.
Wijziging van de aard of omvang van het onder overgangrechtelijke bescherming vallende gebruik is slechts toegestaan voor zover de strijdigheid met het plan daarmee wordt verkleind.
Het overgangsrecht met betrekking tot bouwen en bouwwerken regelt dat bouwwerken die aanwezig waren op het moment van inwerkingtreding van dit plan, maar in strijd zijn met dit plan, onder overgangsrechtelijke bescherming vallen. Deze bescherming geldt ook voor bouwwerken die op deze peildatum legaal kunnen worden gebouwd, maar nog niet zijn gebouwd. Een voorbeeld hiervan is een reeds verleende omgevingsvergunning, waarbij de bouw nog niet heeft plaatsgevonden.

Artikel 10 Slotregel
De titel van dit plan is "Meppel - Buitengebied, wijziging Schiphorsterweg 20". De daarvan deeluitmakende regels kunnen onder die titel worden aangehaald.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid en overleg

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Binnen het wijzigingsplan “Schiphorsterweg 20” dienen zich geen situaties of ontwikkelingen aan die in opdracht en/of ten laste van de gemeente zullen worden gerealiseerd. Ontwikkelingen die zich binnen de planperiode zullen voordoen betreffen particuliere initiatieven. De agrarische bedrijfsvoering op het perceel is beëindigd. Het perceel, met daarop de resterende agrarische bedrijfsbebouwing, wordt door de eigenaar in erfpacht gegeven en de bebouwing wordt verkocht en is in het wijzigingsplan bestemd voor “Wonen”. Gelet hierop is afgezien van onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het college van Burgemeester en Wethouders heeft, op grond van artikel 3.6 lid 1 sub a Wro, in combinatie met het bepaalde in artikel 3 lid P tabel 3 en met in achtneming van de criteria zoals die staan vermeld in artikel 3 lid Q van het “Bestemmingsplan Buitengebied” de bevoegdheid om de bestemming “Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden” te wijzigen naar de bestemming “Wonen”.
Op de voorbereiding van een wijzigingsplan op grond van artikel 3.6 lid 1 sub a Wro is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing. Op grond van afdeling 3.4 Awb worden alle op de procedure betrekking hebbende stukken voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd (zowel digitaal als analoog). Gedurende deze termijn kan eenieder zijn of haar zienswijze bij het college kenbaar maken.
Er zijn geen zienswijzen kenbaar gemaakt.

5.3 Overleg

Het concept ontwerp-bestemmingsplan " Meppel - Buitengebied, wijziging Schiphorsterweg 20" is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro voorgelegd aan de provinciale diensten. Het plan geeft de provincie geen aanleiding tot een nadere reactie. De reactie is in de bijlagen opgenomen.

Hoofdstuk 6 Bijlagen

Bijlage 1: Wijzigingsverzoek, VANDERSALM bouwkundig ontwerp- en adviesbureau v.o.f., 28 augustus 2013.

Bijlage 2: Besluit college B&W gemeente Meppel, 7 oktober 2013.

Bijlage 3: Milieu Adviesbureau Eco Reest, Verkennend Bodem- en asbestonderzoek t.p.v. Schiphorsterweg 20 te De Schiphorst, 14 februari 2014.

Bijlage 4: Milieu Adviesbureau Eco Reest, Verkennend Asbestonderzoek in puin t.p.v. Schiphorsterweg 20 te De Schiphorst, 16 januari 2014.

Bijlage 5: Waterschap Reest & Wieden, Watertoets, 16 april 2014.

Bijlage 6: Overlegreactie Provincie Drenthe, 9 mei 2014.