direct naar inhoud van 5.8 Externe veiligheid
Plan: Industrieterrein de Wieken, waboprojectbesluit Voltastraat 25
Status: vastgesteld
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.PB20128012001-OH01

5.8 Externe veiligheid

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied.

Stationaire bronnen
Binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig. Er hoeft niet getoetst te worden aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Transportroutes voor gevaarlijke stoffen
Het plangebied ligt binnen een afstand van 200 meter vanaf de spoorlijn Groningen – Zwolle. Via deze spoorlijnverbinding worden gevaarlijke stoffen getransporteerd. Voor het transport van gevaarlijke stoffen per spoor is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) opgesteld. De resultaten zijn vastgelegd in de notitie 'Projectbesluit Ambiq, externe veiligheid' van 30 maart 2012. Bijlage 6 Externe veiligheid(Bijlage Externe veiligheid)

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.PB20128012001-OH01_0005.jpg"

Afbeelding 2: Signaleringskaart externe veiligheid

Voor het transport van gevaarlijke stoffen zijn de bepalingen die voor externe veiligheid gelden in de Circulaire risico normering vervoer gevaarlijke stoffen vastgelegd. De stofcategorieën gevaarlijke stoffen, die via het spoor worden getransporteerd alsmede de hoeveelheid transporten zijn gebaseerd op de bijlage van het Basisnet Spoor. Deze hoeveelheden hebben betrekking op een prognose van transporten tot 2020.

Plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour

Uit de QRA is gebleken dat er geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour (PR10-6). Dit betekent dat deze plaatsgebonden risicocontour binnen het spoorvak ligt en dus geen belemmering vormt voor de ontwikkeling.

Groepsrisico

Naast het plaatsgebonden risico speelt ook het groepsrisico een rol bij het plan. De locatie ligt binnen het aandachtsgebied van 200 meter aan weerszijden van het spoor. Het groepsrisico bestaat uit een kwantitatief en een kwalitatief deel.
Uit de berekening van de hoogte van het groepsrisico blijkt dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Daarentegen leidt de ruimtelijke ontwikkeling wel tot een verhoging van 20 slachtoffers bij het optreden van een calamiteit op het spoor.

Naast een kwantitatieve beoordeling van het groepsrisico dient ook een kwalitatieve beoordeling plaats te vinden. Hierbij wordt dan met name naar de zelfredzaamheid van de aanwezige personen gekeken en worden de bereikbaarheid van de locatie en de bestrijdbaarheid van de effecten betrokken.
De Hulpverleningsdienst Drenthe is wettelijk adviseur op het gebied van de drie laatstgenoemde aspecten op grond van de Circuliare Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, waarbij geanticipeerd wordt op het Besluit transportroutes externe veiliheid en het Basisnet Spoor die vooralsnog in 2012 van kracht zullen worden

Verantwoording groepsrisico
In het kader van de verantwoording van het groepsrisico is de Hulpverleningsdienst Drenthe (HVD) dan ook in de gelegenheid gesteld om over deze ontwikkeling te adviseren. Op 26 april 2012 heeft de HVD advies (kenmerk: U903) uitgebracht. Dit advies Bijlage 7 HVD advies(bijlage HVD-advies) is tezamen met de kwantitatieve analyse betrokken bij de bestuurlijke afweging van de verantwoording van het groepsrisico.

Locatie
De locatie van Ambiq ligt aan de rand van het aandachtsgebied. De HVD adviseert in dit kader om een alternatieve locatie te zoeken buiten het invloedsgebied van risicovolle bronnen. Echter, de gekozen locatie is de meest optimale locatie, omdat er reeds aan de zuidkant van de Voltastraat een vestiging van Ambiq aanwezig is en deze een uitbreidingslocatie nodig heeft, waarbij nog wel optimaal gebruik gemaakt kan worden van de faciliteiten op de reeds bestaande locatie.
Verder ligt de uitbreidingslocatie nabij de scholen voor voortgezet onderwijs. De jongeren die bij Ambiq gehuisvest worden, zijn aangewezen op het (Voortgezet) Speciaal Onderwijs. Door de problematiek van de jongeren is het van essentieel belang dat het onderwijs in de onmiddellijke nabijheid van het woon/behandelcentrum genoten kan worden, zodat kinderen onder begeleiding naar school gebracht kunnen worden en het frequent voorkomend uitval van leerlingen tijdens de les door de zorg opgevangen kan worden in de woonsituatie.

Zelfredzaamheid
De HVD heeft in haar advies opgenomen dat er geen extra voorzieningen, in bijvoorbeeld de vorm van een met één handeling uitschakelbare ventilatievoorziening, zijn getroffen. De initiatiefnemer heeft aangegeven dat een dergelijke ventilatievoorziening wordt aangebracht tijdens de bouw.

De HVD merkt de groep jongeren aan als een verminderde zelfredzame groep, omdat zij een licht verstandelijke handicap hebben. Zij hebben verder gedragsproblemen en concentratiestoornissen. Echter, de jongeren hebben geen fysieke beperkingen om te kunnen vluchten.

De locatie ligt binnen het bereik van een waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Alarmering van de personen is dan ook goed mogelijk. Tevens zullen de contactgegevens van het pand bekend zijn vanwege de verplichte doormelding van de vereiste brandmeldinstallatie.

De HVD geeft aan dat de jongeren weinig besef zullen hebben van het gevaar van vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor. Daarentegen zal het personeel dat de jongeren begeleidt wel op de hoogte worden gebracht van de risico's en kan hiermee rekening gehouden worden bij een calamiteit.

Bestrijdbaarheid
Bij een dreigende calamiteit is binnen de brandweerpost van Hoogeveen voldoende materieel aanwezig om een spoorketelwagon te koelen en het optreden van een BLEVE (grote vuurbal als gevolg van het ontsteken van een gaswolk) te voorkomen. Er zijn in de omgeving ondergrondse brandkranen aanwezig. De primaire bluswatervoorziening is dan ook voldoende.
Indien een BLEVE is opgetreden, is pas na opschaling voldoende materieel aanwezig voor het bestrijden van de calamiteit.

Bereikbaarheid
De bereikbaarheid van de locatie voor hulpdiensten is voldoende. De HVD kan geen inschatting geven of een dreigende BLEVE kan worden voorkomen, omdat dit afhankelijk is van de aanwezigheid van voldoende bluswater en het spanningsloos maken van de bovenleiding.

Wanneer een BLEVE is opgetreden dan zijn de inzetmogelijkheden van de brandweer zeer gering binnen een straal van 220 meter vanaf de calamiteit op het spoor. Er kan vanuit worden gegaan dat in dit geval dodelijke slachtoffers en gewonden zullen vallen.

Maatregelen

De HVD heeft nog geadviseerd om de onderstaande maatregelen toe te passen. Per maatregel zal worden aangegeven of hieraan invulling wordt gegeven.
Het gebruik van grote oppervlakten glas in de gevels dient te worden vermeden. Door grote glasoppervlakken te vermijden kan bij een BLEVE voorkomen worden dat er extra slachtoffers vallen door rondvliegend glas. Hier wordt rekening mee gehouden in het ontwerp van de gebouwen. In het architectonisch ontwerp is uitgegaan van smalle ramen.
Geadviseerd wordt om de gebouwen te voorzien van een ventilatiesysteem dat in één handeling uit te schakelen is. Bij verontreinigde buitenlucht (bijv door een toxisch scenario) kan de ventilatie snel uitgeschakeld worden om te voorkomen dat de lucht in het gebouw ook verontreinigd raakt. Een dergelijke ventilatievoorziening zal geplaatst worden.
De HVD adviseert een ontruimingsinstallatie met gesproken woord toe te passen. Met de lokale brandweer is echter afgesproken om een stil alarm op het DECT-systeem toe te passen van de BHV-ers en de begeleiders. Deze personen kunnen dan bepalen op welke wijze er vervolgens gehandeld moet worden. Deze werkwijze is voor de doelgroep effectiever en betrouwbaarder dan een gesproken alarm of slow-whoop.
De nooduitgangen dienen zoveel mogelijk van het spoor af geprojecteerd te zijn. Wanneer zich een ernstig incident op het spoor voordoet is het van belang dat vluchtwegen zoveel mogelijk van het spoor afgericht zijn om te voorkomen dat men richting het incident moet vluchten. Hiermee is in het ontwerp rekening gehouden. De nooduitgangen van het noordelijke gebouw zijn naar het binnenterrein aan de zuidzijde geprojecteerd. De nooduitgangen van het zuidelijke gebouw zijn eveneens naar het binnenterrein en naar de zuidzijde richting de Voltastraat geprojecteerd. In overleg met de lokale brandweer is de verzamelplaats bepaald op het binnenterrein.
De HVD adviseert om een toegangsweg tot het terrein te realiseren die van het spoor af gericht is. Wanneer zich een ernstig incident voordoet is het van belang dat men het terrein kan verlaten zonder daarbij eerst richting het incident te moeten vluchten. Hierin wordt voorzien. De toegangsweg ligt aan de oostzijde van het bouwperceel en gaat in zuidelijke richting naar de Voltastraat.

Conclusie groepsrisico
Aangezien er geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde, de kans op een calamiteit erg laag is, de groep fysiek wel zelfredzaam is, de bereikbaarheid relatief goed is evenals de bestrijdbaarheid, is het college van burgemeester en wethouders van mening dat de ontwikkeling op deze locatie acceptabel is. Mede gezien het feit dat de voorgestelde maatregelen worden doorgevoerd grotendeels conform het voorstel van de HVD, waarbij de effecten, voor zover mogelijk, tot een minimum worden beperkt.


Buisleidingen
In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen hoge druk aardgasleidingen. Een toets aan de regels, opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is dan ook niet noodzakelijk.

Hoogspanningslijnen
Ten noorden van het plangebied loopt een hoogspanningslijn van 110 kV. Deze hoogspanningslijn heeft een indicatieve zone van 50 meter aan weerszijden van het hart van de lijn. Het plangebied ligt buiten deze indicatieve zone, waardoor er vanuitgegaan kan worden dat de magneetveldsterkte kleiner is dan de grenswaarde van 0,4 µT. Er hoeft dan ook geen invulling te worden gegeven aan het advies van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (voorheen VROM) 'Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen' (oktober 2005, aanvulling 2008).