direct naar inhoud van Artikel 7 Kantoor
Plan: Stationsgebied 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20128026001-VG01

Artikel 7 Kantoor

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;'

met de daarbij behorende

  • b. daarboven gelegen woning ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen';
  • c. gebouwen;
  • d. bijgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. wegen en paden;
  • f. ontsluitingsweg ter plaatse van de gebiedaanduiding 'Vrijwaringszone - weg';
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Bebouwing

Voor het oprichten van bebouwing is, tenzij uit archeologisch onderzoek anders is gebleken, verkennend archeologisch onderzoek noodzakelijk indien de bebouwing meer bedraagt dan
500 m² en de bodemingreep dieper is dan 30 cm, met dien verstande dat :

7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen de volgende bepalingen gelden:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gebouwen dienen qua bouwaanduiding zoals weergegeven op de verbeelding en welke overeenkomt met de bouwaanduiding zoals genoemd in onderstaande matrix en de daarbij behorende maatvoering te voldoen aan de eisen die in de volgende matrix zijn gesteld;

bouw- aanduiding
 
Goothoogte (m)   Bouwhoogte (m)   Dakhelling (O)   kapvorm *  
  min   max   min   max   min   max    
sba-1     4     8   30   60   D  
sba-2     6     10   30   60   D/LA  
sba-3     24     24   0   0   P  
sba-4     10     13   0   0   P  
sba-5     11     19   12   18   LE (min. 70%)
P (max. 30%)  
sba-6     12     12   0   0   P  
sba-7     12     18   12   18   LE (min. 40%)
P (max. 60%)  
sba-8     12     18   12   18   LE (min. 70%)
P (max. 30%)  
sba-9     12     21   12   18   LE (min. 40%)
P (max. 60%)  
sba-10     15     15   0   0   P  
sba-11     3,5     9   0   60   P/D/LA  
Kapvorm *    
D   dwarskap  
LA   langskap  
P   platdak  
LE   lessenaarskap  

  • c. met uitzondering van de kantoorgebouwen waar een plat dak is voorgeschreven, zal de bovenste bouwlaag van de kantoorgebouwen in de vorm van een kap worden gerealiseerd, voor kantoorgebouwen met 'specifieke bouwaanduiding-7', 'specifieke bouwaanduiding-8' of 'specifieke bouwaanduiding-9' geldt dat de hoogste zijde van het gebouw zal zijn gesitueerd aan de weg- en spoorzijde;
  • d. per bouwperceel moet per 50 m2 brutovloeroppervlakte minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein worden gerealiseerd;
  • e. het kantoorgebouw met de 'specifieke bouwaanduiding-9' zal uit maximaal 3 bouwlagen bestaan in de zuidelijke bouwgrens, waarbij binnen het bouwvlak sprake is van een geleidelijke overgang naar 4 of 5 bouwlagen;
  • f. het kantoorgebouw met de 'specifieke bouwaanduiding-9' zal in de zuidelijke bouwgrens worden gebouwd;
  • g. van het kantoorgebouw met de 'specifieke bouwaanduiding-10' zal de bovenste bouwlaag ten opzichte van de voor- en achtergevel minimaal 2 meter terugliggend worden gebouwd;
  • h. binnen het bouwvlak met de 'specifieke bouwaanduiding-6' mag maximaal 1 vrijstaande kantoorgebouw worden gebouwd;
  • i. binnen het bouwvlak met de 'specifieke bouwaanduiding-10' mogen maximaal 2 vrijstaande kantoorgebouwen worden gebouwd;
  • j. voor kantoorgebouwen binnen de bouwvlakken met de 'specifieke bouwaanduiding-6' en 'specifieke bouwaanduiding-10' geldt, dat de ruimte tussen de kantoorgebouwen aan de stationszijde op het snijpunt van het verlengde van de voor- en zijgevel minimaal 14 meter bedraagt;
  • k. voor kantoorgebouwen binnen de bouwvlakken met de 'specifieke bouwaanduiding-6' en 'specifieke bouwaanduiding-10' geldt, dat de ruimte tussen de kantoorgebouwen aan de achterzijde ten minste 30 meter bedraagt.
7.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen, de volgende bepalingen gelden:

  • a. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag per bouwperceel maximaal 100 m² bedragen;
  • c. de bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 5 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 meter bedragen;
  • f. de dakhelling mag niet meer/minder dan 0o bedragen.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bepalingen gelden:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
7.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. sociale veiligheid;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 7.2.2 sub a en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
    • 2. lid 7.2.2 sub b en sub c voor wat betreft voorgeschreven kapvorm, kaprichting en het daarbij behorende dakhellingspercentage;
    • 3. lid 7.2.2 sub e en toestaan dat niet in de bouwgrens wordt gebouwd mits daarbij voor de aangrenzende woningen wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.
  • b. De in lid 7.4 genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 7.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichtingen(en);
  • b. het gebruik of laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.;