direct naar inhoud van 2.3 Ruimtelijke structuur plangebied
Plan: West 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20118025001-OH01

2.3 Ruimtelijke structuur plangebied

2.3.1 Ontstaansgeschiedenis en bebouwing

Van Echtens Morgenland dat een oude naam is voor de jonge gemeente Hoogeveen. Een naam met een dubbele betekenis. Op 20 december 1625 kocht Roelof van Echten van de boeren in de buurtschappen Steenbergen en Ten Arlo vijfduizend morgen veengebied. Een morgen was toen iets meer dan een hectare. Het was een uitgestrekt veengebied met het doel het te gaan ontginnen.

Voor het afgraven van het veen en het ontsluiten van het gebied stichtte hij in 1631 als 'projectontwikkelaar' de Compagnie van Vijfduizend Morgen. Na ruim drie eeuwen in 1934 werd de Compagnie opgeheven. Het oude 'morgenland' stond toen als 'land van morgen' aan het begin van een nieuwe ontwikkeling.

Er werd zo spoedig mogelijk begonnen met het graven van de Hoogeveensche Vaart en de eerste opgaande oostwaarts. In 1637 ligt het begin van Het Haagje er al, waar vanuit de eerste wijken werden gegraven, waarvan de eerste wijk de huidige Hoofdstraat is. Op het kruispunt van twee belangrijke kanalen ontstond de nederzetting. Hooch Echten en Nie-Echten waren de eerste namen van de nieuwe 'kolonie'. Het werd Echtens Hoogeveen, later afgekort tot Hoogeveen. Verveners, rentmeesters, ambachtslui en winkeliers vestigden zich rond een kruis van waterwegen, dat ontstond aan het eind van de Nieuwe Grift, de latere Hoogeveensche Vaart.

Deze waterwegen, de Eerste Wijk, het Oude Opgaande en het Sloodsche Opgaande voerden vanaf het kruis het veengebied in en dienden voor de afvoer van de turf. Parallel aan het Oude Opgaande groeven arbeiders op een onderlinge afstand van 160 meter niet minder dan 31 wijken. Die afstand was het maximale, wat een arbeider met een kruiwagen vol turf nog doelmatig kon afleggen. De Eerste Wijk is nu de Hoofdstraat van Hoogeveen.

Vanuit het Oude Opgaande werden opgaandes en wijken gegraven naar het oostelijke veencomplex. Hollandse financiers zorgden via de Hollandsche Compagnie voor het nodige kapitaal. Vandaar Hollandscheveld als naam van het grootste buitendorp van de gemeente.

Van oudsher ligt Hoogeveen op een kruispunt van wegen en tot ver in de vorige eeuw had Hoogeveen ook de vorm van een kruis. Het waren voornamelijk turfgravers, winkeliers, handelaren, ambachtslieden en schippers die zich in de nederzetting langs de kanalen vestigden, welke eeuwen geleden werden gegraven om de te vervenen gebieden te ontsluiten en de gewonnen turf af te voeren naar elders. Aanvankelijk ontwikkelde Hoogeveen zich dan ook langs het water rondom de kruising van enkele hoofdkanalen. In de volksmond wordt nog altijd gesproken van 'Het Kruis'.

Het Sloodsche Opgaande was de verbinding naar het zuiden, waar het dorp Alteveer is ontstaan. Rond 'Het Kruis' staan de oudste huizen van Hoogeveen. Enkele karakteristieke fraai gerestaureerde gevels herinneren aan de tijd van de vervening. Voorbeelden hiervan zijn het 'huis met de duivegaten' (thans een restaurant) en het pand van drogisterij Donker.

Toen de turf verdween, schakelden veel schippers over van de turf- op de vrachtvaart. Op de dalgrond kwamen ook bossen. Begin vorige eeuw bestond het grondgebied van Hoogeveen voor veertig procent uit bos. Het was toen de bosrijkste gemeente van Drenthe. Dank zij deze boscultuur ontstonden er houthandels en leerlooierijen.

Als veenkolonie was Hoogeveen toen uitgespeeld. Aanverwante bedrijven als scheepswerven, turfstrooiselfabrieken, steenfabrieken en kalkbranderijen verdwenen. Veel veenarbeiders, vooral in de dorpen, schakelden over naar de landbouw. Hoogeveen groeide daardoor tot een agrarisch centrum. Het grote weidegebied met zijn veeteelt zorgde voor een bloeiende veemarkt, die een van de zeven grootste veemarkten van ons land was.

De vele tientallen kleine ambachtsbedrijven vormden samen met de landbouwproductie de kraamkamer van de industrie. In 1896 werd de Coöperatieve Zuivelfabriek gesticht, nu de Kaasfabriek DOC. In 1924 volgde de blikfabriek Drenthina, die uitgroeide tot een onderdeel van het Thomassen en Drijver-concern. In 1929 kwam de Kennemer Conservenfabriek Lukas Aardenburg. Deze fabriek (later onderdeel van Unilever) was sterk afhankelijk van land- en tuinbouw.

Na de Tweede Wereldoorlog zijn de kanalen gedempt en ontstond er een kruis van wegen. Van dit kruis van waterwegen is overigens de naar het noorden gerichte arm al in 1949 gedempt (de tegenwoordige Hoofdstraat).

De ontwikkeling van Hoogeveen kwam na de Tweede Wereldoorlog in een stormachtige versnelling. Industrieën van formaat zoals Philips, Fokker en Standard Electric vestigden zich hier. Dit was mede mogelijk dankzij de faciliteiten, die Den Haag aan Hoogeveen toekende. De industriestad noemde zich voortaan 'Dynamische kern van Drenthe'.

De eerste na-oorlogse bevolkingsgroei kon nog worden opgevangen binnen de bestaande kom. Daarna verrezen nieuwe woonwijken rond het oude centrum, waarvan in 1948 Tuindorp de eerste was. De Verzetsbuurt, de Zeehelden-, de Dichters en de Schildersbuurt volgden. Door de toevloed van nieuwe werkers in de industrie was Hoogeveen in de jaren zestig de snelst groeiende plaats van ons land.

De oude naam 'Het Kruis' bleef in ere. Enkele oude klapbruggen over de kanalen kregen een nieuwe functie over het water in het Sterrenpark en het Steenbergerpark.

Met de demping van de drie overgebleven waterwegen is in 1971 een aanvang gemaakt, nadat de naar het zuiden gerichte arm, het Alteveerse Opgaande, in 1965 reeds grotendeels was gedempt. Het kruis is daarmee weer in ere hersteld, zij het nu als wegenkruis.

De demping van de Hoogeveensche Vaart, de levensader van de stad en de kanalen in het centrum waren een revolutionaire ingreep in een eeuwenoud en vertrouwd stramien. Het was een keerpunt in de lokale geschiedenis en leidde naar een nieuwe expansie van Hoogeveen. Door de demping werden ideale verkeersvoorzieningen mogelijk.

Aan de westzijde van het stadscentrum is na 1955 Plan West gerealiseerd, de eerste grotere uitbreiding ten behoeve van woningbouw in westelijke richting. Het gebied wordt van noord naar zuid doorsneden door de van Limburg Stirumstraat en van oost naar west door twee groenzones. In de noordelijke groenzone ligt het raadhuis.

De oostelijk rand is in verband met de ligging aan de parkeerpleinen achter de bebouwing aan de Hoofdstraat geïntegreerd in het centrumplan. In de noordelijke zones zijn naast bijzondere woonvormen (woonzorgcomplexen), veel eengezinswoningen te vinden, die deels projectmatig en deels als individueel bouwplan tot stand zijn gekomen. Projectmatig gebouwde eengezinswoningen zijn vooral aan de oostzijde van het gebied, tegen het stadscentrum aan, gelegen, terwijl de gestapelde bouw meer naar het westen is te vinden.

Het wonen in verschillende vormen blijft de belangrijkste functie in dit gebied. Behoud van differentiatie van dichtheden en inrichting zijn de doelstellingen die voor dit woongebied bijzonder van toepassing zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20118025001-OH01_0003.jpg"

Afbeelding 3 Groenstructuur

2.3.2 Groen

Bij de openbare groenvoorzieningen is een zestal elementen te onderscheiden, te weten:

  • de groene ruimte aan de oostzijde van de Griendtsveenweg met een hoofdstructuur van bomen van de 1e en 2e grootte (samenhang in soort);
  • aan de noordzijde van de Rembrandtstraat het Burgemeester Tjalmapark (park op wijkniveau);
  • de grasbermen rond de vrijstaande woningen aan de Ferdinand Bolstraat, de Mesdagstraat, de Bosboomstraat en de Jozef Israëlsstraat; 
  • de twee noord-zuid gerichte groene ruimtes zowel ten noorden van de Vermeerstraat als ten zuiden van de van der Helststraat;
  • het kleinschalige buurtgroen.

Speelvoorzieningen zijn te vinden ten noorden van de Ferdinand Bolstraat in het verlengde van de Eisenhowerstraat en in de groene ruimte ten noorden van de van Goghlaan.

2.3.3 Wegen en parkeren

In februari 2008 is de Mobiliteitsvisie door de gemeenteraad vastgesteld. In deze visie is opgenomen om één keer in de vijf jaar een parkeeronderzoek in de dorpen en in de woonwijken uit te voeren. Het doel van dit parkeeronderzoek is inzicht te verkrijgen in de parkeersituatie. In juni 2011 hebben twee inventarisaties naar het aantal geparkeerde personenauto's plaatsgevonden.

Het onderzoeksgebied is opgedeeld in clusters. Een cluster is een verzameling van woningen die bij elkaar horen met de bijbehorende straat en parkeerplaatsen. Per cluster heeft een inventarisatie plaatsgebonden van de parkeermogelijkheden en van de verschillende woningtypen. Norm daarbij is dat het qua loopafstand nog acceptabel moet zijn dat iemand zijn auto parkeert aan de ene kant van de cluster terwijl hij woonachtig is aan de andere kant van de cluster.

Globaal gehanteerde conclusies wat betreft de parkeerbezetting zijn:

  • geen probleem bij een bezetting lager dan 80%;
  • bij een bezetting van hoger dan 80% kan op korte termijn een parkeerprobleem ontstaan;
  • bij een bezetting hoger dan 100% kan geconcludeerd worden dat er een parkeerprobleem is.

In bestaande woongebieden waarbij het aantal beschikbare parkeerplaatsen binnen een cluster van straten minder is dan 1 per woning, zorgt de gemeente voor de aanvulling tot de norm van
1 parkeerplaats per woning, Indien de benodigde fysieke en/of financiële ruimte hiervoor beschikbaar is.

In bestaande woongebieden waar het aantal beschikbare parkeerplaatsen binnen een cluster van straten per woning meer is dan 1 per woning, is het beleid gericht op het optimaal benutten en verdelen van schaarse parkeerruimte.

Het merendeel van de woningen in het gedeelte van de wijk West binnen het onderhavige plangebied (circa 60% van in totaal bijna 325 woningen) zijn rijtjeswoningen en gestapelde woningen. Van alle woningen heeft circa 65% de mogelijkheid om de auto op eigen terrein te parkeren. Parkeren op de openbare weg vindt voornamelijk plaats in parkeervakken of parkeerhavens. In totaal zijn er bijna 500 parkeerplaatsen, wat het parkeeraanbod in deze wijk op gemiddeld 1,50 parkeerplaatsen per woning brengt.

Wat de bezettingsgraad betreft, is gebleken dat er in deze wijk weinig problemen zijn voor wat betreft het parkeren, omdat van de 24 clusters slechts 2 clusters, de Frans Halsstraat en de Jan Steenstraat, een bezettingsgraad van meer dan 80% hebben.

Het parkeeraanbod in deze straten is weliswaar aan de lage kant, maar voor deze clusters is in de directe omgeving op loopafstand nog meer dan voldoende vrije parkeerplaatsen beschikbaar. Op dit moment is het niet noodzakelijk om extra parkeervoorzieningen te realiseren.