direct naar inhoud van Artikel 7 Bedrijventerrein
Plan: Hollandscheveld 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20118024001-OH01

Artikel 7 Bedrijventerrein

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, behorende tot categorie 1, 2 en 3.2, zoals genoemd in de Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - 2 ;
  • b. volumineuze detailhandel;
  • c. winkel ter plaatse van de functieaanduiding 'detailhandel';
  • d. e-commerce;

met de daarbij behorende:

  • e. bedrijfsgebouwen;
  • f. bedrijfswoningen;
  • g. bijgebouwen en aan- en uitbouwen ten behoeve van bedrijfswoningen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • i. tuinen, erven en terreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. wegen en paden;
  • k. verhardingen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. nutsvoorzieningen;
  • o. geluidswerende voorzieningen;
  • p. water;
  • q. opslag van naar de aard van het bedrijf gerelateerde goederen op open terrein, uitsluitend achter en ter weerszijden van het bedrijfsgebouw;

met inachtneming van het volgende:

  • r. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid in richtingen (Bevi) van 27 oktober 2004 zijn niet toegestaan;
  • s. detailhandelsbedrijven ter plaatse van de functieaanduiding 'detailhandel';
  • t. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
  • u. geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • v. leisureactiviteiten zijn niet toegestaan;
  • w. brandstofverkooppunten zijn niet toegestaan.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Bebouwing
  • a. Voor het oprichten van bebouwing is, tenzij uit archeologisch onderzoek anders is gebleken, verkennend archeologisch onderzoek noodzakelijk indien de bebouwing meer bedraagt dan 500 m² en de bodemingreep dieper is dan 30 cm,
  • b. voor het bouwen van bebouwing geldt per bouwperceel een maximaal bebouwingspercentage van 70 %, met dien verstande dat: 
7.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van bedrijven, (bedrijfsgebouwen) de volgende bepalingen gelden:

  • a. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het begane grondoppervlak van het bedrijfsgebouw tenminste 150m2 zal bedragen
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 7 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 9 meter bedragen;
  • e. de dakhelling mag niet meer dan 60° bedragen;
  • f. de afstand tot de perceelgrenzen mag niet minder dan 2,5 meter bedragen.

7.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen de volgende bepalingen gelden:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen;
  • c. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m² bedragen; ;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 2,5 meter bedragen;
  • e. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 9 meter bedragen;
  • g. de dakhelling van de bedrijfswoning mag niet minder dan 30° niet meer dan 60° bedragen;
7.2.4 Bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, bij een bedrijfswoning de volgende bepalingen gelden:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 100 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • c. Indien het bijgebouw wordt voorzien van een kap, dan dient de dakhelling minimaal 300 en maximaal 60o te bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 7,5 meter bedragen;
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 2,5 meter bedragen.
  • f. een bijgebouw dient minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bepalingen gelden:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1 meter  bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;;
  • b. de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten ;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het beopaalde in:
    • 1. lid 7.2.2 sub a en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 10 m² bedraagt;
  • b. De in lid 7.4 sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend mits geen aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 6. de brandveiligheid;
7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 7.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor opslag van goederen op eigen terrein voor het bedrijfsgebouw;
  • b. het gebruik van de gronden en/of de bouwwerken ten behoeve van:
    • 1. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 oktober 2004;
    • 2. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' en detailhandel in auto's, motorfietsen, boten en caravans;
    • 3. leisureactiviteiten;
    • 4. brandstofverkooppunten.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 en toestaan dat:

  • a. bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane bedrijven, mits het geen geluidszoneringsplichtige inrichting betreft;
  • b. de in lid 7.6 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 6. de brandveiligheid.