direct naar inhoud van Artikel 15 Water
Plan: Zuideropgaande 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20118023001-VG02

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. water;
  • c. wijken;
  • d. stuwen;
  • e. oever;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. taluds en groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen, sluizen en/of duikers, en zinkers.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van de waterbeheersing, waarvoor de volgende bepalingen gelden:

  • a. de hoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 25 m 2 bedragen;
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.

15.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 15.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van gronden:

  • a. staan- of ligplaats voor onderkomens;
  • b. als stortplaats voor puin- of afvalstoffen;
  • c. voor het permanent opslaan van goederen.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en wethouders de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het dempen van wijken en andere watergangen;
    • 2. het aanleggen en aanbrengen van kaden, aanlegplaatsen en beschroeiingen.
  • b. Een vergunning als bedoeld in lid 15.4 sub a kan alleen worden verleend indien:
    • 1. geen afbreuk wordt gedaan aan de geschiktheid van de gronden voor de aangegeven bestemming;
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan het karakter en type van het landschap.
  • c. Aan de in lid 15.4 sub a genoemde vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van maatregelen waardoor de gronden geschikt blijven voor de aangegeven bestemming;
    • 2. de verplichting tot het treffen van maatregelen ten behoeve van het in stand houden van het karakter en type van het landschap.
  • d. Het in lid 15.4 sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. plaatsvinden overeenkomstig de verleende vergunning;
    • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpplan.