direct naar inhoud van 6.3 Verklaring van de bestemmingen
Plan: Fluitenberg, deelplan uitbreiding woningbouw 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20118010002-VG01

6.3 Verklaring van de bestemmingen

In deze paragraaf wordt een verklaring gegeven van de inhoud van de bestemmingen. Deze inhoud is af te lezen van de bestemmingen en de aanduidingen op de verbeelding en in tekst verklaard in de regels. De bestemmingen worden in alfabetische volgorde besproken.

6.3.1 Agrarisch

Het als 'Agrarisch' bestemde gedeelte binnen het plangebied omvat een stuk weiland.

6.3.2 Groen

In het bestemmingsplan wordt het openbare groen bestemd als "Groen". Naast groenvoorzieningen zijn fiets- en voetgangerspaden toegestaan, alsmede water, speelvoorzieningen en zend-/ontvangstinstallaties ten behoeve van de openbare orde .

6.3.3 Tuin

Meestal liggen deze gronden tussen de voorgevel van de gebouwen en de openbare weg. Ook kan aan de zijkant van de gebouwen deze bestemming gelegen zijn, om een bepaalde openheid te kunnen houden. Toegangspaden en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan.

6.3.4 Verkeer

Onder deze bestemming vallen alle wegen binnen het plangebied. Ook de parkeervoorzieningen, en ondergeschikte groenvoorzieningen zijn hierbij opgenomen.

6.3.5 Wonen

In het plangebied worden vrijstaande, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen gerealiseerd. Voor de verschillende woningtypen zijn door middel van specifieke bouwaanduidingen passende maxima voor de goot- en bouwhoogte, dakhelling en kapvorm aangegeven.

Afhankelijk van de grootte van het bouwperceel kan de oppervlakte voor bijgebouwen vergroot worden tot een maximum van 200 m², mits het bijbehorende erf minstens voor de helft vrij van bebouwing blijft en de afstand tussen de woning en het bijgebouw maximaal 30 meter bedraagt. Bovendien dient de situering van de bijgebouwen aan te sluiten bij het aanwezige bebouwingspatroon, waarbij ook rekening moet worden gehouden met het uitzicht van omliggende woningen.

In het algemeen mogen woningen en de daarbij behorende bijgebouwen gedeeltelijk worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. Dit betekent dat slechts maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen tot niet meer dan 75 m² gebruikt mag worden voor het aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit.

Door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kan mantelzorg worden toegestaan in een al dan niet vrijstaand bijgebouw. Hieraan wordt de voorwaarde verbonden dat de vergunning vervalt op het moment dat de mantelzorg wordt beëindigd.

6.3.6 Overige regelingen

In dit bestemmingsplan worden de gronden in het plangebied voor verschillende doeleinden bestemd. Daarbij worden regels gegeven voor het gebruik van de gronden en van de gebouwen, voor zover dat in het belang van een goede ruimtelijke ordening nodig is.

Een bestemmingsplan bevat dus niet alle regels die het bouwen op en het gebruik van de grond regelen. Zo zijn er bijvoorbeeld nog andere gemeentelijke verordeningen, de milieuwetten en de waterschapskeur, waarin eisen en beperkingen kunnen voorkomen, waarover het bestemmingsplan zich niet uitspreekt. Bij een procedure waarbij vergunningen (bijvoorbeeld een omgevingsvergunning voor het bouwen) worden verleend, kunnen die andere regels beperkingen opleggen op andere gronden dan planologische.

Het betreft een grotendeels flexibel plan, waarbinnen nieuwe ontwikkelingen worden gestimuleerd. Mochten zich gedurende de looptijd van het plan nieuwe wensen openbaren, dan kunnen deze binnen de grenzen die in het plan zijn aangegeven nader gestalte krijgen, omdat bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels of van de specifieke gebruiksregels of via een wijzigingsbevoegdheid.