direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Fluitenberg, deelplan uitbreiding woningbouw 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20118010002-VG01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik;
  • b. houtwal/-singel;

met de daarbij behorende

  • c. water;
  • d. sloten, bermen en beplanting;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf-/terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter  bedragen.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en wethouders de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of anderszins wijzigen van de bodemstructuur;
    • 2. het graven en dempen van waterpartijen en watergangen;
    • 3. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport-, en of communicatieleidingen; of
    • 4. overige activiteiten die de bodemopbouw ter plaatse verstoren.
  • b. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
  • c. Een vergunning als bedoeld in lid 3.3 sub a kan alleen worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld door de uitvoering van een archeologische opgraving door een daartoe deskundig bureau die beschikt over de juiste vergunningen;
    • 2. In voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • d. Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
  • e. Het in lid 3.3 sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud en gebruik betreffen;
    • 2. het aanbrengen van drainage;
    • 3. het zaaien en oogsten;
    • 4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpplan;
    • 5. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
    • 6. niet dieper gaan dan 30 cm beneden maaiveld;
    • 7. niet bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur tot maximaal 10 cm onder de ploegdiepte van maximaal 30 cm;
    • 8. een kleiner oppervlak dan 500 m2 beslaan.