direct naar inhoud van 9.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Plan: Buitengebied Noord, deelplan Nijstad 11a, 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20118006006-VG01

9.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van inspraak heeft het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied Noord, deelplan Nijstad 11a, 2010 vanaf 2 september 2010 gedurende zes weken ter inzage gelegen in de gemeentewinkel in het Compagnieshuis, Raadhuisplein 24 in Hoogeveen. Het plan kon ook worden ingezien op de website www.bestemmingsplannenhoogeveen.nl. Gedurende deze termijn zijn er geen inspraakreacties ingekomen.

In het kader van vooroverleg is het voorontwerpbestemmingsplan aan diverse instanties toegezonden met het verzoek advies uit te brengen. Daarvan hebben de volgende instanties gebruikgemaakt:

  • VROM-Inspectie: geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
  • Gemeente De Wolden: geen opmerkingen.
  • ProRail: geen opmerkingen.
  • Provincie: geen provinciaal belang in het plan opgenomen.
  • Gasunie: wel enkele opmerkingen, zie navolgende paragraaf.
  • Kpn: enkele opmerkingen, zie navolgende paragraaf.

De overlegreacties zijn opgenomen in de bijlagen.

Overlegreacties

Gasunie

Opmerking
De Gasunie heeft gereageerd op het plan. Ten aanzien van het externe veiligheidsbeleid geeft de Gasunie aan dat naar verwachting in 2011 het nieuwe externe veiligheidsbeleid in werking zal treden door middel van de AmvB Buisleidingen. De circulaire 'Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen' uit 1984 komt daarmee te vervallen. Sinds 1 september 2010 dienen externe veiligheidsrisico's van ondergrondse hoge druk aardgastransportleidingen berekend te worden, met behulp van het rekenpakket 'CAROLA'.

Reactie
De toelichting wordt aangevuld met een beschrijving van de nieuwe wetgeving ten aanzien van buisleidingen.

Opmerking
De regionale transportleiding is correct op de kaart aangegeven. Er liggen echter nog twee andere leidingen, waarvan de Gasunie verzoekt deze eveneens op de verbeelding op te nemen.

Reactie
De twee andere leidingen zijn op de verbeelding opgenomen.

Opmerking
In artikel Leiding-Gas is het oprichten van bebouwing en het uitvoeren van een aantal werkzaamheden vergunningplichtig gesteld. De opgenomen bepalingen waarborgen echter onvoldoende een veilig en bedrijfszeker gastransport en beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving. De Gasunie geeft een lijst van werkzaamheden welke in de 4 m- of 5 m-zone aan weerszijden van de hartlijn niet zijn toegestaan.

Reactie
Het voorstel van de Gasunie is overgenomen.

KPN Telecom B.V.

Opmerking
KPN Telecom B.V. verzoekt bij nadere uitwerking van het plan zowel rekening te houden met de belangen van KPN als met de belangen van de burgers en de bedrijven van de plaats Hoogeveen. In hoofdlijnen bestaan deze uit de volgende zaken:

  • het creëren van kabeltracés aan beide zijden van nieuwe wegen;
  • het handhaven van bestaande kabeltracés binnen het plangebied;
  • het vrijhouden van de nieuwe en bestaande tracés van bomen, beplanting en/of andere obstakels;
  • het in overleg beschikbaar stellen van ruimten voor het plaatsen van kabelverdeelkasten van KPN;
  • het bieden van alternatieve routes van kabeltracés in openbare gronden die aan de openbaarheid worden onttrokken.

Reactie
Er is ruimte gereserveerd langs de weg ten behoeve van de nutsvoorzieningen. De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voorliggende plan.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Noord, deelplan Nijstad 11a heeft van 27 juli t/m 6 september 2011 zes weken ter inzage gelegen. Binnen de periode dat het bestemmingsplan ter inzage gelegen heeft is er één zienswijze ingediend.

Opmerking ten aanzien van landschappelijke inpassing:
De appellant stelt dat het landschappelijk inpassingsplan niet in de bijlage van de regels is opgenomen, maar in de bijlage van de toelichting, waardoor het landschappelijk inpassingsplan geen juridische binding heeft.

Reactie gemeente:
Het landschappelijk inpassingplan zal in het vastgestelde plan als bijlage worden toegevoegd in de regels en niet meer in de toelichting zoals in het ontwerp bestemmingsplan het geval is geweest.

Opmerkingen ten aanzien van fokkerijen, mesterijen en/of pluimvee:
Artikel 3.4 van de regels geeft B&W de mogelijkheid om, middels een omgevingsvergunning, af te wijken van de bouwregels voor bijvoorbeeld "een vergroting van het bouwvlak" , mits gebouwd wordt "binnen het bouwvlak". Deze bepaling spreekt zichzelf tegen.
Daarnaast zijn er bij de afwijkingsmogelijkheid geen beperkingen opgenomen ten aanzien van
bijvoorbeeld de maximale vergroting van het bouwvlak of situering waardoor het bouwvlak,
door middel van een omgevingsvergunning, onbeperkt vergroot mag worden.

Reactie gemeente:
In artikel 3.4 sub a is een verkeerde woordkeuze gebruikt. In het bestemmingsplan wordt over vergroting van het bouwvlak gesproken, terwijl bedoeld wordt: " een vergroting van bebouwing ". Hetgeen hiervoor beschreven is kan middels omgevingsvergunning geregeld worden, ook omdat in artikel 3.4 sub b, aangegeven wordt dat de vergroting van de bebouwing geen negatieve invloed mag hebben op de ontwikkelingsmogelijkheden van andere gronden en gebouwen. Daarnaast is één van de voorwaarden van binnenplanse afwijking, dat binnen het bouwvlak gebouwd wordt.
In het vastgestelde plan zal het woord bouwvlak gewijzigd worden in het woord bebouwing.

Opmerking ten aanzien van mestopslagplaatsen:
In artikel 3.6 is opgenomen dat, middels een omgevingsvergunning, B&W kunnen afwijken van het gebruik van mestopslagplaatsen, die niet als bouwwerk worden aangemerkt, tot een inhoud van 2.500 m3, buiten het bouwvlak. Bij de hiervoor genoemde afwijkingsmogelijkheid zijn geen verdere beperkingen of voorwaarden opgenomen.
De appellant is van mening dat, in het nieuwe bestemmingsplan ook bij een afwijking van de gebruiksregels bepaald moet zijn dat dit geen negatieve invloed mag hebben op de gebruiksmogelijkheden en/of ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden.
De appellant verzoekt om op dit punt het bestemmingsplan aan te passen en belangen van omliggende bedrijven en woningen te waarborgen in het bestemmingsplan.

Reactie gemeente:
Artikel 4.1 van de toelichting geeft aan dat gekozen is voor een ruim bouwperceel, zodat alle bedrijfsactiviteiten, inclusief mest- en kuilvoeropslag, binnen het bouwperceel plaatsvinden. De gemeente is van mening dat het tegenstrijdig is, wanneer gekozen wordt voor een ruim bouwvlak, zodat alle bedrijfsactiviteiten hierin kunnen vallen, en vervolgens het bestemmingsplan de mogelijkheid geeft om buiten het bouwvlak tot een maximum van 2500 m3 bouwwerken geen gebouwen zijnde, op te richten. Daarom wordt ervoor gekozen artikel 3.6 in het vast te stellen bestemmingsplan te schrappen.

Opmerkingen ten aanzien van de milieuparagraaf:
De milieuparagraaf heeft een aantal onvolkomenheden. Het is niet duidelijk of de uitbreiding van het bestaande agrarische bedrijf van de heer Neutel negatieve gevolgen heeft voor het huidige tuincentrum en de kwekerij en de ontwikkelingsmogelijkheden voor beide bedrijven. De appellant is voornemens het tuincentrum binnen een periode van 5 jaar uit te breiden. Er is hierover nog geen contact geweest met de gemeente. De appellant wil weten of de uitbreiding van het bouwblok van de heer Neutel uw tuincentrum beperkt of mogelijke uitbreiding van uw bedrijf beperkt.

Reactie gemeente
Bij het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Noord, deelplan Nijstad 11a te Hoogeveen is rekening gehouden met de bestaande situatie rondom het plangebied. Wij kunnen bij deze beoordeling niet anticiperen op mogelijk toekomstige uitbreidingsplannen, die niet concreet zijn, van bedrijven die in de nabijheid van het plangebied liggen.
Het bedrijf aan Nijstad 11a is een melkrundveehouderij. De bedrijfsactiviteiten vallen op dit moment onder het Besluit landbouw milieubeheer. Uitbreiding van het bouwblok biedt de mogelijkheid om het aantal dieren uit te breiden. Afhankelijk van het aantal dieren, dient het bedrijf in de toekomst mogelijk een omgevingsvergunning aan te vragen. Met name geurhinder en geluidhinder zijn factor die van invloed kunnen zijn op de omgeving.

Geurhinder
Om te bepalen of sprake is van een acceptabele geurhinder voor de omgeving wordt iedere uitbreiding in vee, getoetst aan het gestelde in het Besluit landbouw milieubeheer. Als het bedrijf vergunningplichtig wordt als gevolg van de uitbreiding dan wordt de geurhinder getoetst aan de Wet geurhinder en veehouderij (hierna: Wgv).

Voor veehouderijen die onder het Besluit landbouw milieubeheer vallen gelden de volgende afstanden:

  • 100 meter tot een object categorie I en II,
  • 50 meter tot een object categorie III, IV en V.


Het bedrijf van de heer Neutel ligt in een gebied dat getypeerd kan worden als een omgevingstype IV. Onder een object categorie IV wordt verstaan een woning behorende bij een agrarisch bedrijf niet zijnde een veehouderij met meer dan 50 mestvarkeneenheden en verspreid liggende niet-agrarische bebouwing. Dit betekent dat een afstand van maximaal 50 meter moet worden aangehouden tot een geurgevoelig object en de dichtstbijzijnde emissiepunt van de stallen.

In de Wgv zijn geen geuremissiefactoren vastgesteld voor melkrundvee. Voor deze diercategorie zijn vaste afstanden opgenomen en hoeft niet getoetst te worden aan de geurnormen uit de Wgv. In de Wgv is opgenomen dat de afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, en een geurgevoelig object ten minste 50 meter moet bedragen, indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom ligt.

De afstand tussen de dichtstbij gelegen stal op Nijstad 11a en uw perceelsgrens bedraagt ca. 110 meter. Er kan dus ruimschoots worden voldaan aan de vaste afstand die op grond van het Besluit landbouw milieubeheer dan wel de Wgv in acht moet worden genomen.

Geluid
In het Besluit landbouw milieubeheer of een omgevingsvergunning zijn geluidnormen opgenomen waaraan een bedrijf moet voldoen. Hierdoor wordt geluidhinder tot een acceptabel niveau beperkt.


Conclusie
Op grond van bovenstaande wordt het bedrijf van de appallant op dit moment niet beperkt door de uitbreiding die in het bestemmingsplan Buitengebied Noord, deelplan Nijstad 11a te Hoogeveen is opgenomen.

Indien de uitbreidingsplannen van de appellant passen binnen het bestemmingsplan dan zullen de bedrijfsactiviteiten inclusief de uitbreiding getoetst worden aan de dan geldende milieuwet- en regelgeving. Indien de uitbreidingsplannen niet passen binnen het geldende bestemmingsplan dan zal de gemeente op dat moment een afweging maken of het bestemmingsplan gewijzigd kan worden of dat de bestemming en de huidige mogelijkheden gehandhaafd blijven.


Opmerkingen ten aanzien van seksinrichtingen:
In artikel 7 is een algemene wijzigingsregel opgenomen, waardoor B&W bevoegd zijn het plan, voor zover het betreft de (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen met bijbehorende erven, te wijzigen ten behoeve van een seksinrichting. In het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Noord is in artikel 15 opgenomen dat inrichtingen ten behoeve van de bedrijfsmatige exploitatie van een seksinrichting niet in het bestemmingsplan zijn inbegrepen. Tevens zijn in het vigerende plan geen wijzigingsmogelijkheden ten behoeve van een seksinrichting opgenomen.
De appellant is van mening dat een seksinrichting niet gewenst is op het perceel Nijstad 11a. Ten eerste vreest de appellant voor een verslechtering van de concurrentiepositie van ons tuincentrum ten opzichte van andere tuincentra in Hoogeveen en omstreken. Ten tweede men bang voor een waardedaling van ons eigendom. Ten derde vreest men voor hinder en overlast van de seksinrichting.
Verder is in artikel 7 is de beperking opgenomen dat een seksinrichting alleen is toegestaan indien, onder andere, afschermende beplanting aanwezig is dan wel wordt aangebracht. Uit de toelichting bij het bestemmingsplan blijkt echter dat het plangebied ligt in een open landschap. Verder is beschreven dat het niet gewenst is het hele erf te omringen met afschermende beplanting, uitgaande van de openheid en leesbaarheid van het landschap. Waarom vindt u het ten behoeve van een seksinrichting wel wenselijk om van de landschappelijke kenmerken af te wijken en landschappelijke waarden aan te tasten?

Reactie gemeente:
In Artikel 3.5, sub a is reeds in het bestemmingsplan opgenomen dat een seksinrichting niet is toegestaan. De bepaling in artikel 7 sub d zal geschrapt worden aangezien ten behoeve van een seksinrichting ook in het vigerende plan geen mogelijkheid tot wijziging in het bestemmingsplan is opgenomen.