direct naar inhoud van 5.4 Natuur en Ecologie
Plan: Buitengebied Noord, deelplan Nijstad 11a, 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20118006006-OH01

5.4 Natuur en Ecologie

Om de uitvoerbaarheid van dit plan te toetsen, is een ecologische inventarisatie uitgevoerd naar de aanwezige natuurwaarden in het plangebied. Tevens is gekeken naar effecten op beschermde gebieden in de omgeving. Het doel hiervan is om na te gaan of een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en/of een oriënterend onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 of de Ecologische Hoofdstructuur noodzakelijk is. Het plangebied is hiertoe op 15 oktober 2008 bezocht door de heer drs. M. van Dinther (ecoloog BügelHajema Adviseurs).

Gebiedsbescherming

Voor wat betreft de gebiedsbescherming geldt dat in en in de nabijheid van het plangebied geen sprake is van gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied, in de zin van de Europese Vogel- of Habitatrichtlijn. Het meest nabijgelegen Natura-2000 gebied uit de Natuurbeschermingswet 1998 betreft het Dwingelderveld (Habitat- en Vogelrichtlijn) op ruim 7 km afstand van het plangebied. Hoewel dit gebied op ruime afstand van het plangebied ligt vormt de aard van de uitbreiding, namelijk het mogelijk maken van een uitbreiding in vee, een aandachtspunt. In het kader hiervan is mogelijk een vergunning nodig in het kader van de Natuurbeschermingswet. De provincie Drenthe is hiervoor het bevoegd gezag namens het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I).

Op circa 300 meter ten noorden van het plangebied ligt een gebied dat behoort tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) Hier liggen graslanden die onderdeel uitmaken van het beekdal van het Oude Diep. Deze gebieden vormen geen belemmering voor het plangebied.

Soortenbescherming
Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Flora- en faunawet wet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn of worden aanwezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden, dat planten niet geplukt of verzameld mogen worden en dat het niet is toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.

Uit de informatie op de website van Het Natuurloket (kilometerhok 225-525, d.d. 14 oktober 2008) en het veldbezoek komt naar voren dat de ecologische kwaliteiten van het plangebied beperkt zijn. Binnen het bestemmingsplangebied zijn - met uitzondering van broedvogels en zoogdieren- geen juridisch zwaarder beschermde soorten van Flora en faunawet Tabel 2/3 of ´bedreigde´ of ´ernstig bedreigde´ soorten van Rode lijsten bekend.

Ten aanzien van broedvogels dient gedurende de werkzaamheden rekening gehouden te worden met het broedseizoen. Men kan er in dit plangebied van uitgaan dat geen verbodsbepalingen worden overtreden, als buiten het broedseizoen wordt gewerkt of als voor het broedseizoen wordt begonnen en de werkzaamheden continu voortduren. Als werkzaamheden voor het broedseizoen worden gestart en continu voortduren, zullen broedvogels een rustiger broedplaats (op enige afstand) zoeken en niet door de werkzaamheden worden gestoord. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd in het kader van de Flora- en faunawet. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen van ongeveer 15 maart tot 15 juli loopt.

Bij ruimtelijke ingrepen en activiteiten in het bestemmingsplangebied dient altijd rekening gehouden te worden met de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten uit de Flora- en faunawet. Voor elk voornemen waarvan niet met zekerheid is uit te sluiten dat er effecten op beschermde soorten optreden is een toetsing aan de Flora- en faunawet noodzakelijk.