direct naar inhoud van 5.2 Archeologie en Cultuurhistorie
Plan: Buitengebied Zuid herziening 2007, deelplan de Weideruiters 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20118000006-VG01

5.2 Archeologie en Cultuurhistorie

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg als onderdeel van de Monumentenwet in werking getreden. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen en projecten rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.

Het plangebied is niet aangewezen als een terrein van archeologische waarde (AMK). De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) geeft een globaal inzicht in de kans op het aantreffen van archeologische resten in de bodem. Voor het plangebied geldt een middelhoge trefkans. Er kan dan ook niet worden uitgesloten dat zich archeologische resten in de bodem bevinden. Hierom is advies ingewonnen bij het Drents Plateau. Dit advies is hieronder samengevat.

Advies

Voor de locatie zijn geen archeologische vindplaatsen bekend. Volgens het provinciaal archeologiebeleid geldt er voor een locatie met een middelhoge trefkans een vrijstelling van archeologisch onderzoek bij bodemingrepen dieper dan 30 cm en met een oppervlakte van minder dan 500 m2. In het kader van de ontwikkeling van gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaarten wordt deze grens, met goedvinden van de provincie, verruimd naar 1000 m2.

Als voor de bouw van de rijhal de totale oppervlakte van de bodemverstoring dieper dan 30 cm binnen deze onderzoeksvrijstelling blijft, is geen verkennend archeologisch onderzoek noodzakelijk. Wel blijft de meldingsplicht conform artikel 53 van de Monumentenwet van kracht. Dit houdt in dat wanneer er tijdens de uitvoering van dit bestemmingsplan toch archeologische resten worden gevonden, de inititatiefnemer dit onmiddellijk dient te melden bij provinciaal archeoloog

Conclusie

De beoogde rijhal heeft een oppervlakte van ruim 1500 m2. De bebouwing wordt gefundeerd op 50 ondiepe betonplaten van 1,5 bij 1 meter. Daarnaast worden er enkele palen (tot 82 cm onder maaiveld) geslagen. De totale oppervlakte van de fundering bedraagt minder dan 100 m2. Het oppervlak binnen de rijhal wordt ingericht als paardenbak. Hiervoor zijn slechts oppervlakkige ingrepen noodzakelijk.

Omdat het te verstoren oppervlak dieper dan 30 cm ruim onder de onderzoeksvrijstelling blijft, is het niet noodzakelijk om een archeologisch onderzoek uit te voeren. Indien bij de werkzaamheden toch archeologisch resten worden aangetroffen, wordt dit direct gemeld bij de provinciaal archeoloog.