direct naar inhoud van 5.4 Natuur en Ecologie
Plan: Hollandscheveld, deelplan uitbreiding woningbouw 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20117024004-OH01

5.4 Natuur en Ecologie

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met Europese en nationale wetgeving en beleid ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. De gevolgen van natuurwet- en regelgeving voor dit bestemmingsplan zijn in beeld gebracht door het ecologisch bureau Eelerwoude. De resultaten van de natuurtoets zijn opgenomen in het rapport 'Quickscan Flora- en Faunawet Hollandscheveld' van 29 januari 2009 (zie Bijlage 2 Flora & Fauna onderzoek).

Gebiedsbescherming

Wat betreft gebiedsbescherming is gekeken naar natuurgebieden in de omgeving. In de directe omgeving liggen geen Natura 2000 gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het Mantingerzand op ongeveer 6 kilometer afstand van het plangebied. Ten oosten van het plangebied ligt op circa 2 kilometer afstand het bosgebied van Hollandscheveld, dat deel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Aangezien het voorgenomen plan kleinschalig is en er tussen het plangebied en de EHS reeds bestaande bebouwing aanwezig is, worden geen negatieve effecten op het bosgebied en het Mantingerzand verwacht.

Soortenbescherming

Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Flora- en faunawet wet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn of worden aanwezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden, dat planten niet geplukt of verzameld mogen worden en dat het niet is toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.

Uit de natuurtoets is gebleken dat er geen beschermde planten op grond van de Flora- en faunawet zijn aangetroffen. Er zijn ook geen geschikte groeiplaatsen in het plangebied aanwezig.

Wat betreft dieren zijn er geen problemen te verwachten. Wel is één van de gebouwen op het speelterrein geschikt voor mogelijke vaste verblijfplaatsen voor vleermuizen. Voordat dit gebouw gesloopt wordt zal nader onderzoek naar vleermuizen plaats moeten vinden.

Doordat een aantal bomen en struiken gekapt wordt in het plangebied, kan dit invloed hebben op het foerageergebied van eventueel aanwezige vleermuizen. Foerageergebied van vleermuizen geniet binnen de Flora- en faunawetgeving geen juridische bescherming, tenzij het onmisbaar is voor het voortbestaan van een populatie. Dit is in deze situatie niet het geval, omdat het plangebied gezien de geringe omvang niet onmisbaar is.

In het plangebied zijn verder geen andere beschermde dieren (tabel 2 en 3 soorten, FF-wet) aangetroffen en door afwezigheid van geschikte biotopen is de verwachting dat dit geen belemmering zal vormen voor de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied.

Het is veelal niet mogelijk ontheffing te verkrijgen voor verbodsbepalingen die gelden voor broedvogels. Er mogen daarom geen activiteiten worden ondernomen op locaties waar nesten of andere vaste rust- of verblijfplaatsen van de vogels aanwezig zijn. Werkzaamheden die broedbiotopen van vogels verstoren of beschadigen dienen buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels te worden gestart.

Voor de meeste soorten kan de periode tussen half maart en half juli worden aangehouden als broedseizoen. De broedperiode verschilt per soort en soms ook per jaar. In het kader van de Flora- en faunawet wordt voor het broedseizoen geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.

Bij ruimtelijke ingrepen en activiteiten in het bestemmingsplangebied dient altijd rekening gehouden te worden met de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten uit de Flora- en faunawet. Voor elk voornemen waarvan niet met zekerheid is uit te sluiten dat er effecten op beschermde soorten optreden is een toetsing aan de Flora- en faunawet noodzakelijk.