direct naar inhoud van 7.2 Verklaring van de bestemmingen
Plan: Erflanden 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20108020001-OH01

7.2 Verklaring van de bestemmingen

De woningen zijn een mengeling van vrijstaande woningen, halfvrijstaande woningen en rijenwoningen. De vrijstaande woningen en de halfvrijstaande woningen zijn voornamelijk te vinden in het weidemilieu en op kleinere schaal in de binnengebieden van het tuinstedelijk milieu. De rijenwoningen zijn alleen te vinden aan de randen van het tuinstedelijk milieu en het vlinderplateau. Ten slotte zijn er in het bosmilieu alleen maar vrijstaande woningen.

Behalve een dependance van een basisschool aan de Citroenvlinder, een caravanopslag aan de Zuidwoldigerweg met daarnaast een aantal woningen met een kantoor, zijn er geen andere functies binnen het plangebied gelegen.

7.2.1 Gemengd - 1

Onder deze bestemming zijn de woningen met kantoorruimten aan de Zuidwoldigerweg geregeld. Zowel dienstverlenende bedrijven als culturele voorzieningen zijn hier toegestaan. Een bouwvlak en een maximale goot- en bouwhoogte, dakhelling en kapvorm zijn opgenomen, afgestemd op de huidige en de toekomstige bouwmassa.

Door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kan mantelzorg worden toegestaan in een vrijstaand bijgebouw. Hieraan wordt de voorwaarde verbonden dat de vergunning vervalt op het moment dat de mantelzorg wordt beëindigd.

7.2.2 Gemengd - 2

De gronden vallende onder deze bestemming liggen in het midden van het plangebied, waar de tijdelijke basisschool is gevestigd. Hier zijn zowel maatschappelijke voorzieningen als woningen mogelijk. Een bouwvlak is opgenomen waarbij door middel van specifieke bouwaanduidingen passende maatvoeringen zijn aangegeven.

7.2.3 Groen

Overeenkomstig de grotendeels bestaande situatie zijn de structuurbepalende elementen zoals beschreven in hoofdstuk 2, bestemd tot 'Groen'.

Het overige aanwezige 'kleinschalige woongroen en/of ondergeschikte groen is geregeld binnen de bestemming 'Verkeer'.

Om te voorkomen dat er in de groenstrook aan de zuidzijde van Het Loo te veel in- en uitritten ten behoeve van de ontsluiting van de woningen ontstaan, is een functieaanduiding 'ontsluiting' opgenomen, waarbij één ontsluiting per twee woningen is toegestaan.

7.2.4 Tuin

De gedeelten van de percelen waar geen (bij)gebouwen mogen worden gebouwd, hebben deze bestemming gekregen. Meestal liggen deze gronden tussen de voorgevel van de gebouwen en de openbare weg. Ook kan aan de zijkant van de gebouwen deze bestemming gelegen zijn, om een bepaalde openheid te kunnen houden.

7.2.5 Verkeer

Onder deze bestemming vallen alle wegen binnen het plangebied. Ook de parkeervoorzieningen, eventuele uitbreiding van de parkeervoorzieningen, ondergeschikte groenvoorzieningen en kleine gedeelten van voortuinen (in bruikleen gegeven) zijn hierbij opgenomen.

7.2.6 Water

Het water van belang voor de waterhuishouding met de bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals bruggen en duikers vallen onder deze bestemming. Gebouwen zijn verder niet toegestaan.

7.2.7 Wonen
  • a. Woningen

De woonfunctie binnen het plangebied blijft volledig gehandhaafd. Alle bestaande woningen zijn als zodanig bestemd. Voor de bouwstrookdiepte is een maat van twaalf meter aangehouden, zodat over het algemeen de meeste woningen nog naar achteren kunnen uitbreiden. Voor enkele grotere vrijstaande woningen op grote kavels is een bouwstrookdiepte van vijftien meter opgenomen.

In enkele gevallen is de afstand tussen de achtergevels echter zo beperkt, dat er uit stedenbouwkundig oogpunt geen uitbreiding toelaatbaar wordt geacht en is er dus geen uitbreidingsmogelijkheid aangegeven.

Voor de verschillende woningtypen zijn door middel van specifieke bouwaanduidingen passende maxima voor de goot- en bouwhoogte, dakhelling en kapvorm aangegeven. Ook is een bouwaanduiding opgenomen om de onderdoorgangen aan te geven in de rijenwoningen aan de randen van het tuinstedelijk milieu.

Voor de caravanstalling aan de Zuidwoldigerweg is een functieaanduiding opgenomen, ter plaatse daarvan is bebouwing ten behoeve van een caravanstalling toegestaan.

  • b. Bijgebouwen

Bij de meeste woningen mogen bijgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 60 m² worden gebouwd, mits het bij het hoofdgebouw aansluitende erf minstens voor de helft vrij van bebouwing blijft.

Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de gezamenlijk toegestane oppervlakte aan bijgebouwen tot niet meer dan 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 100 m², mits het achtererf minstens voor de helft vrij van bebouwing blijft.

  • c. Nevenfuncties van woningen

In het algemeen mogen woningen en de daarbij behorende bijgebouwen gedeeltelijk worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. Dit betekent dat slechts maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen tot niet meer dan 75 m² gebruikt mag worden voor het aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit.

Door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kan mantelzorg worden toegestaan in al dan niet vrijstaand bijgebouw. Hieraan wordt de voorwaarde verbonden dat de vergunning vervalt op het moment dat de mantelzorg wordt beëindigd.

7.2.8 Overige regelingen

In dit bestemmingsplan worden de gronden in het plangebied voor verschillende doeleinden bestemd. Daarbij worden regels gegeven voor het gebruik van de gronden en van de gebouwen, voor zover dat in het belang van een goede ruimtelijke ordening nodig is.

Een bestemmingsplan bevat dus niet alle regels die het bouwen op en het gebruik van de grond regelen. Zo zijn er bijvoorbeeld nog andere gemeentelijke verordeningen, de milieuwetten en de waterschapskeur, waarin eisen en beperkingen kunnen voorkomen, waarover het bestemmingsplan zich niet uitspreekt. Bij een procedure waarbij vergunningen (bijvoorbeeld een bouwvergunning) worden verleend, kunnen die andere regels beperkingen opleggen op andere gronden dan planologische.

Het betreft een grotendeels flexibel plan, waarbinnen nieuwe ontwikkelingen worden gestimuleerd. Mochten zich gedurende de looptijd van het plan nieuwe wensen openbaren, dan kunnen deze binnen de grenzen die in het plan zijn aangegeven door middel van omgevingsvergunningen nader gestalte krijgen.