direct naar inhoud van Artikel 10 Bedrijventerrein - 6
Plan: Industrieterrein de Wieken 2010
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20108012001-VG05

Artikel 10 Bedrijventerrein - 6

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, behorende tot categorie 1 t/m 5.1, zoals genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten - 6, met dien verstande dat het gebruik van de gronden per bouwperceel een maximale geluidruimte tot gevolg heeft van 67 dB(A) per m2 ;
  • b. praktijkopleidingen ten behoeve van bedrijvigheid welke is toegestaan volgens lid 10.1 sub a. met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 1500 m2 bedraagt;
  • c. op- en overslag en handel in oud ijzer ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1';
  • d. smelterij van aluminiumafval ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2';
  • e. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 mei 2004, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bevi';
  • f. sociale werkvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • g. bedrijfsgebouwen;
  • h. één bedrijfswoning per bouwperceel al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • i. bijgebouwen en aan- en uitbouwen ten behoeve van de onder sub h. bedoelde bedrijfswoningen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • k. wegen en paden;
  • l. verhardingen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  • o. nutsvoorzieningen;
  • p. geluidwerende voorzieningen;
  • q. water;
  • r. opslag van goederen op open terrein indien gelegen binnen het bouwvlak en naast of achter de gebouwen tot een maximale stapelhoogte van 6 meter en, indien geen onevenredige ontsiering van het landschapsschoon plaatsvindt, ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag' tot een maximale stapelhoogte van 10 meter;

met inachtneming van het volgende:

  • s. voor zover sprake is van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone-bevi' zijn op grond van het bepaalde in artikel 24, lid 24.1 geen nieuwe kwetsbare objecten, geen nieuwe praktijkopleidingen zoals genoemd onder lid 10.1 sub b, geen nieuwe sociale werkvoorzieningen zoals genoemd onder lid 10.1 sub f en geen nieuwe bedrijfswoningen zoals genoemd onder lid 10.1 sub h toegestaan;
  • t. binnen de veiligheidszone ingevolge het Vuurwerkbesluit d.d. 22 januari 2002 mogen geen kwetsbare objecten worden gerealiseerd. De in acht te nemen veiligheidsafstand voor nieuw te vestigen vuurwerkbedrijven ingevolge het Vuurwerkbesluit d.d. 22 januari 2002 dient binnen de perceelsgrens te liggen en voor zover deze afstand de bestemmingsgrens overschrijdt, dit een overschrijding betreft die valt binnen een naastgelegen bestemming Groen, Verkeer en/of Water;
  • u. bedrijven waarvan het gebruik van de gronden behorend tot het bouwperceel de maximale geluidruimte van 67 dB(A) per m2 overschrijdt, zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande bedrijven;
  • v. detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan;
  • w. kantoren zijn niet toegestaan;
  • x. leisureactiviteiten zijn niet toegestaan.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Bebouwing
  • a. Voor het oprichten van bebouwing is, tenzij uit archeologisch onderzoek of bodemonderzoek anders is gebleken, verkennend archeologisch onderzoek noodzakelijk indien de bebouwing meer bedraagt dan 500 m² en de bodemingreep dieper is dan 30 cm met dien verstande dat:
10.2.2 Bedrijfsgebouwen

voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van bedrijven, de volgende bepalingen gelden:

  • a. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'sba - 1' bedraagt de maximaal toegestane bouwhoogte 15 meter met dien verstande dat de bouwhoogte zich verdraagt met de maximaal toegestane bouwhoogte binnen de 'Luchtvaartverkeerzone - hoogtebeperking' zoals bepaald in artikel 24, lid 24.4 en aangegeven op de verbeelding en nader gedetailleerd in Bijlage 1 Hoogtedetaillering veiligheidszone - luchtvaartverkeer;
  • c. de afstand tot de perceelgrens mag niet minder dan 2,5 meter bedragen.
10.2.3 Bedrijfswoningen

voor het (her)bouwen van bedrijfswoningen de volgende bepalingen gelden:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximaal toegestane oppervlakte bedraagt 150 m2 danwel de bestaande oppervlakte indien die meer bedraagt;
  • c. de maximaal toegestane bouwhoogte bedraagt 9 meter danwel de bestaande bouwhoogte indien die meer bedraagt.
10.2.4 Bijgebouwen bij een bedrijfswoning

voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, bij een bedrijfswoning de volgende bepalingen gelden:

  • a. een bijgebouw bij een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag ten hoogste 100% van de oppervlakte van een bedrijfswoning bedragen met een maximum van 60 m²;
  • c. de goothoogte zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de begane grondverdieping van de bedrijfswoning met een maximum van 3 meter;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder dan 2,5 meter bedragen;
  • e. de afstand van de voorgevel van een aangebouwd bijgebouw tot het verlengde van de voorgevel van de woning zal ten minste 3 meter bedragen.
10.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde reclame-uitingen, de volgende bepalingen gelden:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde lichtmasten, mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • c. de hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 10 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte zich verdraagt met de maximaal toegestane bouwhoogte binnen de 'Luchtvaartverkeerzone - hoogtebeperking' zoals bepaald in artikel 24, lid 24.4 en aangegeven op de verbeelding en nader gedetailleerd in Bijlage 1 Hoogtedetaillering veiligheidszone - luchtvaartverkeer.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de luchtvaartverkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    • 1. het bepaalde in lid 10.2.2 sub b en toestaan dat de maximale bouwhoogte 20 meter bedraagt, met dien verstande dat de hoogte zich verdraagt met de maximaal toegestane bouwhoogte binnen de 'Luchtvaartverkeerzone - hoogtebeperking' zoals bepaald in artikel 24, lid 24.4 en aangegeven op de verbeelding en nader gedetailleerd in Bijlage 1 Hoogtedetaillering veiligheidszone - luchtvaartverkeer;
    • 2. het bepaalde in lid 10.2.2 sub b en c ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen word vergroot, mits:
      • de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 25 m² bedraagt;
      • de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt en de maximaal ontstane hoogte zich verdraagt met de maximaal toegestane bouwhoogte binnen de 'Luchtvaartverkeerzone - hoogtebeperking' zoals bepaald in artikel 24, lid 24.4 en aangegeven op de verbeelding en nader gedetailleerd in Bijlage 1 Hoogtedetaillering veiligheidszone - luchtvaartverkeer;
  • b. De in lid 10.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend mits geen aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 6. de brandveiligheid;
    • 7. en met in achtneming van en rekening houdend met de in het Besluit externe veiligheid (Bevi, d.d. 27 mei 2004), bedoelde grens- en/of richtwaarden en afstanden ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten.
10.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 10.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen voor woondoeleinden;
    • 2. het gebruiken van onbebouwde gronden als stortplaats voor puin- en/of afvalstoffen;
    • 3. het gebruiken van onbebouwde gronden als opslagplaats voor rij-, voer-, vaar- of vliegtuigen, die rij-, vaar- en vliegtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijke verwaarloosde toestand verkeren of onderdelen daarvan, tenzij het gebruik in verband staat met de aard van het bedrijf;
    • 4. het gebruiken van onbebouwde gronden als opslagplaats voor buiten gebruik gestelde huishoudelijke of andere apparaten, vaten, kisten, machines, werktuigen, materialen of materieel, tenzij het gebruik in verband staat met de aard van het bedrijf;
    • 5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
    • 6. het gebruik van de gronden van het bouwperceel dat een grotere geluidruimte tot gevolg heeft dan 67 dB(A) per m2;
    • 7. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 mei 2004, met uitzondering van inrichtingen en installaties ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bevi';

  • b. Het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag, indien dat niet meer dan 75 m² betreft, worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
    • 2. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen bij de woonfunctie;
    • 3. de activiteit mag niet vergunningplichtig danwel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
    • 4. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit .
10.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.5 sub a onder 6 ten einde een grotere geluidruimte toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfseconomische noodzaak voor vergroting van de geluidruimte is aangetoond;
  • b. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat:
    • 1. ondanks toepassing van de best beschikbare technieken een grotere geluidruimte noodzakelijk is ter optimalisering en/of uitbreiding van de bedrijfsvoering. In het akoestisch onderzoek dient de gewenste geluidruimte te worden aangegeven alsmede een overzicht van de geluidbronnen, de toegepaste technieken en de bedrijfstijden;
    • 2. door het toestaan van een grotere geluidruimte de geluidzone, dan wel de maximaal toelaatbare geluidbelasting van woningen, niet zijnde bedrijfswoningen, niet wordt overschreden.
10.7 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening in die zin dat:
    • 1. bedrijven worden toegelaten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 10.1 sub a toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 2. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), met uitzondering van LPG-tankstations, zijn toegestaan, indien:
      • de 10 -6 -contour voor het plaatsgebonden risico binnen de perceelsgrens valt of en voor zover de 10 -6-contour de bestemmingsgrens overschrijdt dit een overschrijding betreft die valt binnen een naastgelegen bestemming Groen, Verkeer en/of Water;
      • in de toelichting bij het wijzigingsbesluit een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico en deze aanvaardbaar wordt geacht;
  • b. de in lid 10.7 sub a genoemde wijzigingsbevoegdheden kunnen slechts worden toegepast met in achtneming van het volgende:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de milieusituatie;
      • de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
      • de luchtvaartverkeersveiligheid;
      • de verkeersveiligheid;
      • de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.