direct naar inhoud van Artikel 20 Wooncentrum
Plan: Industrieterrein de Wieken 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20108012001-VG04

Artikel 20 Wooncentrum

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wooncentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wooncentrum;

met de daarbij behorende:

  • b. gebouwen;
  • c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • d. parkeren op eigen terrein;
  • e. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. andere werken;
  • g. tuinen en erven;

    met inachtneming van het volgende:
  • h. voor zover sprake is van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - Industrie 50 dB(A)' zijn op grond van het bepaalde in artikel 24, lid 24.2 geen nieuwe geluidgevoelige objecten toegestaan.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Bebouwing

Voor het oprichten van bebouwing is, tenzij uit archeologisch onderzoek of bodemonderzoek anders is gebleken, verkennend archeologisch onderzoek noodzakelijk indien de bebouwing meer bedraagt dan 500 m² en de bodemingreep dieper is dan 30 cm, met dien verstande dat;

20.2.2 Gebouwen

voor het bouwen van gebouwen de volgende bepalingen gelden:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 7 meter bedragen.
20.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, de volgende bepalingen gelden:

  • a. de bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 60 m² bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende erf mag worden bebouwd;
  • c. de bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 7,5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw
20.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bepalingen gelden:

  • a. de hoogte van erf- of perceelsafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter  bedragen.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de luchtvaartverkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 20.2.3 sub b en toestaan dat het gezamenlijke toegestane oppervlak van de bijgebouwen wordt vergroot tot een maximum van 100 m², met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende erf mag worden bebouwd;
  • b. De in lid 20.4 sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de luchtvaartverkeersveiligheid;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 20.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.