direct naar inhoud van 3.1 Provinciaal beleid
Plan: Buitengebied Noord, deelplan Kinholtweg 1 Fluitenberg 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20108006003-OH01

3.1 Provinciaal beleid

O m g e v i n g s v i s i e
Sinds 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening van kracht. De invoering van deze wet is voor de provincie Drenthe aanleiding om een nieuw omgevingsbeleid op te stellen. De Wet ruimtelijke ordening leidt tot een andere verhouding tot gemeenten en de provincie streeft naar meer samenwerking en integraliteit in het ruimtelijke beleid.

Vanuit de gedachte 'decentraal wat kan, centraal wat moet', stellen het Rijk, de provincies en de gemeenten onder de nieuwe wet eigen structuurvisies op. De provincie Drenthe noemt deze structuurvisie de Omgevingsvisie.

Op 2 juni 2010 is de Omgevingsvisie door de Provinciale Staten van de provincie vastgesteld. Momenteel is de provincie bezig met de uitwerking van de visie in een uitvoeringsparagraaf (Omgevingsverordening).

De missie uit de Omgevingsvisie luidt: 'Het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten'.

Deze kernkwaliteiten zijn:

- rust, ruimte, natuur en landschap;

- oorspronkelijkheid;

- naoberschap;

- menselijke maat;

- veiligheid;

- kleinschaligheid (Drentse schaal).

Op de kernkwaliteitenkaart zelf heeft het plangebied geen specifieke aanduiding.

Ruimtelijke ontwikkelingen
De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.

Een belangrijk aspect bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is het 'zorgvuldig ruimtegebruik'. Bij het inpassen van ruimtevragende functies dient de SER-ladder te worden gehanteerd. Het model stelt onder meer dat extra ruimte voor wonen en werken zoveel mogelijk moet worden gezocht in of aansluitend aan bestaand bebouwd gebied en gebundeld rond de nationale en regionale infrastructuur en de openbaarvervoervoorzieningen. Ook bij het ontwikkelen van recreatie en toerisme en landbouw dient dit model te worden toegepast.

Waar relevant, speelt de samenhang van cultuurhistorische en ruimtelijke ontwikkelingen ook een belangrijke rol. Deze samenhang heeft onder meer tot doel dat de cultuurhistorische waarden worden veiliggesteld, maar toch ontwikkelingsmogelijkheden aanwezig zijn.

Deze bepaling is op het voorliggende plan van toepassing; door het nemen van cultuurhistorie als uitgangspunt is het voorliggende plan tot stand gekomen.

Visiekaart
De omgevingsvisie gaat vergezeld van een Visiekaart. Deze kaart geeft aan dat het plangebied ligt in het gebied dat is aangemerkt als 'multifunctioneel'.

In deze gebieden komen verschillende gebruiksfuncties samen. Een goede verweving van deze functies is van provinciaal belang. Het gaat hierbij om het verbinden van stad en land, het verweven van onder meer cultuurhistorie, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie.

Als uitgangspunt in deze gebieden geldt dat de van oudsher bestaande en/of dominante functie zo min mogelijk negatieve gevolgen mag ondervinden van de ontwikkeling van nieuwe of andere functies.