direct naar inhoud van 5.4 Natuur en Ecologie
Plan: Buitengebied Zuid herziening 2007, deelplan Oosterveld-N48, 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20108000005-OH01

5.4 Natuur en Ecologie

5.4.1 Algemeen

Natuur en groen wordt over het algemeen positief gewaardeerd. Zowel in als buiten de stad vertoeven veel mensen in hun vrije tijd graag in de bossen en de parken in en rond de stad. De aanwezigheid van voldoende groen op een bereikbare afstand bepaalt voor een belangrijk deel de leefbaarheid van een woongebied. Ook de aanwezigheid van dieren, bijvoorbeeld vogels, in de stad wordt over het algemeen als positief ervaren. De aanwezigheid van voedsel-, nest- en rustgebied is voor deze dieren van essentieel belang.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • 1. door de minister van EL&I aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • 2. door de minister van EL&I aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • 3. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van LNV). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.Speciale beschermingszones maken onderdeel uit van een samenhangend Europees ecologisch netwerk: Natura 2000. Dit netwerk is vergelijkbaar met de Nederlandse Ecologische Hoofdstructuur, echter op Europees niveau.

Ecologische Hoofdstructuur 

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones.

Flora en fauna

Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van wilde dier- en plantensoorten. In de wet zijn de voormalige Jacht- en Vogelwet opgenomen, alsmede de soortbeschermingsparagrafen uit de Natuurbeschermingswet. Tevens is een deel van de verplichtingen op grond van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn opgenomen. De Flora- en faunawet verbiedt om dieren te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren. Ook legt de wet de zorgplicht van de burger voor de flora en fauna vast. Er zijn vrijstellingsbepalingen, onder andere in verband met de jacht en de schadebestrijding. Afwijkingen van de verbodsbepalingen zijn mogelijk indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20108000005-OH01_0013.png"

Figuur 11: beheertypen EHS

5.4.2 Onderzoek

Door ingenieursbureau Oranjewoud BV is een natuurtoets uitgevoerd (zie bijlage 2) op de planlocatie (reconstructie vier overgangen N48, revisie 01, 10 november 2010). In dit onderzoek is de planlocatie onderzocht op het voorkomen van beschermde soorten. Tevens is onderzocht in hoeverre het gebied geschikt is voor beschermde soorten.

Conclusie van het onderzoek is dat er mogelijk verstoring kan optreden van aanwezige broedvogels wanneer gestart wordt tijdens het vogelbroedseizoen. Met mitigerende maatregelen kan ervoor gezorgd worden dat genoemde beschermde soorten geen negatieve effecten ondervinden. Geadviseerd wordt om bossages en bomen, die verwijderd moeten worden ten faveure van de nieuwe infrastructuur,voor het broedseizoen te verwijderen. Daarmee wordt voorkomen dat zich tijdens de start toch broedende vogels in het plangebied bevinden en er strijd ontstaat met de Flora- en faunawet.

De tunnel zal een bestaande bossage doorsnijden. Logisch gevolg is dat er een aantal bomen gekapt moet worden. Met Rijswaterstaat is daarom afgesproken dat de compensatie daarvan zal plaatsvinden in het kader van de verbreding van de N48. Hierdoor wordt een groter nieuw aaneengesloten natuurgebied aangelegd dan wanneer alleen voor dit project de compensatie plaatsvindt. Deze aanpak is besproken met de provinciaal ecoloog en die kon zich in deze aanpak vinden.

5.4.3 Dassenonderzoek

Omdat uit de natuurtoets is gebleken dat er mogelijk dassen op de locatie voorkomen is in april 2011 aanvullend dassenonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 1) door de Zoogdiervereniging (rapport: Dassen langs de N48, rapportnummer 2011.047).

In de directe omgeving van de huidige oversteek en de iets zuidelijker geplande tunnel bevinden zich geen burchten. Aan de rand van de akker en landbouwweg ten oosten van de kruising met de N48 liggen enkele wissels. In het bosje ten westen van de N48, ongeveer 500m zuidelijker dan de kruising ligt een dassenburcht met 7 pijpen. De burcht is momenteel niet bewoond, maar is dit recent nog wel geweest. Aan het prikkeldraad dat de afscheiding vormt tussen de oostzijde van dit bosje en een zandpad parallel aan de N48 zat dassehaar en loopt een wissel richting de burcht. Ten noorden van dit bosje en de crossbaan aan de oostzijde van de weg ligt een dassentunnel. Deze wordt al langere tijd niet gebruikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20108000005-OH01_0014.png"

Figuur 12. Locatie 1, Oosterveld. De tunnel is ingetekend op de geplande locatie (oranjestreep). Rood kruis door symbool betekent niet in gebruik.

Conclusie

De aan te leggen tunnel ligt ruim verwijderd van de dichtstbijzijnde dassenburcht. Er zijn geen aanwijzingen dat veel gebruikte looproutes van dassen worden doorsneden. De nieuwe aan en afvoerwegen ten zuiden van de tunnel verhogen wel het risico op verkeersslachtoffers onder de aanwezige dassen.

De dassentunnel op deze locatie functioneert niet. Waarschijnlijk omdat de westzijde uitkomt in een open akker. Het ontbreekt aan dekking en geleidende landschapsstructuren aan deze zijde van de N48. Een wissel 100m zuidelijker tussen het bosje met de burcht en de rijksweg doet vermoeden dat de dassen hier de N48 oversteken. Een groot risico voor das en automobilist. De dassenrasters een beide zijden van de weg lopen niet ver genoeg door om effectief te zijn. Daarom wordt de volgende aanbeveling gegeven:

Het verdient aanbeveling om de westelijke uitgang van de tunnel aan te passen. Als er parallel aan de N48 een asfaltweg wordt aangelegd, nu is het een zandpad, dan zou de dassentunnel verlengd moeten worden onder deze weg door. De uitgang van de tunnel zou moeten aansluiten op een, aan te planten, houtwal die weer aansluit op het bestaande bosje. Alternatief is het aanleggen van een nieuwe dassentunnel 100m zuidelijker die aan de westzijde uitkomt in het bosje. Het dassenraster aan beide zijden van de N48 zou moeten worden verlengd. Naar het zuiden toe tot aan de Zuidwolder waterlossing. Naar het noorden toe zou de verlenging minimaal 200 tot 250m moeten zijn.

Bovenstaande aanbeveling wordt meegenomen bij de technische uitwerking zodat de situatie voor de aanwezige dassen zal verbeteren ten opzichte van de huidige situatie.

Er ontstaat geen strijd met de Flora en faunawetgeving en door de mitigerende maatregelen kan de situatie zelfs verbeteren. Daarmee geeft het aspect ecologie geen beperkingen voor de realisatie van de tunnel en aansluitende infrastructuur.