direct naar inhoud van Artikel 4 Wonen
Plan: Landelijk gebied, deelplan Hollandscheveldse Opgaande 23-25, 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20107028002-VG01

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woning al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

met de daarbij behorende

  • c. andere bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • d. andere werken;
  • e. tuinen en erven.
4.2 Bouwregels

De gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de aanbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 250 m².

4.2.1 Hoofdgebouw

Voor het bouwen van het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:

  • a. het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 200 m²;
  • c. er is uitsluitend een vrijstaande woning toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • e. de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt voor tenminste 65% van de lengte 3,5 meter en voor het resterende gedeelte ten hoogste 4,5 meter;
  • f. het hoofdgebouw dient te worden voorzien van een dwarskap, waarvan de dakhelling minimaal 400 en maximaal 600 bedraagt;
  • g. de afstand van het hoofdgebouw tot een niet aangebouwde zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen.
4.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de afstand tussen de bijgebouwen en de zijdelingse perceelgrenzen bedraagt minimaal 3 meter;
  • b. de bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • d. De afstand tussen het hoofdgebouw en een vrijstaand bijgebouw bedraagt maximaal 30 meter;
  • e. de bouwhoogte mag niet hoger zijn dan 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • f. een vrijstaand bijgebouw dient te worden voorzien van een kap waarvan de dakhelling minimaal 40° en maximaal 60° bedraagt.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 meter mag bedragen, met dien verstande dat voor erf- of perceelsafscheidingen geldt dat de hoogte:

  • a. maximaal 1 meter mag bedragen; of
  • b. maximaal 2 meter mag bedragen, mits meer dan 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid; en
  • e. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 sub f en een andere kapvorm toestaan mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

4.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 4.1 jo artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • b. Gebruik van ruimten binnen de woning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag, indien dat niet meer dan 75 m² betreft, worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
    • 2. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving;
    • 3. de activiteit mag niet vergunningplichtig danwel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
    • 4. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit.