direct naar inhoud van Artikel 7 Detailhandel
Plan: Nieuwlande 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. supermarkt;
  • c. dienstwoning ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - dienstwoning';
  • d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van een dienstwoning;

met daarbij behorende:

  • e. gebouwen;
  • f. verhardingen;
  • g. wegen en paden;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. geluidwerend voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • k. tuinen en erven;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • d. de dakhellingbedraagt minimaal 300 en maximaal 600 .
7.2.2 Dienstwoningen

Voor het bouwen van één dienstwoning binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m2 bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 9 meter bedragen;
  • d. de dakhelling bedraagt minimaal 300 en maximaal 600 .
7.2.3 Dienstbovenwoning

Voor het bouwen van één dienstbovenwoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • c. de dakhelling bedraagt minimaal 300 en maximaal 600 .
7.2.4 Bijgebouwen bij een dienstwoning

Voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder aan- en uitbouwen, bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijgebouwen moeten 3 meter achter het verlengde van de voorste gevel worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer dan 60 m2 bedragen;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • e. de bouwhoogte mag niet hoger zijn dan 7,5 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan 80 % van de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • f. indien een bijgebouw wordt voorzien van een kap, bedraagt de dakhelling minimaal 300 en maximaal 600 .
7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 7.2.1, sub a en toestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
      • de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de toegestane oppervlakte aan gebouwen en/of niet meer dan 10 m2 buiten het bouwvlak wordt gesitueerd;
      • de hoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 meter bedraagt.
    • 2. lid 7.2.4 sub c en toestaan dat het gezamenlijke toegestane oppervlak van de bijgebouwen wordt vergroot tot een maximum van 100 m², met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij de bedrijfswoning aansluitende erf mag worden bebouwd.
  • b. De in lid 7.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 7.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • c. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichting(-en).