direct naar inhoud van 5.5 Ecologie
Plan: Nieuwlande 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20098021001-OH01

5.5 Ecologie

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met Europese en nationaal beleid en wetgeving ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. De gevolgen van natuurwet- en regelgeving voor dit bestemmingsplan zijn in beeld gebracht in de rapporten'Quickscan Natuurtoets MFC Nieuwlande (rapportnr. 08225) ( zie Bijlage 6 Quickscan MFC Nieuwlande 1 augustus 2008 en 'Natuurtoets bestemmingsplanactualisatie Nieuwlande' (rapportnr. 08-376/03)(zie Bijlage 5 Natuurtoets) van 18 mei 2009.

5.5.1 Gebiedsgericht beleid en waardevolle landschapselementen

Voor wat betreft de gebiedsbescherming geldt dat in en in de nabijheid van het plangebied geen sprake is van gebieden die zijn aangewezen als Speciale Beschermingszone (SBZ) in de zin van de Europese Vogel- of Habitatrichtlijn. Ook liggen er geen onderdelen van de EHS binnen de invloedssfeer van het bestemmingsplangebied. Er zijn geen waardevolle ecologische structuren aanwezig.

5.5.2 Soortbescherming

Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Flora- en faunawet wet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn of worden aanwezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden, dat planten niet geplukt of verzameld mogen worden en dat het niet is toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.

Uit de natuurtoets voor het conserverende deel van het plangebied komt naar voren dat de ecologische kwaliteiten van het plangebied beperkt zijn. Binnen het bestemmingsplangebied zijn – met uitzondering van broedvogels - geen juridisch zwaarder beschermde soorten van Flora- en faunawet Tabel 2/3 of ´bedreigde´ of ´ernstig bedreigde´ soorten van Rode lijsten bekend. Op basis van de aanwezige biotopen kunnen echter wel vleermuizen verwacht worden in bomen of bebouwing Mogelijk is ook een vaste verblijfplaats van de middelhoogbeschermde Steenmarter (Flora- en faunawet, Tabel 2) aanwezig.

Voor de ontwikkellocatie van de woningbouw en het MFC aan de Akkerweg zijn geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig. Er vindt geen aantasting plaats van (potentieel) belangrijke vliegroutes en foerageergebied voor vleermuizen. Er is geen schade te verwachten op vleermuizen als gevolg van de beoogde ontwikkeling.

Op deze locatie zijn wel mogelijk geschikte biotopen voor de zwaar beschermde Poelkikker (Flora-en faunawet, tabel 3) aanwezig, gezien de aanwezige sloten en greppels. Wanneer de sloten bij de beoogde plannen van woningbouw en het MFC worden aangetast, dient er aanvullend onderzoek naar Poelkikker plaats te vinden. Dit onderzoek dient in de periode mei - half juli uitgevoerd te worden.

Schade aan de algemene en laag beschermde zoogdieren kan – indien de planning van de werkzaamheden dit toelaat - geminimaliseerd worden door de werkzaamheden uit te voeren buiten de voortplantingsperiode (maart tot augustus). De minst schadelijke periode is september tot december (mits vorstvrij).

Werkzaamheden die broedbiotopen van vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels of het plangebied vooraf te controleren op nesten.

Werkzaamheden aan wateroppervlaktes dienen - vanuit het oogpunt van (laag beschermde) amfibieën - bij voorkeur buiten de periode van maart tot en met 15 augustus plaats te vinden. De minst schadelijke periode is september - oktober

Bij ruimtelijke ingrepen en activiteiten in het bestemmingsplangebied dient altijd rekening gehouden te worden met de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten uit de Flora- en faunawet. Voor elk voornemen waarvan niet met zekerheid is uit te sluiten dat er effecten op beschermde soorten optreden is een toetsing aan de Flora- en faunawet noodzakelijk.

5.5.3 Aandachtspunten bij ruimtelijke ingrepen

Schade aan de algemene en laag beschermde zoogdieren kan – indien de planning van de werkzaamheden dit toelaat - geminimaliseerd worden door de werkzaamheden uit te voeren buiten de voortplantingsperiode (maart tot augustus). De minst schadelijke periode is september tot december (mits vorstvrij).

Werkzaamheden die broedbiotopen van vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels of het plangebied vooraf te controleren op nesten.

Werkzaamheden aan wateroppervlaktes dienen - vanuit het oogpunt van (laag beschermde) amfibieën - bij voorkeur buiten de periode van maart tot en met 15 augustus plaats te vinden. De minst schadelijke periode is september - oktober

Bij ruimtelijke ingrepen en activiteiten in het bestemmingsplangebied dient altijd rekening gehouden te worden met de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten uit de Flora- en faunawet. Voor elk voornemen waarvan niet met zekerheid is uit te sluiten dat er effecten op beschermde soorten optreden is een toetsing aan de Flora- en faunawet noodzakelijk.