direct naar inhoud van Artikel 20 Wooncentrum
Plan: Nieuwlande 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20098021001-OH01

Artikel 20 Wooncentrum

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wooncentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van (aanleun)woningen, al dan niet in combinatie met gemeenschappelijke voorzieningen, zoals recreatieruimtes, keuken, kleinschalige detailhandelsvoorzieningen, sociale dienstverlening en daarmee samenhangende administratieve diensten;

met de daarbij behorende:

  • b. gebouwen;
  • c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. andere werken;
  • g. tuinen en erven.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Bebouwing

Voor het oprichten van bebouwing is, tenzij uit archeologisch onderzoek anders is gebleken, verkennend archeologisch onderzoek noodzakelijk indien de bebouwing meer bedraagt dan 500 en de bodemingreep dieper is dan 30 cm, met dien verstande dat;

20.2.2 Gebouwen

voor het bouwen van gebouwen de volgende bepalingen gelden:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan 12;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen.
20.2.3 Bijgebouwen

voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, de volgende bepalingen gelden:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 100 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen.
20.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bepalingen gelden:

  • a. De hoogte van perceelsafscheidingen mag maximaal 1 meter mag bedragen; of maximaal 2 meter, mits meer dan 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
  • b. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 20.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.