direct naar inhoud van Artikel 11 Maatschappelijk
Plan: Nieuwlande 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20098021001-OH01

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. dienstwoning ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dienstwoning';
  • c. horecabedrijven categorie 1 en 2 ter plaatse van de functieaanduiding "horeca";

met de daarbij behorende:

  • d. gebouwen;
  • e. bijgebouwen;
  • f. wegen en voet- en fietspaden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. water;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. tuinen, erven en terreinen;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Bebouwing

Voor het oprichten van bebouwing is, tenzij uit archeologisch onderzoek anders is gebleken, verkennend archeologisch onderzoek noodzakelijk indien de bebouwing meer bedraagt dan 500 en de bodemingreep dieper is dan 30 cm, met dien verstande dat:

11.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen de volgende bepalingen gelden:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gebouwen dienen qua bouwaanduiding zoals weergegeven op de verbeelding en welke overeenkomt met de bouwaanduiding zoals genoemd in onderstaande matrix, en de daarbij behorende aantal bouwlagen en maatvoering te voldoen aan de eisen die in de volgende matrix zijn gesteld;

Bouwaanduiding   Aantal bouwlagen   Goothoogte (m)   Bouwhoogte (m)   Dakhelling o   bebouwings-
percentage %  
    min   max   min   max   min   max    
sba-1   2     3     6   30      
sba-2   3     6     10   30      
sba-3       7,5     10   0   60   40%  

  • c. de afstand van gebouwen ten opzichte van onderlinge perceelgrenzen mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • d. de inhoud van gebouwen ten behoeve van nutsdoeleinden mag niet meer dan 10 m3 bedragen.
11.2.3 Dienstwoningen

Voor het bouwen van dienstwoningen de volgende bepalingen gelden:

  • a. een dienstwoning mag uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dienstwoning';
  • b. het aantal dienstwoningen mag niet meer dan één per functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dienstwoning' bedragen;
  • c. de oppervlakte van een dienstwoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
  • d. de afstand ten opzichte van de onderlinge perceelsgrenzen mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • e. de goothoogte van niet-inpandige dienstwoningen mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van niet-inpandige dienstwoningen mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • g. de dakhelling van niet-inpandige dienstwoningen mag niet minder dan 30o bedragen.
11.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen, de volgende bepalingen gelden:

  • a. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 7,5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet hoger zijn dan 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer dan 60 m2 bedragen;
  • e. de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • f. indien het bijgebouw wordt voorzien van een kap, dan mag de dakhelling niet minder dan 300 bedragen.
11.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bepalingen gelden:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 11.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
      • de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de toegestane oppervlakte aan gebouwen en/of niet meer dan 10 m2 buiten het bouwvlak wordt gesitueerd;
      • de hoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 meter bedraagt.
    • 2. lid 11.2.4 sub d en toestaan dat het gezamenlijke toegestane oppervlak van de bijgebouwen wordt vergroot tot een maximum van 100 m², met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij de bedrijfswoning aansluitende erf mag worden bebouwd.
  • b. De in lid 11.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 11.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichting(en);
  • b. het gebruiken of het laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.