direct naar inhoud van 5.2 Archeologie
Plan: Dalerend 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20098019001-OH01

5.2 Archeologie

Door archeologisch onderzoeks- en adviesbureau De Steekproef is een inventarisatie gemaakt van eventuele archeologisch belangrijke en interessante locaties binnen de bebouwde kom van Dalerend. Hiervan is verslag gedaan in rapport nummer 2008-12/5.

Het plangebied bevindt zich in een relatief hooggelegen veenkoloniale ontginningsvlakte die gedeeltelijk is afgeveend. In het oosten van het plangebied ten noorden van de Steigerwijk ligt en dobbe of kuil, aangeduid als een moerassige laagte zonder randwal. In het westelijk deel is sprake van een dekzandwelving bedekt met ten dele afgegraven veen. Het plangebied betreft een laaggelegen terrein

Het grootste gedeelte van het plangebied ligt binnen een zone die op de IKAW is aangegeven met een lage trefkans voor archeologische waarden. Dit hangt samen met de bodem, die ter hoogte van Dalerend uit veen bestaat. De zuidoostelijke uitloper van het plangebied en een klein stuk ervan in de noordelijke hoek vallen in een zone met een middelhoge trefkans. Hier bestaat de bodem uit respectievelijk een veengrond met podzolvorming in het onderliggende zandpakket en een moerige podzolgrond. Uit de omgeving van het plangebied zijn twee archeologische waarnemingen bekend. Het gaat om vondsten van bewerkt vuursteen uit het mesolithicum. Het is door middel van een booronderzoek te achterhalen of er zich onder het veen in het centrale deel van het plangebied nog een podzol heeft gevormd in het zand of dat het hiervoor te nat is geweest. Indien er geen podzolbodem is gevormd dan is het waarschijnlijk te nat geweest voor bewoning in de prehistorie.

Bij bodemingrepen binnen gebieden met een middelhoge trefkans die dieper gaan dan 30 cm beneden maaiveld is het derhalve van belang de gaafheid van de bodem vast te stellen. Indien uit de voorgeschiedenis van het terrein niet blijkt dat eerdere bodemingrepen hebben plaatsgevonden – waarmee vaststaat dat de gaafheid van de bodem is verstoord – dient een inventariserend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van dat onderzoek kan worden besloten of een uitgebreid onderzoek noodzakelijk is.

Voor projecten met een oppervlak kleiner dan 500 m2 kan vrijstelling worden verleend. Het gaat hierbij om dermate kleine ingrepen dat de kans op archeologische vondsten vrijwel nihil is. Dit sluit aan bij het provinciaal archeologiebeleid.