direct naar inhoud van 5.6 Externe veiligheid
Plan: Elim 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02

5.6 Externe veiligheid

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op de risico's van het vervoer en gebruik van gevaarlijke stoffen. Doel is hierin voor burgers een acceptabel veiligheidsniveau te waarborgen (dus geen nulrisico). Het risico wordt hierbij bepaald door de kans op en het effect van een incident met gevaarlijke stoffen. Bij het hanteerbaar maken en beheersen van risico's staan binnen het externe veiligheidsbeleid twee begrippen centraal. Het betreft het zogenaamde plaatsgebonden risico (PR) en het Groepsrisico (GR). Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied.

Het PR schetst de kans dat een enkele onbeschermde persoon komt te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen. Voor deze kans worden grens- en richtwaarden toegepast waarbij een grenswaarde een harde norm is die niet overschreden mag worden. Dit is voor nieuwe situaties de zogenaamde PR(10-6)-contour waarbinnen geen kwetsbare objecten en bij voorkeur ook geen beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) aanwezig mogen zijn.

Het GR is de kans dat een groep personen komt te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen. Bij de beoordeling van het GR en de vraag of deze acceptabel is, wordt de zogenaamde oriƫntatiewaarde gehanteerd als ijk- en afweegpunt. Een geaccepteerde toename of overschrijding van de oriƫnterende waarde als gevolg van een bestemmingsplan dient in het desbetreffende plan verantwoord te worden. Hierbij wordt verder extra aandacht aan de bescherming van bijzonder kwetsbare groepen geschonken

Binnen het plangebied zijn, op basis van de in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi) geen inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer (zie artikel 2, lid 1), die verhoogde risico's met zich mee brengen voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten en waarvoor veiligheidafstanden in acht moeten worden genomen. Volgens de provinciale risicokaart ligt op een afstand van 390 meter buiten het plangebied een gasontvangstation. Dit station heeft geen gevolgen voor het plangebied.

Route gevaarlijke stoffen

Binnen of in de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen vastgestelde transportrouten voor gevaarlijke stoffen over de weg waarvoor op basis van de 'Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (WVGS) en de 'Nota Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (RNVGS) veiligheidafstanden in acht moeten worden genomen voor eventuele planontwikkeling. De dichtstbijzijnde transportroute voor vervoer gevaarlijke stoffen, de autosnelweg A37, ligt op een afstand van ca. 3 km en heeft dus geen gevolgen voor het plangebied.

Hoofdtransportgasleidingen

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02_0006.jpg"

Afbeelding 6: Uitsnede van de provinciale risicokaart van de provincie Drenthe.

Aan de noordzijde en zuidzijde van het plangebied ligt een aantal hoge druk aardgasleidingen. Het plan is getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen, waarvoor regels zijn opgenomen met betrekking tot het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Op basis van de provinciale risicokaart, zie afbeelding 6, wordt het plangebied ten noorden begrensd door drie aardgastransportleidingen. Deze buisleidingen hebben het kenmerk A-594-03-KR-004, A580-KR-004 en A-577-KR-004. Ten zuiden van het plangebied ligt een aardgastransportleiding met kenmerk N-256-10-KR-039. De buisleidingen zijn in beheer van de Gasunie N.V. Op de kaart hiernaast zijn de buisleidingen weergegeven.

Via de buisleiding met kenmerk A-594-03-KR-004 wordt aardgas ten noorden van het plangebied met 66,2 bar overdruk getransporteerd. De leiding heeft een diameter van 18 inch (457 mm). Via buisleiding A580-KR-004 wordt aardgas ten noorden van het plangebied met 66,2 bar overdruk getransporteerd via een leiding met een diameter van 12,8 inch (324 mm). Via buisleiding A-577-KR-004 wordt aardgas ten noorden van het plangebied met 66,2 bar overdruk getransporteerd via een leiding met een diameter van 8,6 (219 mm).

De buisleiding A-594-03-KR-004 heeft een berekende PR 10-6-contour (plaatsgebonden risicocontour) van circa 60 tot 80 meter. Het plangebied ligt niet binnen deze PR-contour. De buisleidingen A580-KR-004 en A577-KR-004 hebben geen berekende PR-contour.

Aan weerszijden van de aardgasleidingen is sprake van een belemmerende strook van 5 meter waarbinnen geen bebouwing mag worden opgericht voor zover deze nog niet aanwezig is. Het bestemmingsplan is conserverend van aard en er zijn geen ruimtelijke ontwikkelingen geprojecteerd binnen de belemmerende zone.

Via de zuidelijk gelegen buisleiding met kenmerk N-256-10-KR-039 wordt aardgas onder een overdruk van 40 bar getransporteerd. De leiding heeft een diameter van 8,4 inch (212 mm). Ook deze buisleiding heeft geen berekende PR-contour


Groepsrisico

Het betreft een conserverend bestemmingsplan. Dit betekent dat er geen significante wijzigingen zullen plaatsvinden in het aantal personen binnen het plangebied. Er zal dan ook geen verandering in het groepsrisico optreden ten opzichte van de huidige situatie. Een verantwoording van het groepsrisico is dan ook niet aan de orde.

De Hulpverleningsdienst Drenthe heeft op 8 juni 2009 advies (kenmerk: HVD/09/209/JvtZ) uitgebracht in het kader van de externe veiligheid. Het betreft een conserverend bestemmingsplan met reeds bestaande buisleidingen. Dit geeft geen mogelijkheden om het gebied anders in te richten.

Belangrijke aandachtspunten zijn wel de zelfredzaamheid en de bestrijdbaarheid van een calamiteit, aangezien binnen het plangebied een tweetal scholen (aantal aanwezige personen: 425), een peuterspeelzaal (aantal aanwezige personen: 110) en een verzorgingstehuis (aantal aanwezige personen: 40) aanwezig zijn. Bij een voornemen tot toekomstige ontwikkelingen in het plangebied dient dan ook rekening te worden gehouden met de inrichting om schade aan gebouwen en slachtoffers te voorkomen. In het kader van bestrijdbaarheid is het plangebied op dit moment goed bereikbaar voor de hulpverleningsdiensten. Om de bereikbaarheid binnen de zorgnorm van 15 minuten te kunnen blijven garanderen, is het van belang om bij een eventueel toekomstige verandering van wegen te voorkomen dat extra verkeersremmende maatregelen worden getroffen. Hierdoor zou de aanrijtijd van de brandweer of andere hulpdiensten worden verlengd, waardoor de zorgnorm mogelijk niet gehaald zou kunnen worden.

Tot slot dient bij grondwerkzaamheden in de nabijheid van de leidingen rekening te worden gehouden met de volgende aandachtspunten:

  • het doen van een Klic-melding voor aanvang van de graafwerkzaamheden, waarbij de buisleidingen in kaart worden gebracht;
  • indien graafwerkzaamheden in de nabijheid of boven een ondergrondse buisleiding worden uitgevoerd kan mogelijk een bescherming van bovenaf worden aangebracht in de vorm van een afdekking met betonplaten of het aanbrengen van een netconstructie. Hierdoor kan een eventuele PR-contour rondom een buisleiding worden verkleind, omdat de betonplaat of net een signaleringsfunctie heeft dat een ondergrondse buisleiding aanwezig is.

Hoogspanningsleidingen

Binnen het plangebied lopen geen hoogspanningsleidingen. Het is daarom niet noodzakelijk om in enige vorm uitvoering te geven aan het voorzorgsbeleid (brief 24 december 2004 sts secr Van Geel) inzake de magnetische velden veroorzaakt door hoogspanningslijnen.