direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Bentinckspark 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20098016001-OH01

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Bentinckspark 2009 van de gemeente Hoogeveen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand

NL.IMRO.0118.BP20098016001-OH01 met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aaneengebouwde woningen:

woningen gekoppeld door middel van gebouwen;

1.6 aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit:

het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of in de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;

1.7 aan-huis-verbonden beroep:

het in een woning en/of in de daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, kunstzinnig, maatschappelijk, medisch, ontwerptechnisch of zakelijk dan wel daarmee gelijk te stellen gebied zoals bed and breakfast, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist(e) en mani- en/of pedicure, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.8 afhankelijke woonruimte:

een aanbouw c.q. een vrijstaande bijgebouw waarin één of meerdere hulpbehoevenden vanuit het oogpunt van matelzorg gehuisvest zijn en dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;

1.9 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden;

1.12 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop of de levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.13 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een bedrijf, kantoor, winkel of daarmee vergelijkbare voorzieningen, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.15 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor toezicht en beheer;

1.16 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening wordt gehouden;

1.17 beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag– en administratieruimten en dergelijke;

1.18 bestaand:

de op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige situatie ten aanzien van de diverse in de regels vermelde aspecten, zoals bijvoorbeeld bestaand gebouw, bestaand gebruik, bestaande oppervlakte;

1.19 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.20 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.21 Bevi-inrichtingen:

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, veranderen of vernieuwen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of horizontale balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en de zolder;

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, metaal, steen of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.29 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.30 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.31 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van educatie, spel, sport, toerisme en volkstuinen, waarbij overnachting uitdrukkelijk is verboden;

1.32 dagrecreatieve voorzieningen:

speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van dagrecreatie;

1.33 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.34 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.35 dienstverlenend bedrijf:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie;

1.36 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van prostitutie;

1.37 dwarskap:

een kap met de nokrichting haaks op de weg waaraan de woning is gelegen;

1.38 e-commerce:

vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren, dat uitsluitend verloopt via post, fax, telefoon, e-mail of internet waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, de goederen niet uitstalt ten verkoop en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met een magazijn of opslag van goederen, ten behoeve van de op grond van de bestemming toegelaten bedrijven;

1.39 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.40 erf:

de oppervlakte van een bouwperceel binnen de bestemming 'Wonen', met uitzondering van de oppervlakte van het bouwvlak;

1.41 evenement:

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals beurzen, bijeenkomsten, braderieën, beurzen, festivals, festiviteiten, kermissen, markten, wedstrijden, kamperen en dergelijke;

1.42 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport wordt verstaan;

1.43 geluidsbelasting van vliegveld Hoogeveen:

de geluidsbelasting op een bepaalde plaats veroorzaakt door de gezamenlijke op een luchtvaartterrein landende en opstijgende vaste vleugel luchtvaartuigen met schroefaandrijving en een toegelaten totaalmassa die hoger is dan 390 kg doch niet hoger dan 6.000 kg, uitgedrukt in bkl;

1.44 geluidbelasting vanwege een weg:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;

1.45 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve medische zorg of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.46 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting vermeld in artikel 24 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van 5 januari 1993, houdende aanwijzing van categorieën inrichtingen, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.47 hogere (geluidsgrens)waarde:

een waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder of het Besluit geluidhinder;

1.48 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken;

1.49 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.50 horecabedrijf categorie 1:

een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies aks centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een broodjeszaak, een crêperie, een croissanterie, een eetcafé, een konditorei, een luchroom, een pannenkoekenhuis, een patisserie, een petitrestaurant, een poffertjeszaak, een theehuis, een traiteur, een ijssalon, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

1.51 horecabedrijf categorie 2:

een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of alcoholische dranken, zoals een afhaalcentrum, een automatiek, een café, een café-restaurant, een cafetaria, een grillroom, een hotel-café, een hotel-café-restaurant, een restaurant, een shoarmazaak, een snackbar, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

1.52 horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

1.53 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.54 kantoor:

een gebouw waarvan ten minste 80% van de vloeroppervlakte wordt gebruikt voor administratieve activiteiten, inclusief daaraan gerelateerde activiteiten, zoals kantine en sanitair;

1.55 kap:

een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk, bestaande uit ten minste één niet horizontaal vlak;

1.56 kwetsbaar object:

een object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);

1.57 langskap:

een kap met de nokrichting evenwijdig aan de weg waaraan de woning is gelegen;

1.58 lessenaarsdak:

een dak bestaande uit één hellend dakvlak;

1.59 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.60 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak;

1.61 peil:

1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang, dan wel vanaf enig ander vast punt in de omgeving;

2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg renst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.62 perceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.63 platdak:

horizontaal of nagenoeg horizontaal gelegen dak;

1.64 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.65 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.66 reconstructie van een weg:

een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg, ten gevolge waarvan de geluidsbelasting vanwege de weg met 1,5 dB of meer wordt verhoogd;

1.67 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.68 stacaravan:

een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;

1.69 standplaats voor woonwagens:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.70 twee-aan-eengebouwde woningen:

blok van twee aaneengebouwde woningen;

1.71 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.72 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.73 voorkeursgrenswaarde:

de streefwaarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en het besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;

1.74 voorgevel:

het meest naar de zijde van de weg gekeerde deel van een hoofdgebouw, waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gelegen;

1.75 verblijfsrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting is toegestaan;

1.76 verblijfsrecreatieve voorzieningen:

speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van verblijfsrecreatie;

1.77 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of meerdere huishouden(s);

1.78 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel kan worden verplaatst.