direct naar inhoud van 5.8 Externe veiligheid
Plan: Noordscheschut 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20098015001-OH01

5.8 Externe veiligheid

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op de risico's van het vervoer en gebruik van gevaarlijke stoffen. Doel is hierin voor burgers een acceptabel veiligheidsniveau te waarborgen (dus geen nulrisico). Het risico wordt hierbij bepaald door de kans op en het effect van een incident met gevaarlijke stoffen. Bij het hanteerbaar maken en beheersen van risico's staan binnen het externe veiligheidsbeleid twee begrippen centraal. Het betreft het zogenaamde plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water en buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie binnen het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied.

Het PR schetst de kans dat een enkele onbeschermde persoon komt te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen. Voor het PR10-6 worden grens- en richtwaarden toegepast waarbij een grenswaarde een harde norm is die niet overschreden mag worden. Voor de bestaande situatie mag de richtwaarde wel worden overschreden. Voor nieuwe situaties mogen de grenswaarde en de richtwaarde voor het PR10-6 niet worden overschreden. De grenswaarde geldt voor kwetsbare objecten en de richtwaarde geldt voor beperkt kwetsbare objecten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (hierna: Bevb).

Het GR is de kans dat een groep personen komt te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen. Bij de beoordeling van het GR en de vraag of deze acceptabel is, wordt de zogenaamde oriëntatiewaarde gehanteerd als ijk- en afweegpunt en wordt de externe veiligheidssituatie beoordeeld. Een geaccepteerde toename of overschrijding van de oriëntatiewaarde als gevolg van een bestemmingsplan dient in het desbetreffende plan verantwoord te worden. Hierbij wordt verder extra aandacht aan de bescherming van bijzonder kwetsbare groepen personen geschonken.

5.8.1 Stationaire bronnen

Voor ruimtelijke ontwikkelingen die binnen het invloedsgebied van een risicobron liggen, zullen de veiligheidsrisico's in beeld gebracht moeten worden. Er zal een afweging gemaakt moeten worden of de risico's acceptabel zijn. Binnen het plangebied ligt een LPG-tankstation aan de Molenweg 59

Vanwege de opslag en verkoop van LPG is het Bevi van toepassing op het tankstation. In het Bevi zijn afstanden opgenomen voor de PR(10-6)-contour rondom het vulpunt, de ondergrondse tank en de afleverzuil. Met betrekking tot LPG-tankstations geldt een invloedsgebied van 150 meter rondom het vulpunt en ondergrondse tank voor de verantwoording van het groepsrisico.

Bij herziening van het bestemmingsplan dient voor de beoordeling van het plaatsgebonden risico uit te worden gegaan van een nieuwe situatie. Dit houdt in dat de afstanden van tabel 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (hierna: Revi) moeten worden gehanteerd. De kleinere afstanden van tabel 2a van het Revi worden van kracht op het moment dat het nieuwe Besluit LPG-tankstations van kracht wordt.

Plaatsgebonden risico

In verband met de PR(10-6)-contour dient een afstand van 45 meter ten opzichte van het vulpunt, 25 meter ten opzichte van de ondergrondse tank en 15 meter ten opzichte van de afleverzuil in acht te worden genomen, waarbinnen geen nieuwe kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten geprojecteerd mogen worden. Binnen de PR(10-6)-contour bevinden zich een garage/schuur behorende bij de woning aan Molenweg 61 en opslaggebouwen behorende bij het bedrijf Molenweg 57. In het plangebied is geen sprake van nieuw geprojecteerde kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten binnen de PR(10-6)-contouren.

Er was sprake van een saneringssituatie voor wat betreft een gedeelte van de LPG-installatie. Het LPG-vulpunt lag te dicht bij een kwetsbare object en kon niet voldoen aan de afstand van het plaatsgebonden risico (PR 10-5) voor het vulpunt. Als gevolg hiervan is het vulpunt verplaatst van de westzijde naar de oostzijde van het terrein. Voor het verplaatsen van het LPG-vulpunt is in 2010 een vergunning in het kader van de Wet milieubeheer verleend. Het Bevi bepaalt dat in geval er sprake is van een verbetering van het plaatsgebonden risico, bij de milieuvergunning geen toetsing van het groepsrisico hoeft plaats te vinden.

Op de verbeelding zijn de onderscheidenlijke LPG-installaties niet aangegeven. Echter wanneer een verplaatsing van een LPG-installatie plaats zou moeten vinden, dient dit met een omgevingsvergunning voor een milieuactiviteit te worden geregeld. Op deze wijze is het voldoende geborgd dat binnen de bedrijfsbestemming de LPG-installaties niet zondermeer kunnen worden verplaatst.

Om ongewenste realisatie van bebouwing binnen de plaatsgebonden risicocontouren tegen te gaan is op de verbeelding een 'Veiligheidszone – lpg' opgenomen. Deze veiligheidszone is gebaseerd op de nieuwe situatie. In de regels is bepaald dat geen nieuwe beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten gerealiseerd mogen worden binnen de betreffende zone. De plaatsgebonden risicocontouren zullen worden gewijzigd, op het moment dat het Besluit LPG-tankstations is gewijzigd.

Groepsrisico

Ten behoeve van de actualisatie van het bestemmingsplan zal de verantwoording van het groepsrisico wel plaats moeten vinden. De maatgevende aspecten bij de verantwoording van het groepsrisico zijn de hoogte en de toename van het groepsrisico, de getroffen veiligheidsmaatregelen, de oriëntatiewaarde, de zelfredzaamheid van de personen binnen het invloedsgebied en de inzetbaarheid van de hulpdiensten.

Oriëntatiewaarde

Er is een indicatieve berekening voor de oriëntatiewaarde uitgevoerd binnen het invloedsgebied (150 meter rondom het vulpunt). Het maximaal toegestane aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied bedraagt 17 personen/ha. Uit de berekening is gebleken dat er sprake is van maximaal 7 personen/ha. Hieruit blijkt dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden.

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en daardoor neemt het groepsrisico niet toe. Het groepsrisico dat momenteel aanwezig is, geeft geen aanleiding tot het nemen van extra externe veiligheidsmaatregelen. De bestaande situatie wordt aanvaardbaar geacht.

Inzetbaarheid van hulpdiensten

Voor de verantwoording van de aspecten zelfredzaamheid, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid is advies gevraagd van de Hulpverleningsdienst Drenthe (HVD). Op 19 juli 2010 heeft de HVD een advies (HVD/2010/235/EvdD/rv) (Bijlage 5) uitgebracht. Op 4 november 2010 is een gewijzigd advies (HVD10/376/EvdD/rv) (Bijlage 6) ingediend dat is opgesteld door de HVD in samenwerking met de Brandweer ZuidWest Drenthe. Het advies van 4 november 2010 is per brief van 17 april 2012 (Bijlage 7) nader aangevuld. Deze adviezen zijn betrokken bij de verantwoording van het groepsrisico. Het gaat met name om de aspecten bereikbaarheid en bestrijdbaarheid. Het aspect zelfredzaamheid is niet aan de orde. Het aantal personen neemt niet toe in het plangebied, aangezien er geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn opgenomen in het plan. Het betreft bestaande bebouwing, waardoor ten aanzien van vluchtwegen geen maatregelen met betrekking tot positionering van de bebouwing kan worden geëist.

Als gevolg van de verplaatsing van het vulpunt is de kans op een aanrijding met de LPG-tankwagen vergroot. De tankwagen moet nu achteruit het erf oprijden, waardoor de tankwagen enige tijd dwars op de weg komt te staan. Verder is bij het achteruitrijden de kans dat een van de panden wordt geraakt, waarbij de tankwagen beschadigd, vergroot, aangezien de maximale breedte tussen de gebouwen 5,5 meter bedraagt. De grootste kans op een ongeluk bij een LPG-tankstation doet zich voor bij het lossen van de LPG-tankwagen.

Een deel van de risico's wordt of is inmiddels verkleind doordat landelijk geregeld is dat er gebruik wordt gemaakt van verbeterde vulslangen, waardoor de kans op het breken of scheuren van de slang kleiner is geworden. Verder zijn nagenoeg alle LPG-tankwagens inmiddels voorzien van een hittewerende coating. Hierdoor wordt tijdwinst behaald voor ontruiming en de inzet van de brandweer.

Voor verdere beperking van de risico's zijn of worden de volgende maatregelen getroffen:

  • De doorzet en de vulmomenten zijn vastgelegd in de milieuvergunning.
  • Tijdens de vulmomenten zullen er geen brandgevaarlijke werkzaamheden worden verricht in het garagebedrijf. De milieuvergunning wordt op dit punt ambtshalve gewijzigd.
  • Er wordt een aanrijbeveiliging aangebracht ter hoogte van de hoek van de garage, de hoek van de woning en de hoek van de shop. De milieuvergunning wordt op dit punt ambtshalve gewijzigd.
  • De brandweer ZuidWest Drenthe stelt een aanvalsplan op voor deze locatie ter voorbereiding op een mogelijke incident. Er zal 1 keer per jaar een oefening bij het bedrijf plaatsvinden.
  • Het terrein zal in geval van calamiteiten ook bereikbaar zijn via het terrein van de buren, zodat de calamiteit van twee kanten te benaderen is.
  • Om te beschikken over voldoende bluscapaciteit zal bij een calamiteit gebruik worden gemaakt van het bluswaterriool in de nabijheid van de locatie.


Met het treffen van bovenstaande maatregelen wordt het risico bij een calamiteit zoveel mogelijk verkleind en zal de brandweer maximaal voorbereid zijn op een mogelijke inzet bij een calamiteit. Het college vindt, gezien bovenstaande en in samenhang met de bestaande situatie, dat het groepsrisico acceptabel is.

5.8.2 Buisleidingen

Binnen het plangebied Noordscheschut loopt een gasleiding met kenmerk N-521-40-KR-003/04. De leiding heeft een diameter van 6,3 inch en een druk van 40 bar. Regels voor buisleidingen zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) dat in werking is getreden op
1 januari 2011. Volgens dit besluit moet ook getoetst worden aan de PR (10-6)-contour en de belemmerende zone van 4 meter aan weerszijden van de leiding en het groepsrisio moet worden verantwoord.

Plaatsgebonden risico

Met behulp van het rekenprogramma Carola zijn de leidinggegevens bij de Gasunie N.V. opgevraagd. Hieruit blijkt dat de aardgasleiding ter hoogte van de Tramweg 19 tot en met 29 een PR10-6-contour heeft. Binnnen deze PR-contour ligt een gevel van een woning (kwetsbaar object). Dit is een knelpunt dat op grond van artikel 17, eerste lid van het Bevb binnen 3 jaar (1-1-2014) door de exploitant zal moeten worden opgelost. De Gasunie is op de hoogte van dit knelpunt. Zij zullen binnen 3 jaar veiligheidsmaatregelen treffen, waardoor de gevel buiten de PR10-6-contour komt te liggen. In welke vorm dat gaat gebeuren is nog niet bekend. Wellicht worden linten gelegd of wordt voor een bovenafdekking van de leiding gekozen. De te treffen veiligheidsmaatregelen aan de buisleidingen kunnen mogelijk gelijktijdig met de werkzaamheden aan de riolering uitgevoerd worden.

Groepsrisico

Het invloedsgebied (1% letaliteitszone) van de buisleiding waarbinnen het groepsrisico verantwoord moet worden bedraagt 70 meter. Het betreft een conserverend bestemmingsplan, waarbij geen ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van de buisleiding zijn voorzien. Er treedt geen wijziging op in de hoogte van het groepsrisico en een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico voor wat betreft de buisleiding hoeft niet worden uitgevoerd.

Het inwoneraantal in Noorscheschut inclusief het buitengebied bedraagt ruim 2000 personen. Met behulp van het programma Carola is een groepsrisicoberekening uitgevoerd met een populatiedichtheid van 2000 personen in het gearceerde gebied zoals in onderstaande figuur is weergegeven. Het aantal van 2000 is dus een overschatting van het werkelijke aantal, omdat het gearceerde gebied hoofdzakelijk de kern van Noordscheschut beslaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20098015001-OH01_0007.jpg"

De hoogte van het groepsrisico wordt weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20098015001-OH01_0008.jpg"

Uit de berekening is gebleken dat het groepsrisico in ruime mate beneden de 10% van de oriëntatiewaarde ligt.

Tevens ligt het plan binnen het invloedsgebied van twee hoge druk aardgasleidingen A-503 en A-509, beide met een druk van 66 bar. Ook hier treden geen wijzigingen op in de hoogte van het groepsrisico en wordt er in de berekening geen groepsrisico aangetoond. Het groepsrisico hoeft dan ook niet verder te worden verantwoord.

Binnen de belemmerende zone van 5 meter aan weerszijden van de hoge druk aardgasleidingen (A-503 en A-509) en 4 meter aan weerszijden van de gasleiding (N-521) mag geen nieuwe bebouwing worden toegevoegd. Binnen de belemmerende zone reeds aanwezige bebouwing levert geen saneringsituatie op.

5.8.3 Overige risicobronnen

In of in de nabijheid van het plangebied zijn geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen of hoogspanningslijnen aanwezig.

Binnen het plangebied bevindt zich een vuurwerkopslag- en verkoopruimte aan de Molenweg 57. Volgens de omgevingsvergunning is maximaal 10.000 kg consumentenvuurwerk op deze locatie toegestaan. De vuurwerkopslag dient te voldoen aan de bepalingen van het Vuurwerkbesluit. Binnen de veiligheidsafstanden (8 meter) zijn geen objecten geprojecteerd.