direct naar inhoud van 4.1 Ruimtelijke structuur
Plan: Oost / Oranjebuurt 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20098013001-VG02

4.1 Ruimtelijke structuur

4.1.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om ruimtelijke ontwikkelingen te sturen en functionele kwaliteiten te stimuleren of juist af te remmen. Het zal voor de komende tien jaar een juridische basis vormen voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het gebied. Het is daarom van belang de uitgangspunten voor dit bestemmingsplan iets nader te beschrijven.

4.1.2 Wonen

Het beleid voor het plangebied komt kort geformuleerd neer op het behoud en versterking van de kwaliteit van het woonmilieu. Die kwaliteit komt ook tot uiting in de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken.


Binnen de begrenzing van het onderhavige plan Oost / Oranjebuurt staan circa 1.375 woningen met ongeveer 2.800 bewoners. De Oranjebuurt is de oudste buurt en is voornamelijk gebouwd eind veertiger jaren, Oost in de vijftiger jaren en Noord in de zestiger jaren van de vorige eeuw. Met name in het zuiden staan de duurdere koopwoningen.
De woningen langs de wegen die lopen vanuit het Centrum richting Kanaalweg dateren uit de eerste helft van de vorige eeuw.
Het overgrote deel van de woningen in het plangebied zijn huurwoningen, nog geen 40% behoren tot het eigen woningbezit.

Onlangs heeft er een herstructurering plaatsgevonden in de Verzetsbuurt, waarbij de openbare ruimte voor het grootste deel is heringericht, 94 woningen ingrijpend zijn verbeterd en in het gebied ten noorden van de Pleunis Dubbeldamstraat 56 bestaande huurwoningen zijn geamoveerd en nieuwe woningen zijn gebouwd, waarbij ook een voormalig parkeerterrein is betrokken. Op de vrijgekomen locatie zijn inmiddels 14 seniorenwoningen, 12 eengezinshuurwoningen en 10 eengezinskoopwoningen gebouwd, zodat er een gevarieerder aanbod van woningen in de buurt is ontstaan.

De wijk Oost / Oranjebuurt bestaat uit vier buurten: Noord, Oranjebuurt, Oost en Verzetsbuurt, waarbij het woonmilieu van Noord, Oranjebuurt en Verzetsbuurt wordt getypeerd als hecht en betaalbaar en de volgende onderscheidende kwaliteiten van het woonmilieu vermeld kunnen worden:

  • wijkgerichte oriëntatie bewoners;
  • hechte en gesloten sociale structuur;
  • eenzijdig woningaanbod, de huurwoningen zijn dominant;
  • kleine goedkope (huur)woningen;
  • krappe woonomgeving;
  • op korte afstand van voorzieningen.


Het woonmilieu van Oost wordt getypeerd als verscheiden en ruim, waarbij de volgende onderscheidende kwaliteiten van het woonmilieu vermeld kunnen worden:

  • wijkgerichte oriëntatie bewoners;
  • hechte en gesloten sociale structuur;
  • eenzijdig woningaanbod;
  • kleine goedkope (huur)woningen;
  • krappe woonomgeving;
  • op korte afstand van voorzieningen.


Binnen deze gebieden zijn de volgende samenhangende kleinere buurten te onderscheiden:

  • A. Bebouwingslint Het Haagje

Deze lintbebouwing volgt de lijn van de voormalige kanalen waaraan vanaf 'het Kruis', de kruising van de kanalen, Hoogeveen ontstond. Met name de delen van het lint gelegen buiten het kerngebied versterken het karakter van deze wegen als langgerekte bebouwingslinten.

Kenmerkend is het brede profiel van deze wegen dat is ontstaan door de ligging van het voormalige kanaal in het midden van deze ruimte. Het brede profiel biedt de verkeerstechnische mogelijkheid tot inrichting van hoofdontsluiting voor het centrum. De oorspronkelijke lage bebouwing is gaandeweg vervangen door nieuwe hoge bebouwing. De afleesbare ontstaansgeschiedenis is een cultuurhistorisch waardevol aspect.

Het beleid is gericht op het tot stand komen van een stedelijke bebouwing, waarbij de architectonische kwaliteit van nieuwbouw en verbouw van hoogstaande kwaliteit moet zijn. De oorspronkelijke perceelbreedte moet ook in de nieuwe bebouwing afleesbaar zijn, met het handhaven van aanwezige verspringingen in de voorgevelrooilijn.

Ontwerpen die afwijken van de aanwezige structuur maar op zich van bijzondere kwaliteit zijn en een impuls zijn voor de kwaliteit van de bebouwde omgeving worden gestimuleerd. Dit betekent dat zowel verandering als handhaving allebei mogelijk moeten zijn.

  • B. Bebouwingslint De Vos van Steenwijklaan

De Vos van Steenwijklaan is het restant van de oude uitvalsweg naar het oosten. De bebouwing langs deze weg is een voorbeeld van geleidelijke groei van een nederzetting langs aanwezige uitvalswegen.
Het oostelijke einde van de Grote Kerkstraat markeert de oude begrenzing van het stadscentrum. De Vos van Steenwijklaan vormt het eerste stuk van de weg naar het oosten. Het bebouwingslint ontstond door incidentele bouwprojecten van uiteenlopende aard. Een redelijke verdichting van de bebouwing is slechts in de directe nabijheid van het stadscentrum waar te nemen. Door de uitbreidingen van Hoogeveen werd dit historische lint onderbroken.

In de nabijheid van het stadscentrum zijn voornamelijk woningen gesitueerd.
De verscheidenheid in functies, bouwvormen en bouwjaar van de bebouwing brachten een gevarieerd beeld tot stand. Op plaatsen waar sprake is van een verdichting van de bebouwing bestaat samenhang in hoofdvorm en materiaalgebruik.

De vorm en inrichting van de De Vos van Steenwijklaan is samen met de bebouwing aan weerszijden kenmerkend voor oude uitvalswegen en hierdoor van cultuurhistorische waarde. Zolang geen grootschalige stedenbouwkundige ontwikkelingen dit gebied bedreigen, is het zinvol zulke getuigenissen van het ontstaan en de groei van een stad zichtbaar te houden.

Het beleid is er op gericht om het ruimtelijke beeld van een historische uitvalsweg te handhaven. Verbijzondering binnen de bestaande structuur wordt nadrukkelijk gestimuleerd. Bij (vervangende) nieuwbouw moet aangesloten worden op het ritme en de ontsluiting van de bestaande bebouwing in de omgeving. Hierbij moet het karakter van de lintbebouwing voorbeeld zijn voor nieuwe invullingen.

  • C. Stedelijke bebouwing

De term stedelijke bebouwing heeft meer van doen met het ontstaan dan met het karakter van deze bebouwing. Bedoeld wordt de bebouwing van een eerste groeiperiode buiten het kerngebied van het tegenwoordige stadscentrum, groeide vanaf de tweede helft van de 19de eeuw de bebouwde kom van Hoogeveen langzaam in oostelijke en noordelijke richting, zoals langs de Van Echtenstraat, Bentinckslaan en de Kanaalweg. Naast woningen ontstonden daar voorzieningen die voor een kleine stedelijke nederzetting nodig zijn.

Tot het eind van de negentiende eeuw bestond de bebouwde kern van Hoogeveen uit een aantal streken. Van echte kernvorming was nog geen sprake. De bebouwing was geconcentreerd rond het Kruis, langs de tegenwoordige Hoofdstraat en voor een klein deel langs de huidige Grote Kerkstraat en de Van Echtenstraat. Op afbeelding 5 zijn de bebouwde streken in de kom van Hoogeveen in de negentiende eeuw aangegeven (bron: F. Nijstad).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20098013001-VG02_0005.jpg"

Figuur 5: Bebouwing Hoogeveen 19e eeuw

Rond de huidige Grote Kerkstraat was enige bebouwing in oostelijke richting aanwezig. Langs de noordkant van de Kleine Kerksteeg, de huidige Van Echtenstraat, was wat bebouwing aanwezig. Evenals de hervormde kerk, het armenwerkhuis en de molen. De rest van de huidige Van Echtenstraat bestond uit water en was niet bebouwd. Rondom Hoogeveen en grenzend aan de rand van de bebouwing begon het landelijk gebied "De Velden". Na 1900 kwam hier langzaam verandering in. Langs de huidige Grote Kerkstraat en de Van Echtenstraat groeit Hoogeveen op een organische manier in oostelijke richting. Het graven van het Omkanaal (huidige Kanaalweg) in het begin van de jaren twintig van de twintigste eeuw bevordert dit proces ook. Tussen 1900 en 1940 ontstaat de huidige kleinschalige bebouwing langs het nog niet bebouwde deel van de Grote Kerkstraat, de Van Echtenstraat en de Julianastraat. De bebouwing bestaat uit eenvoudige woningen in de vorm van rijenbouw, dubbele woningen en een aantal grotere vrijstaande woningen en de toen noodzakelijke voorzieningen zoals winkels. De meeste winkels zijn weer verdwenen. De woningen staan over het algemeen direct aan de stoep.

Het oorspronkelijke karakter uit de eerste helft van de twintigste eeuw is bij de meeste woningen goed bewaard gebleven, waardoor de buurt nog de sfeer heeft van de eerste organisch gegroeide uitbreiding van Hoogeveen in oostelijke richting. Hierdoor is de buurt cultuurhistorisch van belang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20098013001-VG02_0006.jpg"
Figuur 6: kaartje topografische kaart 1944

In de welstandsnota is het aandachtsgebied als onderdeel van gebied 5, als een waardevol gebied opgenomen met welstandsniveau "bijzonder". Hieronder wordt een samenvatting van de gebiedsbeschrijving en waardebepaling weergegeven.
De hoogte is niet meer dan twee bouwlagen met een kap. De wandvorming van de bebouwing geeft een stedelijk karakter, de beperkte perceelbreedte versterkt dit effect en door de beperkte hoogte en de aanzetten tot wandvorming bepalen de ruimtelijke werking van dit gebied. De wandvormende bebouwing staat strak in een rooilijn aan de straat. Bijzondere bebouwing onderscheidt zich ook door een bijzondere plaatsing, waarbij soms samen met de openbare ruimte pleintjes worden gecreëerd. De thans aanwezige bebouwing verwijst nog duidelijk naar eerste, kleinschalige uitbreidingen en is daarom van cultuurhistorische betekenis.

Door de centrale ligging van dit gebied direct grenzend aan het kernwinkelgebied is het beleid gericht op versterking van de stedelijke functies. Belangrijk is hierbij om op een passende wijze de woonfunctie in een stedelijke omgeving te versterken. De aanwezige schaal en parcellering van de bestaande bebouwing zijn uitgangspunten voor nieuwe invullingen en vervangende nieuwbouw. De gebouwen zijn met de voorgevel georiënteerd op de straat en zichtbaar samenvoegen van panden is ongewenst.

  • D. Oranjebuurt

Tussen het tot aan de Wilhelminastraat komende stadscentrum en het industrieterrein ligt de Oranjebuurt, een voorbeeld van vooroorlogse woningbouw. Het is een kleine, tuindorpachtige wijk met een duidelijke samenhang tussen stedenbouwkundig ontwerp en bebouwing.

De ontwikkeling van Oranjebuurt is nauw verbonden met de eerste sociale woningbouw in Hoogeveen. In de negentiende eeuw waren de woonomstandigheden voor de arbeidersklasse over het algemeen slecht. De algehele zorg om de gezondheidstoestand leidden midden negentiende eeuw tot het besef dat er iets moest gebeuren aan de huisvesting en sanitaire omstandigheden van de arbeidersklasse. Daarbij speelde een rol dat besmettelijke ziekten die tengevolge van de slechte woonomstandigheden ontstonden, niet stopten bij de voordeur van de rijkere standen. Particuliere weldoeners maar ook fabrikanten en werkliedenverenigingen namen de eerste initiatieven. De overheid zag hier eerst voor zichzelf nog geen taak weggelegd. Dat de overheid tenslotte toch tot initiatieven kwam, was meer vanwege de bedreiging van de volksgezondheid dan wegens de ellendige woonsituatie. Zo kwam in 1901 de Woningwet tot stand. Deze wet maakte het mogelijk om aan verenigingen, vennootschappen en stichtingen, uitsluitend in het belang van verbetering der volkshuisvesting werkzaam, financiele middelen te verstrekken voor woningbouw.

In Hoogeveen leidde deze landelijke trend tot de oprichting van de "Bouwvereeniging Hoogeveen" op 23 maart 1914. De eerste wereldoorlog zorgt aanvankelijk voor vertraging, maar in 1919 en 1920 wordt verder gebouwd aansluitend aan de in 1915 gebouwde woningen. De Wilhelminastraat wordt doorgetrokken over een gedempte wijk tot aan het Noord. Hier en langs de Willemskade, de Prins Hendrikstraat en het Wilhelminaplein worden nog eens 49 woningen gebouwd. In 1940 wordt het laatste deel van de "oude bouw" gebouwd, 33 woningen aan de Emmastraat, het Wilhelminaplein, de Prins hendrikstraat en de Nassaustraat. Daarmee is de Oranjebuurt afgerond.

Doordat de Oranjebuurt de eerste sociale woningbouw is in Hoogeveen en bovendien is ontworpen door de toenmalige gemeentearchitect j. Carrmiggelt is de buurt van cultuurhistorisch belang. In de Welstandsnota is de Oranjebuurt als waardevol gebied (gebied 6) opgenomen met welstandsniveau "bijzonder".

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20098013001-VG02_0007.jpg"Figuur 7: Overzichtskaartje beschermd gebied

Het rechthoekige stratenpatroon is kenmerkend voor de eerste uitbreidingen in Hoogeveen. De eenheid van stedenbouwkundig concept en bebouwing zet zich voort in de architectuur en het materiaalgebruik. Woningen met een lage gootlijn bepalen deze buurt. Enkele hoeken zijn verbijzonderd door gebouwen met twee bouwlagen en een kap. De later ontstane woningbouw langs de Oranjestraat bestaat eveneens uit rijen met twee bouwlagen en een kap.

De eenheid van het ruimtelijke beeld wordt bedreigd vanaf de randen en door verbouwingen die geen rekening houden met de aanwezige beeldkwaliteit. Deze buurt is een voorbeeld van vroege sociale woningbouw waarbij aandacht is besteed aan de openbare ruimte.

Het ruimtelijke beleid is gericht op het handhaven en waar nodig herstellen van de oorspronkelijke ruimtelijke kwaliteit. Bijzondere aandacht is daarbij nodig voor de openbare ruimte en de overgangen naar aangrenzende gebieden, zoals bijvoorbeeld het stadscentrum. Waar de achtertuinen grenzen aan het openbaar gebied is gestreefd naar een passende overgang door eenvoudige groenaanleg.

De aanwezige schaal en parcellering van de bestaande bebouwing zijn uitgangspunten voor nieuwe invullingen en vervangende nieuwbouw. Hierbij staat de samenhang van het stedelijk gebied voorop.

Daartoe is in het oudste deel van de wijk op de verbeelding de hoofdbebouwing nauw begrensd, zodat de hoofdbebouwing niet verder kan uitbreiden, waardoor deze karakteristieke bebouwing zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde in zijn oorspronkelijke vorm zal blijven bestaan. Ook de aanwezige karakteristieke openheid bij sommige gebouwen aan de Wilhelminastraat zal door middel van een tuinbestemming worden aangegeven. De kenmerkende groene pleintjes binnen dit gebied hebben een groenbestemming gekregen.

  • E. uitbreiding grenzend aan het stadscentrum (Verzetsbuurt)


Kenmerkend voor deze uitbreiding is de ligging direct grenzend aan bestaande bebouwing. Waar mogelijk werd gebruik gemaakt van aanwezige infrastructuur in de vorm van bestaande wegen. Bestaande bebouwing werd geïntegreerd in de uitbreiding. Behalve woningbouw voornamelijk bestaande uit eengezinswoningen komen voorzieningen op wijkniveau voor. De locatie lag omstreeks 1950 aan de buitenkant van de bebouwde kom en was beperkt van omvang. Stedenbouwkundig sluit de buurt aan bij de hoofdstructuur van het stratenpatroon. De meeste woningen zijn intussen gerenoveerd en aangepast aan de tegenwoordige wooneisen.

De groenstructuur eveneens uit die tijd, heeft gedeeltelijk het karakter van een parkachtige beplanting aangenomen. De kwaliteit van wonen in het groen, nagenoeg in het centrum van de stad, geeft aan deze locaties een ruimtelijke meerwaarde.

Gezien deze waardering is het beleid er op gericht deze kwaliteit te handhaven en waar nodig en mogelijk te versterken. Nieuwe ontwikkelingen zullen daaraan moeten bijdragen, door bestaande rooilijnen te handhaven en bestaande open ruimten te respecteren. Bij vervangende nieuwbouw moet aangesloten worden op de massa en de vorm van de belendende bebouwing, waarbij wijzigingen minimaal op blokniveau moeten plaatsvinden.

Binnen dit gebied liggen twee rijksmonumenten:
De Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt is in 1933 gebouwd in een stijl die neigt naar de Nieuwe Haagse School. De kerk ligt in een karakteristiek gebied met lintbebouwing uit de dertiger jaren. Rondom de kerk is een tegelplein, aan de voorzijde begrensd door een gemetselde muur met ijzeren buizen en aan de zijkanten door een beukenhaag. De kerk is van cultuur- en architectonisch belang vanwege de aan de Nieuwe Haagse School verwante voor de jaren 30 typerende bouwstijl en de redelijke mate van gaafheid van het ex- en interieur. In relatie met de omringende lintbebouwing van stedenbouwkundig belang vanwege het beeldbepalende karakter in het straatbeeld.

Aan de Van Echtenstraat 47 ligt Korenmolen De Zwaluw met als bouwjaar 1834. Het is een rietgedekte achtkantige houten stellingmolen op een achtkantig gemetselde romp die in het stadsbeeld van Hoogeveen een grote dominerende functie heeft met zijn stellinghoogte van 9.80 meter en waarbij de wieken een vlucht hebben van 24.60 meter.

In de huidige staat is de korenmolen al meer dan 160 jaar oud: in 1834 werd de molen op de stenen onderbouw van een verbrande voorganger gebouwd, die waarschijnlijk al uit 1714 stamde. Lang geleden lag de molen aan een vaart waarbij via een stenen boog in de onderbouw de schuiten de molen konden invaren en daar geladen en gelost konden worden. In 1980 is de molen hersteld en weer in bedrijf gesteld.
Als versiering heeft de molen een eenvoudige baard, grotendeels donkergroen geverfd en wit afgebiesd, met in donkere cijfers op een wit fond het jaartal 1834. Aan de westkant bevinden zich twee gevelstenen in de muur.

4.1.3 Karakteristieke panden en cultuurhistorische gebieden

Het gemeentelijk beleid voorziet in de bescherming van het nog aanwezige historische cultuurgoed. Hierbij wordt verwezen naar de rijksmonumentenlijst, de provinciale monumentenlijst, de gemeentelijke nota "Hoogeveens Monumentaal" en naar de notitie van sectorale monumentenzorg naar integraal omgevingsbeleid.

Om karakteristieke kenmerken en cultuurhistorische waarden te kunnen beschermen en versterken zijn de provinciale monumenten en gemeentelijke monumenten in het bestemmingsplan extra beschermd. De gebieden met een cultuurhistorische betekenis worden voorzien van een dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie". Dit betekent dat in beginsel een pand niet gesloopt mag worden. Handhaving is het uitgangspunt. Mocht dit toch het geval zijn, na bijvoorbeeld een calamiteit als brand, dan is in geval van sloop en herbouw van het pand, een vergunning nodig. De oorspronkelijke hoofdvorm moet weer in ere hersteld worden. Dit om de bouwmassa en uitstraling in dit gebied te garanderen. Voor verbouwingen aan de panden geldt het regime van de Welstandsnota.

In de wijk Oost/Oranjebuurt zijn een aantal cultuurhistorisch waardevolle panden en/of gebieden aanwezig. Er zijn enkele rijksmonumenten (van landelijk belang), provinciale monumenten (van provinciaal en regionaal belang) en gemeentelijke monumenten (panden of gebieden).

De provincie Drenthe heeft haar monumentenbeleid anders vorm gegeven en is een actief (tevens afdwingbaar) beschermingsbeleid gaan voeren met vergunningverlening. Dit betekent dat bij verbouw van de nieuw aangewezen provinciale monumenten een monumentenvergunning nodig zal zijn.

Zowel de provinciale, als de gemeentelijke monumentale panden in het plangebied, krijgen in het bestemmingsplan een beschermende regeling met een aanduiding "Waarde - Cultuurhistorie".

De rijksmonumenten hebben een bescherming op basis van de Monumentenwet en de Monumentenverordening Gemeente Hoogeveen.

De gemeente heeft met name de Oranjebuurt en de panden aan de Van Echtenstraat als waardevol gebied aangegeven.

4.1.3 Bedrijven en detailhandel

Uitgangspunt van het beleid van de gemeente ten aanzien van bedrijfsactiviteiten is dat sterk milieuhinderlijke en/of grootschalige bedrijven niet in de wijken thuis horen doch slechts kunnen worden toegestaan op een industrieterrein.
Aan de zuidzijde van het plangebied ligt een kleine concentratie van enkele bedrijven en kantoren. Ongeveer in het midden van het plangebied is nog een grootschalig bedrijfspand gelegen met kantoren, detailhandel en voorzieningen, maar verder gaat het slechts om kleinschalige bestaande bedrijfjes en enige detailhandel verspreid in het plangebied.

Het gemeentelijk beleid is gebaseerd op het streven naar een geconcentreerd verzorgingsapparaat, waarbij voor die vormen van detailhandel waarvoor in het stadscentrum geen mogelijkheden zijn - binnen zekere grenzen - mogelijkheden worden geschapen op bedrijfs- of industrieterreinen elders in de bebouwde kom. Daartoe werd in 1980 het bestemmingsplan voorschriften detailhandel kom Hoogeveen vastgesteld.


4.1.4 Verkeer en vervoer

Vervoerswijze en tracékeuze zullen (nog) meer dan tot nu toe moeten stoelen op de visie, dat het kostbare en kwetsbare woonmilieu van de gemeente Hoogeveen in het algemeen en die van de wijk Oost/Oranjebuurt in het bijzonder, zowel moet worden beschermd, als hoogwaardig ontsloten. Het particuliere autoverkeer zal ontmoedigd moeten worden, ten gunste van het langzaam verkeer en het openbaar vervoer.

Concreet houdt dit in, dat de verkeersruimten niet wezenlijk worden uitgebreid, maar dat de bestaande infrastructuur beter moet worden benut door een herinrichting van de ruimte. Binnen het grootste deel van het plangebied vinden verkeersbewegingen plaats voor het bestemmingsverkeer (erftoegangswegen). Alleen de Grote Kerkstraat, de Vos van Steenwijklaan, de Kanaalweg en Het Haagje hebben een min of meer doorgaande functie en dus een grotere stroomfunctie.

Door middel van beheersmaatregelen zullen dan ook binnen deze gebieden doorgaande verkeersbewegingen en een hogere snelheid ontmoedigd moeten worden. Onlangs is de Klaas de Raadstraat ter hoogte van de Basisschool afgesloten voor het autoverkeer en in de Verzetsbuurt is eenrichtingsverkeer ingesteld in het gebied begrensd door de Notaris Mulderstaat, de Bentinckslaan, de Kanaalweg en Het Haagje. De wijze van bestemmen (Verkeer) belet deze ontwikkeling niet.

4.1.5 Groen en water

Grootschalige groenelementen zijn binnen het onderhavige plangebied niet aanwezig. De groenzone met water in het midden van de Kanaalweg is vanuit historisch oogpunt van belang, als laatste restant van een voormalig kanaal.

Het beleid is er op gericht het groen dat verder in de wijk aanwezig is te behouden en waar nodig te versterken en uit te breiden. De bestaande bomenstructuur is hierbij een belangrijk uitgangspunt. Daarnaast is het kleinschalig aanwezige groen met soms een speelvoorziening bestemd tot 'Groen'.