direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijventerrein
Plan: de Wieken, deelplan weg langs vliegveld 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20097012002-VG02

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, behorende tot categorie I t/m III, zoals genoemd in categorieën 1, 2 en 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. detailhandel in auto's, boten, caravans en bouwmaterialen;
  • c. e-commerce;

met de daarbij behorende:

  • d. aan de onder lid 4.1 sub a toegelaten bedrijvigheid ondergeschikte- en productiegebonden detailhandel;
  • e. bedrijfsgebouwen;
  • f. bedrijfswoningen ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning';
  • g. bijgebouwen en aan- en uitbouwen ten behoeve van de onder sub f. bedoelde bedrijfswoningen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • i. wegen en paden;
  • j. verhardingen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. geluidwerende voorzieningen;
  • o. water;
  • p. opslag van goederen op open terrein indien gelegen binnen het bouwvlak tot een maximale stapelhoogte van 6 meter en indien ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag' tot een maximale stapelhoogte van 2 meter;


met inachtneming van het volgende:

  • q. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 okotber 2004 zijn niet toegestaan, met uitzondering van de inrichtingen en installaties ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bevi' ;
  • r. voor zover sprake is van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone-bevi' zijn op grond van het bepaalde in artikel 11, lid 11.1 geen nieuwe, niet zijnde bestaande, (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan;
  • s. detailhandel is, met uitzondering van de onder lid 4.1 sub b en sub d genoemde detailhandel, niet toegestaan;
  • t. voor zover sprake is van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone (57 Bkl)' zijn op grond van het bepaalde in artikel 11, lid 11.3 geen geluidgevoelige objecten toegestaan;
  • u. voor zover sprake is van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - Industrie 50 dB(A)' zijn op grond van het bepaalde in artikel 11, lid 11.2 geen geluidgevoelige objecten toegestaan;
  • v. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, met uitzondering van de bedrijfswoningen zoals genoemd onder lid 4.1 sub f;
  • w. opslag van goederen op open terrein is niet toegestaan, met uitzondering van de gebieden en het bepaalde daaromtrent zoals genoemd onder lid 4.1 sub p;
  • x. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • y. kantoren zijn niet toegestaan, met uitzondering van de op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige kantoren;
  • z. leisureactiviteiten zijn niet toegestaan;
  • aa. brandstofverkooppunten zijn niet toegestaan.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bebouwing

Voor het bouwen van bebouwing geldt per bouwperceel een minimaal bebouwingspercentage van 15 %, met dien verstande dat:

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

voor het bouwen van bedrijfsgebouwen de volgende bepalingen gelden:

  • a. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximaal toegestane bouwhoogte bedraagt 15 meter met dien verstande dat de bouwhoogte zich verdraagt met de maximaal toegestane bouwhoogte binnen de "Veiligheidszone - luchtvaartverkeer" zoals bepaald in artikel 11, lid 11.4 en aangegeven op de verbeelding en nader gedetailleerd in de 'Hoogtedetaillering veiligheidszone-luchtvaartverkeer';
  • c. de afstand tot de perceelgrens mag niet minder dan 2,5 meter bedragen met dien verstande dat daar waar de grens van het bouwvlak dichter op de perceelsgrens is gesitueerd, dat die situering tevens de minimale afstand tot de perceelsgrens verbeeldt.
4.2.3 Bedrijfswoningen

voor het herbouwen danwel vernieuwen van bedrijfswoningen de volgende bepalingen gelden:

  • a. de maximaal toegestane oppervlakte bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte;
  • b. de maximaal toegestane bouwhoogte bedraagt niet meer dan de bestaande bouwhoogte;
  • c. de maximale toegestane goothoogte bedraagt niet meer dan de bestaande goothoogte.
4.2.4 Bijgebouwen bij een bedrijfswoning

voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, bij een bedrijfswoning de volgende bepalingen gelden:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag ten hoogste 100 % van de oppervlakte van een bedrijfswoning bedragen, met een maximum van 60 m²;
  • b. de goothoogte zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de begane grondverdieping van de bedrijfswoning met een maximum van 3 meter;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder dan 2,5 meter bedragen;
  • d. de afstand van de voorgevel van een aangebouwd bijgebouw tot het verlengde van de voorgevel van de woning zal ten minste 3 meter bedragen.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde reclame-uitingen, de volgende bepalingen gelden:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde lichtmasten, mag niet meer dan 3 meter bedragen
  • c. de hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 10 meter bedragen, met met dien verstande dat de bouwhoogte zich verdraagt met de maximaal toegestane bouwhoogte binnen de "Veiligheidszone - luchtvaartverkeer" zoals bepaald in artikel 11, lid 11.4 en aangegeven op de verbeelding en nader gedetailleerd in de 'Hoogtedetaillering veiligheidszone-luchtvaartverkeer' .
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten ;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. luchtvaartverkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    • 1. het bepaalde in 4.2.2 sub b en toestaan dat maximale bouwhoogte 20 m bedraagt, met dien verstande dat de hoogte zich verdraagt met de maximaal toegestane bouwhoogte binnen de "Veiligheidszone - luchtvaartverkeer" zoals bepaald in artikel 11, lid 11.4 en aangegeven op de verbeelding en nader gedetailleerd in de 'Hoogtedetaillering veiligheidszone-luchtvaartverkeer';
    • 2. het bepaalde in 4.2.2 sub b ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen word vergroot, mits:
      • de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 25 m² bedraagt;
      • de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt en de maximaal ontstane hoogte zich verdraagt met de maximaal toegestane bouwhoogte binnen de 'Veiligheidszone - luchtvaartverkeer' zoals aangegeven op de verbeelding en nader gedetailleerd in de 'Hoogtedetaillering veiligheidszone-luchtvaartverkeer';
  • b. De in lid 4.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend mits geen aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de luchtvaartverkeersveiligheid;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 7. de brandveiligheid;
    • 8. en met in achtneming van en rekening houdend met de in het Besluit externe veiligheid (Bevi, d.d. 27 oktober 2004), bedoelde grens- en/of richtwaarden en afstanden ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 4.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bouwwerken voor bewoning, tenzij ter plaatse de functieaanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen voor woondoeleinden;
  • c. het gebruiken van onbebouwde gronden als stortplaats voor puin- en/of afvalstoffen;
  • d. het gebruiken van onbebouwde gronden als opslagplaats voor rij-, voer-, vaar- of vliegtuigen, die rij-, vaar- en vliegtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijke verwaarloosde toestand verkeren of onderdelen daarvan, tenzij het gebruik in verband staat met de aard van het bedrijf;
  • e. het gebruiken van onbebouwde gronden als opslagplaats voor buiten gebruik gestelde huishoudelijke of andere apparaten, vaten, kisten, machines, werktuigen, materialen of materieel, tenzij het gebruik in verband staat met de aard van het bedrijf.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening in die zin dat:
    • 1. bedrijven worden toegelaten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 4.1 sub a toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 2. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn, met uitzondering van LPG-tankstations, toegestaan, indien:
      • de 10 -6 -contour voor het plaatsgebonden risico binnen de perceelsgrens valt of en voor zover de 10 -6-contour de bestemmingsgrens overschrijdt dit een overschrijding betreft die valt binnen een naastgelegen bestemming Groen, Verkeer en/of Water;
      • in de toelichting bij het wijzigingsbesluit een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico en deze aanvaardbaar wordt geacht;
  • b. de in lid 4.6 sub a genoemde wijzigingsbevoegdheden kunnen slechts worden toegepast met in achtneming van het volgende:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de milieusituatie;
      • de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
      • de luchtvaartverkeersveiligheid;
      • de verkeersveiligheid; en
      • de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden;
    • 2. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan.