direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hoofdstraat 146
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2022PB8017001-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel van het project

Initiatiefnemer is voornemens om ter plaatse van Hoofdstraat 146 te Hoogeveen een gebouw te realiseren van drie bouwlagen met een plat dak. De begane grond blijft in gebruik ten behoeve van detailhandel. Op de verdiepingen komen in totaal 12 woningen. Initiatiefnemer is eigenaar van dit perceel. De bouw is reeds gestart op basis van een eerder verleende omgevingsvergunning, die door de rechtbank Noord-Nederland is vernietigd. De gewenste woningbouwontwikkeling wijkt op onderdelen af van het geldende bestemmingsplan 'Stadscentrum 2008' (d.d. 27 mei 2010).

Het planvoornemen is strijdig met de geldende bouw- en gebruiksregels van de bestemming 'Centrum', waardoor – om in planologische zin medewerking te kunnen verlenen – er een omgevingsvergunning voor de activiteit 'handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening' nodig is. Hiertoe wordt een nieuw besluit genomen. De betreffende afwijkingen kunnen niet volledig met toepassing van in het geldende bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheden worden vergund. De uitgebreide omgevingsvergunning procedure ex art. 2.12 lid 1, sub a onder 3 Wabo zal worden doorlopen. In paragraaf 1.3 wordt hier nader op ingegaan. Onderhavig document omvat de bij deze omgevingsvergunning benodigde ruimtelijke onderbouwing

1.2 Locatiekeuze en - selectie

De locatie van het project betreft het perceel aan de Hoofdstraat 146 te Hoogeveen. Initiatiefnemer is eigenaar van dit perceel. Het plangebied ziet op het gehele perceel. In par. 2.1 wordt het plangebied nader beschreven.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Plangebied

Het plangebied waarop voorliggende ruimtelijke onderbouwing van toepassing is, betreft een locatie in het centrum van Hoogeveen. De ontwikkeling vindt plaats op de locatie Hoofdstraat 146 in Hoogeveen. Het perceel is Kadastraal bekend als gemeente Hoogeveen, sectie O en perceelnummer 6175 en 6190. De ligging van het plangebied is afgebeeld in figuur 1.1. Het plangebied ligt aan de Hoofdstraat in een centrumgebied van Hoogeveen met een combinatie aan detailhandel en woningen in de directe omgeving. Als figuur 2.1 is een luchtfoto van de globale omgeving afgebeeld waarop de ligging van het plangebied te zien is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2022PB8017001-VG01_0001.png"  
Figuur 2.1: ligging plangebied (omcirkeld)  

Op deze locatie bevond zich tot recent een (verouderd) winkelpand, dat qua vormgeving en uitstraling enigszins detoneerde in het straatbeeld. Deze bebouwing (hoofdmassa) bestond uit twee bouwlagen met een plat dak. De voorgevel is gesitueerd aan de Hoofdstraat en naast het pand (zuidzijde) is een vrije doorgang naar het Bilderdijkplein. Figuur 2.3 geeft een straatbeeld van het plangebied en de directe omgeving weer voor de aanvang van onderhavig plan.

De bebouwing op het perceel werd gebruikt als winkel. Het pand ligt aan de voorzijde aan een voetgangersgebied en ook de steeg ten zuiden van het pand (Westerkerkstraat) is onderdeel van het voetgangersgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2022PB8017001-VG01_0002.png"

Figuur 2.2: Straatbeeld voorzijde van voormalige bebouwing in het plangebied en de directe omgeving (pand betreft de Kijkshop)

Inmiddels is het pand gedeeltelijk gesloopt en is de bouw ter realisatie van het plan aangevangen op basis van een eerder verleende omgevingsvergunning. De bouw is inmiddels stilgelegd als gevolg van de vernietiging van deze eerder verleende vergunning. Een actuele luchtfoto van de bebouwing en de directe omgeving is weergegeven op figuur 2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2022PB8017001-VG01_0003.png"  
Figuur 2.3: actuele luchtfoto  

2.2 Vigerend bestemmingsplan

In het vigerend bestemmingsplan 'Stadscentrum 2008' (27 mei 2010) heeft de locatie de enkelbestemming 'Centrum'. Het perceel valt binnen een (gedeeld) bouwvlak met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – bouwklasse 5'. Een uitsnede van de verbeelding van dit bestemmingsplan is weergegeven in figuur 1.3.

Binnen de bestemming 'Centrum' zijn volgens artikel 7.1 van de bestemmingsregels de volgende functies toegestaan:

  • a. detailhandel voor zover het de eerste en tweede bouwlaag betreft;
  • b. dienstverlening voor zover het de eerste en tweede bouwlaag betreft;
  • c. horecabedrijven categorie 1 voor zover het de eerste en tweede bouwlaag betreft;
  • d. (..)
  • e. (..)
  • f. woningen voor zover het de tweede en hogere bouwlagen betreft;

met daarbij behorende:

  • g. gebouwen;
  • h. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • i. (ondergrondse) parkeervoorzieningen, overeenkomstig de gemeentelijke parkeernormen;
  • j. met daaraan ondergeschikt:
  • k. wegen en paden;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. speelvoorzieningen;
  • o. water;

met de daarbij behorende;

  • p. tuinen, erven en terreinen;
  • q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Uit deze regels valt af te leiden dat de gewenste woonfunctie past binnen de aangegeven bestemmingsomschrijving zoals opgenomen in artikel 7.1 onder f.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2022PB8017001-VG01_0004.png"

Figuur 2.4: Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan Stadscentrum 2008', plangebied in rode cirkel aangegeven (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Het gewenste bouwplan past echter niet volledig binnen de bouwregels van het bestemmingsplan 'Stadscentrum 2008'.

Artikel 7.2.1 van de bouwregels bepaalt over hoofdgebouwen:

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de hoofdgebouwen dienen ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' te zijn voorzien van een onderdoorgang;
  • c. de hoofdgebouwen dienen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwklasse' te voldoen aan de eisen die in de volgende matrix zijn gesteld;
    afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2022PB8017001-VG01_0005.png"
  • d. de hoofdgebouwen met de functie wonen dienen te zijn georiënteerd op het openbaar gebied;
  • e. (..)
  • f. (..).

Het beoogde bouwplan voorziet in een winkelruimte op de begane grond met daarboven twee bouwlagen bestaande uit een twaalftal appartementen. Het bouwplan heeft een totale hoogte van 11 meter (goot- en bouwhoogte). Het perceel heeft op de plankaart, behorend bij voormeld bestemmingsplan, de aanduiding “[sba-5]” op grond waarvan de goot- en bouwhoogte maximaal 10 meter mogen bedragen. De overschrijding van de goot- en bouwhoogte beslaat 10% van de toegestane bouwhoogte. Op basis van art. 38 sub a (algemene ontheffingsregels) kan medewerking worden verleend aan een dergelijke afwijking.

Het bouwplan is ook in strijd met de specifieke gebruiksregels van het vigerend bestemmingsplan. Op grond van artikel 7.4 onder d 'specifieke gebruiksregels' van het vigerende bestemmingsplan wordt tot een strijdig gebruik met de bestemming in ieder geval gerekend het gebruiken van gronden en bouwwerken voor woningen, voor zover de woningen zijn gericht op stegen dan wel doorsteken en daarmee gelijk te stellen verbindingen. Het bouwplan is in strijd met deze bepaling, omdat de meeste woningen gericht zijn op de steeg ten zuiden van het perceel (Westerkerkstraat).

Verder geldt voor het plangebied het paraplubestemmingsplan “kernen Hoogeveen, parapluherziening aan- en bijgebouwregeling” (vastgesteld 15 mei 2014) en is het paraplubestemmingsplan “Stadscentrum, parapluherziening wonen en parkeren” in voorbereiding (ontwerp 20 september 2022). Het eerstgenoemde paraplubestemmingsplan ziet niet op onderhavig planinitiatief. Aan het laatstgenoemde parapluplan kan nog niet getoetst worden omdat deze nog niet is vastgesteld.

Om het initiatief mogelijk te maken moet samenvattend op twee onderdelen beperkt afgeweken worden van het bestemmingsplan middels een omgevingsvergunning. De overschrijding van de bouwhoogte kan met een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid vergund worden. De afwijking betreffende de richting van de woningen kan niet middels een binnenplanse of kruimelafwijkingsprocedure worden gerealiseerd. Het is daarom uitsluitend mogelijk om het volledige initiatief middels een buitenplanse afwijkingsmogelijkheid ex art. 2.12 lid 1, sub a onder 3 Wabo te vergunnen. Initiatiefnemer kiest ervoor om beide afwijkingen tezamen middels deze procedure te legaliseren.

Onderhavige ruimtelijke onderbouwing is onderdeel van deze omgevingsvergunning.

2.3 Ruimtelijke structuur plangebied

Het plangebied ligt aan de westzijde van de Hoofdstraat. Aan weerszijden van deze straat zijn gebouwen gesitueerd, die zijn georiënteerd op deze straat. De bebouwing wordt onderbroken door diverse stegen richting de achterliggende parkeerterreinen en richting het park Dwingeland. De bebouwing kenmerkt zich door diversiteit in de geveluitstraling. Overwegend bestaat de bebouwing uit twee bouwlagen met een kap, maar deze wordt afgewisseld door hogere bebouwing, waaronder een aantal panden van drie bouwlagen met plat dak. In de straat zijn ook enkele cultuurhistorisch waardevolle panden gesitueerd. De voormalige bebouwing in het plangebied zelf had een plat dak en detoneerde enigszins in het straatbeeld.

2.4 Functionele structuur plangebied

Het plangebied ligt in het centrumgebied van Hoogeveen. De hoofdstraat vormt de hoofdwinkelstraat van Hoogeveen in noord-zuidelijke richting. Aan weerszijden van deze straat zijn voornamelijk winkels gevestigd, maar ook enkele horecageleden en dienstverlenende functies. Op de verdiepingen wordt veelal gewoond. Het pand ligt aan de voorzijde aan een voetgangersgebied en ook de steeg ten zuiden van het pand (Westerkerkstraat) is onderdeel van het voetgangersgebied. Parkeren kan op diverse plekken in de omgeving, waaronder bij het Nicolaas Beetsplein, Bilderdijkplein en aan het Stoekeplein. In de omgeving van het plangebied zijn voornamelijk winkelpanden met bovenwoningen aanwezig. Het plangebied is goed bereikbaar en heeft veel voorzieningen in de buurt.

In het plangebied zelf was voorheen een winkel aanwezig.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Onderhavig project ziet op verbouw van één pand binnen bestaand stedelijk gebied. Hierbij worden de bestaande bouwmogelijkheden slechts beperkt overschreden. Gezien de aard en ligging van het project is het evident dat er geen nationale belangen in het geding zijn. Omdat er voorts geen sprake is van een netto toename van het aantal woningen hoger dan 11 ten opzichte van de huidige gebruiksmogelijkheden, is de Ladder voor duurzame verstedelijking evenmin van toepassing. Er is namelijk geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6, lid 2 van het Bro, omdat het plan in vergelijking met vigerend bestemmingsplan niet voorziet in een functiewijziging en er geen sprake is van een groter planologische beslag op de ruimte. De functie Wonen was immers al toegestaan op de 1e en 2e verdieping van het pand op basis van het vigerend bestemmingsplan, zonder beperking van het aantal woningen.

Overigens past het plan, door benutting van een bestaand bouwperceel in bestaand stedelijk gebied, hoe dan ook binnen de uitgangspunten van de Ladder voor duurzame verstedelijking, temeer omdat uit de toets aan het gemeentelijk beleid blijkt dat er sprake is van een kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aan de te vergunnen 12 woningen.

Het Rijksbeleid vormt derhalve geen belemmering voor het plan.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid is momenteel vastgelegd in de Omgevingsvisie Drenthe 2022 en de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe 2018. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die in strijd zijn met de provinciale belangen die beschreven zijn in de Omgevingsverordening. Gezien de aard en ligging van het plan zijn er geen provinciale belangen aan de orde.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Hoogeveen 2.0

In oktober 2012 is de 'Structuurvisie Hoogeveen ruim gezien 2015-2030' geactualiseerd door middel van de oplegnotitie 'Structuurvisie Hoogeveen 2.0'. Met betrekking tot wonen ligt de focus van woningbouw de komende jaren op de stad. Er wordt een blijvende vraag verwacht naar goedkope goede woningen. De zorg voor voldoende woningen blijft. Om groei waar te kunnen maken, moet Hoogeveen wervende woonmilieus en woningen aanbieden die aansluiten bij de behoefte van huishouden binnen en buiten de gemeentegrenzen. Het gaat met name om de groeiende groep senioren en kleine huishoudens.
De behoefte verschuift van de vooral traditionele gezinswoning naar een diversiteit aan woonvormen: grondgebonden en gestapeld voor senioren, stadswoningen, wonen in de dorpen en wonen op het platteland in diverse vormen en prijzen. De kritische woonconsument kijkt naar woningen én locatie en is alleen te binden of te trekken met wervende woonmilieus. Hier past geen of minder traditionele woningbouw, maar wel particulier (en collectief) opdrachtgeverschap, stedelijke woonvormen en dorpse woonmilieus.

Beoordeling en conclusie

Het planinitiatief draagt bij aan tegemoetkoming aan de vraag naar betaalbare goede woningen in de stad en draagt ook bij aan woonruimte voor een groeiende groep senioren en kleine huishoudens. Er wordt tevens bijgedragen aan de groeiende vraag naar stedelijke woonvormen. Particulier opdrachtgeverschap als deze is steeds meer passend gezien de huidige vraag in de woningmarkt.

3.3.2 Woonvisie 2017-2020

In de 'Woonvisie 2017-2020' staan de ambities van gemeente Hoogeveen op het gebied van wonen. De kern van de visie is: in Hoogeveen vindt iedereen zijn thuis. Onderwerpen als betaalbaarheid en duurzaamheid, kwaliteit van woningen en woonomgeving, toegankelijkheid en zelfredzaamheid staan centraal. De richting die wordt ingezet in deze woonvisie reikt tot de periode richting 2025.

Beoordeling en conclusie
Het planinitiatief ligt in het centrumgebied. De focus in de Woonvisie ligt op het realiseren van woningen binnen de stad. Het initiatief past dus bij dit uitgangspunt. Het betreffen betaalbare huurwoningen in een toegankelijke en aantrekkelijke woonomgeving.

Er is behoefte aan 1.880 tot 2.204 woningen in negen jaar (2021-2030). Dit aantal is vastgesteld in het woningmarktonderzoek 2021 Regio zuidwest en Midden-Drenthe. In 2021 zijn 186 woningen gerealiseerd. Het te realiseren aantal tot en met 2030 is daarmee nog minimaal 1.694 – 2.018 woningen. Rekening houdend met een plancapaciteit van 130% is er een resterende plancapaciteit benodigd van 2.202 tot 2.624 woningen tot 2030. Op dit moment bedraagt de plancapaciteit tot 2030 circa 2.000 woningen. Dit betekent dat er nog een resterende woningopgave bovenop de huidige (harde en zachte) plancapaciteit resteert. Onderhavig initiatief geeft hier mede invulling aan.

Het initiatief is in overeenstemming met de Woonvisie 2017-2020 en met de aantallen uit het actuele regionale woningmarktonderzoek uit 2021.

3.3.3 Ontwikkelvisie 2017 stadscentrum

In de ontwikkelingsvisie 2017 Stadscentrum is het versterken van de woonfunctie in het centrum als ruimtelijke uitdaging genoemd. Het stadscentrum heeft grote aantrekkingskracht om te wonen, vanwege de kwaliteit van stedelijke voorzieningen. Hier ligt een grote woningbouwopgave. Ook vanuit de woonwijken is er animo voor wonen in het centrum.

Beoordeling en conclusie
Door uitbreiding van het bestaande winkelpand met twee woonlagen draagt het plan bij aan de grote woningbouwopgave in het centrum van Hoogeveen nu wonen in het stadscentrum een grote aantrekkingskracht heeft. Het plan voorziet door de beoogde drie bouwlagen, met een commerciële functie in de plint en twee verdiepingen met woningen, in een optimaal gebruik van de ruimte. De beoogde functies sluiten aan bij de omgeving en zijn passend in het centrumgebied. Het plan is dan ook passend binnen de Structuurvisie binnenstad.

3.3.4 Toekomstvisie

In de Toekomstvisie voor Hoogeveen (2018) staan de gewenste ontwikkelingen en opgaven op het gebied van bestuur, veiligheid, sociaal, omgeving en economie opgenomen.

Uit de toekomstvisie blijkt onder meer dat bij de vraag waar mensen willen wonen, het praktische woongenot voorop staat. Voorzieningen in de buurt en ruimte en groen om je heen zijn belangrijk. Vooral de kern van Hoogeveen is in trek, met een goede prijs/kwaliteit verhouding. Er is een relatief grote woningbouwopgave voor de kern Hoogeveen.

Beoordeling en conclusie

Het planinitiatief ligt in het centrumgebied van de gemeente Hoogeveen. Er wordt voorzien in een twaalftal betaalbare appartementen en studio's. Gezien de ligging midden in het centrum is er sprake van vele voorzieningen in de nabijheid.

Het plan is dan ook passend binnen de Toekomstvisie van Hoogeveen.

3.4 Conclusie

Het plan is passend binnen het beleidskader op de verschillende niveaus.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling

4.1 Inleiding

Initiatiefnemer is voornemens om ter plaatse een winkelpand te bouwen en twee verdiepingen met woningen te realiseren. Dit betreffen in totaal 12 appartementen. Voor de toekomstige ontwikkeling is al een bouwplan opgesteld en is de bouw zoals aangegeven reeds gestart, maar tussentijds stilgelegd. De initiatiefnemer wil het bouwplan gewijzigd voortzetten en de bouw afronden, waarna het pand voor de beoogde doeleinden in gebruik kan worden genomen. Het bouwplan is in die zin gewijzigd dat er twee, in plaats van drie woonlagen worden gerealiseerd.

4.2 Ruimtelijke structuur

Het beoogde pand krijgt een goot- en bouwhoogte van 11 meter. Er is hierbij sprake van een overschrijding van de maximale goot- en bouwhoogte, die door de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid van 10% gelegaliseerd kan worden. Figuur 4.1, boven, geeft een beeld van de voorzijde van het nieuwe pand. De ingang van de woningen is gelegen op het noordwesten. De ingang van de winkel blijft gesitueerd aan de oostzijde, ter hoogte van de winkelstraat (Hoofdstraat). In figuur 4.1, onder, is een beeld van de zijgevel aan de zijde van de Westerkerkstraat opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2022PB8017001-VG01_0006.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2022PB8017001-VG01_0007.png"  
Figuur 4.1: Impressie bouwplan aan voorzijde (boen) en zijgevel (Westerkerkstraat)  

Op figuur 4.2 zijn plattegronden van het bouwplan weergegeven. Aan de noordzijde komt op beide verdiepingen een galerij. Aan de zuidzijde zijn de appartementen rechtstreeks aan de steeg tussen de Hoofdstraat en het Nicolaas Beetsplein gesitueerd (Westerkerkstraat). Dit is strijdig met artikel 7.4 onder d van de specifieke gebruiksregels van het bestemmingsplan.

Enkel op deze twee genoemde onderdelen is er sprake van een strijdigheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2022PB8017001-VG01_0008.png"  
Figuur 4.2: Plattegronden bouwplan 1e en 2e verdieping  

De gemeente zet in op ontwikkeling van bovenwoningen in het centrum om de levendigheid te bevorderen. Daarbij is vanuit sociale en veiligheidsoverwegingen als voorwaarde opgenomen dat de woningen georiënteerd dienen te zijn op het openbaar gebied, zodat voorkomen wordt dat woningen in binnengebieden of stegen worden opgericht. De woningen zijn gericht op de Westerkerkstraat en daarmee niet gericht op een binnengebied zoals bedoeld in de plantoelichting. Gelet op de breedte van de Westerkerkstraat en de functie van de Westerkerkstraat zal ook geen sprake zijn van sociaal of veiligheidsprobleem door deze woningen. Het is geen afgesloten gebied of een smalle steeg en zoals hierna in paragraaf 5.12 is toegelicht zal ook geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de privacy van omwonenden. Hierdoor kan deze afwijking aanvaardbaar worden geacht.

4.3 Functionele structuur

Het pand wordt in de toekomstige situatie gebruikt als winkelpand op (het grootste gedeelte van) de begane grond, met een oppervlak van ruim 200 m² bvo. Op de twee verdiepingen komen in totaal 12 woningen. Een winkelpand met bovenwoningen past binnen de functionele structuur aan de Hoofdstraat. De combinatie van functies komt in de meeste panden aan deze straat voor. Aan de achterkant van het perceel worden de bestaande parkeerplaatsen (ca. 5 stuks) gehandhaafd.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Bodem

In het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder d) is bepaald dat voor de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden moet worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bepaald of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden bepaald of nader onderzoek en eventueel saneringen noodzakelijk zijn. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. In dat geval is een bodemonderzoek conform de NEN 5740 richtlijnen noodzakelijk.

Relatie plangebied

Op het perceel is de functie wonen reeds toegestaan. Er is geen sprake van een gevoeligere functie. Hierdoor is er geen aanleiding geweest tot het uitvoeren van een bodemonderzoek. Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor onderhavig planinitiatief.

5.2 Archeologie en cultuurhistorie

De bescherming van archeologisch erfgoed in Nederland is vastgelegd in de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden. De Erfgoedwet is in de plaats gekomen van zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1988. Onderdelen van de Monumentenwet die van toepassing waren op de fysieke leefomgeving gaan naar de Omgevingswet die in 2023 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is daartoe in de Erfgoedwet voor de periode tot de inwerkingtreding een overgangsregeling opgenomen.

De basis van de bescherming van archeologisch erfgoed in de Erfgoedwet is het verdrag van Valletta (ook wel het verdrag van Malta). De bescherming heeft als doel om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in situ, dus in de grond, te behouden. Dankzij het principe van “de verstoorder betaalt” uit het verdrag van Valletta worden meer archeologische resten in situ behouden.

Indien ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden dient te worden beoordeeld of archeologische dan wel cultuurhistorische waarden in het geding raken.

Relatie plangebied

Er zullen geen nieuwe grondroerende werkzaamheden plaatsvinden, anders dan de reeds uitgevoerde werkzaamheden. Daarbij is de bodemverstoring gelijkwaardig aan de voorheen bestaande situatie. Op het plangebied ligt voorts geen dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie'. Er bestaat geen aanleiding voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek.

In het plangebied zijn of waren geen cultuurhistorische waarden aanwezig. In de omgeving zijn enkele karakteristieke panden aan de Hoofdstraat aanwezig. De planvorming heeft hierop geen directe effecten. Wel kan worden gesteld dat de toekomstige bebouwing wat betreft het straatbeeld beter passend is binnen de straatwand aan de Hoofdstraat dan de voorheen aanwezige bebouwing, die enigszins detoneerde in dit beeld. Dit geldt ook voor de Westerkerkstraat, waar de nieuwe bebouwing voor een verbetering van het straat- en bebouwingsbeeld zorgt. Negatieve effecten in dit opzicht kunnen daarmee worden uitgesloten.

De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor onderhavig planinitiatief.

5.3 Water

In ieder ruimtelijk plan dient te worden beschreven op welke wijze wordt omgegaan met de waterhuishoudkundige belangen. Hierbij dient rekening te worden gehouden met beleid op diverse bestuursniveaus: Rijk, provincie, waterschap en gemeente. Nieuwe ontwikkelingen moeten in beginsel hydrologisch neutraal worden uitgevoerd.

Relatie plangebied

Het plan betreft de verbouw van een vrijstaand pand in bestaand stedelijk gebied. Het bebouwd oppervlak binnen het plangebied en de hoeveelheid verharding blijven gelijk. Er geldt daarom geen watercompensatieverplichting.

Hemel- en vuilwater zullen op dezelfde wijze worden afgevoerd als in de huidige situatie het geval is en dit zal gescheiden gebeuren. Er is voor het pand een bestaande aansluiting op het gemeentelijk riool voor zowel hemelwater als vuilwater. Deze aansluitingen bevinden zich respectievelijk aan de noord- en aan de zuidkant van het plangebied, aan de zijde van de Hoofdstraat. Ten opzichte van de vigerende bestemming is geen relevante toename van de hoeveelheid vuilwater te verwachten, waardoor de verwerking van het water zonder belemmeringen kan plaatsvinden.

Het plan heeft geen invloed op oppervlaktewateren. Het plangebied is niet gelegen binnen de beschermingszone van een waterkering. Er zijn geen waterhuishoudkundige belangen in het geding.

Het aspect 'water' vormt geen belemmering voor onderhavig planinitiatief.

5.4 Natuur en ecologie

De bescherming van de natuur is vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Wnb). De Wet natuurbescherming (Wnb) geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wnb ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en gebieden de uitvoering van het plan niet in de weg staan. De provincie is bevoegd gezag voor de toetsing van handelingen met mogelijke gevolgen voor beschermde dier- en plantensoorten (de soortenbeschermingsbepalingen) én voor Natura 2000-gebieden (de gebiedenbeschermingsbepalingen). Alleen bij ruimtelijke ingrepen waarmee grote nationale belangen zijn gemoeid, blijft het Rijk bevoegd gezag.

Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ook in dit kader zijn de provincies het bevoegd gezag.

Relatie plangebied

Het plangebied ligt in een centrumgebied. Een centrumgebied is in beginsel geen geschikt leefgebied voor (strikt) beschermende diersoorten. Gezien de aard van de beoogde functies in relatie tot de ligging van het plangebied zijn negatieve effecten in beginsel uit te sluiten. Er zijn geen groene elementen of waterpartijen die verloren gaan als gevolg van het plan. Het voorheen aanwezige pand is reeds gedeeltelijk gesloopt en de verbouw is grotendeels al gerealiseerd. De (verdere) uitvoering van het bouwplan zal derhalve geen negatieve effecten op beschermde soorten hebben.

Daarnaast zijn er geen beschermde natuurgebieden in de directe omgeving aanwezig. De stikstofgevoelige gebieden Dwingelderveld en Mantingerzand liggen beide op circa 7 km van het plangebied. Op basis van algemene ken- en ervaringscijfers kan op voorhand worden gesteld dat deze gebieden op ruim voldoende afstand van het plangebied liggen om te kunnen concluderen dat significant negatieve effecten zijn uitgesloten. Hierbij is van belang dat er geen sprake van een toename van verkeersbewegingen ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden en dat er geen gasgestookte installaties in het pand zijn. Ook ten aanzien van de bouwfase is het vanwege de grote afstand tot stikstofgevoelige habitats aannemelijk dat er geen significant negatieve effecten in de vorm van een toename van stikstofdepositie optreden. Overige negatieve effecten op Natura 2000-gebieden zijn door de grote afstand eveneens uitgesloten. Het aspect van stikstof vormt naar verwachting geen belemmering voor het planinitiatief, voor zowel de gebruiks- als bouwfase.

Zekerheidshalve is op 13 december 2022 een ontheffing aangevraagd bij de Provincie Drenthe en wordt een stikstofdepositieberekening uitgevoerd in het kader van de betreffende aanvraag. De betreffende aanvraag is opgenomen als Bijlage 1. De aanvraag haakt niet aan bij de onderhavige procedure.

Het aspect 'ecologie' vormt geen belemmering voor onderhavig planinitiatief.

5.5 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) dient bij een ruimtelijk plan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:

  • de toevoeging van een nieuwe woning of andere geluidsgevoelige functie binnen de zone van een weg;
  • de aanleg van een nieuwe weg;
  • de reconstructie van een bestaande weg.

Relatie plangebied

De nieuwe woningen worden gerealiseerd op de plaats waar woningen conform het bestemmingsplan al zijn toegestaan volgens het vigerend bestemmingsplan. De omliggende wegen rondom het plangebied zijn 30km/h wegen zonder geluidszones danwel is er sprake aan de voorzijde en zijkanten van een voetgangersgebied. Akoestisch relevante wegen waarop de Wgh van toepassing is zijn in de directe omgeving daarom niet aanwezig. Spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen zijn in de omgeving evenmin aanwezig. Ten slotte zijn in de directe omgeving van het plangebied reeds diverse woningen aanwezig. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeers-, railverkeer-, of industrielawaai vanuit de omgeving is derhalve niet noodzakelijk. Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de woningen is voldoende verzekerd.

Het aspect 'geluid' vormt geen belemmering voor onderhavig planinitiatief.

5.6 Bedrijven en milieuzonering

Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening te worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.

Richtafstanden

Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'2. In de publicatie is een lijst opgenomen met bedrijfstypen. Voor de bedrijfstypen zijn indicatieve (richt)afstanden bepaald voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies worden gesitueerd. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

Omgevingstype

De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijk gebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven en kantoren) voor. Binnen gemengde gebieden heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Voorbeelden van gebieden met functiemenging zijn horecaconcentratiegebieden, stadscentra, winkelcentra en winkelgebieden van dorpskernen, woon-werkgebieden met kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies en lintbebouwing in het buitengebied met veel agrarische en andere bedrijvigheid.

Relatie plangebied

Het plangebied ligt binnen het centrumgebied van Hoogeveen, waar centrumfuncties als detailhandel, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen enerzijds en woningen anderzijds aanwezig zijn. De omgeving van het plangebied kan worden aangemerkt als een gemengd gebied.

Binnen het plangebied wordt bovenop een detailhandelslocatie een tweetal woonlagen gerealiseerd. De situering van de woningen wijzigt niet ten opzichte van de huidige toegestane mogelijkheden betreffende de realisatie van woningen. Enkel de toegestane hoogte wordt overschreden en de woningen worden (deels) georiënteerd op de steeg ten zuiden van het plangebied (de Westerkerkstraat). Deze afwijkingen zijn in het kader van het aspect milieuzonering niet van belang.

Wanneer dit aspect vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening zorgvuldigheidshalve wordt beschouwd, dan is het volgende van belang. Woningen kunnen niet gezien worden als milieubelastende functies. Een woning kent dan ook geen milieucategorie of een aan te houden richtafstand. Een onevenredig negatieve invloed op het woon- en leefklimaat bij omliggende milieugevoelige functies is dan ook uit te sluiten. In par. 5.12 wordt hierop specifieker ingegaan buiten het kader van milieuzonering.

Een woning is wel een milieugevoelige functie. Er is dan ook gekeken naar de bedrijven en functies in de omgeving. In de omgeving van het plangebied zijn weinig milieubelastende functies en bestemmingen aanwezig. Aan de westzijde van het plangebied is een wijk met een woonbestemming gesitueerd. Ten noorden, oosten en zuiden zijn vooral locaties gevestigd met een Centrumbestemming. Binnen de bestemming Centrum is reeds de functie Wonen toegestaan, daar is bij het opstellen van vigerend bestemmingsplan al rekening gehouden met eventuele milieueffecten op de te realiseren woningen. Ten noordoosten is een locatie met een bestemming Maatschappelijk. Binnen deze bestemming is op deze locatie geen horeca toegestaan. Om die reden kan worden aangenomen dat de aanwezigheid van de omliggende milieubelastende functies niet voor onaanvaardbare milieueffecten op de binnen het plangebied te realiseren woningen leidt.

Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor onderhavig planinitiatief.

5.7 Luchtkwaliteit

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen.

Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • het project draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.

Om te bepalen of een project "niet in betekenende mate" bijdraagt aan luchtverontreiniging is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Een project kan in twee situaties NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit:

  • het project behoort tot de lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die is opgenomen in de Regeling NIBM;
  • 1. het project zorgt voor een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (1,2µg/m³).

Relatie plangebied

Om te bepalen wat de effecten zijn op de luchtkwaliteit en of het NIBM bijdraagt hieraan, wordt normaliter gekeken naar de verkeersbewegingen van de betreffende functie(s). In dit geval zullen de verkeersbewegingen niet toenemen ten opzichte van de huidige toegestane situatie. Er is dan ook geen effect op de luchtkwaliteit. Voor het onderdeel 'stikstofdepositie' wordt verwezen naar paragraaf 5.4.

Er dient ook aangetoond te worden of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatste. Hiervoor wordt gekeken naar de achtergrondwaarden (die met behulp van de NSL-monitoringstool achterhaald kunnen worden). In de onderstaande tabel zijn de achtergrondwaarden bij de 4 dichtstbijzijnde meetpunten weergegeven. Deze voldoen ruimschoots aan de normen.

Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal Meetpunt   NO2 µg/m3   PM10 µg/m3   PM10 overschrijdingsdagen   PM2.5 µg/m3   Jaar  
90893   12,328   15,179   6,0   7,751   2020  
90919   12,264   15,171   6,0   7,748   2020  
90921   12,307   15,184   6,0   7,752   2020  
90895   12,336   15,176   6,0   7,75   2020  
Norm   40   40   35   25    

Het aspect 'luchtkwaliteit' vormt geen belemmeringen voor onderhavig planinitiatief.

5.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is landelijke wet- en regelgeving van toepassing.

In de landelijke wet- en regelgeving zijn kwaliteitseisen en normen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. Doel is om bepaalde risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld, tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

Deze bedoelde risico's hangen vooral samen met:

  • activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen;
  • transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water.

Ook zijn er onder meer landelijke regels voor de opslag en verkoop van vuurwerk. Verder wordt bij de plaatsing van windmolens ook de externe veiligheid in ogenschouw genomen. De risico's voor externe veiligheid komen tot uitdrukking via het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico kan op de kaart worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde plaatsgebonden risico. Via het plaatsgebonden risico wordt een basisbeschermingsniveau gewaarborgd. Bij het groepsrisico wordt wel beoordeeld hoeveel personen zich, redelijkerwijs, feitelijk in de omgeving kunnen bevinden. Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde, maar een oriëntatiewaarde. Dit is een ijkwaarde waaraan veranderingen getoetst kunnen worden. Deze oriëntatiewaarde mag overschreden worden, mits goed beargumenteerd door het bevoegd gezag. Samen met de hoogte van groepsrisico moet andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Deze argumentatie is, een onderdeel van de verantwoording van het groepsrisico. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans, per jaar, op overlijden van een onbeschermd individu ten gevolge van ongevallen met gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid van een persoon is fictief. Niet wordt beoordeeld hoe groot de kans op de aanwezigheid van een persoon feitelijk is.
 
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans per jaar dat een groep van bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen het slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico wordt ook beschouwd als een maat voor de maatschappelijke ontwrichting.  

Relatie plangebied

Met behulp van de risicokaart is een inventarisatie gemaakt van de risicobronnen met gevaarlijke stoffen in de nabijheid van het plangebied. Figuur 5.1 toont een uitsnede van de risicokaart, met het plangebied omcirkeld.

Ten zuidoosten van het plangebied, op een afstand van circa 425 meter, is een risicovolle inrichting gelegen, dit betreft een LPG-inrichting. Ten Westen liggen twee risicovolle inrichtingen op 700 respectievelijk 900 meter. Dit betreffen tevens twee LPG-inrichtingen. Deze risicovolle inrichtingen zijn weliswaar aanwezig in de omgeving van het plangebied, maar de afstand tot het plangebied is dusdanig groot dat het plangebied niet binnen het invloedsgebied of de plaatsgebonden risicocontour valt. Ook is er tussen de planlocatie en de risicovolle inrichtingen reeds bebouwing aanwezig.

Ook ten oosten van het plangebied ligt een risicovolle buisleiding. De buisleiding is een ondergrondse aardgasleiding van Gasunie. Het invloedsgebied van de grootste diameter buis met 80 bar heeft een 1% - letaliteitsafstand van 1,2 kilometer. Het plangebied ligt hier ruimschoots buiten en ligt dus op voldoende afstand. Deze buisleiding vormt dan ook geen belemmering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2022PB8017001-VG01_0009.png"

Figuur 5.1: Uitsnede risicokaart (plangebied gelegen ter plaatse van blauwe cirkel. Bron: RIVM)

Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor onderhavig planinitiatief.

5.9 Kabels en leidingen

Aan de hand van de Netwerkkaart van het RIVM kan achterhaald worden of het plangebied zich bevindt in een magneetveldzone van hoogspanningslijnen. Een uitsnede van het voor het plangebied relevante deel van deze kaart is weergegeven in figuur 5.2.

Uit de netwerkkaart kan worden opgemaakt dat er geen planologisch gezien relevante hoogspanningslijn door het gebied loopt. Op een afstand van circa 1 respectievelijk 1,3 kilometer liggen twee hoogspanningslijnen. Gelet op de afstand tussen het plangebied en deze lijnen en het feit dat er tussen het plangebied en de lijnen al verschillende woonwijken liggen vormt dit aspect geen belemmering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2022PB8017001-VG01_0010.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2022PB8017001-VG01_0011.png"

Figuur 5.2: Uitsnede Netwerkkaart (plangebied gelegen ter plaatse van zwarte stip. Bron: RIVM)

Het aspect 'kabels en leidingen' vormt geen belemmering voor onderhavig planinitiatief.

5.10 MER

Met het beoogde planvoornemen worden woningen mogelijk gemaakt. Dit kan leiden tot een m.e.r. (beoordelings)-plicht. Of een m.e.r.-procedure of m.e.r-beoordeling noodzakelijk is, hangt af van het feit of de ontwikkeling (activiteit) is opgenomen in lijst C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Per 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Wanneer de voorgenomen de ontwikkeling (activiteit) is opgenomen in lijst C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) moet getoetst worden of er sprake is van nadelige milieugevolgen en moet wanneer hier sprake van is een vormvrij m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen worden.

Relatie plangebied

De beoogde ontwikkeling beoogt geen functiewijzing. De ontwikkeling maakt niet meer woningen mogelijk dan nu al mogelijk is volgens vigerend bestemmingsplan. In totaal voorziet het plan in 12 woningen. Gezien de aard en omvang van het project zijn er geen m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten aan de orde. Er is derhalve geen sprake van een m.e.r.-(beoordelings)plicht.

5.11 Verkeer en parkeren

Het toevoegen of veranderen van een functie heeft in veel gevallen een effect op het aantal verkeersbewegingen en/of de parkeerbehoefte. Het is daarom van belang om te kijken welke veranderingen op treden en of dit een effect heeft op het wegverkeer en het parkeren.

Beleid

Om te bepalen of een bouwontwikkeling in het centrum van Hoogeveen kan plaatsvinden, wordt de parkeerbehoefte van de bestaande situatie vergeleken met de parkeerbehoefte van de nieuwe situatie. Daarbij geldt:

  • 1. In het geval de parkeerbehoefte lager wordt of gelijk blijft, kunnen aanvullende maatregelen achterwege worden gelaten;
  • 2. In het geval de parkeerbehoefte groter wordt, zal de initiatiefnemer zorg moeten dragen voor de aanleg van extra parkeerplaatsen. Of er moet een bedrag in het gemeentelijk Parkeerfonds worden gestort waarmee de verplichting tot extra parkeerplaatsen bij de gemeente wordt gelegd.

Hoewel er in 2020 werd gewerkt aan een nieuwe Parkeernota, is de bestuurlijke vaststelling voorlopig opgeschort. Vigerend beleid is de Parkeernota 2011.

Relatie plangebied

Bestaand
In de bestaande situatie is sprake van een winkel. Die valt onder de functie detailhandel. De parkeernorm is 3,3 p.p. per 100 m² BVO.
Parkeerbehoefte is: 680 m² BVO / 100 * 3,3 = 22,44 p.p.

Nieuw
In de nieuwe situatie komt er op de begane grond een winkel met een oppervlak van 205 m².
De parkeerbehoefte is: 205 m² BVO / 100 * 3,3 = 6,77 p.p.

Op de verdiepingen worden 12 appartementen gerealiseerd. De parkeernorm is 1,0 per wooneenheid.
De parkeerbehoefte is: 12 app. * 1 = 12

Totale parkeerbehoefte is: 6,77 + 12 = 18,77 p.p.

Conclusie

De nieuwe parkeerbehoefte is lager dan de oude, namelijk (afgerond) 19 parkeerplaatsen in de toekomstige situatie tegenover (afgerond) 22 in de oude situatie. Er hoeven daarom geen aanvullende parkeervoorzieningen te worden gerealiseerd. Overdag zal de parkeergelegenheid per saldo toenemen op de achterliggende pleinen (Bilderdijkplein en Nicolaas Beetsplein), gezien de afgenomen m² BVO-winkelruimte. In de avond en nacht (uitgezonderd koopavond) zijn de winkels gesloten en zal er op de pleinen parkeergelegenheid ontstaan voor de bewoners van de appartementen.

In de parkeernota Stadscentrum 2011 van de gemeente Hoogeveen is in de hardheidsclausule een bullet opgenomen: “Het college kan ten behoeve van een ontwikkeling binnen een door haar te bepalen projectgebied afwijken van de parkeernormen, met dien verstande dat: het aantal beschikbare en benodigde parkeerplaatsen binnen een projectgebied per saldo minimaal gelijk blijft”.

Verkeerskundig wordt hieraan ruimschoots voldaan. Deze nieuwe ontwikkeling vraagt per saldo zelfs om minder parkeerbehoefte. De bestaande parkeerplaatsen op eigen terrein (ca. 5 stuks) worden gehandhaafd, zodat de parkeerdruk in de omgeving niet toeneemt.

Het aspect 'verkeer en parkeren' vormt geen belemmering voor onderhavig planinitiatief.

5.12 Belangen van derden

In de omgeving van het plangebied zijn woningen gesitueerd. Gezien de aard van het bouwplan en de afwijkingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan, kan er sprake zijn van effecten op de belangen van derden, zoals uitzicht en privacy. Onderstaand wordt ingegaan op de belangen van de omliggende functies, in het bijzonder met het oog op het woon- en leefklimaat.

Gebruiksmogelijkheden

De beperkte verhoging van de maximale hoogte en de beperkt van de planregels afwijkende situering van de woningen hebben geen invloed op de gebruiksmogelijkheden van omliggende percelen. Er is en blijft sprake van een centrumbestemming waarbij de functie Wonen mogelijk is. Er treden geen belemmeringen op.

Privacy

Met het voorgenomen bouwplan worden de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw met 1 meter verhoogd ten opzichte van hetgeen het bestemmingsplan toestaat. De binnenplanse afwijkingsmogelijkheid maakt deze afwijking van 1 meter in zijn geheel mogelijk. Het aantal bouwlagen blijft ten opzichte van de vigerende planologische situatie gelijk. Deze afwijkingen zorgen niet voor een wezenlijke verandering van de privacy-situatie.

De strijdigheid met de gebruiksregels is vanuit het aspect van privacy wel relevant. De woningen worden aan de zuidzijde rechtstreeks aan de Westerkerkstraat gerealiseerd. Hier is sprake van een steeg met een breedte van minimaal 2 meter. Het pand ten zuiden van het plangebied betreft eveneens een winkelpand met woning op de verdieping. Aan de zijde van de steeg zijn slechts beperkt raampartijen aanwezig. Ten gevolge van het initiatief zal hierdoor geen onevenredige aantasting van de privacy richting deze zijde optreden.

Daarnaast is geen sprake van een evidente privaatrechtelijke belemmering. Artikel 5:50 lid 1 BW verbiedt het hebben van vensters, muuropeningen dan wel andere balkons of soortgelijke werken te hebben binnen twee meter vanaf de erfgrens. Uit het arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 27 december 2016 (ECLI:NL:GHARL:2016:10471) volgt dat een galerij van een appartementencomplex geen soortgelijk werk is als een balkon. Hieruit volgt dat op grond van het burenrecht de galerijen niet afgeschermd hoeven te worden met ondoorzichtig glas. De galerijen voldoen aan het burenrecht.

De vensters van de appartementen liggen op een grotere afstand dan twee meter, zodat ook die vensters niet in strijd zijn met het burenrecht. Er is dus geen sprake is van een evidente privaatrechtelijk belemmering.

Ten slotte is van belang dat er sprake is van bewoning in een binnenstad, waarbij in een bepaalde mate verminderde privacy dient te worden geduld. De onderhavige ontwikkeling verandert deze situatie niet wezenlijk.

Derhalve leidt het plan niet tot onaanvaardbare wijziging in de privacy-situatie voor omwonenden.

Bezonning

Ten behoeve van het oorspronkelijke bouwplan is een bezonningsstudie uitgevoerd. De conclusie van dit onderzoek was als volgt: “Er kan worden geconcludeerd dat overal de nieuwe planologische situatie (bouwplan)

enkele negatieve gevolgen veroorzaakt. Echter zijn deze negatieve gevolgen dermate klein zijn dat er geen sprake is van een onredelijke afbreuk voor het woongenot van de bewoners van de onderzochte woning en buitenruimte. Daarnaast is er enige afname in de rendement van de zonnepanelen te zien maar dit betreft enkel in december (wintermaanden) en is zeer minimaal.”


Onderhavig bouwplan wijkt af van het oorspronkelijke bouwplan. Er is afgezien van een derde bouwlaag. Het aangevraagde bouwplan is daarmee gunstiger dan het in de bezinningsstudie onderzochte bouwplan. Met het planvoornemen wordt een beperkte vergroting van het hoofdgebouw binnen het huidige bestemmingsvlak voorzien. De toegestane maximale bouwhoogte ter plaatse is 10 meter, het plan voorziet in een bouwhoogte van 11 meter. Er kan gebruik worden gemaakt van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid ex artikel 38 sub a van de algemene ontheffingsregels van het bestemmingsplan waarbij. Hier is bij omgevingsvergunning een overschrijding van de maximale bouwhoogte met 10% toegestaan. Er wordt voldaan aan de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid. Er hoeft daarom geen bezonningsstudie te worden uitgevoerd in het kader van de voorliggende aanvraag. Gelet op de conclusies uit de bezonningsstudie, kan daarnaast in redelijkheid worden gesteld dat onderhavig, gunstiger, bouwplan niet leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor de bezonningssituatie.

Overlast

Er worden geen nieuwe overlast gevende functies mogelijk gemaakt. Er blijft sprake van een centrumperceel met de functie detailhandel en wonen. Een toename van overlast is uitgesloten.

Conclusie

Het planvoornemen levert geen (onevenredige) aantasting van belangen van derden op en is in dit opzicht in overeenstemming met het beginsel van een goede ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

Het gaat om een particulier initiatief waarbij de initiatiefnemers garant staan voor de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tussen gemeente en intiatiefnemer worden hierover afspraken gemaakt. Ook de leges die gepaard gaan met de behandeling van de omgevingsvergunningaanvraag zullen door de initiatiefnemer gedragen worden.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op de voorliggende aanvraag is de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing. De ontwerp omgevingsvergunning wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is in die periode in de gelegenheid om zienswijzen in te dienen.

Hoofdstuk 7 Afweging en conclusie

Initiatiefnemer is voornemens om ter plaatse van Hoofdstraat 146 te Hoogeveen een gebouw te realiseren van drie bouwlagen met een plat dak. De begane grond blijft in gebruik ten behoeve van detailhandel. Op de verdiepingen komen in totaal 12 woningen.

Het planvoornemen is strijdig met de geldende bouw- en gebruiksregels van de bestemming 'Centrum', waardoor – om in planologische zin medewerking te kunnen verlenen – er een omgevingsvergunning voor de activiteit 'handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening' nodig is. Hiertoe wordt een nieuw besluit genomen.

In onderhavige ruimtelijke onderbouwing is aangetoond dat er beleidsmatig en milieu-hygiënisch geen bezwaren aan het plan verbonden zijn. Het initiatief is in overeenstemming met het beginsel van een 'goede ruimtelijke ordening'. De belangen van derden worden niet onevenredig geschaad. Hierdoor is het mogelijk om de omgevingsvergunning te verlenen.