direct naar inhoud van Regels
Plan: BG Zuid Hoogeveen, deelplan Riegshoogtendijk 83a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2022BP9000011-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

bestemmingsplan BG Zuid Hoogeveen, deelplan Riegshoogtendijk 83a van de gemeente Hoogeveen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0118.2022BP9000011-ON01 met de bijbehorende regels (en bijlagen);

1.3 aanbouw

een bijgebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit

het verlenen van diensten, waaronder mede wordt verstaan e-commerce, c.q. het uitoefenen van ambachtelijke –geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de (bedrijfs) woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;

1.7 aan-huis-verbonden beroep

het in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch dan wel daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist(e), kapper en mani- en/of pedicure, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, hieronder mede begrepen Bed & Breakfast;

1.8 afhankelijke woonruimte

een aanbouw c.q. een vrijstaand bijgebouw waarin één of meerdere hulpbehoevenden vanuit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest zijn en dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;

1.9 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of daarmee vergelijkbare voorzieningen, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.13 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, ten behoeve van de bedrijfsbestemming van het gebouw of het terrein.

1.14 beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.15 bestaand

de op het moment van ter inzage legging van dit plan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige gebouwen/ oppervlakten/ gebruik of waarvoor een bouwvergunning is verleend danwel een aanvraag om bouwvergunning is ingediend die kan worden verleend;

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 Bevi-inrichtingen

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of horizontale balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 bouwwerk geen gebouw zijnde

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en een niet voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.28 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.30 dienstverlenend bedrijf

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie;

1.31 e-commerce

vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren dat uitsluitend verloopt via post, fax, telefoon, e- mail of internet waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, de goederen niet uitstalt ten verkoop, en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met magazijn c.q. opslag van goederen ten behoeve van de op grond van de bestemming toegelaten bedrijven.

1.32 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij en onder het hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.33 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport en overkapping wordt verstaan;

1.34 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken;

1.35 kap

een gesloten en (overwegend) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk, bestaande uit ten minste één niet horizontaal vlak;

1.36 landschap

De waarneembare ruimtelijke verschijningsvorm van het aardoppervlak die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en wederzijdse beïnvloeding van de factoren reliëf, bodem, water, klimaat, flora en fauna alsmede de wisselwerking met de mens.

1.37 landschappelijke inpassing

Een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op de bestaande dan wel nog te ontwikkelen ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische landschapskwaliteiten.

1.38 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.39 peil
  • 1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.40 perceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.41 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.42 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.43 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.44 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.45 voorgevel

het meest naar de zijde van de weg, waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gelegen, gekeerde deel van een hoofdgebouw;

1.46 winkel

een gebouw of een deel van een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.47 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één (of meerdere) huishouden(s).

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de afstand tot de perceelgrens

de afstand tussen de perceelgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk.

2.7 ondergeschikte bouwdelen
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
  • b. De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwwerken met ten hoogste 1 meter worden overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. agrarische cultuurgrond; met daarbij behorende:
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • d. wegen en toegangswegen;
  • e. water.

In het doel 'behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden' is het aanbrengen van landschapselementen groter dan 1 ha niet inbegrepen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Het oprichten van gebouwen is niet toegestaan.

3.2.2 Bouwwerk, geen gebouw zijnde

De hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van beplantingen ten behoeve van de teelt van laan- en parkbomen en boomfruit, alsmede bos;
    • 2. het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen en parkeervoorzieningen;
    • 3. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
    • 4. het aanbrengen van lijnvormige beplantingen;
    • 5. het aanbrengen van drainage en/of een greppelsysteem, het zoeken naar delfstoffen (seismisch onderzoek en exploratieonderzoek), het graven en dempen van sloten en andere watergangen, het vergroten of verkleinen van het doorstromingsprofiel en het aanbrengen of verwijderen van dammen en stuwen voor zover het gronden betreft die zijn aangeduid met 'hydrologisch aandachtsgebied';
    • 6. het dempen van wijken;
    • 7. egaliseren.
  • b. De sub a bedoelde vergunning is niet vereist indien:
    • 1. werken en/of werkzaamheden betreft die het normale onderhoud tot doel hebben;
    • 2. De in sub a, onder 4 bedoelde vergunning is niet vereist indien sprake is van erfbeplanting.
  • c. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
  • d. Indien de aanlegvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de aanlegvergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
  • e. De sub a, onder 1 bedoelde vergunning wordt, voor zover deze betrekking heeft op de aanplant van bos, niet eerder verleend dan nadat advies is ingewonnen bij de provincie Drenthe.
  • f. De sub a, onder 1 bedoelde vergunning wordt niet verleend indien als gevolg van de bosaanplant omliggende agrarische bedrijven in de (toekomstige) uitbreidingsmogelijkheden worden belemmerd.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. 'niet-agrarische bedrijven' en voor nijverheidsbedrijven of ambachtelijke of dienstverlenende bedrijven (waaronder opslag begrepen) genoemd in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijven;
  • b. Een bedrijf in handel van (sier)bestrating, zand, grind en split.
  • c. Buitenopslag is enkel toegestaan ter hoogte van de aanduiding ‘buitenopslag’.
  • d. Het behoud van landschapsmaatregelen zoals vermeld in Bijlage 2 Landschappelijke inpassing ter hoogte van de aanduiding ‘landschapselement’.

met daarbij behorende:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. bedrijfswoning;
  • c. bijgebouwen en aan- en uitbouwen ten behoeve van de bedrijfswoning;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. verhardingen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. ontsluitingsvoorzieningen;

met inachtneming van het volgende:

  • a. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 oktober 2004 zijn niet toegestaan
  • b. brandstofverkooppunten zijn niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan

Een en ander met dien verstande dat gebruik van de gronden ten behoeve van de in 4.1 genoemde opsomming pas is toegestaan als de landschappelijke inpassingsmaatregelen worden uitgevoerd en in stand gehouden conform het in de bijlage van de regels opgenomen inpassingsplan (Bijlage 2 Landschappelijke inpassing) ter hoogte van de aanduiding ‘landschapselement’.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing mag niet meer dan 572 m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer dan 12 meter bedragen;
  • d. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
  • e. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt tenminste 2,5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze kleiner is;
4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. een bedrijfswoning wordt binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 200 m² bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze groter is;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 meter en de bouwhoogte maximaal 10 meter, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 300 en niet meer dan 60 o bedragen;
4.2.3 Bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. De gezamenlijk oppervlakte aan aan- en bijgebouwen per bedrijfswoning bedragen maximaal 150 m2

met dien verstande dat:

  • a. ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende erf mag worden bebouwd;
  • b. de afstand tussen de bedrijfswoning en bijgebouwen maximaal 30 meter mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 80% van de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte in ieder geval maximaal 6 meter mag bedragen, ongeacht de bouwhoogte van het bedrijfsgebouw;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 3 meter;
  • e. aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen mogen tot maximaal 100% van de oppervlakte van de bedrijfswoning plat worden afgedekt, indien de oppervlakte van aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen meer dan 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt moeten deze voorzien zijn van een kap, waarvan de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 60° mag bedragen;
  • f. een vrijstaand bijgebouw moet zijn voorzien van kap, waarvan de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 60° mag bedragen.
  • g. In aanvulling op het bepaalde onder sub a tot en met sub g is de bestaande maatvoering toegestaan, met uitzondering van op het tijdstip van inwerking treden van het plan bestaande maatvoering die is gebouwd zonder vergunning en in strijd is met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. Wanneer dit bestaande bijgebouw wordt gesloopt is voor de bebouwing het bepaalde onder sub a tot en met sub g van toepassing, met uitzondering van de oppervlakte. Hiervoor geldt dat de bestaande overschrijding van het aantal vierkante meters aan aan- en bijgebouwen terug mag worden gebouwd, tot een maximum van 500 m2 aan aan- en bijgebouwen. Hierbij zijn de m2's die bij recht zijn toegestaan inbegrepen.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, niet meer dan 3 meter mag bedragen, met dien verstande dat voor erf- of perceelsafscheidingen geldt dat de hoogte:

  • a. Maximaal 1 meter mag bedragen; of
  • b. Maximaal 2 meter mag bedragen, mits meer dan 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik
  • a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning met uitzondering van mantelzorg;
    • 2. het gebruik van de gronden voor een paardenbak.
  • b. Gebruik van ruimten binnen de (bedrijfs)woning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag, indien dat niet meer dan 75 m² betreft, worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
    • 2. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving;
    • 3. de activiteit mag niet vergunningplichtig danwel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
    • 4. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit of e- commerce;
    • 5. ten behoeve van e-commerce is geen showroom aanwezig.
4.3.2 Voorwaardelijke verplichting
  • a. de landschappelijke inpassingsmaatregelen conform het in de bijlage van de regels opgenomen landschappelijk inpassingsplan (Bijlage 2) binnen 1 jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.3 indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van evenementen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. (toegangs)paden;
  • c. Water;

met de daarbij ten dienste van de bestemming behorende:

  • a. balkons en erkers;
  • b. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals pergola's en erf- of perceelsafscheidingen;
  • c. andere werken;
  • d. parkeren.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van erkers;

5.2.2 Erkers bij woningen

Binnen deze bestemming zijn erkers bij woningen met een maximale diepte van 1,5 meter en een maximale breedte van 2/3 van de breedte van de voor- en/of zijgevel van het bijbehorende hoofdgebouw toegestaan, mits de hoogte van de erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw;

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat voor erf- of perceelsafscheidingen geldt dat de hoogte:

  • a. maximaal 1 meter mag bedragen; of
  • b. maximaal 2 meter mag bedragen, mits meer dan 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw.
5.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 sub a, en toestaan dat een carport wordt opgericht, mits:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
    • 2. niet meer dan 1 meter voor de voorgevel wordt geplaatst;
  • b. De in lid 5.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregel
5.4.1 Voorwaardelijke verplichting
  • a. de landschappelijke inpassingsmaatregelen conform het in de bijlage van de regels opgenomen landschappelijk inpassingsplan (Bijlage 2) binnen 1 jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

  • a. Het is verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aangegeven bestemming.
  • b. Tot een gebruik, strijdig met de in dit bestemmingsplan voorkomende bestemmingen wordt in ieder geval gerekend het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichting;
  • c. Het is verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan op grond van de bestemmingsbepaling een omgevingsvergunning is verleend, te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het doel, waarvoor die vergunning is verleend.
  • d. De in lid d genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden.
  • e. Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd mits:
    • 1. de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 3 meter bedraagt;
    • 2. de oppervlakte niet meer dan 25 m2 bedraagt;
  • b. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat ten behoeve van het beheer van bos, natuur en landschap beheergebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. per 250 ha te beheren object slechts 1 gebouw is toegestaan;
    • 2. dient te worden gebouwd in 1 bouwlaag met kap;
    • 3. de inhoud ten hoogste 150 m3 mag bedragen.
  • d. de bestemmingsbepalingen in het kader van niet bedrijfsmatige tijdelijke mantelzorg en toestaan dat een al dan niet bestaande aanbouw c.q. een al dan niet bestaand vrijstaand bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk dient te zijn vanuit het oogpunt van mantelzorg;
    • 2. de zorgbehoefte overtuigend dient te zijn aangetoond middels een schriftelijke verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur;
    • 3. per woning één afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg is toegestaan;
    • 4. de bewoning slechts plaatsvindt binnen een oppervlakte van 60 m2 aan aanbouwen of bijgebouwen, waarbij de totale toegestane oppervlakte aan aan- en bijgebouwen niet mag worden overschreden;
    • 5. als gevolg van de te verlenen afwijking mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden, de agrarische sector en andere bedrijvigheid;
    • 6. als gevolg van de te verlenen afwijking geen strijdigheden met relevante milieuwetgeving dan wel met overige wetgeving mag ontstaan;
    • 7. de nieuw te bouwen afhankelijke woonruimte op een maximale afstand van 20 meter van het hoofdgebouw mag worden gerealiseerd;
    • 8. de maximale goothoogte en dakhelling respectievelijk maximaal 3 m en 30° tot 60° mogen bedragen;
    • 9. het hoofdgebouw geen aaneengesloten rijenbouw betreft.

Artikel 9 Overige regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid

10.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1 met maximaal 10%.

10.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 10.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in lid, 10.4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

10.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.4 , na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 10.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

10.8 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van lid 10.4 leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de beheersverordening grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het plan strijdige situatie ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van bestemmingsplan BG Zuid Hoogeveen, deelplan Riegshoogtendijk 83a.