direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stadscentrum, parapluherziening parkeren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2022BP8017021-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit bestemmingsplan voorziet in de planologische borging van de parkeerregels en -normen voor auto's en fietsen en de regels aangaande het lossen.

Dit paraplubestemmingsplan omvat alle in de verbeelding bij dit plan aangewezen gebieden van de gemeente waar een onherroepelijk bestemmingsplan geldt. Het is een zogenoemd parapluplan, dat de geldende bestemmingsplannen niet vervangt, maar op bepaalde punten wijzigt en aanvult.

1.2 Opgave bestemmingsplan

Zoals aangegeven voorziet voorliggend paraplubestemmingsplan in een aanvulling op het planologisch regime ter plaatse van het stadscentrum van Hoogeveen.

Het bestemmingsplan 'Stadscentrum, parapluherziening parkeren' bestaat uit de volgende stukken:

  • toelichting (met bijbehorende bijlagen);
  • verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.0118.2022BP8017021-VG01) en een renvooi;
  • regels (met bijbehorende bijlagen).

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

1.3 Opbouw toelichting

Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan bod:

  • hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie en benoemt de huidige planologische regels;
  • hoofdstuk 3 geeft de gewenste ontwikkeling en de uitgangspunten van het plan weer;
  • hoofdstuk 4 gaat in op de planologische regels en de daarbij behorende verbeelding;
  • hoofdstuk 5 gaat in op de handhaafbaarheid van het bestemmingsplan;
  • hoofdstuk 6 gaat in op de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Plangebied

Het plangebied omvat het gehele stadscentrum van Hoogeveen. In Bijlage 1 is een lijst opgenomen van de bestemmingsplannen die vallen onder het werkingsgebied van dit bestemmingsplan. In afbeelding 2.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2022BP8017021-VG01_0001.png"

Afbeelding 2.1 Ligging plangebied (Bron: PDOK)

2.2 Vigerend recht

Doordat in voorliggend geval sprake is van een paraplubestemmingsplan dat voorziet in een wijziging/aanvulling op de bestaande planologische situatie ter plaatse van het plangebied, is het overbodig om het gehele vigerende recht binnen het plangebied te omschrijven. In Bijlage 1 is een opsomming opgenomen van de geldende plannen ter plaatse van het plangebied.

Hoofdstuk 3 Gewenste situatie

3.1 Algemeen

Zoals in de aanleiding is beschreven, voorziet voorliggend parapluplan in een regeling ter borging van het gemeentelijke parkeerbeleid.

In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de betreffende regeling en wordt gemotiveerd waarom de regeling wenselijk is.

3.2 Regeling parkeren, laden en lossen

Door een wijziging van de Woningwet zijn op 1 juli 2018 de stedenbouwkundige bepalingen uit de gemeentelijke bouwverordening vervallen. Daarmee is ook de bepaling vervallen op basis waarvan, in het kader van omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen, de aanleg van parkeerplaatsen werd geëist. Om de aanleg van parkeerplaatsen toch te kunnen afdwingen, is het van belang dat een aantal bestemmingsplannen wordt herzien, door aan deze bestemmingsplannen een parkeerregeling toe te voegen.

Bij de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 had de wetgever al bepaald dat artikel 8, vijfde lid, van de Woningwet zou vervallen. Door het vervallen van dat artikel, was het niet langer mogelijk om stedenbouwkundige bepalingen in de gemeentelijke bouwverordening op te nemen. Hiermee gaf de wetgever uitvoering aan de opvatting dat stedenbouwkundige bepalingen uitsluitend in bestemmingsplannen worden opgenomen. De wetgever heeft uiteindelijk van invoering afgezien, mede omdat bij veel gemeenten vragen rezen over de wijze waarop het parkeren in het bestemmingsplan zou kunnen worden geregeld. Het was de vraag of de flexibele wijze waarop de regeling in de bouwverordening over parkeren was vormgegeven, ook mogelijk is in een bestemmingsplan.

Op 29 november 2014 trad de Reparatiewet BZK 2014 (Stb. 2014, 458) in werking. Daarmee is de Woningwet zodanig aangepast dat de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening alsnog zijn vervallen, alsmede de aanvullende werking van de bouwverordening uit artikel 9 van de Woningwet. Met dezelfde wetswijziging is artikel 3.1.2, tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. Dit artikel maakt een dynamische verwijzing mogelijk; de oplossing waarmee een flexibele regeling over parkeren in een bestemmingsplan mogelijk is (zie ook paragraaf 3.1).

Voor de gebieden waarvoor ná 29 november 2014 een bestemmingsplan is vastgesteld, verviel de aanvullende werking van de bouwverordening onmiddellijk. Voor de overige gebieden bleef de aanvullende werking tot 1 juli 2018 gelden.

Het doel van deze parapluherziening is om een regeling, waarmee parkeerplaatsen worden geëist, toe te voegen aan de bestemmingsplannen die een dergelijke regeling nog niet hebben. De regeling wordt eveneens toegevoegd aan de bestemmingsplannen die na 29 november 2014 zijn vastgesteld en wél een parkeerregeling bevatten. Ten slotte dient de regeling uit deze parapluherziening als basis voor alle toekomstige bestemmingsplannen. Op die manier wordt toegewerkt naar een situatie waarin overal in het stadscentrum Hoogeveen dezelfde regeling geldt.

De parkeerregeling verwijst naar het actuele parkeerbeleid en bevat tevens een dynamische verwijzing naar toekomstige, nieuwe parkeerregelingen die door de gemeente Hoogeveen worden vastgesteld. Zodoende is na een herziening van de gemeentelijke parkeerregeling geen nieuw paraplubestemmingsplan benodigd, maar voorziet dit paraplubestemmingsplan daarin.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Juridisch systeem

Als opzet voor de planologische regeling van het plangebied, is gekozen voor een verbeelding met algemene aanduidingsregels die over het gehele plangebied liggen. De regels zijn zodanig geformuleerd dat deze als aanvulling van het bestaande planologische regime worden gelezen. Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

4.2 Regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels worden in beginsel onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels (o.a. afwijkingsregels);
  • 4. Overgangs- en slotregels.

Het tweede hoofdstuk ontbreekt in voorliggend paraplubestemmingsplan. Door middel van voorliggend paraplubestemmingsplan worden namelijk geen nieuwe bestemmingen mogelijk gemaakt.

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is de werking van dit bestemmingsplan bepaald. Hierin is aangegeven dat dit paraplubestemmingsplan een aanvulling betreft op de reeds geldende plannen ter plaatse van het plangebied.

Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.

In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. In voorliggend geval zijn onder de algemene aanduidingsregels de gewenste aanvullende regelingen opgenomen.

In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.

4.3 Verklaring van de algemene aanduidingsregels

Ten aanzien van voorliggend paraplubestemmingsplan, zijn met name de algemene aanduidingsregels van belang. In de algemene aanduidingsregels zijn namelijk de twee toe te voegen regelingen ten aanzien van parkeren en laden en lossen opgenomen. Hoewel de regelingen in hoofdstuk 3 reeds zijn beschreven, worden deze hierna nader aangehaald.

4.3.1 Overige zone - parkeren auto's en fietsen, laden en lossen

In deze algemene aanduidingsregel worden eisen aan parkeren, laden en lossen gekoppeld aan de omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden. Door de parkeereis te koppelen aan de omgevingsvergunning voor bouwen of afwijkend gebruik, wordt tot uitdrukking gebracht dat zowel initiatieven die voldoen aan de eisen van het bestemmingsplan als initiatieven waarvoor van het bestemmingsplan moet worden afgeweken in voldoende parkeergelegenheid moeten voorzien.

In deze regeling wordt verwezen naar de huidige gemeentelijke parkeernota, de 'Parkeernota 2011'. Door middel van een dynamische verwijzing is tevens bepaald dat, indien de gemeentelijke beleidsregels wijzigen, rekening moet worden gehouden met deze wijzigingen. Zodoende wordt voorkomen dat bij de wijziging van de beleidsregels een nieuw parapluplan moet worden opgesteld.

In de regels is tot slot bepaald dan bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de gestelde normen als opgenomen in de geldende gemeentelijke parkeernota. Er dient dan sprake te zijn van een integrale afweging en daarmee een ander, zwaarder wegend belang wordt gediend en dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de kwaliteit van de openbare ruimte.

Ook in de afwijkingsregel zoals hiervoor beschreven, is een dynamische verwijzing opgenomen.

Hoofdstuk 5 Handhaving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (activiteiten en gebruik van gronden) getoetst. Als blijkt dat in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

Door middel van voorliggend paraplubestemmingsplan zijn aanvullingen op het bestaande planologisch regime beoogd.

5.2 Beleidskeuzen

Door de gemeente Hoogeveen is een kadernota integrale handhaving vastgesteld. Deze nota is de start van programmatisch handhaven in de gemeente Hoogeveen.

Programmatisch handhaven is een structurele en integrale aanpak van de handhaving, waarbij de uitvoering onder andere is gebaseerd op een handhavingsprogramma. Daarbij worden door het bestuur de prioriteiten bepaald en worden handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. In deze aanpak worden beleid en uitvoering opgevolgd door evaluatie en bijsturing. Programmatisch handhaven is daarmee een cyclisch, democratisch, integraal en transparant proces.

5.3 Inzet gemeentelijk apparaat

Aan de controle van het onderhavige plan wordt binnen de gemeente inhoud gegeven door een aantal ambtenaren die zich continu met handhaving bezighoudt.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Het plan is voorgelegd aan de overlegpartners in het kader van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening. Vanuit de provincie is vermeld dat er geen provinciaal belang met dit plan gemoeid is. Ook het Waterschap Drents Overijsselse Delta vermeldde dat er geen waterschapsbelang is. Vanuit de verdere overlegpartners zijn er geen reacties meer gekomen.

Inspraak

Doordat in voorliggend geval de regels met betrekking tot parkeren een formaliteit betreft waarbij geen nadelige gevolgen kunnen optreden (aan de nota parkeernormen moest altijd al worden voldaan), is in voorliggend geval geen voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.

Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan wordt gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Een ieder wordt daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 29 september tot en met 9 november 2022 voor een ieder ter inzage gelegen.

Het ontwerpbestemmingsplan bevatte ook bepalingen over het onderwerp 'wonen'. Omdat echter is gebleken dat meer onderzoek nodig is naar de juridische consequenties van de beoogde regeling voor 'wonen' is besloten om dit onderdeel uit het plan te halen en in dit plan voor de vaststelling alleen nog het 'parkeren' te regelen.  

Tegen het ontwerpbestemmingsplan zijn 3 zienswijzen naar voren gebracht. Alle zienswijzen hebben betrekking op het onderdeel 'wonen' en hoeven daarom niet inhoudelijk te worden behandeld. Om deze reden is ook geen 'Reactienota zienswijzen' opgesteld. Uiteraard worden de indieners hierover wel persoonlijk geïnformeerd.

Vaststellingsfase

Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en ligt tezamen met het vastgestelde bestemmingsplan en bijbehorende stukken gedurende 6 weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid om hiertegen beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State al dan niet in combinatie met een verzoek om voorlopige voorziening.

Inwerkingtreding

Het vastgestelde bestemmingsplan is onherroepelijk als niemand beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft ingediend. Als er wel een beroep is ingediend, maar geen voorlopige voorziening is aangevraagd, treedt het bestemmingsplan na de beroepstermijn in werking. Het bestemmingsplan is dan nog niet onherroepelijk omdat de Raad van State nog een uitspraak over het beroep moet doen.

Als er tijdens de beroepstermijn beroep is ingesteld en daarnaast een voorlopige voorziening is gevraagd bij de Raad van State, dan treedt het bestemmingsplan nog niet in werking. De Raad van State moet dan eerst beslissen of er een voorlopige voorziening wordt getroffen. Als er een voorlopige voorziening wordt getroffen, treedt het bestemmingsplan geheel of gedeeltelijk nog niet in werking totdat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State over het beroep heeft beslist. Als het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, treedt het bestemmingsplan in werking.

Het bestemmingsplan is pas onherroepelijk als de Raad van State een uitspraak heeft gedaan over het beroep.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens moeten, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, deze kosten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar.

Dit bestemmingsplan voorziet in een wijziging van de planregels van alle bestemmingsplannen die onder de Wet ruimtelijke ordening zijn vastgesteld. Met dit bestemmingsplan wordt geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening mogelijk gemaakt. Daarom is het niet nodig om een exploitatieplan vast te stellen.