direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nieuwlande, deelplan Akkerweg 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2018BP8021006-VG03

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Initiatiefnemer is voornemens om de gronden gelegen aan de Akkerweg in Nieuwlande te ontwikkelen voor woningbouw. De woningen gaan worden gebouwd in twee rijenblokken van vier aanééngebouwde woningen. In totaal worden acht woningen gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8021006-VG03_0001.jpg"

Het voorliggende bestemmingsplan ‘Nieuwlande, wijzigingsplan woningbouw Akkerweg 2012’ voorziet reeds in een woonbestemming op deze gronden, waarbij ook 8 woningen gebouwd mogen worden. Het voorgenomen project voorziet echter in een andere opzet (namelijk 2 rijen van 4 woningen in plaats van 8 min of meer geschakelde vrijstaande woningen) waarbij het bouwen van de acht woningen buiten de bouwvlakken worden gerealiseerd. Het project is besproken met de gemeente Hoogeveen en deze heeft aangegeven bereid te zijn het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van dit concrete bouwproject.

1.2 Opgave bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan beoogd te voorzien in het juridisch vastleggen van het gewenste woningbouwproject op het perceel aan de Akkerweg te Nieuwlande.

1.3 Opbouw toelichting

Het bestemmingsplan Nieuwlande, deelplan Akkerweg 2018 bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (NL.IMRO.0118.2018BP8021006-CO01), schaal 1:1000 en een legenda;
  • regels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van het plangebied aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan.

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie gegeven. Hoofdstuk 3 wordt gaat in op de relevante beleidskaders. In hoofdstuk 4 wordt een beschrijving gegeven van de gewenste ontwikkeling. In hoofdstuk 5 passeren de omgevingsaspecten de revue. In hoofdstuk 6 wordt een planbeschrijving gegeven. Tenslotte wordt in hoofdstukken 7 en 8 ingegaan op de handhaving en uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan is globaal gelegen aan de westkant van de kern Nieuwlande, grenzend aan de rand van het dorp. Aan de noordzijde, gelegen aan de Akkerweg, zijn inmiddels woningen gerealiseerd. Wat betreft de bouwlocatie, die is direct gelegen naast de MFC De Opsteker. Op deze bouwlocatie is fase 1 al uitgevoerd. Voorliggend project voorziet in een fase 2.

Hieronder een weergave van de ligging van het plangebied op dorps- en straatniveau.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8021006-VG03_0002.jpg"

2.2 Vigerend recht

Het plangebied ligt in het bestemmingsplan ‘Nieuwlande, wijzigingsplan woningbouw Akkerweg 2012’, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Hoogeveen op 1 oktober 2013.

Binnen dit wijzigingsplan heeft het plangebied de bestemming ‘Wonen’ met een specifieke ‘bouwaanduiding – bouwklasse 1, 2 en 3’. Binnen de woonbestemming is een bouwvlak aanwezig, waarbinnen de woningen (hoofdgebouwen) kunnen worden gerealiseerd. Tevens zijn in het plangebied de bestemmingen ‘Groen’, ‘Tuin’ en ‘Verkeer’ gelegen.

Onderstaand de relevante uitsnede van de verbeelding met daarop zichtbaar de genoemde bestemmingen en aanduidingen. In de zwarte kaders is het plangebied zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8021006-VG03_0003.jpg"

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • met de daarbij behorende andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • andere werken;
  • tuinen en erven.

Het woningbouwproject past niet in de bouwregels van het bestemmingsplan. Slechts het gebruik (wonen) en het aantal van acht woningen komt overeen met het geldend bestemmingsplan. Initiatiefnemer heeft de wens om een ander type woning te bouwen die niet aansluit bij het planologisch en stedenbouwkundig principe van het geldend bestemmingsplan. De opzet van het project om de acht woningen in twee rijen van vier te bouwen komt niet overeen met het bouwen van woningen in een kwadrant.

Het project is in strijd met artikel 7.2.1 van het geldend wijzigingsplan. Om het gewenste project mogelijk te maken dient het bestemmingsplan gewijzigd te worden. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.

2.3 Ruimtelijk structuur plangebied

Het plangebied grenst aan de westzijde van het multifunctionele centrum (MFC De Opsteker) van Nieuwlande. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door bebouwing langs de Akkerweg.

Het gebied kenmerkt zich door de strakke, oost-west lopende verkavelingen die is ontstaan na de vervening van het gebied.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maar 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Voor Nieuwlande zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

3.1.2 Ladder van de Duurzame Verstedelijking

Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is ‘de ladder voor duurzame verstedelijking’ daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft een handreiking beschikbaar gesteld als hulpmiddel bij de toepassing van de ladder.

In het gewijzigde Bro, van kracht sinds 1 juli 2017, is artikel 3.1.6, lid 2 gewijzigd in:

De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Voorliggend project voorziet niet in het toevoegen van extra woningen en/of woonbestemmingen ten opzichte van het vigerend wijzigingsplan. Per saldo is geen sprake van een toename van woningen aan de woningvoorraad van Nieuwlande. Er is derhalve geen sprake van een stedelijke ontwikkeling waardoor een verdere motivatie aan de hand van de Ladder Duurzame Verstedelijking achterwege kan blijven.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2014

De Omgevingsvisie is hét kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. De missie van de provincie is het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten. Omdat niet alle kernkwaliteiten goed te duiden zijn in het fysiek-ruimtelijk domein zijn deze vertaald naar indicatoren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8021006-VG03_0004.jpg"

Het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten is belangrijk voor een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving in Drenthe. Even belangrijk is een gezond economisch klimaat, met voldoende bedrijvigheid en werkgelegenheid, en een gezond sociaal klimaat, met voldoende variatie in het aanbod van woonmilieus en voorzieningen met een hoge leefbaarheid.

De provincie wil met haar beleid voorwaarden creëren voor het ontwikkelen van een robuuste sociaaleconomische structuur van Drenthe. Daarbij wordt rekening houden met de economische en demografische ontwikkeling. De provincie streeft naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag.

Vanuit de doelstelling om zorgvuldig en doelmatig om te gaan met de ruimte in Drenthe, hanteert de provincie het uitgangspunt ‘inbreiding gaat voor uitbreiding’. Dit houdt in dat de provincie Drenthe prioriteit geeft aan herstructurering (inclusief verduurzaming) van de woningvoorraad en aan het herontwikkelen en herbestemmen van gronden en panden. Daarnaast ligt er een beperkte opgave om de woningvoorraad uit te breiden.

In dit geval is er sprake van inbreiding voor uitbreiding en van transformatie van bestaand vastgoed naar wonen toe. Het verzoek is in overeenstemming met provinciaal beleid en niet in strijd met de provinciale kernkwaliteiten.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie 2030

In juni 2000 is de Toekomstvisie voor Hoogeveen vastgesteld door de gemeenteraad. De Toekomstvisie strekt zich uit tot 2030 en gaat over de ontwikkeling van Hoogeveen in brede zin. Voor de dorpen van Hoogeveen ligt de nadruk op wonen in het groene Drenthe dichtbij alle voorzieningen van de stad. De Toekomstvisie verkiest kwaliteit boven kwantiteit en het versterken van het bestaande boven groei. In de Toekomstvisie wordt ingezet op beheerste groei om in de toekomst de aanwezige voorzieningen in stand te kunnen houden. Deze doelstelling kan alleen worden gehaald, indien een kwaliteitsimpuls wordt bewerkstelligd. Deze kwaliteitsimpuls heeft vooral betrekking op het wonen, de voorzieningen en het landschap. Dit betekent het aanbieden van hoogwaardiger woonmilieus, verbeteren van de kwaliteit van de winkels en sportaccommodaties en het behoud en versterken van de cultuurlandschappen.

3.3.2 Structuurvisie Hoogeveen 2015-2030

Als vervolg op de Toekomstvisie is op 23 december 2004 door de gemeenteraad de Structuurvisie Hoogeveen 2015–2030 vastgesteld. Deze Structuurvisie is eigenlijk de ruimtelijke vertaling van de Toekomstvisie. Hij spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gehele gemeente en beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten voor het buitengebied, de dorpen en de stad. De Structuurvisie is een voorbeeld van planning van onderop, vanuit het lokale denken. Deze Structuurvisie heeft daarom het oude POP II niet als vertrekpunt genomen, maar nam een voorschot op de nieuwe Omgevingsvisie Drenthe. Deze aanpak past overigens goed binnen de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. Het Rijk laat meer over aan gemeenten en provincies.

De Structuurvisie gaat in op verschillende onderdelen van de stad. Daarbij is een volgorde van binnen naar buiten aangehouden, vanuit het hart naar de stadsranden. De doelstelling is primair om het aantrekkelijke winkelbestand voor de toekomst te waarborgen door een prettiger verblijfsklimaat te scheppen.

In de Structuurvisie wordt niet expliciet ingegaan op de verschillende woonwijken die rondom het centrum liggen. De herstructurering van de oudere wijken wordt beschouwd als een autonoom proces, dat zich geleidelijk en over vele jaren zal voltrekken. Het woonprogramma wordt hierin uiteindelijk uitgewerkt, vanuit een onderbouwing in de Woonvisie 2011 – 2020. De Structuurvisie beschrijft hiervoor de ruimtelijke kaders en de uitgangspunten voor het proces van herstructurering, die neerkomen op het toepassen van maatwerk.

De visie op het wonen vanuit de Structuurvisie 2004, is daarentegen gericht op het verbeteren van de bestaande woningvoorraad en op het aanbieden van nieuwe woonmilieus in de stad, de dorpen en in het landelijk gebied. De aandacht voor de woonopgave verschuift van kwantiteit naar kwaliteit. De focus van woningbouw ligt de komende jaren op de stad. Daarnaast wordt gekozen voor geconcentreerde groei bij de dorpen en in het landelijk gebied. De marktvraag bepaalt uiteindelijk welke woningen op welke beschikbare locatie, hoeveel en in welk tempo gebouwd gaat worden.

3.3.3 Structuurvisie Hoogeveen 2.0

De Structuurvisie uit 2004 is nog steeds een inspirerende, ambitieuze, integrale ruimtelijke visie, die in stand blijft en met "Structuurvisie Hoogeveen 2.0" op onderdelen wordt bijgesteld. De visie geeft aan hoe Hoogeveen tot 2030 omgaat met thema's als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. Duurzame kwaliteit is en blijft daarbij de rode draad.

De geactualiseerde structuurvisie is op 13 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. In de visie kiest Hoogeveen voor beheerste groei waarbij de focus van woningbouw ligt op inbreiding in de stad. Daarnaast wordt gekozen voor geconcentreerde groei bij de dorpen en het landelijke gebied, passend bij de vraag. Voor het landelijk wonen zijn er kansen in de landgoederenzone en de kanalenzone.

Het initiatief voldoet aan het gestelde in de Structuurvisie 2.0. In de structuurvisie is betreffende wonen aangegeven dat Hoogeveen kiest voor geconcentreerde groei bij de dorpen en in het landelijk gebied, passend bij de vraag. In dit geval sluit het plan aan bij de individuele behoefte.

Ten aanzien van het aspect duurzaamheid kan ook worden gesteld dat het plan daar een bijdrage in levert, de woningen worden gasloos gebouwd.

3.3.4 Woonvisie 2017-2020

In de gemeentelijke Woonvisie 2017-2020 (vastgesteld in 2017) zet de gemeente de koers uit op het gebied van wonen voor de komende jaren. De visie bevat concrete ambities en acties voor de korte termijn. Deze ambities voor de komende vijf jaar zijn wel geplaatst in de ontwikkelingen en trends voor een langere termijn. Deze woonvisie vervangt het beleidskader dat werd vastgesteld in 2011. De richting ingezet in 2011 wordt doorgezet voor de periode richting 2025.

In de Woonvisie is een ambitie voor dorpen vastgesteld "geen groei-ambitie maar wel ruimte bieden aan woningbehoefte."

Voorliggend project voorziet niet in het toevoegen van woningen en/of woonbestemmingen ten opzichte van het vigerend wijzigingsplan. Per saldo is geen sprake van een toename van woningen aan de woningvoorraad van Nieuwlande.

Het plan past binnen de Woonvisie.

3.3.5 Nota Ruimtelijke Kwaliteit (november 2017)

De Nota Ruimtelijke Kwaliteit vervangt de gemeentelijke Welstandsnota uit 2007 met de oplegnotitie van de pilot ‘welstandsvrij bouwen’. Deze pilot is succesvol verlopen en krijgt nu een vervolg in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Deze nota geeft uitdrukking aan de huidige wens van de samenleving om anders om te gaan met ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunt is minder regelgeving en meer ruimte bieden daar waar het kan. In deze Nota wil de gemeente alleen die gebieden en gebouwen nog beschermen die echt waardevol zijn, namelijk (cultuurhistorische) waardevolle gebieden en gebouwen.

De Nota Ruimtelijke Kwaliteit is aanvullend op wat in bestemmingsplannen is geregeld. De Nota is het toetsingsdocument bij (bouw)plannen.

Onderstaand het kaartbeeld dat behoord bij de Nota Ruimtelijke Kwaliteit voor het plangebied van voorliggend bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8021006-VG03_0005.jpg"

Het gebied is gelegen binnen zogeheten ‘vrij gebied’. Voor deze gebieden gelden verder niet de criteria van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Als een bouwwerk vergunning-plichtig is moet nog steeds een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Ook dient rekening te worden gehouden met de regels van het bestemmingsplan en kan de excessenregeling worden toegepast.

3.4 Conclusie

Het project voorziet in het bouwen van acht woningen die reeds bij vigerend recht zijn voorzien echter buiten een bouwblok worden gerealiseerd. Er is geen sprake van een toename van het aantal woningen en/of het wijzigen van een bestemming.

Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Voor dit bestemmingsplan kan geconcludeerd worden dat het plan niet in strijd is met het geldende provinciale- en gemeentelijke beleid. In de volgende hoofdstukken worden de ruimtelijke- en landschappelijke inpassing van het plan en de milieubeoordeling met bijbehorende onderzoeken beschreven.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling en uitgangspunten

Het plan voorziet in het bouwen van twee rijenblokken met vier woningen per rij. Elke woning heeft een vanuit het Bouwbesluit 2012 verplichte bergruimte op eigen perceel. De beukmaat van de woningen bedraagt 5,4 x 8,41 meter. De woningen hebben twee verdiepingen, een hoge gootlijn en een zadeldak. Aan de achtergevel is de dakbedekking als gevelafwerking doorgetrokken waardoor het beeld ontstaat dat er sprake is van een lage gootlijn. De goot- en nokhoogte zijn 5,55 meter respectievelijk ca. 9,7 meter.

Het parkeren is dusdanig geregeld dat de kop- en eindwoningen verplicht 1 parkeerplaats op eigen terrein dienen te realiseren. Binnen de bestemming Verkeer dienen minimaal 10 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd.

Hieronder een aantal visualisaties van het ontwerp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8021006-VG03_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8021006-VG03_0007.jpg"

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Inleiding

Ruimtelijke plannen kunnen van invloed zijn op de omgeving. Anderzijds kan ook de zichtbare en soms niet zichtbare omgeving van invloed zijn op de uitvoerbaarheid van de voorgenomen plannen. In dit hoofdstuk worden de omgevingsfactoren beschreven. Daarnaast wordt per omgevingsfactor beoordeeld wat de invloed op het plan kan zijn.

5.2 Bodem

In het kader van het wijzigingsplan uit 2013 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. In de toelichting van het vigerend wijzigingsplan staat:

Bij een nieuwe ontwikkeling dienen mogelijk verontreinigde plekken in het plangebied te worden gesignaleerd. Waar nodig moeten saneringsmaatregelen worden aangegeven. Bij nieuwbouw waarborgt de Wet bodembescherming dat er geen risico's voor de volksgezondheid zijn. Het plangebied is in de huidige situatie in gebruik als weiland. In de nieuwe situatie worden 16 woningen geprojecteerd in het plangebied.

Outline Consultancy heeft in 2010 een bodemonderzoek uitgevoerd, waar het plangebied voor woningbouw onderdeel van uitmaakt. De resultaten van het onderzoek zijn vastgelegd in het rapport 'Verkennend en nader bodemonderzoek Akkerweg/Brugstraat te Nieuwlande' (rapportnr. B10K0013) van 21 mei 2010.

Uit het onderzoek blijkt dat in de bodem van het plangebied geen verontreinigingen zijn aangetroffen. In het grondwater zijn zware metalen (barium, kobalt, lood, koper, nikkel), benzeen en dichloorpropanen in licht verhoogde concentraties aangetroffen. De gemeten licht verhoogde waarden in het grondwater zijn dermate gering en bovendien mogelijk van natuurlijke oorsprong (zware metalen) dat verder onderzoek naar de kwaliteit van het grondwater niet noodzakelijk wordt geacht. In het slib in de watergang, die door het plangebied loopt, zijn van de onderzochte stoffen geen overschrijdingen boven de achtergrondwaarden aangetroffen. Het slib uit deze watergang is dan ook vrij toepasbaar en op landbodems verspreidbaar.

De bodemkwaliteit levert vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen risico op voor woningbouw in het plangebied.

Hoewel het verkennend bodemonderzoek formeel gezien niet meer geldig is, kan wel worden gesteld dat ter plaatse in de tussentijdse periode geen ingrijpende bodemveranderingen hebben plaatsgevonden die nu zouden moeten leiden tot het opnieuw moeten uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek. Aangenomen kan worden dat de grond nog steeds schoon is en geschikt is voor de beoogde woonfunctie.

5.3 Archeologie en cultuurhistorie

Het perceel kent vanuit het vigerend recht (vastgesteld wijzigingsplan) geen archeologische dubbelbestemming, zodoende is nader onderzoek naar archeologie niet meer nodig.

Op basis van de cultuurhistorische beleidskaart van de gemeente Hoogeveen heeft het plangebied een ‘basis waarde’ en volgens de IKAW heeft het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde. Het uitvoeren van een inventariserend archeologisch onderzoek is dan niet noodzakelijk. Wel blijft op grond van artikel 53 van de Monumentenwet de meldplicht van kracht. Als tijdens graafwerkzaamheden alsnog archeologische vondsten of indicatoren worden aangetroffen dan dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd en moet dit gemeld worden bij de provinciaal archeoloog en de gemeente.

Op onderstaande weergave is de uitsnede opgenomen van de IKAW kaart met zichtbaar de lage verwachtingswaarde in het veengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8021006-VG03_0008.jpg"

5.4 Water

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

In het kader van het wijzigingsplan uit 2013 is overleg geweest met het Waterschap en waarschijnlijk een watertoets uitgevoerd. In de toelichting van het vigerend wijzigingsplan staat:

In het voorliggende plan wordt invulling gegeven aan artikel 21.2 van het bestemmingsplan Nieuwlande 2009. Voorwaarde hierbij is onder meer dat de waterhuishouding niet wordt gewijzigd.

Het plan voor de realisatie van 16 woningen is afgestemd met het waterschap Vechtstromen. Er is sprake van een toename van 3200 m2 verhard oppervlak in het plangebied. Om het water van dit verhard oppervlak langer vast te houden wordt een groene berging gerealiseerd met een inhoud van ruim 300 m3 zodat wateroverlast ook in extreme omstandigheden in en rondom het plangebied wordt voorkomen. Omdat tussen de woningbouw onvoldoende ruimte is voor water wordt het profiel van de berging buiten het plan in westelijke richting doorgezet. De groene bergingen worden door infiltratie en/of gedoseerde afvoer geledigd. Het huishoudelijk afvalwater wordt apart ingezameld en geloosd op het rioolstelsel van Nieuwlande.

Watertoetsproces

De initiatiefnemer heeft het Waterschap geïnformeerd over het plan. Het waterschap heeft geen bezwaar tegen het plan en geeft een positief wateradvies.

Hoewel het project nog steeds voorziet in het bouwen van acht woningen kan aan de hand van de tekeningen geconcludeerd worden dat per saldo het verhard oppervlakte in fase 2 ten opzichte van bovengenoemde verharding zal afnemen. Op 25 april 2018 is een watertoets uitgevoerd voor het voorliggend project. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de Normale procedure van het watertoetsproces moet worden doorlopen.

Op 8 mei 2018 is een mail ontvangen van het Waterschap naar aanleiding van de ontvangen watertoets. Het Waterschap reageert met de volgende strekking:

Het gewijzigde bouwplan heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding ten aanzien van het oorspronkelijk plan. Het waterschap kan bij deze positief advies geven voor dit plan.

5.5 Natuur en ecologie

De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden).

De provincie is bij de Wnb het bevoegd gezag voor de toetsing van werkzaamheden en handelingen bij Natura 2000-gebieden en dier- en plantensoorten. Het Rijk blijft bevoegd gezag bij ruimtelijke ingrepen met grote nationale belangen. Voor gemeenten geldt dat zij het bevoegd gezag zijn voor omgevingsvergunningen.

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met Europese en nationale wetgeving en beleid ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent.

Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) - voorheen Ecologische Hoofdstructuur - is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Groningen uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.

Soortenbescherming

Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten.

Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:

  • uit gegevens of onderzoek blijkt dat er sprake is van verstoring of doden van (een) beschermde soort(en);
  • het bouwwerk en/of de activiteit veroorzaakt beschadiging of vernieling van voortplanting- of rustplaatsen van dieren, dan wel ontworteling of vernieling van plantensoorten;
  • er kan geen gebruik gemaakt worden van een vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming;
  • er kan niet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode.
5.5.1 Natuurwaarden in het terrein

Gebiedsbescherming

In de nabijheid van het plangebied (figuur 5.2) bevinden zich geen Natura-2000 gebieden, Nationale parken en Wetlands. Ook zijn ter plaatse geen NNN-gebieden aanwezig (figuur 5.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8021006-VG03_0009.jpg"

Er is geen onderzoek naar gebiedsbescherming nodig.

Soortenbescherming

In het kader van het wijzigingsplan uit 2013 is een natuurtoets uitgevoerd. De gevolgen van natuurwet- en regelgeving voor dat bestemmingsplan zijn in beeld gebracht door adviesbureau Ecogroen Advies BV. De resultaten zijn vastgelegd in het rapport 'Actualisatie natuurtoets bestemmingsplan Nieuwlande' (kenmerk: 11-294) van 24 augustus 2011.

Sinds dat onderzoek is het gebruik van de beoogde woningbouwlocatie niet veranderd. De gronden zijn te karakteriseren momenteel als braakliggend akkerbouwgrond en gezien onderstaande foto niet voorzien van te beschermen ecologische waarden. Aangenomen kan worden dat op het punt van vigerende natuurwet- en regelgeving de plannen uitvoerbaar zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8021006-VG03_0010.jpg"

5.6 Geluid

In het kader van het wijzigingsplan uit 2013 is een inventarisatie gemaakt van de geluidsbelasting in het plangebied op grond van de Wet geluidhinder. Ingenieursbureau Spreen heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor het bestemmingsplan Nieuwlande. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Bestemmingsplan Nieuwlande 2008' (kenmerk: 080185.03W) van 21 januari 2009. In de toelichting van het vigerend wijzigingsplan staat:

Wegverkeerslawaai

Wegen met een snelheid van meer dan 30 km/uur zijn volgens de Wgh zoneplichtig. Binnen de aangewezen zones dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur hoeven niet te worden getoetst aan de normen uit de Wgh, maar de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeerslawaai moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel inzichtelijk worden gemaakt. Voor het plangebied is met name de Akkerweg van belang.

Uit het akoestisch rapport kan worden afgeleid dat de geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai in het plangebied ruimschoots kan voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Overige geluidsbronnen

Industrielawaai en railverkeerslawaai spelen geen rol in het plangebied.

Aangenomen kan worden dat de situatie en omstandigheden niet zijn gewijzigd waardoor genoemde conclusies ook van toepassing zijn op voorliggend project.

5.7 Milieuzonering bedrijven

Rondom het plangebied liggen enkele bedrijven met een lage milieubelasting. Deze kunnen goed samengaan met een woonomgeving. De dichtstbijzijnde bedrijven, zijn akkerbouwbedrijven die op voldoende afstand (meer dan 100 m) van het plangebied liggen op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'.

Ten oosten van het plangebied is een multifunctioneel centrum (MFC De Opsteker) aanwezig die ook geen belemmering vormt voor de voorgenomen woningbouwlocatie.

5.8 Milieueffectrapportage (MER)

De milieueffectrapportage is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. De m.e.r.-procedure is gekoppeld aan de 'moederprocedure'. Dit is de procedure op grond waarvan de besluitvorming plaatsvindt, bijvoorbeeld de bestemmingsplanprocedure (wijzigingsplanprocedure), of een milieuvergunningsprocedure.

In het Besluit m.e.r., bijlage D, onder artikel 11 (Woningbouw, Stedelijke ontwikkeling, Industrieterreinen) staat onder artikel 11.3 genoemd dat een m.e.r-beoordeling moet plaatsvinden in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject (met inbegrip van winkelcentra of parkeerterreinen): indien:

  • De oppervlakte een aaneengesloten gebied betreft van 100 hectare en groter dan 2000 woningen betreft.

Het betreft hier een project waar op basis van het geldende bestemmingsplan reeds 8 woningen mogen worden gebouwd. In dit bestemmingsplan is de projectie van het bouwvlak het verschil met het geldende bestemmingsplan. De woningen zijn al eens bestemd, daarom is nu geen verder toetsing nodig aan het Besluit.

5.9 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In het kader van het wijzigingsplan uit 2013 is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. In de toelichting van het vigerend wijzigingsplan staat:

Ingenieursbureau Spreen heeft een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd voor het bestemmingsplan Nieuwlande 2009. De resultaten zijn weergegeven in het rapport 'Luchtkwaliteitsonderzoek Bestemmingsplan Nieuwlande 2008' (kenmerk: 080185.03L) van 21 januari 2009.

De Akkerweg is ook betrokken in dit onderzoek. Uit het onderzoek is gebleken dat de jaargemiddelde concentraties PM10 en NO2 de grenswaarde van 40 ìg/m3 niet overschrijden. In 2020 bedraagt de maximale jaargemiddelde concentratie NO2 10 ìg/m3. De maximale jaargemiddelde concentratie PM10 bedraagt 17 ìg/m3 in 2020.

De daggemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3 voor PM10 mag ten hoogte 35 dagen overschreden worden op jaarbasis. Het aantal overschrijdingsdagen in 2020 bedraagt 3 dagen en ligt daarmee ruimschoots onder de grenswaarde.

Aangezien bekend is dat de concentraties NO2 en PM10 jaarlijks afnemen, zal op het moment dat met betrekking tot het jaar 2020 aan de grenswaarden kan worden voldaan, deze ook voor het jaar 2023 niet worden overschreden.

Kortom er treden geen knelpunten op ten aanzien van de luchtkwaliteit in het plangebied.

Aangenomen kan worden dat de situatie en omstandigheden niet zijn gewijzigd waardoor genoemde conclusies ook van toepassing zijn op voorliggend project.

5.10 Externe en fysieke veiligheid

In het kader van het wijzigingsplan uit 2013 is een inventarisatie gemaakt van de relevante risicofactoren in het plangebied. In de toelichting van het vigerend wijzigingsplan staat:

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied.

Stationaire inrichtingen

Binnen het plangebied zijn geen inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer aanwezig die verhoogde risico's met zich mee brengen voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten. Er hoeven dan ook geen veiligheidafstanden op basis van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi) inacht te worden genomen.

Route gevaarlijke stoffen 

Binnen of in de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen vastgestelde transportroutes voor gevaarlijke stoffen over de weg waarvoor op basis van de 'Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (WVGS) en de 'Nota Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (RNVGS) veiligheidafstanden in acht moeten worden genomen voor eventuele planontwikkeling.

Buisleidingen 

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Op basis van deze regelgeving moet getoetst worden aan een belemmerende zone, de plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour en het groepsrisico. In de nabijheid van het plangebied liggen geen hoge druk aardgasleidingen. De dichtstbijgelegen aardgasleiding (N-522-50-KR-008) in beheer van de Gasunie N.V. ligt op circa 300 meter ten noorden van het plangebied. Ten zuiden ligt een aardgasleiding (A-594-03-KR-007) op een afstand van circa 740 meter van het plangebied.

Het plangebied ligt niet binnen de belemmerende zone (5 meter) of de plaatsgebonden risico (PR 10-6)-contour. Verder ligt het plangebied ook niet binnen het invloedsgebied rondom de genoemde leidingen waar een verantwoording van het groepsrisico moet plaatsvinden. Buisleidingen vormen dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.

Hoogspanningsleidingen

Binnen het plangebied lopen geen hoogspanningsleidingen. Het is daarom niet noodzakelijk om in enige vorm uitvoering te geven aan het voorzorgsbeleid (Advies VROM, 2005; aanvulling 2008) inzake de magnetische velden veroorzaakt door hoogspanningslijnen.

Sinds dat onderzoek is het gebruik van de beoogde woningbouwlocatie niet wezenlijk verandert. Aangenomen kan worden dat op het punt van het Besluit externe veiligheid inrichtingen de plannen uitvoerbaar zijn.

5.11 Parkeren

Ten aanzien van het parkeren is de parkeereis vanuit de gemeente dat voor de 8 beoogde woningen in totaliteit 14 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Om dit aantal te bewerkstelligen dienen de kop- en eindwoningen (4 stuks in totaal) minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein aan te leggen. De overige 10 parkeerplaatsen worden gerealiseerd in het openbaar gebied langs de wegen De Spaak en De Velg. Op onderstaande tekening zijn de 14 parkeerplaatsen zichtbaar, waarbij de te realiseren parkeervoorzieningen langs De Velg zijn voorzien van rode kruizen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8021006-VG03_0011.jpg"

5.12 Duurzaamheid

Hoogeveen streeft naar een duurzame ontwikkeling in haar gemeente. De gemeente heeft haar ambities op het gebied van duurzaamheid verwoord in de Milieuvisie. Een van de speerpunten is energieneutraal bouwen. Er moet een stap worden gezet naar een duurzame leefomgeving. Belangrijk hierbij is het vergroten van de bewustwording.

Duurzaam bouwen is niet alleen het ontwikkelen van woningen die zo lang mogelijk kunnen voldoen aan onze woonbehoefte. Het is vooral ook een bouwwijze, die goed is voor mens en milieu. Het betekent verantwoord omgaan met water, energie, grondstoffen en ook de open ruimte. Duurzaam bouwen vraagt met andere woorden om een integrale aanpak waarbij je bewust vooraf keuzes maakt.

Met betrekking tot milieukwaliteit (en daaraan de gezondheidskwaliteit gekoppeld) van woningen, gebouwen en andere bouwwerken kunnen drie belangrijke thema's worden onderscheiden:

  • energiebesparing en toepassing van opties van hernieuwbare energie met als doel de terugdringing van de CO2-emissie door de gebouwde omgeving;
  • toepassing van verantwoord materiaalgebruik ten einde de condities voor het milieu te verbeteren;
  • maatregelen gericht op verbetering van het binnenklimaat met het oog op de gezondheid van bewoners en gebouwgebruikers.

In voorliggend project gaan op de woningen zonnepanelen worden gerealiseerd om op deze wijze een bijdrage te verwezenlijken vanuit het aspect duurzaamheid.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

6.1 Juridisch systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd. Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

6.2 Regels

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten.

Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot. In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd.

Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 6.3 nader uitgewerkt. In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende afwijkingsregels en de algemeen geldende aanduiding regels.

De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming ten behoeve van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.

In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.

6.3 Verklaring van de bestemmingen

6.3.1 Groen

In het bestemmingsplan wordt het openbare groen bestemd als "Groen". Naast groenvoorzieningen zijn fiets- en voetgangerspaden toegestaan, alsmede water, speelvoorzieningen en zend-/ontvangstinstallaties ten behoeve van de openbare orde.

6.3.2 Tuin

Meestal liggen deze gronden tussen de voorgevel van de gebouwen en de openbare weg. Ook kan aan de zijkant van de gebouwen deze bestemming gelegen zijn, om een bepaalde openheid te kunnen houden. Toegangspaden en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan.

6.3.3 Verkeer

Onder deze bestemming vallen (al dan niet) bestaande wegen, de verplichte minimaal 10 te realiseren parkeervoorzieningen en ondergeschikte groenvoorzieningen.

6.3.4 Wonen

In het plangebied worden 2 rijen van 4 aanééngebouwde woningen gebouwd.

In het algemeen mogen woningen en de daarbij behorende bijgebouwen gedeeltelijk worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. Dit betekent dat slechts maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen tot niet meer dan 75 m² gebruikt mag worden voor het aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit. Voor de kop- en eindwoningen geldt dat er een verplichting aanwezig is om bij deze woningen 1 parkeerplaats op eigen terrein te realiseren.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (activiteiten en gebruik van gronden) getoetst. Als blijkt dat in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

7.2 Beleidskeuzen

De gemeenteraad van Hoogeveen heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. De gemeenschappelijke handhavings- en gedoogstrategie fysieke leefomgeving provincie Drenthe behandelt alle Wabo-taken in de gemeente Hoogeveen. De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het Wabo-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.

7.3 Inzet gemeentelijk apparaat

Per januari 2014 is de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) van start gegaan. De RUD is de uitvoeringsorganisatie op het gebied van handhaving voor de gehele provincie. De RUD werkt op basis van de Drentse handhavings- en gedoogstrategie.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het concept bestemmingsplan is ingevolge artikel 3.1.1 Bro aan diverse overleginstanties toegezonden. Het waterschap heeft aangegeven in te kunnen stemmen met het bestemmingsplan. De provincie heeft aangegeven geen op- of aanmerkingen te hebben. Wel vragen zij aandacht voor de kleine overschrijding van de grens bestaand stedelijk gebied, welke ter zijner tijd zal moeten worden aangepast (zie artikel 2.9 Aanwijzing bestaand stedelijk gebied in de Provinciale Omgevingsverordening 2018). Dit heeft echter geen betrekking op de grenzen van het bestemmingsplan, welke ook niet worden overschreden.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 15 november 2018 tot en met 27 december 2018 voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn zijn er 3 zienswijzen binnengekomen. Naar aanleiding van de zienswijzen zijn enkele aanpassing doorgevoerd op de verbeelding en in de regels.

8.2 Economische uitvoerbaarheid

Met de initiatiefnemer is een kostenverhaalsovereenkomst gesloten. Hierin zijn de gewenste afspraken opgenomen. De uitvoering is voor rekening van de initiatiefnemer. Ook de afwikkeling inzake eventuele planschadekosten zijn hierin opgenomen. Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.