direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Erflanden, deelplan Boommarter 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2018BP8020003-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De wijk Erflanden is gelegen ten zuidwesten van het centrum van Hoogeveen en pal ten noorden van Rijksweg A28 Utrecht - Groningen. In 2010 zijn de diverse bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen en artikel-19 WRO vrijstellingen, waarmee de wijk gerealiseerd is opgenomen in 1 bestemmingsplan herziening. Hiermee was het ook mogelijk woningbouw in het zuidelijke deel van Boommarter te realiseren. Deze plannen zijn echter tot op heden niet gerealiseerd en het planologisch kader is niet meer van deze tijd.

Het nu voorliggend woningbouwplan van HOM Vastgoed BV beoogt dit gedeelte van Boommarter te ontwikkelen, maar past dus niet geheel binnen het geldende bestemmingsplan, vandaar dat een nieuw bestemmingsplan is opgesteld.

1.2 Opgave bestemmingsplan

Het voorliggend bestemmingsplan biedt een planologisch juridisch kader voor het ontwikkelen van een woningbouwlocatie aan het zuidelijke gedeelte van Boommarter in de wijk Erflanden te Hoogeveen.

1.3 Opbouw toelichting

Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan bod:

  • hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie en benoemt de huidige planologische regels;
  • hoofdstuk 3 bevat het beleidskader met relevant rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid;
  • hoofdstuk 4 geeft de gewenste ontwikkeling en de planuitgangspunten weer;
  • hoofdstuk 5 gaat in op de randvoorwaarden en belemmeringen vanuit omgevings- en milieuaspecten, zoals bodem, geluid, luchtkwaliteit, wateraspecten, etc.;
  • hoofdstuk 6 gaat in op de planologische regels en de daarbij behorende verbeelding;
  • hoofdstuk 7 gaat in op de handhaafbaarheid van het bestemmingsplan;
  • hoofdstuk 8 gaat in op de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Plangebied

Het plan heeft betrekking op een gedeelte in het oosten van de wijk Erflanden, gelegen langs de straat Boommarter. Binnen Boommarter betreft het de zuidelijke nog niet uitgegeven gronden.

De wijk Erflanden is in het noorden globaal begrensd door de Hoogeveensche Vaart, in het oosten en in het zuiden door Rijksweg A28 Groningen – Utrecht en in het westen door de Zuidwoldigerweg.

Erflanden ligt gescheiden van de wijk De Weide door de Hoogeveensche Vaart, is circa twee kilometer van het centrum van Hoogeveen verwijderd en ligt circa een kilometer van het winkel- en voorzieningencentrum in de wijk De Weide.

Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de wijk Erflanden weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8020003-VG01_0001.jpg"

figuur 1: ligging plangebied (rode ovaal; bron Geoportaal Provincie Drenthe)

2.2 Vigerend recht

Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan 'Erflanden 2010' dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 15 september 2011 en onheroepelijk is geworden op 9 november 2011. Het betreffende gedeelte heeft de bestemmingen'Wonen', 'Tuin', 'Groen', 'Water' en 'Verkeer'.

2.3 Ruimtelijke structuur plangebied

Hoogeveen is nog relatief jong omdat het op 20 december 1625 is ontstaan. In dat jaar kocht Roelof van Echten de grond van een uitgestrekt veengebied met het doel het te gaan ontginnen. Hij stichtte voor het ontginnen van veen en het ontsluiten van de regio de 'Compagnie van Vijfduizend Morgen' in 1631. Er werd zo spoedig mogelijk begonnen met het graven van de Hoogeveensche Vaart en de eerste opgaande oostwaarts. In 1637 ligt het begin van Het Haagje er al, waar vanuit de eerste wijken werden gegraven, waarvan de eerste wijk de huidige Hoofdstraat is. Op het kruispunt van twee belangrijke kanalen ontstond de nederzetting Nie-Echten, het huidige Hoogeveen.

Van oudsher ligt Hoogeveen op een kruispunt van wegen en tot ver in de vorige eeuw had Hoogeveen ook de vorm van een kruis. Het waren voornamelijk turfgravers, winkeliers, handelaren, ambachtslieden en schippers die zich in de nederzetting langs de kanalen vestigden, welke eeuwen geleden werden gegraven om de te vervenen gebieden te ontsluiten en de gewonnen turf af te voeren naar elders. Aanvankelijk ontwikkelde Hoogeveen zich dan ook langs het water rondom de kruising van enkele hoofdkanalen.

In de volksmond wordt nog altijd gesproken van 'Het Kruis'. Van dit kruis van waterwegen is overigens de naar het noorden gerichte arm al in 1949 gedempt (de tegenwoordige Hoofdstraat).

De oude Hoogeveense Vaart – eens een slagader voor de Hoogeveense gemeenschap – voldeed al lang niet meer aan de te stellen eisen. Het profiel was niet alleen te klein voor de nu in de vaart zijnde schepen, maar ook voor het vlot verwerken van een teveel aan water in de perioden van grote wateroverlast. Bovendien was het kanaal een groot obstakel, doordat het een barrière vormde tussen de nieuwe woonwijken ten zuiden van het kanaal en het centrum van de gemeente en verbreding van het kanaal ontmoette zoveel bezwaren, dat werd besloten tot omlegging. Langs de zuidrand van Hoogeveen is daarom een nieuw kanaal, de Hoogeveensche Vaart, gegraven dat is berekend op schepen tot 300 ton.

Ten zuiden van dit kanaal is men in de jaren negentig van de vorige eeuw Erflanden begonnen te ontwikkelen. Het gebied ligt aan de zuidwestzijde van de bebouwde kom van de gemeente, op de grens van hoog en laag gelegen gronden en op de rand van de verveende gebieden. Het gebied is echter vrijwel geheel omgeven door zware infrastructurele voorzieningen en heeft daardoor een enigszins geïsoleerd karakter ten opzichte van de omgeving.

De wijk wordt beïnvloed door drie gebieden, te weten de stad aan de noordzijde, het open verveningsgebied ten westen ervan en de ten zuiden van de wijk gesitueerde bossen en weilanden. De wijk ligt op een draaipunt tussen drie verschillende landschapstypen.

Het open buitengebied aan de westzijde van het plangebied heeft een landelijk en wijds karakter en wordt merendeels gebruikt voor agrarische doeleinden. Meer naar het westen is de gasbehandelingsinstallatie Ten Arlo van de NAM gelegen, met ten westen daarvan een zandwinplas. Het ten zuiden van Erflanden gelegen bosgebied is gelegen op de hogere zandgronden, in ruimtelijk opzicht hiervan gescheiden door Rijksweg A28.

Erflanden wordt duidelijk begrensd door de lineaire lijnen van Rijksweg A28 aan de zuidzijde en aan de oostzijde, door de Hoogeveensche Vaart in het noorden met direct ten zuiden daarvan een drie meter hoge grasdijk waardoor het water aan het gezicht wordt onttrokken en in het westen door de Zuidwoldigerweg.

Erflanden is aan de westzijde bereikbaar via de Zuidwoldigerweg en de Nieuwe Brugsluis en aan de oostzijde vanaf de Schutlandenweg/Eikenlaan via de Tweelandenbrug over de Hoogeveensche Vaart. Tussen deze beide ontsluitingen ligt een fietsroute vanuit de wijk via de Vlinderbrug naar het winkelcentrum in De Weide.

Centraal in de wijk ligt op een voormalige agrarische ontsluitingsweg een oost-west lopende langzaam verkeersroute.

Destijds was het beleid erop gericht om voor het wonen zoveel mogelijk ruimte te reserveren als nodig is om in de woningbehoefte te voorzien, die in overeenstemming is met de functie van de kern Hoogeveen, een streekcentrum met een regionale functie. Dit betekende het voortdurend kunnen voldoen aan de vraag naar woningen. Vandaar dat in deze wijk uitsluitend woningen zijn gebouwd, waarbij men voor voorzieningen is aangewezen op de nabijgelegen wijk De Weide. Het beleid van de gemeente is namelijk gericht op het handhaven en het versterken van de voorzieningen in het centrum van de gemeente en/of in haar directe nabijheid.

Er was behoefte aan een kwalitatief hoogwaardige woonwijk met een versterkende werking voor het gehele woonklimaat in Hoogeveen. Voor de verschillende doelgroepen, senioren, tweeverdieners en gezinshuishoudens zijn zowel vrijstaande woningen, halfvrijstaande woningen als geschakelde woningen gebouwd. Aan appartementen (en dus hoogbouw) was geen behoefte en zijn dus ook niet in deze wijk te vinden.

De volgende uitgangspunten liggen aan de wijk Erflanden ten grondslag:

  • 1. het karakter en de sfeer van de woonmilieus worden beinvloed door de omgeving van het plangebied, te weten het open weidegebied ten westen van het plangebied, de kern Hoogeveen en de verdere bestaande bebouwing aan de noordzijde van het kanaal en het bosgebied ten zuiden van Rijksweg A28;
  • 2. het vastleggen van een stevig ruimtelijk raamwerk met een specifieke kwaliteit, als vaste drager van het plan, met als uitgangspunt het creëren van kwalitatief goede en leefbare woonmilieus binnen het raamwerk, waarbij de woonmilieus met elkaar contrasteren;
  • 3. de ontsluitingsstructuur aansluiten op de bestaande wijk De Weide door middel van bruggen over de Hoogeveensche Vaart, waarbij rekening moet worden gehouden met meerdere hoofdontsluitingswegen vanaf de Zuidwoldigerweg;
  • 4. het gebied moet een gevarieerd woningaanbod en verschillende woonmilieus omvatten, met als uitgangspunt dat de woonfunctie binnen het plangebied primair is en in beginsel slechts beperkt niet-woonfucties kunnen worden toegelaten, die het karakter van de woonfunctie niet belemmeren en geen grote verkeersaantrekkende werking hebben;
  • 5. de bewoners van Erflanden zijn aangewezen op het bestaande, eventueel te versterken voorzieningenapparaat in de kern van Hoogeveen en in de aangrenzende woonwijk De Weide;
  • 6. het streven naar een integratie van zoveel mogelijk aspecten van duurzame ontwikkeling, waarbij het uitgangspunt is dat bij de uitwerking aandacht zal worden besteend aan het aspect van een optimale zonoriëntatie van de woningen, waarbij uitsluitend in het laagst gelegen weidemilieu een gesloten watersysteem moet worden gerealiseerd.

Het nu voorliggend plangebied betreft een gedeelte van de wijk wat nog niet ontwikkeld is. Het plangebied valt onder het woonmilieu 'bosmilieu'. Met het bosmilieu werd destijds het volgende beoogd:

Het bosmilieu 

In het hoger gelegen bosmilieu is geen sprake van een overheersende richting in de structuur. Het beeld wordt bepaald door vrijstaande woningen, verspreid over de buurt. In tegenstelling tot de andere buurten waar met rechte wegen gewerkt is, is hier een organische (gebogen) structuur voor het wegenpatroon toegepast. De gebogen lijnen hebben gezorgd voor een veelvormigheid aan kavels, wat het natuurlijke en individuele karakter versterkt.

Langs de wegen is het uitgangspunt dat aan één zijde een groenstrook is gelegen met aan de andere kant een strook voor zowel parkeren als lopen. In de groenstrook staan bomen in een rij en aan de andere kant staan er bomen in de grote voortuinen van de vrijstaande woningen. Aldus kan er een beeld ontstaan dat de sfeer van een bosrijke omgeving uitstraalt. De erven zijn glooiend, waarbij de woningen 0.30 meter boven het peil van de weg liggen en worden niet begrensd, of begrensd met groene middelen zoals hagen, kleine struiken etc. Open plekken komen verspreid door de buurt voor en zijn van belang voor de oriëntatie.

Vanuit het midden van het noordelijk gelegen met bomen beplant groen plein loopt een informele wandelroute tot aan de Laan en vertakt zich dan via de woonstraten naar het westen en het oosten in het zuidelijk deel van het bosmilieu. De route doet een aantal bosplekken en open plekken aan binnen het bosmilieu.

Met dit nieuwe plan wordt aangesloten op de uitgangspunten van het woonmilieu 'bosmilieu'. Ten behoeve van het nu voorliggend plan is geen aangepast beeldkwaliteitplan opgesteld.

2.4 Functionele structuur plangebied

Het plangebied is een woonmilieu bestaande uit overwegend vrijstaande woningen. Verder zijn met als hoofdfunctie wonen, de uitoefening van een aan huis verbonden beroep mogelijk gemaakt en betreft het met name beroepen in de administratieve, (para)medische, therapeutische, kunstzinnige, juridische of ontwerptechnische sfeer. Aan de zuidzijde is de geluidwal van de A28 gelegen die beplant is met bomen. Aan de overige zijden is een vergelijkbaar woonmilieu gerealiseerd.

Het plangebied is onderdeel van de bestaande woonwijk Erflanden. De wijk wordt richting het centrum van Hoogeveen aangesloten door middel van twee ontsluitingen:

a. De Tweelandenbrug over de Hoogeveensche Vaart ten behoeve van de hoofdontsluiting van de wijk voor gemotoriseerd verkeer en het langzame verkeer in het verlengde van de Schutlandenweg;

b. De Vlinderbrug voor het langzame verkeer in aansluiting op de noord-zuidgerichte lanzaamverkeersroute.

 

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Europees beleid

3.1.1 Verdrag van Malta

In 1992 werd het Europese Verdrag van Valletta (Malta) ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. De ondertekenaars hebben zich verplicht, archeologische belangen tijdig te betrekken bij de ruimtelijke planvorming voor woningbouw, landinrichting, wegenaanleg en dergelijke. Het beleid is gericht op het behoud van de archeologische waarden in de bodem en de planologische bescherming van waardevolle archeologische vindplaatsen.

De uitgangspunten van het verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). Voor archeologische waarden geldt per 1 september 2007 op basis van de gewijzigde Monumentenwet 1988 de wettelijke verplichting om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten.

De gronden vallende binnen voorliggend plangebied zijn op basis van dit verdrag getoetst. Een nadere beschrijving van het thema archeologie staat in Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten.

3.1.2 Wet Natuurbescherming

De laatste tijd ondervindt de ruimtelijke ordening steeds meer invloed van het Europese beleid. In het bijzonder geldt dit voor de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Bij het opstellen van bestemmingsplannen wordt aandacht gevraagd voor het veiligstellen van de beschermde flora en fauna. De uitvoeringsinstrumenten voor de Vogelrichlijn en de Habitatrichtlijn in Nederland zijn de Natuurbeschermingswet 1998 (of kortweg Nb-wet 1998) en Flora- en faunawet (Ff-wet). Sinds 1 januari 2017 vervangt de nieuwe Wet natuurbescherming deze wetten alsmede de Boswet. De gronden vallende binnen dit plan zijn aan deze wet getoetst. Uitwerking hiervan is te vinden in hoofdstuk 5.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het beleid van Europa en de rijksoverheid is van invloed op het te voeren Drentse omgevingsbeleid. Zo is er op Europees niveau veel aandacht voor het verbinden van economische kerngebieden door vervoersnetwerken, de aansluiting van relatief zwak ontwikkelde regio’s, landsoverschrijdende samenwerking, stroomgebieden, ecologische relaties en duurzame ontwikkeling.

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), vastgesteld. De SVIR heeft een horizon tot het jaar 2040 en vervangt onder andere de Nota Ruimte. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het rijk kiest met de structuurvisie voor een selectievere inzet van de onderstaande 13 rijksbelangen:

  • een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
  • ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt dieper ingegaan op deze 13 rijksbelangen. Het rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports, greenports en de valleys;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
  • een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.

Geconstateerd wordt dat de herziening van het bestemmingsplan 'Erflanden, deelplan Boommarter 2018', geen rijksbelangen raakt. Derhalve wordt geconcludeerd dat voldaan wordt aan de uitgangspunten zoals verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze zijn bedoeld om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij het Nationaal natuurnetwerk (NNN), opvolger van de Ecologische Hoofdstructuur en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Tevens zijn regels ten aanzien van radarverstoringsgebieden opgenomen in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening.

In het Barro zijn geen specifieke regels opgenomen voor het plangebied van dit bestemmingsplan.

3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de plantoelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. De ladder voor duurzame verstedelijking is sinds 1 oktober 2012 opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid Bro en stelt eisen aan bestemmingsplannen met het oog op een zorgvuldige afweging, transparante besluitvorming en een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.

De ladder is per 1 juli 2017 gewijzigd. Doel van de ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. Met de wijziging van de ladder zijn de 'treden' losgelaten en vervallen de begrippen 'actuele' en 'regionaal'. Voor gebieden buiten bestaand stedelijk gebied geldt een uitgebreide motiveringsplicht. En er is een nieuw artikellid toegevoegd voor de Laddertoets bij wijzigings- en uitwerkingsplannen (de laddertoets kan dan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van het wijzigings- of uitwerkingsplan). In de praktijk blijft overeind dat de behoefte moet worden aangetoond en afhankelijk van de ontwikkeling en de locatie, kan het gebied dat daarbij moet worden betrokken, kleiner of groter zijn. Het uitgangspunt dat gebouwd wordt in bestaand stedelijk gebied, blijft overeind.

Het voorliggende bestemmingsplan maakt een herverkaveling mogelijk en voorziet niet in een functiewijziging. Het gaat om een bestaand stedelijk gebied. Op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan het ook al mogelijk om woningen te realiseren. Door splitsing van kavels worden maximaal 7 nieuwe bouwtitels toegevoegd. Het planologisch beslag op de ruimte wordt in vergelijking met het voorgaande plan niet groter. Verder ligt het gebied totaal omsloten door woonbebouwing en Rijksweg A28 Groningen – Utrecht waardoor er sprake is van een zorgvuldige invulling van de ruimte.

De behoefte aan woningbouw in Hoogeveen is reeds onderbouwd in de Woonvisie 2017-2020. Hierin past het plan voor woningbouw aan Boommarter.

Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het plan niet strijdig is met de duurzame ladder.

3.3 Provinciaal beleid

OMGEVINGSVISIE DRENTHE

Provinciale Staten hebben op 3 oktober 2018 de provinciale Omgevingsvisie Drenthe 2018 vastgesteld. De Omgevingsvisie Drenthe is voor Drenthe een centraal visiedocument. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. Langetermijn doelen op verschillende terreinen zoals ruimtelijke ontwikkeling, verkeer en vervoer, water, wonen, natuur, cultuur worden in de omgevingsvisie met elkaar verbonden.

De ambitie van de Omgevingsvisie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten. De provincie wil ‘ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit’, mede vanuit de wetenschap dat landschapskwaliteit een belangrijke vestigingsfactor is. Om de Drentse ruimtelijke identiteit inhoud te geven zijn zes verschillende kernkwaliteiten benoemd in het provinciale beleid. Het gaat om landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

De provincie streeft naar een robuuste ontwikkeling van de ruimtelijke dragers: de sociaaleconomische structuur, het landbouwsysteem, het watersysteem en het natuursysteem. Een systeem is robuust als het weinig gevoelig is voor verstoringen als gevolg van nieuwe ontwikkelingen. Er komen ontwikkelingen op ons af die van invloed zijn op de robuuste systemen en die Drenthe blijvend veranderen. Denk bijvoorbeeld aan de gevolgen van klimaatverandering op het water-, natuur- en landbouwsysteem of de inpassing van duurzame energiesystemen binnen onze landschappen. Deze ontwikkelingen vormen de strategische opgaven voor de provincie. Deze opgaven vragen om een integrale en zorgvuldige afweging binnen en tussen de verschillende robuuste systemen. Daarbij zoekt de provincie naar toegevoegde waarde en streven naar het behoud, en zo nodig, de ontwikkeling van de Drentse ruimtelijke identiteit.

wonen

Voor wat betreft wonen heeft de provincie de ambitie om Drenthe als woonprovincie aantrekkelijker te maken met gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Samen met gemeenten werkt de provincie Drenthe aan een Drentse woningmarktstrategie om vraag en aanbod in de woningvoorraad in balans te houden en aan te laten sluiten bij de demografische behoefte. De provincie vraagt gemeente om op basis van de ruimtelijke structuur van dorpen en steden keuzes te maken over de gehele woningvoorraad: sloop, transformatie of nieuwbouw. Dit met aandacht voor de kwaliteit, kwantiteit, doelgroepen, leefbaarheid, levensduur, duurzaamheid en locatie van haar woningvoorraad. De provincie ziet de gemeentelijke woonopgave graag vertaald in een woonvisie. Met de vertaling naar een woonvisie komt de regionale woonvisies (2012) te vervallen. Wel wordt gevraagd om onderling met gemeenten af te stemmen. Een doorwerking hiervan is opgenomen in de Provinciale Omgevingsverordening.

stedelijk gebied of buitengebied

De provincie maakt onderscheid tussen bestaand stedelijk gebied en buitengebied. Deze noodzaak komt voort uit het provinciaal belang bij een goede ruimtelijke ordening om, mede conform Rijksbeleid, nieuwe initiatieven bij voorkeur te faciliteren binnen de reeds bebouwde omgeving. Het stedelijk gebied omvat de buitenste contouren van dorpen en steden zoals op de kaart Bestaand stedelijk gebied is aangegeven.

Het plangebied maakt deel uit van een bestaand stedelijk gebied.

Ten aanzien van de in de Omgevingsvisie genoemde milieuaspecten als water, bodem, luchtkwaliteit, geluid- en geurhinder en externe veiligheid zijn onderzoeken uitgevoerd. Voor een nadere uitwerking wordt verwezen naar hoofdstuk 5 'Omgevingsaspecten'.

kernkwaliteiten analyse

De Provinciale omgevingsverordening Drenthe, met inbegrip van de navolgende wijzigingen, geeft de randvoorwaarden voor het opstellen van ruimtelijke plannen. De verordening heeft onder meer als doel om de kernkwaliteiten van Drenthe te behouden en te versterken. Als bij een ruimtelijk project kernkwaliteiten betrokken zijn, moet in het ruimtelijk project uiteen gezet worden dat met het desbetreffende project wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het project betrokken kernkwaliteiten conform de provinciale ontwikkelingsvisie. Een ruimtelijk project mag geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maken die de kernkwaliteiten significant aantasten.

Kernkwaliteit Natuur

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangende structuur van gebieden met een
speciale natuurkwaliteit, deze zijn nader beschreven in het robuust natuursysteem. Het NNN vormt de ruggengraat van het Drentse natuurnetwerk en waarborgt biodiversiteit en duurzame natuur. Voor de ruimtelijke identiteit van Drenthe is de belevingswaarde en de mogelijkheid tot benutten van de natuur van groot belang. De provincie is direct verantwoordelijk voor de kwaliteit en kwantiteit van de natuur binnen het Natuurnetwerk Nederland.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuur Netwerk Nederland. Het dichtsbijzijnde gebied ligt op 1,6 kilometer afstand. Bovendien betreft een bestaand stedelijk gebied. Er is dus geen sprake van aantasting van deze kernkwaliteit door dit plan.

Kernkwaliteit Aardkundige waarden

Het plangebied is voor de kernkwaliteit Aardkundige waarden aangeduid met het beschermingsniveau Generiek. In deze gebieden wil de provincie de lokale, aardkundige kenmerken voor de toekomst bewaren. De provincie verwacht van gemeenten dat zij in deze gebieden nagaan welke kenmerkende aardkundige waarden aanwezig zijn en dat zij hieraan bescherming geven via het gemeentelijk bestemmingsplan en plannen en initiatieven daarop beoordelen. Bij ontwikkelingen kunnen aardkundige kwaliteiten als inspiratiebron worden gebruikt. Het plangebied is in het verleden al bouwrijp gemaakt voor woningbouw. Door alle grondroeringen zijn eventuele aardkundige waarden verloren gegaan en is er dus geen sprake van aantasting van deze kernkwaliteit door dit plan.

Kernkwaliteit Landschap

De provincie richt zich op het in stand houden en versterken van het landschap als economisch, ecologisch en cultureel kapitaal. De ambitie is een Drents landschap waarin de verscheidenheid in landschapstypen en -onderdelen zich blijvend manifesteert. De landschapstypen met de bijbehorende landschapskenmerken wil de provincie in samenhang behouden en versterken. Daarmee wordt gestreefd naar een Drents landschap waarin het grondgebruik, het type natuur en het landschapsbeeld passen bij de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap. Vanuit dat perspectief wil de provincie keuzes voor nieuwe ontwikkelingen in het landschap blijvend mogelijk maken.

De provinciale doelstellingen voor de kernkwaliteit landschap zijn:

  • het behouden en versterken van de ruimtelijke afwisseling van landschapstypen;
  • het behouden en versterken van de karakteristieke kenmerken van de verschillende
    landschapstypen die we in Drenthe onderscheiden:
  • het behouden en versterken van de karakteristieke macrogradiënten van het Drents Plateau in relatie tot de aangrenzende en lager liggende veengebieden;
  • het behouden en ontwikkelen van het Nationaal Beek-en esdorpenlandschap Drentsche Aa.

Het plangebied maakt deel uit van een bestaand stedelijk gebied. Voorliggend plan beoogt de wijk af te ronden en sluit aan bij bestaande bebouwing en eerdere uitgangspunten voor de wijk Erflanden. Waardoor de huidige openheid en samenhang van het huidige wijkenpatroon niet wordt aangetast. Er is daarom geen sprake van strijdigheid met beleidsuitgangspunt dat gericht is op het behouden en versterken van de samenhang en de openheid met de wijken. Er is dus geen sprake van aantasting van deze kernkwaliteit door dit plan.

PROVINCIALE OMGEVINGSVERORDENING DRENTHE 2018

In de provinciale omgevingsverordening staat het volgende genoemd over woningbouw.

Artikel 2.17 Woningbouw

Met de bepalingen voor woningbouw wil de provincie dat gemeenten gelegen in eenzelfde woonregio hun plannen voor woningbouwontwikkeling op dit gebied onderling afstemmen, strategisch beleid voeren op het handhaven van een passende woningvoorraad op de lange termijn en met de gebiedspartners afspraken maken over onder andere de programmering. De basis daarvoor is de gemeentelijke woonvisie. Dorpen, steden en het landelijk gebied functioneren binnen de woningmarkt als aanvulling op elkaar of soms als concurrerend, de provincie beoogt met de bepalingen een gezonde woningmarkt in stand te houden met ruimte voor regionale verschillen. Met 'afstemmen' wordt in principe overeenstemming bedoeld.

Het gaat hier om de afronding van de wijk Erflanden met een aangepaste invulling. Het maximale afgesproken woningbouwaantal voor de wijk wordt niet overschreden. Dit betekent dat plan niet strijdig is met de afspraken die de woonregio en de provincie hebben gemaakt over de woningbouwprogrammering en het gestelde in de woonvisie. Het project is in overeenstemming met de omgevingsverordening.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionale woonvisie

In het kader van de regionale afstemming is met de buurgemeenten De Wolden, Westerveld en Meppel overleg gevoerd over het woningbouwprogramma. De uitkomst van de afstemming heeft geresulteerd in een regionale woonvisie. Een dergelijke afstemming heeft, in dit kader, ook plaatsgevonden voorafgaand aan de op te starten bestemmingsplanprocedure die betrekking heeft

op de nieuwbouwlocatie. Het op te stellen bestemmingsplan walwoningen Damhert Erflanden is op 20 februari 2019 regionaal afgestemd. Uit de nadere afstemming is gebleken dat voorliggende woningbouwontwikkeling past in de regionale aantallen en het kwalitatieve programma tot 2026 Op 30 oktober 2012 is de Regionale Woonvisie Zuidwest Drente, Groeimodel, deel I door het college van de gemeente Hoogeveen en de andere betrokken gemeenten vastgesteld. In het bestuurlijk afstemmingsoverleg RO/Wonen Zuidwest Drenthe van 21 december 2015 is de woningbehoefte voor Zuidwest Drenthe vastgesteld voor de periode 2016-2025. Deze woningbehoefte prognose is gebaseerd op de provinciale bevolkingsprognose 2015, vertaald naar de woningbehoefte in de regio Zuidwest Drenthe. De vastgestelde woningbehoefte geldt als kader voor de woningbouwontwikkeling in de regio en dient als uitgangspunt voor de actualisatie van het gemeentelijk woonbeleid voor de gemeenten binnen deze regio. Gelet op de aanwezige harde plancapaciteit in Zuidwest Drenthe, is de mogelijkheid aanwezig de woningbouwuitbreiding van de walwoningen Damhert Erflanden daaraan toe te voegen. De realisatie van 6 extra woningen leidt niet tot verdringing of ongewenste concurrentie.

Dit betekent dat plan niet strijdig is met de Regionale Woonvisie.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Toekomstvisie 2030

In juni 2000 is de Toekomstvisie voor Hoogeveen vastgesteld door de gemeenteraad. De Toekomstvisie strekt zich uit tot 2030 en gaat over de ontwikkeling van Hoogeveen in brede zin. Voor de dorpen van Hoogeveen ligt de nadruk op wonen in het groene Drenthe dichtbij alle voorzieningen van de stad. De Toekomstvisie verkiest kwaliteit boven kwantiteit en het versterken van het bestaande boven groei. In de Toekomstvisie wordt ingezet op beheerste groei om in de toekomst de aanwezige voorzieningen in stand te kunnen houden. Deze doelstelling kan alleen worden gehaald, indien een kwaliteitsimpuls wordt bewerkstelligd. Deze kwaliteitsimpuls heeft vooral betrekking op het wonen, de voorzieningen en het landschap. Dit betekent het aanbieden van hoogwaardiger woonmilieus, verbeteren van de kwaliteit van de winkels en sportaccommodaties en het behoud en versterken van de cultuurlandschappen.

3.5.2 Structuurvisie Hoogeveen 2015-2030

Als vervolg op de Toekomstvisie is op 23 december 2014 door de gemeenteraad de Structuurvisie Hoogeveen 2015–2030 vastgesteld. Deze Structuurvisie is eigenlijk de ruimtelijke vertaling van de Toekomstvisie. Hij spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gehele gemeente en beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten voor het buitengebied, de dorpen en de stad. De Structuurvisie is een voorbeeld van planning van onderop, vanuit het lokale denken. Deze Structuurvisie heeft daarom het oude POP II niet als vertrekpunt genomen, maar nam een voorschot op de nieuwe Omgevingsvisie Drenthe. Deze aanpak past overigens goed binnen de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. Het Rijk laat meer over aan gemeenten en provincies.

De Structuurvisie gaat in op verschillende onderdelen van de stad. Daarbij is een volgorde van binnen naar buiten aangehouden, vanuit het hart naar de stadsranden. De doelstelling is primair om het aantrekkelijke winkelbestand voor de toekomst te waarborgen door een prettiger verblijfsklimaat te scheppen.

In de Structuurvisie wordt niet expliciet ingegaan op de verschillende woonwijken die rondom het centrum liggen. De herstructurering van de oudere wijken wordt beschouwd als een autonoom proces, dat zich geleidelijk en over vele jaren zal voltrekken. Het woonprogramma wordt hierin uiteindelijk uitgewerkt, vanuit een onderbouwing in de Woonvisie 2011 – 2020. De Structuurvisie beschrijft hiervoor de ruimtelijke kaders en de uitgangspunten voor het proces van herstructurering, die neerkomen op het toepassen van maatwerk.

De visie op het wonen vanuit de Structuurvisie 2004, is daarentegen gericht op het verbeteren van de bestaande woningvoorraad en op het aanbieden van nieuwe woonmilieus in de stad, de dorpen en in het landelijk gebied. De aandacht voor de woonopgave verschuift van kwantiteit naar kwaliteit. De focus van woningbouw ligt de komende jaren op de stad. Daarnaast wordt gekozen voor geconcentreerde groei bij de dorpen en in het landelijk gebied. De marktvraag bepaalt uiteindelijk welke woningen op welke beschikbare locatie, hoeveel en in welk tempo gebouwd gaat worden.

3.5.3 Structuurvisie Hoogeveen 2.0

De Structuurvisie uit 2004 is nog steeds een inspirerende, ambitieuze, integrale ruimtelijke visie, die in stand blijft en met “Structuurvisie Hoogeveen 2.0” op onderdelen wordt bijgesteld. De visie geeft aan hoe Hoogeveen tot 2030 omgaat met thema's als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. Duurzame kwaliteit is en blijft daarbij de rode draad.

De geactualiseerde structuurvisie is op 13 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. In de visie kiest Hoogeveen voor beheerste groei waarbij de focus van woningbouw ligt op inbreiding in de stad. Daarnaast wordt gekozen voor geconcentreerde groei bij de dorpen en het landelijke gebied, passend bij de vraag. Voor het landelijk wonen zijn er kansen in de landgoederenzone en de kanalenzone.

Voorliggend plangebied ligt in Hoogeveen en betreft de invulling van nog braakliggende gronden. Met het plan wordt verdere afronding van de wijk beoogt. Het plan sluit daarmee aan bij de structuurvisie 2.0.

3.5.4 Woonvisie 2017-2020

Ook in de Woonvisie 2017-2020 (vastgesteld op 23 maart 2017) wordt een groeiambitie van de beheerste groei geformuleerd. In de Structuurvisie is de ambitie van de gemeente voor de komende 15 jaar, met een doorkijk naar het jaar 2030, neergelegd ten aanzien van veel beleidsterreinen, waaronder het wonen.

De Woonvisie bevat concrete ambities en acties voor de korte termijn. Deze ambities voor de komende vier jaar zijn wel geplaatst in de ontwikkelingen en trends voor een langere termijn. Deze Woonvisie vervangt het beleidskader dat werd vastgesteld in 2011. De richting ingezet in 2011 wordt doorgezet voor de periode richting 2025. Voor de periode 2016-2025 wordt rekening gehouden met een woningbehoefte van netto 1.100 woningen. Dit is gebaseerd op een tussenscenario:

  • De ambitie en de verwachting is dat de binnenlandse vraag aantrekt tot een niveau dat weliswaar niet zo hoog is als voor de woningmarktcrisis, maar dat wel hoger ligt dan de laatste jaren: 950 woningen;
  • De verwachting dat het aantal blijvende statushouders terugvalt naar het langjarig gemiddelde: 165 benodigde woningen.

Om daadwerkelijk ruim 1.100 woningen te kunnen realiseren, moeten we enige overmaat aanhouden in onze woningbouwprogrammering. Niet alle plannen zijn even gemakkelijk ontwikkelbaar en niet alle locaties lenen zich voor elke type woningen. Gemiddeld komt 30% van de locaties later of helemaal niet tot ontwikkeling. We hebben daarom concrete bouwruimte nodig voor ca. 1.600 woningen in tien jaar. Zo bouwen we flexibiliteit en keuzevrijheid in om, ongeacht veranderingen of obstakels, toch in de behoefte te voorzien. Daarmee voorkomen we onnodige uitstroom van huishoudens uit Hoogeveen.

De focus van woningbouw ligt de komende jaren op de stad. De woningvraag is gericht op praktisch woongenot zoals voorzieningen in de nabijheid en ruim en groen wonen tegen een goede prijs per vierkante meter woonoppervlak. De centrumdorpen Hollandscheveld, Pesse, Noordscheschut en Elim worden als een belangrijk woonalternatief gezien. Hollandscheveld manifesteert zich daarin het duidelijkst. De woningbouwuitbreiding aan het Julianaplantsoen sluit aan op de Woonvisie; 'Toevoegen wat gevraagd wordt'.

Ingezet wordt om aan inwoners diversiteit te bieden door het aanbieden van inbreidings- en uitbreidingslocaties. Deze locatie biedt inwoners ook keuzevrijheid binnen de uitbreidingslocatie Erflanden. Uitgangspunt is dat van 2016 tot en met 2025 1.100 nieuwbouwwoningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd. In het jaar 2016 zijn bijna 100 reguliere woningen gerealiseerd en in het jaar 2017 gaat het om bijnar 270 woningen. In het jaar 2018 zijn daar ook netto bijna 100 woningen bijgekomen.

Daarnaast is binnen de gemeente Hoogeveen nog ruimte voor ongeveer 220 woningen aan plancapaciteit waarvoor nog bouw-/bestemmingsplannen kunnen worden ontwikkeld. In feite ligt de opgave hoger wanneer rekening wordt gehouden met planuitval en vertraging de komende jaren.

Het bestemmingsplan voor de bungalows aan de Boommarter in erflanden in Hoogeveen, met 6 extra woningen, kan binnen deze nog beschikbare capaciteit worden ontwikkeld. Voor ongeveer netto 385 woningen is tot 2026 al harde plancapaciteit aanwezig in zowel de kern als de dorpen binnen de gemeente Hoogeveen.

3.5.5 Conclusie

Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Voor dit bestemmingsplan kan geconcludeerd worden dat het plan niet in strijd is met het geldende provinciale- en gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling en uitgangspunten

4.1 Ruimtelijke structuur

Volgens de provincie zijn het toekomstige woonmilieu, de ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke invulling vaste uitgangspunten bij plannen voor woningbouw. Meer concreet betekent dit, dat de toekomstige stedenbouwkundige structuur aansluit op de bestaande ruimtelijke kenmerken (verkaveling, karakter aanwezige bebouwing, aanwezige beplanting enzovoort).

Het deelgebied 'Bosmilieu' in Erflanden is ontworpen als een gebied met een introvert karakter. De randen van het bosmilieu met de daaraan gelegen woningen worden zo ingericht dat de wijk zich naar binnen orienteert. De verkaveling wordt gekenmerkt door een parkachtige opzet met lange gebogen lanen. Het karakter wordt in hoge mate door bomen bepaald. Het karakter van een bos ontstaat door verspreid over het gehele gebied bomen te plaatsen. De keuze van de bomen is gericht op een lange levensloop. Het bosmilieu bestaat niet uit een willekeurige veelheid van boomsoorten, maar uit een beperkt aantal boomsoorten.

De woningen aan Boommarter vallen binnen het beeldkwaliteitsplan in het deelgebied Bosrand zuidwest. Binnen dit deelgebied geldt de volgende omschrijving:

  • Bungalows breed en plat met een lage goot.
  • Eén bouwlaag met platte dakafwerking of met een kap.
  • Kap onder een hellingshoek van maximaal 15 graden.
  • Garage en overige bijgebouwen moeten aansluiten bij de architectuur van het hoofdgebouw.
  • Geen uitgangspunten materiaalkeuze, alleen witte steen niet toegestaan.
  • Indien pannendak wordt toegepast, dan matte antracietkleurige dakpannen toepassen.
  • Maximaal één woonlaag.
  • Erfafscheidingen tussen zij- en achtererf en openbaar gebied mee ontwerpen met de woning, dit in de vorm van een gemetselde plint, passend bij de kleur van de woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8020003-VG01_0002.jpg"

Figuur 2: inrichtingstekening plangebied

4.1.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om ruimtelijke ontwikkelingen te sturen en functionele kwaliteiten te stimuleren of juist af te remmen. Het zal voor de komende tien jaar een juridische basis vormen voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het gebied. Het is daarom van belang de uitgangspunten voor dit bestemmingsplan nader te beschrijven.

4.2 Functionele structuur

Functioneel gezien betreft het een woonbuurt in een groene parkachtige omgeving.

4.2.1 Bebouwing

De bebouwing binnen het plangebied aan Boommarter zal bestaan uit 13 vrijstaande woningen (bungalows) van maximaal 1 bouwlaag met platdak of licht hellende kap. De bochtkavel in het oosten van het plangebied maakt 2 tweeaaneen gebouwde kavels mogelijk. De hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd op minimaal 3 meter afstand uit de zijdelingse perceelsgrenzen.

Voor wat betreft bijgebouwen is bij de planvorming overeengekomen dat bij de in het zuidwesten gelegen bungalows geen mogelijkheid tot bouwen van bijgebouwen wordt geboden. Dit mede om de parkachtige opzet aan de zuidelijke rand te accentueren.

4.2.2 Groen

Het groen binnen het plan komt met name voor aan de zuidelijke zijde. Hier vormt het de afronding van het woongebied en tevens van de wijk. Voor het plangebied en het grootste gedeelte van het oosten van Erflanden geldt het 'Beeldkwaliteitplan Bosmilieu'. Dit plan is leidend voor het type beplanting. Aan de zuidelijke zijde ter plaatse van de wal worden bomen in diverse soorten voorgeschreven. Daarnaast geldt dat aan de zuidelijke zijde op het eigen erf een rij bomen beschreven zijn. Deze rij bomen omsluiten de bouwpercelen van dit gedeelte van Boommarter en het aangrenzende Het Loo. In het zuidwestelijke gedeelte van de Boommarter wordt nagedacht over een waterpartij. Deze waterpartij heeft geen waterhuiskundige functie en kan eventueel binnen de bestemming 'Groen' worden aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8020003-VG01_0003.jpg"

Figuur 3: groenstructuur uit het 'Beeldkwaliteitsplan Bosmilieu'

4.2.3 Verkeer en parkeren

Wat betreft parkeren wordt gerekend met 1 parkeerplaats per woning en 12 in het openbare gebied, waardoor ook bij de maximale invulling van 15 woningen voldaan wordt aan de gemeentelijke norm van 1,8 parkeerplaats per woning. (15 + 12 = 27).

4.3 Beeldkwaliteit

In 2017 is de 'Nota Ruimtelijke Kwaliteit' vastgesteld. De 'Nota Ruimtelijke Kwaliteit' vervangt de gemeentelijke 'Welstandsnota' uit 2007 met de oplegnotitie van de pilot 'welstandsvrij bouwen'. De pilot welstandsvrij bouwen is succesvol verlopen en krijgt nu een vervolg in de 'Nota Ruimtelijke Kwaliteit'.

Ten behoeve van het plangebied en het grootste gedeelte van het oosten van Erflanden geldt het 'Beeldkwaliteitplan Bosmilieu'. Dit beeldkwaliteitplan maakt als bijlage onderdeel uit van de 'Nota Ruimtelijke Kwaliteit'.

Voor het plangebied geldt deelgebied 'Bosrand Zuidwest', die te vinden is als bij de toelichting van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient te worden bezien of het plan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Het plan dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en de belangen van omwonenden niet te schaden. Dit plan voorziet in het realiseren van een aantal woningen aan de Boommarter te Hoogeveen. Het gaat om een ontwikkeling van in totaal 13 woningen, waarvan circa 6 woningen aan het bestemmingsplan worden toegevoegd.

5.1 Bodem

5.1.1 Wettelijk kader

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

5.1.2 Onderzoek

Bodemkwaliteit

Op de locatie Boommarter te Hoogeveen bestaat het voornemen het bestemmingsplan te wijzigen om aan de boommarter meer woningen te realiseren dan in het huidige plan in is voorzien. De locatie heeft in het verleden deel uitgemaakt van bodemonderzoek. Het meest recente onderzoek is uitgevoerd door Grondslag BV, rapportnummer: 16248, d.d. 27-04-2010. Hierin zijn de volgende waarnemingen gedaan:

  • Zintuiglijke waarnemingen: plaatselijk zijn sporen baksteen, beton en/of kolen aangetroffen.
  • Bovengrond: kobalt is boven de achtergrondwaarde gemeten.
  • Ondergrond: Kobalt en PAK zijn boven de achtergrondwaarde gemeten.
  • Grondwater: barium kobalt, nikkel en zink zijn boven de streefwaarde gemeten.

Bovengenoemde rapportage is inmiddels verouderd, er zijn geen recente bodemonderzoeksgegevens bekend. De gevonden lichte verontreinigingen vormden destijds geen belemmering voor de woonfunctie op de locatie. Gezien de functie gelijk blijft, worden er op basis van de beschikbare gegevens geen belemmeringen verwacht voor de wijziging van het bestemmingsplan.

Graafwerkzaamheden

Indien bij eventuele graafwerkzaamheden ter plaatse van de bouwlocatie afwijkingen worden geconstateerd of het vermoeden van een bodemverontreiniging bestaat, dient contact te worden opgenomen met de gemeente Hoogeveen. Indien sprake is vrijkomende grond van de bouwlocatie en deze kan niet op de eigen locatie worden verwerkt kan mogelijk gebruik worden gemaakt van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Hoogeveen. Indien dit niet mogelijk is dan dient in dat geval de hergebruiksmogelijkheid, ten behoeve van toepassing elders, vastgesteld te worden.

Meldingsplicht

Vanaf 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit van kracht waarbij alle toepassingen van grond en baggerspecie voorafgaand aan de toepassing moeten worden gemeld (hierop zijn enkele uitzonderingen) via het landelijk meldpunt. Alle toepassingen van grond en baggerspecie (dus ook schone) dienen gemeld te worden, met uitzondering van:

  • Schone grond (bij minder dan 50 m3;
  • particulieren (werk zonder aannemer);
  • landbouwbedrijf, mits binnen bij bedrijf behorende perceel en vergelijkbaar gewas;
  • verspreiden van baggerspecie op aangrenzend perceel.

Deze dienen minimaal 5 werkdagen voor toepassing gemeld te worden bij het landelijke meldpunt:

www.meldpuntbodemkwaliteit.senternovem.nl

5.1.3 Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

5.2 Archeologie en Cultuurhistorie

5.2.1 Inleiding

In de bodem kunnen ook aardkundige waarden aanwezig zijn. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Erfgoedwet die op 1 juli 2016 in werking is getreden. Deze wet verplicht de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige monumenten. De gemeente Hoogeveen heeft in navolging van wet- en regelgeving eigen cultuurhistorisch beleid ontwikkeld op het terrein van de deelgebieden archeologie, historische geografie en historische bebouwing. Toetsing vindt plaats aan de daaruit volgende archeologische monumenten kaart en de gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaarten. 

5.2.2 Onderzoek aardkundige waarden

De Archeologische Monumenten Kaart (AMK) bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. In het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig waarmee rekening gehouden dient te worden. Op basis van de gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaarten, vastgesteld op 24 november 2016, ligt het plangebied in een gebied met archeologische waarde 3, hoge of middelhoge archeologische verwachting, waarvoor inventariserend veldonderzoek moet worden uitgevoerd. In het gemeentelijke beleid is echter een vrijstellingsgrens opgenomen voor een oppervlakte van 1000 m2 en een diepte van 30 cm. De percelen hebben een kleinere oppervlakte en dus wordt aan de vrijstellingsgrens voldaan.

5.2.3 Meldplicht

Op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet geldt voor bodemverstoringen een meldplicht. Als tijdens graafwerkzaamheden archeologische vondsten of indicatoren worden aangetroffen dan dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd en moet dit gemeld worden bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en wetenschap, dan wel bij de provinciaal archeoloog en de gemeente.

5.2.4 Cultuurhistorie

Uit het Geoportaal provincie Drenthe blijkt dat geen cultuur historische hoofdstructuren lijnen, locaties en/of gebieden in het plangebied aanwezig zijn die door toedoen van onderhavig plan aangetast kunnen worden. Om deze reden zijn er geen belemmeringen ten aanzien van dit aspect.

5.2.5 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat ten aanzien van het aspect archeologie en cultuurhistorie vooralnog geen belemmeringen bestaan voor de bouw van de woningen.

5.3 Water

5.3.1 Algemeen

Deze waterparagraaf is erop gericht om de actuele watersituatie en het actuele waterbeleid in beeld te brengen. Daarnaast is de waterparagraaf vooral bedoeld om een brug te slaan naar de procedures en toetsingsinstrumenten van de waterbeheerder. De gemeente Hoogeveen is gelegen in het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta en het waterschap Vechtstromen, welke beiden verantwoordelijk zijn voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer.

5.3.2 Beleid en regelgeving

Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Waterschappen hebben een speciale verantwoordelijkheid voor het water. Ze hebben wettelijk vastgelegde taken die aangeven wat de maatschappij van hun mag verwachten. Namelijk het zorgen voor een goede bescherming tegen hoog water, voor een goed functionerend regionaal watersysteem en voor het zuiveren van afvalwater. In het waterbeheerplan 2016-2021 staat beschreven hoe het waterschap Drents Overijsselse Delta hier uitvoering aan gaat geven en welke maatregelen hiervoor nodig zijn.

Het beleidsplan van het waterschap Drents Overijsselse Delta is opgesteld in gezamenlijkheid met de waterschappen Rijn en IJssel en Vechtstomen, dit door de ligging in het deelstroomgebied Rijn-Oost welke behoort tot het internationale stroomgebied van de Rijn. Voor dit stroomgebied zijn de doelen van het waterbeheer en de aanpak ervan in grote lijnen gelijk. Per waterschap zijn aanvullingen of uitvoeringsmaatregelen voor het eigen beheergebied toegevoegd.

Het waterschap Drents Overijsselse Delta richt zich op de volgende aspecten:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: veilig water
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: voldoende water
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: schoon water
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: afvalwater

Het waterschap adviseert bij ruimtelijke plannen (o.a. bestemmingsplannen) om te komen tot een duurzame ruimtelijke inrichting. Dit is een van de manieren om de vorengenoemde aspecten mee te laten wegen in de diverse besluitvormingsprocessen. Tevens wordt de betrokkenheid en de waterschapsbelangen gewaarborgd met het doorlopen van de digitale watertoets.

 Veilig water

De waterschappen zijn verantwoordelijk voor het op orde brengen en houden van de dijken om overstromingen en wateroverlast te voorkomen. Dit met het oog op de waterveilige regio, waarin inwoners veilig kunnen wonen, werken en recreëren. Door klimaatverandering is de kans op overstromingen vergroot. Om de gevolgen te beperken adviseert het waterschap bij ruimtelijke ontwikkelingen en werkt zij aan het vergroten van de bewustwording van risico's op wateroverlast en overstromingen.

Afvalwaterketen

Het waterschap Drents Overijsselse Delta zorgt voor het opvangen en zuiveren van het afvalwater van bijna alle inwoners en bedrijven. Zo draagt zij bij aan de volksgezondheid en een goede waterkwaliteit. De afvalwaterbehandeling is een gedeelde zorg met de gemeente, omdat de gemeente verantwoordelijk is voor de riolering. Hoofddoel van het waterschap is een effectieve en efficiënte behandeling van afvalwater en een effectieve en efficiënte (afval)waterketen. Er is een functionele samenhang tussen het rioolstelsel, de rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI's) en het oppervlaktewater. De waterschappen en gemeenten in Rijn-Oost hechten daarom veel belang aan goede samenwerking binnen deze samenhang. Samenwerking leidt tot optimalisatie van de afvalwaterketen, betere dienstverlening, betere waterkwaliteit en tot kostenbesparing. Dit alles kan leiden tot een duurzamer afvalwaterketen.

Specifiek is in het waterschapsbeleid ten aanzien van de opvang en transport van afvalwater het volgende opgenomen:

  • Waterkwaliteitsspoor; Het waterkwaliteitsspoor wordt gebruikt om de kwaliteit van het water in het stedelijk gebied te verbeteren door inzicht te krijgen in de vervuilingsbronnen (bijv. overstorten)
  • Afkoppelen verhard oppervlak; Otimaliseren van bestaand bergingscapaciteit in het stedelijk gebied door het regenwater van de riolering af te koppelen en het bestaande rioleringsstelsel te optimaliseren
  • Verminderen rioolvreemd water; Het terugdringen van rioolvreemd water (bijv. drainage en/of bronneringswater) draagt bij aan minder lozingen uit overstorten, een betere kwaliteit van het gezuiverde afvalwater en een lager energieverbruik.

5.3.3 Watertoetsproces

Algemeen 

In het plan bevindt zich een A-watergang. A-watergangen hebben een belangrijke functie voor de waterafvoer- en berging en worden door het waterschap onderhouden. Deze watergangen staan op de legger van het waterschap en de Keur is van toepassing. Volgens de Keur zijn alle activiteiten die plaatsvinden in, op of langs watergangen van het waterschap vergunningsplichtig. Voor minder ingrijpende activiteiten hebben zijn algemene regels vastgesteld. Hierdoor kan er sprake zijn van vrijstelling of hoeven deze activiteiten alleen te worden gemeld. Er is in het plan rekening gehouden met de Keur van het waterschap. Er wordt tijdig melding gemaakt of een vergunning aangevraagd.

De gemeente heeft het waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast in verband met de geringe invloed op de waterhuishouding. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap geeft een positief wateradvies. De standaard waterparagraaf is opgenomen.

Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500 m2.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Als de hemelwaterafvoer:

  • niet wordt aangesloten op een gescheiden rioolstelsel; of
  • niet wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel,

is oppervlakkige afvoer en infiltratie in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Aanleghoogte van de bebouwing

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

5.3.4 Conclusie

De gemeente heeft het waterschap geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Het onderhavige plan heeft geringe invloed op de waterhuishouding. "De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Het Waterschap Drents Overijsselse Delta geeft een positief wateradvies". Het aspect water leidt niet tot een belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.4 Natuur en Ecologie

5.4.1 Wettelijk kader

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet vervangen. De bescherming van Natura 2000 gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen (houtopstanden) wordt nu via deze wet geregeld. De provincie is per 1 januari 2017 het bevoegde gezag voor soortenbescherming en houtopstanden. Deze bevoegdheden lagen voorheen bij het Rijk. Daarnaast is de provincie bevoegd gezag gebleven voor Natura 2000 bescherming en faunabeheer. De provincie is verantwoordelijk voor het afgeven van vergunningen en ontheffingen voor al deze gebieden. Hierop geldt alleen een uitzondering als het rijksaangelegenheden betreft.

Provinciale Staten hebben op 14 december 2016 regels gesteld en vrijstelling gegeven over de soortenbescherming, faunabeheer en houtopstanden in de Provinciale omgevingsverordening Drenthe. In deze verordening zijn de vrijstelling voor beweiden en bemesten en de soortenvrijstellingen van het rijk overgenomen. Verder zijn er regels gesteld om faunabeheer mogelijk te maken. Ten slotte de spelregels voor houtopstanden (voorheen Boswet) vastgelegd. Zo is bepaald aan welke eisen een compensatieverzoek moet voldoen en is de mogelijkheid voor het aanleggen van tijdelijk bos geregeld. Daarnaast hebben Gedeputeerde Staten op 20 december 2016 de beleidsregels Wet natuurbescherming Drenthe vastgesteld. Deze beleidsregels gaan over het toedelen van ontwikkelingsruimte in relatie tot de PAS (Natura 2000), soortenbescherming en houtopstanden. De provincie Drenthe zet zich ook in voor actieve soortenbescherming. Deze taak zal verder worden uitgewerkt overeenkomstig het Flora- en faunabeleidsplan en de natuurvisie.

5.4.2 Onderzoek

Het is noodzakelijk om op basis van de Wet natuurbescherming vooraf te toetsen of ruimtelijke ingrepen en andere plannen en activiteiten niet conflicteren met aanwezige beschermde plant- en diersoorten en habitats. Optredende negatieve effecten dienen zo veel mogelijk vermeden of geminimaliseerd te worden. Voor schade aan strikt beschermde soorten kan het noodzakelijk zijn om een ontheffing aan te vragen bij de Provincie Drenthe. Het voorliggend plan bevat het bouwen van een aantal woningen.

De nationale databank Flora en Fauna is geraadpleegd om een beeld te krijgen van de huidige natuurwaarden. Hieruit zijn geen bijzonderheden naar voren gekomen voor wat betreft waarnemingen.

Gebiedsbescherming

  • Het project heeft geen negatieve effecten op instandhoudingsdoelen voor Natura 2000-gebieden tot gevolg. Het plangebied ligt niet binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en in het kader van goede ruimtelijke ordening kan geconcludeerd worden dat geen sprake is van aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8020003-VG01_0004.png"

figuur 4: Uitsnede NNN-kaart 29 mei 2018, provincie Drenthe

Soortenbescherming

  • In het plangebied zijn geen flora, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden aangetroffen of te verwachten waarvoor niet automatisch vrijstelling geldt binnen de Provincie Drenthe

5.4.3 Conclusie

Het plan heeft vooralsnog geen effecten op gebieds- en soortenbescherming. Belemmering ten aanzien van natuur zijn er voor de uitvoering van het bestemmingsplan niet. Bij elk voornemen voor een toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied zal worden getoetst wat de effecten hiervan kunnen zijn op de mogelijke aanwezige beschermde soorten.

5.5 Geur

In de directe nabijheid van het adres Boommarter, Erflanden te Hoogeveen zijn geen bedrijven gelegen die door het voorgenomen bouwplan worden beperkt in hun bedrijfsontwikkeling. Het aspect geur staat de voorgenomen ontwikkeling daarom niet in de weg.

5.6 Geluid

5.6.1 Algemeen

Voor het aspect geluid zijn vier verschillende bronnen van belang:

  • Wegverkeerslawaai;
  • Industrielawaai
  • Luchtvaartverkeerlawaai
  • Spoorwegverkeerlawaai.

In het kader van de Wet geluidhinder is bij vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Dit bestemmingsplan heeft geen invloed op geluidsbronnen. Er worden geen nieuwe wegen, spoorwegen of industrielocaties mogelijk gemaakt. Bovendien vindt geen wijziging van het luchtvaartverkeer plaats op basis van het bestemmingsplan. In dat kader is dan ook geen onderzoek noodzakelijk.

5.6.2 Wettelijk kader

De Wet geluidhinder beschermt de volgende objecten:

  • woningen;
  • andere geluidsgevoelige gebouwen;
  • geluidsgevoelige terreinen.

Deze bescherming geldt als het gebruik van deze objecten is toegestaan volgens het bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening. Op tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan met een periode van maximaal 10 jaar is de Wet geluidhinder niet van toepassing.

5.6.3 Onderzoek

Binnen het bestemmingsplan Erflanden is in dit gebied wonen mogelijk. Op de plankaart zijn contouren aangegeven, van verschillende hoogtes, waar men aangehouden is om de geluidgrenswaarde van destijds niet te overschrijden. Indien deze hoogtes worden gerespecteerd is er geen belemmering onderstaande wijziging door te voeren. Het hele plan is 30 km/h gebied en vormt geen belemmering, ook niet ruimtelijk aangezien dit allemaal ten tijde van het vaststellen is afgewogen. De zuidelijke kavels worden dichter op de geluidwal gesitueerd waardoor er een akoestisch gezien een betere situatie ontstaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8020003-VG01_0005.png"

Figuur 5: Situatie Boommarter, Erflanden

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8020003-VG01_0006.png"

Figuur 6: Kavelverdeling Boommarter

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8020003-VG01_0007.png"

figuur 7: geluidsbelasting A28

5.6.4 Conclusie

Akoestisch zijn er geen belemmeringen voor dit plan.

5.7 Milieueffectrapportage (MER)

5.7.1 Wettelijk kader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

5.7.2 Onderzoek

Het toevoegen van een zevental woningen zou betrekking kunnen hebben op een activiteit die voorkomt op de D-lijst in de bijlage bij het Besluit mer, namelijk categorie 11.2: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van een winkelcentra of parkeerterreinen. In dit geval moet worden beoordeeld of de toevoeging van zes woningen valt onder de definitie van een stedelijk ontwikkelingsproject. In de toelichting bij de wijziging van het Besluit mer van 21 februari 2011 (Staatsblad 2011, nr. 102) staat het volgende gedefinieerd: “Bij een stedelijk ontwikkelingsproject kan het gaan om bouwprojecten als woningen, parkeerterreinen, bioscopen, theaters, sportcentra, kantoorgebouwen en dergelijke of een combinatie daarvan.”

Uit een uitspraak van de Raad van State van 31 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:348) blijkt dat het duiden van een stedelijk ontwikkelingsproject afhangt van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als de aard en omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen. Doorslaggevend is niet het feit of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan.

In onderhavige geval is sprake van herverkaveling van bestaande woonbestemming, waardoor het mogelijk wordt om zes extra woningen toe te voegen in het plangebied. Het gebruik van het plangebied wijzigt niet ten opzichte van de bestaande situatie. Overigens is de wijziging dusdanig klein van aard dat geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Geconcludeerd kan worden dat herverkaveling van het plangebied niet valt onder de definitie van een stedelijk ontwikkelingsproject. Toetsing aan het Besluit mer kan verder achterwege blijven.

5.7.3 Conclusie

De beoogde ontwikkeling valt niet onder categorie D. 11.2 het Besluit mer. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure , mer-beoordelings of vormvrije mer-procedure noodzakelijk.

5.8 Luchtkwaliteit

Door de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) is een integraal advies uitgebracht ten aanzien van deze ontwikkeling. Voor het aspect Luchtkwaliteit is alleen gekeken naar omliggende bedrijvigheid. De RUD heeft naar aanleiding van uw opmerking de luchtkwaliteit beoordeeld in relatie tot de A28. Middels het luchtkwaliteitsmodel Geomilieu V4.50 is gekeken naar het heersende achtergrondconcentratie van het gebied. Uit de toetsing blijkt dat ter plaatse ruimschoots kan worden voldaan aan de luchtkwaliteitsgrenswaarden voor stikstofdioxide, fijn stof en zeer fijn stof. Er is dus sprake van een goede ruimtelijke ordening.

5.9 Externe veiligheid

5.9.1 Wettelijk kader

Externe veiligheid gaat om het zoveel mogelijk beperken van de kans op het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:

  • het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, wegen en spoorwegen).

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico (PR)

Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.

Groepsrisico (GR)

Dit is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

5.9.2 Onderzoek

De gemeente Hoogeveen is voornemens een zestal woningen aan het bestemmingsplan Erflanden toe te voegen. Het gaat om de locatie Boommarter in Hoogeveen. Deze locatie ligt in de nabijheid van de Rijksweg A28 (knooppunt Hoogeveen). Deze transportas wordt aangemerkt als een risicobron. Verder in de omgeving zijn geen risicobronnen aanwezig die op deze locatie van invloed zijn.

Ten behoeve van de beoordeling van het aspect Externe Veiligheid voor deze ontwikkeling heeft de Regionaal Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) een veiligheidsstudie uitgevoerd. Dit onderzoek bestaat uit de volgende onderdelen:

  • inventarisatie van de risicobronnen in en nabij het plangebied;
  • analyse van de invloed van risicobronnen op de veiligheid;
  • toetsing van de veiligheidssituatie aan de geldende veiligheidsnormen;
  • uitvoering van een kwantitatieve risicoanalyse;
  • beoordeling van de noodzaak voor een verantwoording van het groepsrisico.

De locatie Boommarter ligt in het zuidoostelijk deel van de Erflanden en ten noorden van de A28. In figuur x hieronder is de planlocatie in de licht groene kleur weergegeven. Het gaat om een ontwikkeling van in totaal 13 woningen, waarvan circa 6 woningen aan het bestemmingsplan worden toegevoegd. De woningen worden aangemerkt als kwetsbare objecten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8020003-VG01_0008.png"

Figuur 8. Plangebied Boommarter

5.9.3 Risicoanalyse Transport

Het plangebied ligt geheel binnen 200 meter vanaf de Rijksweg A28, waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Het aspect externe veiligheid moet worden beoordeeld wanneer een ruimtelijke ontwikkeling binnen 200 meter vanaf een transportroute met gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Voor het opstellen van de QRA voor het transport via de spoorlijn is gebruik gemaakt van het softwareprogramma RBMII, versie 2.4. In figuur x is de ligging van de 200 meter zone weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8020003-VG01_0009.png"

Figuur 9. Plangebied met 200 meter zone Bevt.

Route en transportgegevens

Het transport van gevaarlijke stoffen over de Rijksweg A28 valt onder de bepalingen van het Bevt. De Rijksweg A28 maakt deel uit van het Basisnet Weg. Voor de beoordeling van het groepsrisico moet op grond van het Bevt gebruik worden gemaakt van de Basisnet tabel Weg van de Regeling Basisnet.

Voor de risicobeoordeling van de Rijksweg A28 zijn de zeer brandbare tot vloeistof verdichte gassen (GF3), zoals propaan en LPG bepalend voor het invloedsgebied, namelijk circa 355 meter (bron: HART).

De Rijksweg A28 is gemodelleerd als snelweg met een breedte van 25 meter. De faalfrequentie voor de snelweg bedraagt 8,3E-08. Voor het onderzochte gebied gaat het om het volgende wegvak uit Basisnettabel weg met de volgende aantal transporten:

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8020003-VG01_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8020003-VG01_0011.png"

Figuur 10. Rekengebied Rijksweg A28

Plaatsgebonden risico PR10-6 per jaar (transport) 

Bij het vaststellen van besluiten die ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken binnen 200 meter vanaf een snelweg die deel uitmaakt van het Basisnet weg wordt het plaatsgebonden risico niet berekend. Voor het plaatsgebonden risico gelden namelijk de generieke PR-gegevens van het Basisnet weg. De Basisnettabel weg is in bijlage 1 van de Regeling Basisnet opgenomen. Voor de Rijksweg A28 bedraagt de afstand voor de veiligheidszone (PR10-6 per jaar) volgens het Basisnet weg 0 meter.

De ruimtelijke ontwikkeling Boommarter voldoet vanwege het transport van gevaarlijke stoffen via de weg aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar.

Plasbrandaandachtsgebied (PAG) 

Op basis van het Bevt geldt voor de Rijksweg A28 een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter, gemeten vanaf de rand van de buitenste rijbaan. Binnen dit gebied wordt geadviseerd om geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten te realiseren. Wanneer dit desondanks wel noodzakelijk is, dan moeten op basis van het nieuwe Bouwbesluit extra brandveiligheidseisen aan een gebouw worden gesteld dat binnen het PAG zal worden gerealiseerd.

De ruimtelijke ontwikkeling Boommarter ligt ruimschoots buiten het PAG van de Rijksweg A28 alsmede van de afrit van de A28 en is voor de bouwkundige aspecten niet relevant.

Groepsrisico transport

Om het bestemmingsplan vast te kunnen stellen moet het groepsrisico worden beoordeeld en worden verantwoord. Het groepsrisico is met het rekenprogramma RBMII berekend en beoordeeld. Het groepsrisico is bepaald binnen het invloedsgebied van de snelweg. Het invloedsgebied van de Rijksweg A28 wordt hoofdzakelijk bepaald door het transport van brandbaar tot vloeistof verdicht gas, zoals propaan en LPG.

Het invloedsgebied van de snelweg bedraagt circa 355 meter voor het transport van brandbare gassen (bron: HART). In de figuur 11 hieronder is de ligging van het invloedsgebied veroorzaakt door het transport van LPG/propaan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8020003-VG01_0012.png"

Figuur 11. Invloedsgebied Rijksweg A28 (Knooppunt Hoogeveen)

Groepsrisico Rijksweg A28

Binnen circa 355 meter vanaf de snelweg is de populatiedichtheid gebaseerd op de populatiegrootte van de BAG-populatieservice. In de afbeelding hieronder is de ingevoerde populatie weergegeven. De locatie Boommarter is handmatig toegevoegd ter grootte van 13 woningen. In de BAG-populator was van deze locatie geen populatie aanwezig, terwijl 7 woningen wel al in het bestemmingsplan geprojecteerd zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8020003-VG01_0013.png"

Figuur 12. Populatie Erflanden

Het berekende groepsrisico van de Rijksweg A28 voor de situatie inclusief het plan Boommarter bedraagt circa 1,7% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico met 152 slachtoffers. Het maximaal aantal slachtoffers bedraagt 291 (1.1E-09). Zie figuur x hieronder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8020003-VG01_0014.png"

Figuur 13. fN-curve groepsrisico van de Rijksweg A28

Het groepsrisico is eveneens voor de huidige situatie berekend. Uit deze berekening blijkt dat de planontwikkeling Boommarter geen invloed heeft op de hoogte van het groepsrisico. Er is dus geen toename van de hoogte van het groepsrisico.

Verantwoording groepsrisico transport

De hoogte van het groepsrisico is met behulp van het rekenprogramma RBMII, versie 2.4 bepaald. Uit deze analyse is gebleken dat het groepsrisico ten aanzien van de Rijksweg A28 beneden de oriëntatiewaarde van het groepsrisico ligt. Uit de berekening van het groepsrisico is gebleken dat door de toename van het aantal personen in het plangebied, dat binnen het invloedsgebied van de A28 ligt, geen toename van het groepsrisico wordt berekend. Tevens bedraagt het groepsrisico langs de gehele transportroute minder dan 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.

Op grond van artikel 8 van het Bevt kan in dit geval worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Hierdoor is het niet noodzakelijk om maatregelen te onderzoeken die kunnen leiden tot een lager groepsrisico. Evenmin is een onderzoek naar alternatieve locaties noodzakelijk.

5.9.4 Adviesreactie VRD

De gemeente heeft advies gevraagd aan de Veiligheidsregio Drenthe (VRD) in verband met de aspecten van zelfredzaamheid en hulpverlening. Door de VRD is het plangebied getoetst op diverse onderdelen, waaronder buisleidingen, plaatsgebonden en groepsrisico, bereikbaarheid en opkomsttijd. Uit de toetsing komt naar voren dat de VRD ten aanzien van de bereikbaarheid een wegbreedte van minimaal 3,5 meter aan te houden. Hier wordt in het plan rekening mee gehouden.

5.9.5 Conclusie

De ruimtelijke ontwikkeling Boommarter in de wijk Erflanden is relevant voor het aspect externe veiligheid vanwege de ligging nabij de Rijksweg A28. De ontwikkeling is getoetst aan de hiervoor geldende wet- en regelgeving en is realiseerbaar.

5.10 Duurzaamheid

5.11.1 Beleid

Hoogeveen streeft naar een duurzame ontwikkeling in haar gemeente. De gemeente heeft haar ambities op het gebied van duurzaamheid verwoord in de Milieuvisie. Een van de speerpunten is energieneutraal bouwen. Er moet een stap worden gezet naar een duurzame leefomgeving. Belangrijk hierbij is het vergroten van de bewustwording.

Duurzaam bouwen is niet alleen het ontwikkelen van een woning die zo lang mogelijk kan voldoen aan onze woonbehoefte. Het is vooral ook een bouwwijze die goed is voor mens en milieu. Het betekent verantwoord omgaan met water, energie, grondstoffen en ook de open ruimte. Duurzaam bouwen vraagt met andere woorden om een integrale aanpak waarbij je bewust vooraf keuzes maakt.

5.11.2 Milieukwaliteit

Met betrekking tot milieukwaliteit (en daaraan de gezondheidskwaliteit gekoppeld) van woningen, gebouwen en andere bouwwerken kunnen drie belangrijke thema's worden onderscheiden:

  • energiebesparing en toepassing van opties van hernieuwbare energie met als doel de terugdringing van de CO2-emissie door de gebouwde omgeving;
  • toepassing van verantwoord materiaalgebruik ten einde de condities voor het milieu te verbeteren;
  • maatregelen gericht op verbetering van het binnenklimaat met het oog op de gezondheid van bewoners en gebouwgebruikers.

Er zijn verschillende strategieën voor het ontwerp van duurzame woningen en gebouwen. In onderstaande afbeelding zijn verschillende mogelijkheden weergegeven die toegepast kunnen worden bij de bouw van een nieuwe woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8020003-VG01_0015.png"

figuur 14: Duurzame mogelijkheden voor een energiezuinige woning

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

6.1 Juridisch systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van de wijk passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd. Het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012).

Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

6.2 Verklaring van de bestemmingen

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten.

Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot. In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd.

Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 6.3 nader uitgewerkt. In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende afwijkingsregels en de algemeen geldende aanduiding regels.

De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming ten behoeve van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.

In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.

De woningen zijn vrijstaande woningen en twee halfvrijstaande woningen. De herverkaveling is dusdanig gekozen, dat deze beter aansluit op de markt. De vraag naar een woning met alle voorzieningen op de begane grond is veelvoorkomend, men zoekt een “appartement op de grond”. Met een “appartement op de grond” bedoelen wij alle voorzieningen op de begane grond, gelijk aan een appartement met als toegevoegde waarde een beheersbare tuin en een eigen oprit en garage. De toegestane maatvoering is vergelijkbaar met het vorige bestemmingsplan. Halfvrijstaande woningen waren eerder niet toegestaan.

6.2.1 Groen

Overeenkomstig de grotendeels bestaande situatie zijn de structuurbepalende elementen zoals beschreven in hoofdstuk 2, bestemd tot 'Groen'.

Het overige aanwezige 'kleinschalige woongroen en/of ondergeschikte groen is geregeld binnen de bestemming 'Verkeer'.

6.2.2 Tuin

De gedeelten van de percelen waar geen (bij)gebouwen mogen worden gebouwd, hebben deze bestemming gekregen. De gronden liggen tussen de voorgevel van de gebouwen en de openbare weg. Ook kan aan de zijkant van de gebouwen deze bestemming gelegen zijn, om een bepaalde openheid te kunnen houden.

6.2.3 Verkeer

Onder deze bestemming vallen alle wegen binnen het plangebied. Ook de parkeervoorzieningen, eventuele uitbreiding van de parkeervoorzieningen, ondergeschikte groenvoorzieningen zijn hierbij opgenomen.

6.2.4 Water

Het water van belang voor de waterhuishouding met de bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals bruggen en duikers vallen onder deze bestemming. Gebouwen zijn verder niet toegestaan.

6.2.5 Wonen

Voor de bouwstrookdiepte is een maat van vijftien meter aangehouden, zodat over het algemeen de meeste woningen nog naar achteren kunnen uitbreiden. Voor de verschillende woningtypen zijn door middel van specifieke bouwaanduidingen passende maxima voor de goot- en bouwhoogte, dakhelling en kapvorm aangegeven.

Bij de meeste woningen mogen bijgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 100 m² worden gebouwd (bijgebouwenregeling Hoogeveen). De mogelijkheid bij ruimtere percelen zal bij de relatief kleine kavels van de bungalows niet aan de orde zijn. In het zuidwestelijk gedeelte van het plangebied zijn geen bijgebouwen toegestaan. Dit is mede bedoeld om het open parkachtige karakarter nabij het water te behouden.

In het algemeen mogen woningen en de daarbij behorende bijgebouwen gedeeltelijk worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. Dit betekent dat slechts maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen tot niet meer dan 75 m² gebruikt mag worden voor het aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit.

Door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kan mantelzorg worden toegestaan in al dan niet vrijstaand bijgebouw. Hieraan wordt de voorwaarde verbonden dat de vergunning vervalt op het moment dat de mantelzorg wordt beëindigd.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (activiteiten en gebruik van gronden) getoetst. Als blijkt dat in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

7.2 Beleidskeuzen

De gemeenteraad heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. Het handhavingsbeleid maakt onderdeel uit van het programma Veilig. De looptijd van de kadernota Integrale handhaving loopt van 2011-2014, waarmee wordt aangesloten bij andere plannen waarin op onderdelen wordt verwezen naar handhaving. Dit zijn het Drentse veiligheidsplan, Integrale veiligheidsplan Hoogeveen en de visie externe veiligheid.

De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het VROM-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.

7.3 Inzet gemeentelijk apparaat

Op basis van de kadernota Toezicht en handhaving wordt jaarlijks een gemeentelijk werkprogramma opgesteld. Hierin worden op basis van een evaluatie voor het komende jaar de prioriteiten (bij)gesteld. In dit werkprogramma worden alle taken, taakonderdelen, de wettelijke of gewenste prioriteitstelling, prestatie en capaciteitstoekenning op het gebied van handhaving opgenomen. Tevens wordt de voortgang van de projecten die spelen inzichtelijk gemaakt.

De werkprogramma's worden gemonitord en geëvalueerd (jaarverslagen). Voor de monitoring en evaluaties zal aansluiting worden gezocht bij de programmasturing zoals die in Hoogeveen wordt gebruikt. Aan deze programma's ligt een visie (1x10 jaar) ten grondslag die vervolgens worden uitgewerkt in beleidsnota's (1x4 jaar) en uitvoeringsprogramma's (jaarlijks).

Tevens wordt beoordeeld of nog de juiste prioriteiten worden gesteld en of het handhavingsbeleid en de handhavingsstrategieën nog doelmatig en effectief zijn. Ieder jaar rapporteert het college van B&W de evaluatie aan de gemeenteraad. Indien nodig worden op basis van de evaluatie aanpassingen gedaan in de kadernota.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het conceptbestemmingsplan is in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg (artikel 3.1.1 Bro) worden voorgelegd aan verschillende instanties. De provincie Drenthe, het waterschap Drents Overijsselse Delta, de VRD en de Woonadvies Commissie Hoogeveen hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.. De inspraakreacties gaven aanleiding enkele tekstuele aanpassingen en aanvullingen.

Vervolgprocedure

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vervolgens gedurende een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze inzagetermijn zijn twee zienwijzen ingediend vanuit de ten noorden van plangebied gelegen straat Het Loo. Mede naar aanleiding van deze zienswijzen wordt er een aanpassing in het bestemmingsplan doorgevoerd. Voor de bungalows direct ten zuiden van Het Loo gaat een maximale hoogte van 3,5 meter gelden. Deze maximale afstand wordt ingevoerd, omdat de afstand tot de percelen aan Het Loo minimaal is. De regels en verbeelding zijn op de maximale hoogte van 3,5 meter aangepast.

8.2 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de (financiële) uitvoerbaarheid van het plan. Het stedenbouwkundige plan is doorgerekend en verwerkt in een grondexploitatie. In de grondexploitatie zijn alle kosten en opbrengsten meegenomen die betrekking hebben op het plan. Bij de kosten gaat het hierbij o.a. om de kosten voor beheer en onderhoud tijdens de exploitatieperiode, de kosten voor bouw- en woonrijpmaken, kosten voor groen en de plankosten. De opbrengsten worden gegenereerd door verkoop van de erven / kavels voor woningbouw. In totaal gaat het om 7 nieuwe woningen.

Het investeringsniveau in de grondexploitatie ligt lager dan het niveau van de geraamde opbrengsten. Ook wanneer rekening wordt gehouden met kosten- en opbrengstenstijgingen en toegerekende rente is sprake van een positieve grondexploitatie. Hiermee is het plan derhalve economisch uitvoerbaar.