direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Zuid, deelplan brandtligtswijk tegenover 2, 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2018BP8000021-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel tegenover Brandligtswijk 2 te Elim is initiatiefnemer voornemens conform het Ruimte-voor-Ruimte beleid van de gemeente Hoogeveen, ter compensatie voor de afbraak van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, een nieuwe woning te bouwen.

Het Ruimte-voor-Ruimte beleid maakt het mogelijk om ter vervanging van ten minste 750 m² aan agrarische bedrijfsbebouwing een woning (ter compensatie) terug te bouwen. Het heeft de voorkeur om de compensatiewoning binnen dan wel aansluitend op het voormalige agrarische bedrijfsperceel te realiseren. Uit vooroverleg is gebleken dat aan het beleid voldaan wordt.

Met dit plan wordt voorzien in de bestemming "Wonen" om de bouw van een compensatiewoning mogelijk gemaakt.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Hoogeveen aan de Brandligtswijk 2 te Elim. Het perceel is kadastraal bekend als Hoogeveen, sectie M, nummer 3844/3269 (deels). De bestaande voormalige agrarische bedrijfswoning en bijbehorend erf maken geen onderdeel uit van dit plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8000021-VG01_0002.jpg"

1.3 Verantwoording

Bij het opstellen van dit plan is gebruik gemaakt van websites, visiedocumenten, beleidsstukken en rapportages. Waar nodig zijn de teksten en/of afbeeldingen integraal overgenomen om de inhoud zoveel mogelijk te waarborgen. Voor het overige is de naam en/of vindplaats van de bronnen weergegeven.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 worden de huidige- en gewenste situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het rijks-, provinciale- en gemeentelijk beleid aan de orde. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten beschreven. In hoofdstuk 5 is de indeling en de (juridische) opzet van het bestemmingsplan toegelicht. In hoofdstuk 6 is de economische uitvoerbaarheid van het plan aangegeven en gaat in op de inspraak en het overleg over het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plangebied

2.1 Huidige situatie

Op het perceel Brandligtswijk 2 te Elim (gemeente Hoogeveen) was voorheen een veehouderij gevestigd. De voormalige agrarische bedrijfsbebouwing is grotendeels nog aanwezig. De stallen zijn inmiddels al buiten gebruik. Er worden ter plaatse geen bedrijfsmatige activiteiten (meer) uitgevoerd.

Het voormalige bedrijfsperceel wordt doorsneden door de Brandligtswijk. Aan de zuidzijde van de wijk is de voormalige boerderij (162,4 m2) en een loopstal (280 m²) aanwezig. Tot voorkort waren een tweetal schuren aanwezig. Vanwege stormachtig weer is een van de schuren ingestort (87 m²) en de andere schuur (met asbesthoudende dakbedekking) reeds verwijderd (65 m²). Aan de noordzijde van de wijk is een schuur (360m²) . Het totaal oppervlak aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, met uitzondering van de boerderij, welke bepalend is voor dit plan is 792,8 m². Daarnaast is aan de noordzijde van de wijk een mestsilo van 1000 m3 aanwezig. In afbeelding 1.1 is de voornoemde bestaande situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8000021-VG01_0003.jpg"

Het perceel is gelegen binnen de grenzen van het bestemmingsplan Buitengebied zuid 2007 in het Agrarisch gebied 2. Het voormalige agrarische erf is reeds aangeduid als woning. Daarnaast is de parapluherziening aan- en bijgebouwenregeling voor het buitengebied van toepassing. Op grond dan deze ruimtelijke plannen is bij recht een woning met een gezamenlijke oppervlakte aan- en bijgebouwen van 200 m2 bij een erf met een oppervlakte vanaf 2000 m². Er is reeds een woning met bijbehorende bijgebouw(en) aanwezig.

De bouw van de voorgenomen compensatie woning met bijgebouw(en) is daarmee niet bij recht toegestaan.

2.2 Gewenste situatie

Initiatiefnemers zijn voornemens om op het noordelijk deel van het voormalige agrarische erf een compensatie woning te bouwen. Deze woning zal geschikt zijn voor een bewoning door twee gezinnen. De woning is voorzien van de bestaande schuur, welke verkleind zal worden tot ten hoogste 200 m², waarbij tevens de dakhelling van de bestaande schuur zal worden gewijzigd, conform de bouwregels van het geldende bestemmingsplan. Daarbij zal de mestsilo verwijderd worden. De bouw van de voorgenomen woning wordt met dit plan mogelijk gemaakt. In afbeelding 2.2 is de voornoemde voorgenomen woningen en (verkleinde) bijgebouw weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8000021-VG01_0004.jpg"

De bestaande voormalige boerderij zal in eerste instantie in stand blijven. Deze woning met omliggend erf is afzonderlijk verkocht. De bestaande loopstal zal verkleind worden tot ten hoogste 200 m², conform de bouwregels van het geldende bestemmingsplan. Zoals eerder aangegeven zijn een twee tal schuren vanwege de bouwkundige staat onlangs gesloopt.

De te bouwen woning waarin dit plan voorzien wordt mogelijk gemaakt op grond van de Ruimte-voor-Ruimte regeling van de gemeente Hoogeveen. Initiatiefnemer is met verkoper overeengekomen dat de voormalige agrarisch bedrijfsbebouwing, behoudens de voornoemde boerderij en de verkleinde loopstal en schuur (200 m²), worden gesloopt. Deze verplichting is doormiddel van een kettingbeding verlegd naar de huidige en eventueel na komende eigenaren.

Het plan voorziet in een bestemmingsplanherziening waarbij op het perceel noordelijk van de wijk naast Brandligtswijk 2 van een woonbestemming, voor de bouw van een woning met bijgebouwen en andere bouwwerken, wordt voorzien.

2.3 Ruimtelijke kwaliteit

De te bouwen compensatiewoning en bijgebouw zijn gesitueerd aan de doodlopende Brandligtswijk. De Brandligtswijk is een van de vele wijken welke vroeger vanaf Elim naar Hollandscheveld liepen. De wijk is door de volgende verkaveling en aanleg van nieuwe verbindingswegen tussen de Carstensdijk en de Barsweg doorbroken.

De hoofdvorm en grondslag van de voorgenomen woning is eenvoudig en sluit aan bij het boerderij type. De woning zal met de noklijn langs de Brandligtswijk worden gesitueerd. De te bouwen woning is daarmee gelijk aan de overige woningen aan dit deel van de wijk gesitueerd. De afwerking zal zoveel mogelijk geschieden met landelijke materialen, waarbij gedacht kan worden aan steen, hout en dakpannen met een landelijke kleurstelling. In afbeelding 2.3 is een impressie van de voorgenomen woning weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8000021-VG01_0005.jpg"

Het nieuwe woonperceel zal worden ontsloten via de Brandligtswijk en zal voorzien in voldoende parkeerruimte voor regulier eigen gebruik. Het perceel zal zodanig worden aangelegd dat het hemelwater afvloeit in de grond op eigen perceel. Bij overmatige regenval zal het hemelwater afvloeien naar het aangrenzende agrarische perceel.

Door sloop van een deel van de voormalige agrarische bebouwing en verwijderen van de mestsilo zal de ruimtelijke kwaliteit op het perceel en de nabije omgeving reeds vergroten. Daarbij voegt het nieuwe woonperceel en de te bouwen woning, zich in het bebouwde straatbeeld en de bestaande verkaveling langs de Brandligtswijk. Ten behoeve van het nieuwe woonperceel is een plan gemaakt voor de landschappelijke inpassing. Met dit plan zal de ruimtelijke kwaliteit binnen het plangebied en de nabije omgeving fors verbeteren. De situering van de woning, de noklijn alsmede de landschappelijke inpassing zullen worden vastgelegd in de regels van dit plan.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

Op 13 maart 2012 is de Rijkstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna SVIR) vastgesteld. Daarin is aangegeven dat het Rijk streeft naar ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’. Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Rijk kiest daarbij voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Een aantal van deze nationale belangen worden juridisch geborgd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ geïntroduceerd en vervolgens vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

Volgens de Nota van Toelichting van het Bro worden ontwikkelingen die geen extra verstedelijking tot gevolg hebben, maar bebouwing reduceren of verplaatsen, zoals bijvoorbeeld de Ruimte-voor-Ruimteregelingen, niet gezien als stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder. Daarnaast volgt uit jurisprudentie dat wanneer er sprake is van een functiewijziging moet worden beoordeeld of er sprake is van een naar aard en omvang zodanige functiewijziging dat desalniettemin sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarbij is vast komen te staan dat plannen waarbij sprake is van salderen binnen een plangebied en/of reductie van onbebouwde plancapaciteit is, zoals een Ruimte-voor-Ruimte plan Laddervrij zijn. De ontwikkeling waarin dit plan voorziet is zoals aangegeven gebaseerd op het Ruimte voor Ruimte beleid en hoeft derhalve niet getoetst te worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Voor dit plan zijn in de SVIR dan wel de Barro geen onderwerpen van nationaal belang opgenomen waarmee rekening dient te worden gehouden.

3.2 Provinciaal beleid

Op 2 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De geactualiseerde visie zal in werking treden op 20 augustus 2014.

In de omgevingsvisie zijn de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijk domein geformuleerd. De omgevingsvisie vormt het strategisch kader voor de ruimtelijk economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document en fungeert als provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening, als provinciaal milieubeleidsplan, als regionaal waterplan en als provinciaal verkeers- en vervoersplan.

Op de visiekaart 2020 is het plangebied aangeduid als ‘complex Landbouwgebied’.

In de gebieden aangewezen als landbouwgebied wordt de landbouw maximale speelruimte geboden. Bij de te nemen inrichtingsmaatregelen voor de landbouw dient zo veel mogelijk rekening gehouden te worden met de kernkwaliteiten. Ontwikkelingen in deze gebieden mogen daarom geen negatief effect hebben op de landbouw. In deze gebieden streeft de provincie naar een waterhuishoudkundige inrichting die is afgestemd op de functie landbouw

Het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten is belangrijk voor een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving in Drenthe, maar even belangrijk is een gezond economisch klimaat, met voldoende bedrijvigheid en werkgelegenheid, en een gezond sociaal klimaat, met voldoende variatie in het aanbod van woonmilieus en voorzieningen met een hoge leefbaarheid. De provincie Drenthe wil voorwaarden creëren voor het ontwikkelen van een robuuste sociaal economische structuur van Drenthe, met daarbij centraal het onderscheid tussen stad en land en het complementaire karakter van deze gebieden.

De compensatie woning voegt zich in het bestaande bebouwingslint aan de Brandligtswijk te Elim. De gronden waar de woning is voorzien worden onttrokken als agrarische gronden. Daarentegen worden de gronden ter hoogte van de te verwijderen mestsilo toegevoegd aan de omliggende agrarische gronden. Per saldo zal er niet tot nauwelijks agrarische gronden worden onttrokken. Met dit plan wordt het landbouwgebied niet onevenredig aangepast en kan de gestelde maximale speelruimte voor de landbouw behouden blijven.

In de omgevingsvisie zijn de provinciale belangen benoemd, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het beoordelen van bestemmingsplannen. De provinciale belangen zijn verdeeld in Drentse kwaliteiten en ontwikkelingen. Binnen de Drentse kwaliteiten staat het behoud en de ontwikkeling van de kernkwaliteiten, de dynamiek van bedrijvigheid, de biodiversiteit en de milieu- en leefomgevingskwaliteit centraal. De kernkwaliteiten zijn opgenomen op een kernkwaliteitenkaart. Op het gebied van ontwikkelingen zijn onder meer het regionale economische vestigingsklimaat, de landbouw, het toerisme, de demografische ontwikkeling, de mobiliteit en de ontwikkeling van natuur en landschap (ecologische hoofd structuur, diversiteit in landschapstypen) als provinciaal belang benoemd.

De kernkwaliteiten vormen de belangrijkste basis voor het begrip 'ruimtelijke kwaliteit'. Daarnaast is zorgvuldig ruimtegebruik en milieu- en leefomgevingskwaliteit van belang.

Het plangebied met de kernkwaliteit Landschap aangeduid als ‘Landschap van de veenkoloniën’. Het provinciaal beleid voor deze gronden is gericht op het behouden en versterken van:

  • de laanbeplanting langs de hoofdontsluiting;
  • de ontginningsstructuur en de afwisseling tussen massa en ruimte;
  • de kenmerkende bebouwingslinten en de onderlinge afstanden.

De compensatie woning voegt zich in het bestaande bebouwingslint binnen de bestaande verkaveling langs de Brandligtswijk. De voorgenomen bebouwing en perceelindeling is nader omschreven en weergegeven in 2.3 Ruimtelijke kwaliteit.

Het plangebied is voor de kernkwaliteit Aardkundige waarden aangeduid met het beschermingsniveau "Generiek beschermingsniveau: respecteren" en voor de kernkwaliteit archeologie aangeduid met het beschermingsniveau "Generiek: behoudens waardige vindplaatsen kunnen niet ongezien verdwijnen". Verder is het plangebied voor de kernkwaliteit cultuurhistorie aangewezen met het beschermingsniveau Respecteren.

Het beschermingsniveau is het laagste sturingsniveau en is voorzien over het grootste deel van het grondgebied van de provincie Drenthe. Voor de gebieden aangewezen met het beschermingsniveau Respecteren richt men zich op het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. Daarbij hebben initiatiefnemers de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten.

De nieuwe woonkavel is passend binnen de bestaande verkaveling en bebouwingsbeeld langs de Brandligtswijk. De bestaande cultuurhistorische hoofdstructuur langs de wijk wordt gerespecteerd en is benut als basis voor het (bouw)plan. De voorgenomen bebouwing en perceelindeling is nader omschreven en weergegeven in 2.3 Ruimtelijke kwaliteit.

Het plangebied is betreffende de kernkwaliteiten natuur en rust niet voorzien van enige waarde aanduiding.

De Provinciale omgevingsverordening Drenthe, met inbegrip van de navolgende wijzigingen, geeft de randvoorwaarden voor het opstellen van ruimtelijke plannen. De verordening heeft onder meer als doel om de kernkwaliteiten van Drenthe te behouden en te versterken. Als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn, moet in het ruimtelijk plan uiteengezet worden dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform de provinciale ontwikkelingsvisie. Een ruimtelijk plan mag geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maken die de kernkwaliteiten significant aantasten.

Op grond van artikel 3.23 (Ruimte-voor-Ruimte regeling) mag een ruimtelijk plan voor een gebied, niet gelegen binnen het Bestaand Stedelijk Gebied, voorzien in een Ruimte-voor-Ruimte regeling als in dat gebied voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig is. Een van de randvoorwaarden is dat de bouw van de compensatiewoning niet plaats vindt in gebieden die op de bij de Omgevingsvisie Drenthe behorende Visiekaart 2020 met de functie 'Natuur' of 'Beekdalen' is aangeduid. Daarop geldt een uitzondering indien het ruimtelijke plan in nieuwe kapitaalintensieve functies voorziet waarbij de functie op die locatie geen feitelijke belemmering vormt om in de toekomst de afvoer- en bergingscapaciteit van het regionale watersysteem te vergroten. Een andere uitzondering betreft gronden gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur (hierna EHS). Het plangebied is echter gelegen buiten de grenzen van de EHS en daarmee gaat deze bepaling in deze niet op. De voorwaarden voor deze provinciale Ruimte-voor- Ruimte regeling zijn overgenomen en nader uitgewerkt in het gemeentelijk Ruimte-voor- Ruimte beleid.

De voorgenomen compensatie woning is passend binnen het Ruimte-voor-Ruimte beleid. Voor een nadere onderbouwing zie 3.4.6 Ruimte voor Ruimte beleid.

Dit plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.

3.3 Waterschapsbeleid

Het plan is gelegen binnen het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. In het waterbeheerplan is beschreven hoe het waterschap Vechtstromen uitvoering geeft aan haar watertaken in de periode 2016-2021. Dit plan geeft dus vooral de koers aan die we gaan varen. Bij het vaststellen van die koers wil het waterschap rekening houden met de wensen en plannen van de partners. Het doel van dit plan is ook bedoeld als uitnodiging tot dialoog en samenwerking.

Voornoemde doelstelling sluit aan bij de opzet van het bestuursprogramma 2014-2018 van Vechtstromen. Het bestuursprogramma gaat uit van een vijftal gespreksthema's voor de dialoog met partners en stakeholders in de omgeving:

  • Creëren van maatschappelijke waarde
  • Produceren met water
  • Natuurlijk potentieel benutten
  • Leven met water in de stad
  • Efficiënt en effectief werken. Dit plan zal geen gevolgen van wateroverlast en overstromingen veroorzaken.

Er is uitvoering gegeven aan de digitale watertoets. Op basis van de watertoets is een maatwerk wateradvies opgesteld door het waterschap. Zie 4.7 Water.

Het plan betreft een geringe ruimtelijke ingreep welke geen invloed van betekenis heeft op de eisen vanuit het waterplan en op grond daarvan vormt dit plan geen beletsel voor de uitvoering.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Toekomstvisie

De Toekomstvisie strekt zich uit tot 2030 en gaat over de ontwikkeling van Hoogeveen in brede zin. Het motto is: "Kiezen voor kwaliteit". De kern van de visie is het toekomstige Hoogeveen beschreven als een uitnodigende, complete woon- en werkstad in het groene Drenthe, waarbij de Hoogeveense dorpen staan voor wonen in het groene Drenthe met alle voorzieningen van de stad dichtbij.

In de visie is aangegeven dat men de kwaliteit van het platteland wil behouden en versterken. De landschappelijke kwaliteit wordt onder meer bedreigd door de vestiging van bedrijven in leegkomende gebouwen.

Met dit plan wordt een passende invulling gegeven aan een voormalig agrarisch bedrijf. Daarbij wordt het nieuwe woonperceel landschappelijk ingepast. De aanleg en het behoud van de landschappelijke inpassing wordt geborgd in de regels van dit plan.

3.4.2 Structuurvisie Hoogeveen 2.0

De Structuurvisie Hoogeveen 2.0 en geactualiseerde visie voor 2015 – 2030, geeft de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hoogeveen. De structuurvisie is opgebouwd uit de thema’s wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. In de structuurvisie is betreffende wonen aangegeven dat Hoogeveen kiest voor geconcentreerde groei bij de dorpen en in het landelijk gebied, passend bij de vraag.

Bij het thema landschap is aangegeven dat in Hoogeveen de ruimtelijke uitdaging ligt in het herstel van structuren en duurzame transformatie (herstructureren, herbestemmen, vervangen) van bestaande bebouwing (wonen, bedrijventerrein). Op diverse plekken liggen er kansen, mits stedenbouwkundig en landschappelijk goed ingepast.

Het nieuwe woonperceel wordt landschappelijk ingepast. De aanleg en het behoud van de landschappelijke inpassing wordt geborgd in de regels van dit plan.

3.4.3 Visie landelijk gebied

Visie Landelijk gebied april 2008 bestaat uit acht deelvisies voor de thema’s landschap, water, natuur, infrastructuur, landbouw, wonen, werken en recreatie & toerisme. De deelvisies zijn vertaald naar drie landschappen en twee stadsranden. Aangegeven is dat wonen een belangrijke productiefactor is voor het landelijk gebied. Daarbij is aangegeven dat wonen een hoogwaardige voorziening is die alleen goed tot zijn recht komt als ook landschap, water, natuur, infrastructuur en werkgelegenheid op een hoogwaardig wijze een plaats krijgen in het landschap. Woonplannen kunnen pas worden ontwikkeld als een landschappelijke inpassing is gewaarborgd.

Het nieuwe woonperceel wordt landschappelijk ingepast. De aanleg en het behoud van de landschappelijke inpassing wordt geborgd in de regels van dit plan.

3.4.4 Welstand

In de welstandsnota heeft de gemeenteraad procedure en criteria betreffende de welstandbeoordeling vastgesteld. De nota bevat gebiedsgerichte gebiedskenmerken welke gehanteerd worden om te beoordelen hoe het bouwwerk zich in zijn omgeving voegt. Daarnaast bevat de nota algemene welstandscriteria die bij elke welstandsbeoordeling gelden, welke zijn te beschouwen als een checklist van onderdelen waarop een bouwwerk wordt beoordeeld. Met de Oplegnotitie Welstandsnota 2007, Pilot welstand van november 2014 zijn gebieden binnen de gemeente Hoogeveen aangewezen als welstandsvrije gebieden.

Het plangebied is gelegen in het welstandsvrije gebied.

3.4.5 Woonvisie 2017-2020

Met deze visie zet de gemeente de koers uit op het gebied van wonen voor de komende jaren. De visie bevat concrete ambities en acties voor de korte termijn. Deze ambities voor de komende vijf jaar is wel geplaatst in de ontwikkelingen en trends voor een langere termijn. Deze woonvisie vervangt het beleidskader dat werd vastgesteld in 2011. De richting ingezet in 2011 wordt doorgezet voor de periode richting 2025.

In de visie staat het volgende motto centraal: "Waar iedereen zijn thuis vindt". Dat geldt voor iedereen, ongeacht zijn of haar leeftijd, inkomen, gezinssamenstelling, gezondheid of afkomst. Om die visie te verwezenlijken zijn vier hoofdambities benoemd.

  • 1. behoud van kwaliteit en gewildheid;
  • 2. toevoegen wat gevraagd wordt;
  • 3. voor iedereen betaalbaar;
  • 4. ouderdom of zorg: ook dan goed wonen.

Binnen het woonbeleid is een gebiedsindeling bepaald. Het plangebied is gelegen in het gebied ‘Velddorpen’. Dit gebied omvat de dorpen Hollandscheveld, Elim, Nieuw-Moscou en Nieuwlande.

De visie gaat voor woningbouw in de dorpen en het landelijk gebied uit van maatwerk. Daarbij is aangegeven dat uit marktonderzoek is gebleken dat er geen aanleiding is om aanvullende woningbouwlocaties voor te bereiden in de dorpen en in het landelijk gebied. Dat omdat in de dorpen en in het landelijk gebied voldoende mogelijkheden aanwezig zijn om, bij behoefte, te voorzien in de vraag.

Met dit plan wordt een vrijstaande woning, voor dubbele bewoning, op basis van het Ruimte voor Ruimte beleid toegestaan. Daarmee wordt een bestaande mogelijkheid benut om te voorzien in deze woning in het landelijk gebeid en wordt voldaan aan de woonvisie.

3.4.6 Ruimte voor Ruimte beleid

De Ruimte voor Ruimte-regeling is bedoeld om het buitengebied mooier te maken door het slopen van landschap ontsierende (voormalige) agrarische bebouwing.

Het ruimte-voor-ruimte beleid gaat uit van de ruil voor het slopen van 750 m² (voormalige) agrarische bebouwing. Daarvoor krijgt de eigenaar de mogelijkheid, onder voorwaarden, een woning terug te bouwen. Tevens dient de ruimtelijke samenhang op het perceel en de landschappelijke inpassing van het betreffende perceel door de te realiseren woning worden verbeterd, alle bestaande (voormalige agrarische) bebouwing/opstallen moeten worden verwijderd en de compensatie woning dient in principe ter plaatse van de afgebroken gebouwen te worden gerealiseerd.

Op het voormalige agrarische perceel is meer dan 750 m² (voormalige) agrarische bebouwing aanwezig. Deze zal grotendeels worden verwijderd. Conform de bouwregels gelden voor de bestemming Wonen kan er bij recht 200 m² bij de bestaande als bij de te bouwen compensatie woning worden opgericht. Zowel op het erf bij de bestaande woning als op de nieuwe woonkavel is sprake van een bestaand bouwwerk welke constructief in goede staat is en zullen behouden blijven. De beide bouwwerken zijn groter dan de voornoemde maximale oppervlakte van 200 m² en zullen daarop worden aangepast.

Dit plan voldoet aan gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient te worden bezien of het plan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Het plan dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en de belangen van omwonenden niet te schaden.

Het plan omvat de bouw van een woning met bijbehorende bouwwerken op grond van de ruimte- voor- ruimte regeling.

4.1 Milieuzonering

Een goed woon- en leefklimaat wordt bereikt als er balans is tussen de milieubelastende en milieugevoelige activiteiten, er is als het ware een goede mix van wonen en werken. In dat kader dient te worden beoordeeld of in de omgeving van het plangebied functies voorkomen die kunnen worden gehinderd door dit plan of waarvan het plan juist hinder ondervindt.

Met dit plan wordt een compensatie woning op grond van het Ruimte-voor-Ruimte beleid mogelijk gemaakt. Een woning is een geurgevoelig object. De toevoeging van deze woning kan gevolgen hebben voor nabij gelegen inrichtingen.

Op een afstand van ca 220 meter van het plangebied is het agrarische bedrijf op het perceel Jan Slotswijk 2 te Elim gevestigd. Het is een intensieve veehouderij (kalveren).

Oostelijk van het plangebied is het woonperceel Brandligtswijk 1a gelegen. Planologisch is ter plaatse geen agrarische bedrijfsvoering toegestaan. Er is echter wel sprake van het houden van vee waarvoor een melding activiteiten besluit is ingedaan en geaccepteerd.

Bedrijven en milieuzonering

Afstemming van bestaande en nieuwe functies gebeurt door het aanhouden van zogenaamde richtafstanden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG (2009). Bij deze richtafstanden wordt rekening gehouden met milieuaspecten als geur-, stof en geluidhinder. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Uit jurisprudentie en de genoemde VNG-publicatie blijkt dat in het geval van een gemengd gebied verkleinde richtafstanden gelden.

Voor een inrichting voor het houden en fokken van rundvee is sprake van categorie 3.2 met een hinderafstand van 100 meter. De hinderafstand is gebaseerd op de factor geur. Met dit plan kan voldaan worden aan de gestelde richtafstand.

Het kleinschalige agrarisch bedrijf Brandligtswijk 1a is planologisch niet vastgelegd en daarmee hoeft in dezen niet voldaan te worden aan de richtafstanden. Hieronder wordt ingegaan op de wet geurhinder met betrekking tot deze milieu inrichting.

Activiteitenbesluit

Het Activiteitenbesluit bevat algemene milieuregels voor bedrijven. Alle bedrijven in Nederland vallen onder het Activiteitenbesluit, behalve als ze geen 'inrichting' zijn. Veel van de voorschriften van het Activiteitenbesluit zijn verder uitgewerkt in de Activiteitenregeling.

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is het toetsingskader voor het aspect geurhinder van dierenverblijven van veehouderijen. Met minimumafstanden en maximale waarden voor geurbelasting krijgen geurgevoelige objecten bescherming tegen overmatige geurhinder.

Voor de intensieve veehouderij (kalveren) in dezen zijn geen vaste minimumafstanden bepaald. De geurbelasting voor dit bedrijf wordt berekend op basis van de vastgelegde geuremissiefactor.

Het agrarische bedrijf is op een dusdanige afstand van het plangebied gelegen dat aan de gestelde afstandsnormen betreffende geurhinder worden voldaan. Aanvullend moet worden opgemerkt dat dit agrarische bedrijf reeds en in grotere mate, belemmerd wordt door de woningen Jan Slotsweg 4. Langewijk 4 en Langewijk 6 te Elim, welke op kortere afstand tot het bedrijf zijn gelegen.

Voor het kleinschalige agrarisch bedrijf (veehouderij) Brandligtswijk 1a geldt op grond van de Wet geur hinder vaste afstanden. Voor wat betreft geur moet worden voldaan aan de afstandseis van ten minste 50 meter tussen het emissiepunt van een stal en de te realiseren woning en aan de gevel-gevelafstand van 25 meter. Met dit plan wordt aan deze afstanden voldaan. Het agrarisch bedrijf Brandligtswijk 1a wordt daarmee door deze ontwikkeling niet beperkt in de (toekomstige) bedrijfsvoering.

Daarmee kan aangenomen worden dat op dit perceel sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Conclusie:

Vanuit het aspect milieuzonering zijn er geen onoverkomelijke belemmeringen betreffende dit plan.

4.2 Bodem

In het kader van een bestemmingsplan dient gemotiveerd te worden dat de bestemming (functie) die in het bestemmingsplan wordt toegelaten, passend wordt geacht in relatie tot de bodemkwaliteit. De te bouwen woning is een gevoelige functie.

Door Ecoreest BV is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten van deze onderzoeken zijn weergegeven in de rapportage van 21 december 2017 met projectnummer 172048

Bijlage 1 Landelijke inpassing).

In de rapportage is de volgende conclusie aangegeven.

"Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er in het grondwater een interventiewaarde aan koper is aangetoond. Daarnaast zijn er in de bovengrond en het grondwater overschrijdingen van de achtergrond- en streefwaarden uit de Wet bodembescherming aangetoond.

De onderzoekshypothese, zijnde een onverdachte locatie, is hiermee derhalve verworpen.

Wat betreft de sterk verhoogde concentraties aan koper in het grondwater wordt opgemerkt dat er geen sprake is van humane, ecologische en verspreidingsrisico's. In samenhang met het feit dat de concentratie voldoet aan de drinkwaternormen worden nader onderzoek of nadere maatregelen in relatie tot de bouw niet noodzakelijk geacht.

Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de bestemming van het terrein, concluderen wij dat verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu op basis van de aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit, niet te verwachten zijn. De resultaten van het onderzoek vormen dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek en zijn geen milieuhygiënische belemmering in relatie tot de woonbestemming van het terrein.

Toepassing van eventueel vrijkomende de grond op het terrein zelf achten wij milieuhygiënisch verantwoord. Toepassing van eventueel vrijkomende grond elders kan eventueel plaats vinden binnen een gemeentelijke bodemkwaliteitskaart of met een aanvullend grondonderzoek conform Besluit bodemkwaliteit. De gemeente waar de grond eventueel wordt toegepast is hierbij het bevoegd gezag."

Conclusie:

Vanuit het aspect bodem zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan verwacht.

4.3 Geluid

Met dit plan is sprake van de toevoeging van een geluidsgevoelig object. Op grond van de Wet geluidhinder dient er een akoestische afweging in het kader van dit op te stellen bestemmingsplan te worden gemaakt.

Wegverkeerslawaai

De te bouwen woning is gelegen binnen de zone van de Brandligtswijk alsmede de Ritmeestersweg. De Brandligtswijk is een doorlopende weg welke drie bestaande woonerven ontsluit. De Ritmeesterweg is landweg welke is aangelegen als verbinding tussen de Carstensdijk en Barsweg om de woningen aan de onderbroken wijken te kunnen ontsluiten. De Ritmeesterweg wordt hoofdzakelijk gebruikt voor bestemmingsverkeer en is daarmee verkeersluw. De te bouwen woning is op ca 120 meter uit het hart van de meest dichtbij gelegen rijbaan van de Ritmeesterweg gelegen. Het is daarmee niet aannemelijk dat ter hoogte van de te bouwen woning de voorkeursgrenswaarden worden overschreden. Op grond van de Wet geluidhinder kan in dergelijke zones een akoestische afweging achterwege blijven.

Daarnaast kan vanwege de ligging van de woning en het feit dat het perceel reeds bestemd is voor wonen, aangenomen worden dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

In het kader van de omgevingsvergunning bouwen zullen de minimale geluids(isolatie) eisen van het Bouwbesluit in acht worden genomen.

Spoorweglawaai en industrielawaai

In de nabijheid van het plangebied is geen spoorweg gesitueerd . Tevens is in de nabijheid geen gezoneerd industrieterrein gelegen. Daarmee kan in dezen een akoestische afweging achterwege blijven.

Activiteitenbesluit

De nabij gelegen inrichting Brandligtswijk 1A wordt door de bouw van de voorgenomen compensatie woning niet belemmerd in het naleven van de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit.

Conclusie:

Vanuit het aspect geluid zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.

4.4 Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit dient te worden mee genomen in de ruimtelijke besluitvorming. Uitgangspunt is dat een project niet leidt tot overschrijding van luchtkwaliteitsnormen. Als er wel sprake is van een overschrijding, dan mag een project de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechteren.

Luchtkwaliteitsnormen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als aannemelijk is dat aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
  • b. Een project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
  • c. Een project draagt slechts in ‘niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging.
  • d. Een project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  • woningbouw: minimaal 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of minimaal 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: minimaal 100.000 m² bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, minimaal 200.000 m² bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Er is in dezen sprake van een project dat ‘niet in betekenende mate' (NIBM) bij draagt aan de luchtverontreiniging. Het uitvoeren van een uitvoerige ISL3a-berekening is dan niet nodig. In tabel 4.1 zijn de totale emissies fijn stof van het agrarisch bedrijf Brandligtswijk 1A weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8000021-VG01_0006.jpg"

Conclusie:

Voor wat betreft fijn stof wordt geconcludeerd dat de er sprake is van een afname van fijnstof door het beëindigen van de agrarische bedrijfsactiviteiten. De bijdrage van het agrarisch bedrijf Brandligtswijk 1a op de Ruimte voor Ruimte woning is NIBM. Het bedrijf wordt door deze ontwikkeling niet beperkt in de (toekomstige) bedrijfsvoering. Omdat de bijdrage aan de luchtverontreiniging NIBM is, hoeft geen toetsing aan de grenswaarden van de luchtkwaliteit plaats te vinden.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op bedrijven, buisleidingen of transportroutes. In deze categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor buisleidingen geldt het Besluit buisleidingen externe veiligheid (Bevb). Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen staat in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.

In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid, moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) en de eventuele toename hiervan, te worden bepaald.

Dit plan voorziet in bouwmogelijkheden voor een eengezinswoning. Een woning is aan te merken als een kwetsbaar object.

Volgens www.risicokaart.nl van het interprovinciaal Overleg komen in de directe omgeving van het plangebied (straal 500 meter) geen inrichtingen voor die met gevaarlijke stoffen werken en daardoor een calamiteitenrisico vormen voor hun omgeving. Op circa 20 meter van het plangebied is een hoge druk aardgasleiding van de GAS unie gelegen. Daarnaast zijn op circa 70 meter van het plangebied zes hoge druk aardgasleidingen van de GAS unie gelegen.

Verder is op een afstand van ca 360 meter een gasontvangststation A152 op het perceel Jan Slotswijk 1 gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8000021-VG01_0007.jpg"

Plaatselijke risico

Volgens de risicokaart is voor de dichtbij gelegen buisleidingen geen PR10-6 berekend. Betreffende het gasontvangststation A152 is volgens de risicokaart het plaatsgebonden risico generiek en is er geen reden voor het vaststellen van een PR 10-6 zone conform REVI.

Met dit plan wordt voldaan aan de grenswaarde van het plaatsgebonden risico 10 per jaar.

Groepsrisico

Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht voor te toevoeging van een kwetsbaar object binnen het invloedsgebied van een buisleiding. Daarbij dient te worden in gegaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en de mogelijkheden van zelfredzaamheid. Tevens dient te worden ingegaan op de rekenkundige hoogte van het groepsrisico, de huidige en te verwachten personendichtheid in het plangebied, de mogelijkheden voor het treffen van maatregelen ter reductie van het groepsrisico en de mogelijkheden voor ruimtelijke alternatieven met een lager groepsrisico. Dit laatste kan achterwege blijven als het groepsrisico relatief laag is (kleiner dan 10% van de oriëntatiewaarde) of als de toename van het groepsrisico relatief klein is (kleiner dan 10%). Als het groepsrisico groter is dan de oriëntatiewaarde dient altijd te worden in gegaan op alle genoemde aspecten van het externe risico.

Een toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied door toevoeging van een nieuw kwetsbaar object is niet toegestaan indien invulling wordt gegeven aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. Daarbij is aangegeven dat het groepsrisico wordt verantwoord als binnen het invloedsgebied het groepsrisico wijzigt en de totale situatie voor het bestuur aanvaardbaar is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8000021-VG01_0008.jpg"

Uit de voormelde tabel (4.2) is af te leiden dat het plangebied is gelegen binnen de legaliteitszone van 5 van de 7 nabij gelegen leidingen.

De wijziging van het groepsrisico door de voorgenomen woning van dit plan bedraagt te toename van een gezin oftewel 4 personen.

Het plangebied is in een dun bevolkt (buitengebied) gesitueerd en netto gezien komen er geen extra mensen in het plangebied. Dat houdt in dat in dit geval de grootte van het groepsrisico (GR) onveranderd blijft. Geconcludeerd is dat het risico binnen dit deel van het invloedgebied zal toe nemen met fors minder 10%. Daarmee is een nadere afweging van het groepsrisico externe risico betreffende de gasleiding met dit plan niet vereist. Een risicoberekening om het GR te bepalen is daarmee niet nodig.

Hulpverlening

Gezien de ligging van het plangebied in het buitengebied van Hoogeveen mag verwacht worden dat er sprake is van redelijke opkomsttijden voor de brandweer en ander hulpverleningsdiensten. Het plan voorziet in de huisvesting van een gezin waarbij kan worden aangenomen dat de bewoners zelfredzaamheid zijn.

Het plan is getoetst door de Veiligheidsregio Drenthe. Deze heeft aangegeven geen maatregelen te kunnen adviseren die of de zelfredzaamheid of de bestrijdbaarheid kunnen verbeteren.

Het plan voorziet in de huisvesting van een gezin waarbij kan worden aangenomen dat de bewoners zelfredzaam zijn.

Conclusie:

Vanwege externe veiligheid is er geen belemmering in dit bestemmingsplan vast te stellen.

4.6 Cultuurhistorie en Archeologie

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging dient plaats te vinden van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie ofwel de aanwezigheid van monumenten of archeologisch waardevolle gebieden.

Monumenten

De binnen de gemeente Hoogeveen aangewezen rijks, provinciaal en gemeentelijke monumenten zijn op ruime afstand van het plangebied gesitueerd, zodat de voorgenomen ontwikkeling niet van enige invloed is op deze beschermde gebouwen.

Archeologische beleidskaart

Het plangebied is op de Archeologische monumenten kaart (AMK) en de indicatieve archeologische waarden kaart (IAWK) niet voorzien van enige archeologische waarde. Daarmee is het zeer aannemelijk dat met dit plan geen archeologische waarden verstoord kunnen worden. Archeologisch onderzoek is daarmee niet verplicht.

Indien bij de uitvoering onverhoopt toch archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, dienen deze direct te worden gemeld bij zowel de gemeente als de provinciaal archeoloog (artikel 53 van de Monumentenwet).

Conclusie

Vanuit het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.

4.7 Water

In het kader van dit plan is op 23 oktober 2017 de digitale watertoets uitgevoerd. Op basis van deze toets volgt dat de korte procedure gevolgd dient te worden. Dit houdt in dat de planvorming van dit plan voorgezet kan worden, onder de voorwaarde dat de standaard waterparagraaf wordt toegepast.

Standaard waterparagraaf

Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Deze standaard waterparagraaf heeft betrekking op het plan RvR woning Brandligtswijk nst 2 te Elim.

Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2010-2015. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn de Kaderrichtlijn Water en retentiecompensatie. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

Watersysteem

In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.

Afvalwaterketen  

Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe.

Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem.

Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.

Wateraspecten plangebied

Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via (de gekozen optie wordt hieronder bevestigd met ja):

  • een gemengd stelsel
  • een gescheiden stelsel: hemelwater wordt geïnfiltreerd.
  • een gescheiden stelsel: hemelwater wordt afgevoerd naar oppervlaktewater. ja
  • hemelwater wordt afgevoerd naar een hemelwaterriool van een verbeterd gescheiden stelsel.

Aanleghoogte van de bebouwing  

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.

Conclusie 

Vanuit het aspect water zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.

4.8 Ecologie

Bij de ruimtelijke planvorming dient aandacht te worden besteed aan de natuurwetgeving. Hierbij kan een tweedeling gemaakt worden in soortbescherming en gebiedsbescherming. Soortbescherming wordt geregeld in de Wet Natuurbescherming. De gebiedsbescherming vindt plaats via Vogel- en Habitatrichtlijn (‘Natura 2000-gebieden’).

Soort bescherming

Het perceel waar de compensatie woning is voorzien is nu in gebruik als weiland. Deze gronden worden regulier beweid, bemest en gemaaid. Daarmee is het aannemelijk dat er zich op deze gronden geen beschermde flora bevinden. Door de reguliere werkzaamheden zal het niet aannemelijk zijn dat beschermde fauna ter plaatse een langdurig (vaste) verblijfplaats heeft en is de fauna in de omgeving ingespeeld op deze werkzaamheden.

Vanwege de beperkte omvang van de te bouwen woning met bijgebouwen, het huidige gebruik en inrichting van het perceel en het omliggende gebied, is het niet aannemelijk dat beschermde Flora en Fauna met dit plan wordt belemmerd, verjaagd dan wel beschadigd.

Betreffende te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing zal indien nodig te zijner tijd afzonderlijk een omgevingsvergunning procedure voor het slopen worden doorlopen. Bij de sloop zal aandacht besteedt worden aan de mogelijke aanwezigheid van beschermde fauna. Daarbij zal de sloop en de (ver)bouw buiten het broedseizoen aanvangen.

Gebiedbescherming 

Het plangebied is gelegen op ten minste 9 km van het Natura 2000 gebied ‘Mantingerzand‘. Het Mantingerzand is tevens aangewezen op grond van de Habitatrichtlijn.

Gezien de beperkte omvang van de ontwikkeling betreffende dit plan en de forse afstand tot het meeste dichtbij gelegen Natura 2000 gebied worden er geen effecten op de Natura 2000-gebieden te verwachten.

Conclusie

Vanuit het aspect ecologie zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan te verwachten.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Op basis van de informatie uit deze hoofdstukken is het juridische bindende deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels, bepaald. De regels omvatten bepalingen betreffende het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding geeft de indeling van de bestemmingen en aanduidingen weer.

5.1 Algemeen

Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, hebben in de regels van dit plan hun juridische vertaling gekregen. Daarmee zijn de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied vastgelegd.

Het plan is opgesteld conform het Handboek bestemmingsplannen van de gemeente Hoogeveen en de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).

De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.

Begrippen (Artikel 1): In dit artikel is een omschrijving gegeven van de regels in dit bestemmingsplan gebruikte begrippen.

Wijze van meten (Artikel 2): Hierbij is een omschrijving aangegeven over de wijze van meten van in de regels aangegeven afstanden, oppervlakte- en inhoudsmaten.

In dit hoofdstuk zijn de regels betreffende de binnen het plangebied voorkomende bestemmingen opgenomen. De bepalingen zijn als volgt opgebouwd:

  • 1. Bestemmingsomschrijving: de omschrijving van het gebruik wat is toegestaan binnen de bestemming,
  • 2. Bouwregels: de regels, waar en met welke maatvoering, mag worden gebouwd,
  • 3. Nadere eisen: Eisen welke met het oog op het voorkomen van onevenredigs aantasting van de aangegeven aspecten kunnen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing
  • 4. Afwijken van de bouwregels: de afwijkingsmogelijkheden welke specifiek gelden voor de bouwregels van de betreffende bestemming;
  • 5. Specifieke gebruiksregels: in de specifieke gebruiksregels wordt aangegeven welk gebruik in strijd is met de bestemming, waaronder indien nodig specifieke voorwaardelijke verplichtingen.
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels: de afwijkingsmogelijkheden welke specifiek gelden voor de gebruiksregels van de betreffende bestemming;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden: vergunningstelsel voor specifiek aangegeven werkzaamheden en werken

In 5.2 Wijze van bestemmen wordt een nadere toelichting gegeven van de binnen het plangebied voorkomende bestemmingen.

De op het plan van toepassing zijnde algemene regels worden beschreven in hoofdstuk 3.

Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  • Anti-dubbeltelregel: Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de beoordeling van een bouwplan en op die wijze meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd.
  • Algemene gebruiksregels: In deze regel is aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt verstaan. Deze regel gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming.
  • Algemene afwijkingsregels: In deze regel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van deze bevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
  • Overgangs- en slotregels: In dit hoofdstuk staan de overgangs- en slotregels vermeld. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven onder welke titel het plan bekend staat.

5.2 Wijze van bestemmen

In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

Agrarisch (Artikel 3 Agrarisch)

De gronden met de bestemming Agrarisch zijn bedoeld voor grondgebonden agrarisch gebruik.

Tuin (Artikel 4 Tuin)

De gronden met de bestemming 'Tuin' worden onder andere gebruikt als erf, oprit en parkeren.

Binnen deze bestemming mogen bij recht enkel andere bouwwerken worden gebouwd. Een uitzondering daarop is de bouw van erkers bij woningen. Via een afwijkingsmogelijkheid is de bouw van een carport toegestaan.

Wonen (Artikel 5 Wonen)

De gronden met de bestemming ‘Wonen’ zijn bedoeld voor het wonen met daarbij behorende gebouwen, tuinen, erven en terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

In de specifieke gebruiksregels is tevens de voorwaardelijke verplichting voor uitvoeren en in stand houden van het landschappelijke inpassingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 6 Economische- en maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 economische uitvoerbaarheid

Het gaat om een particulier initiatief waarbij de initiatiefnemer garant staat voor de economische uitvoerbaarheid van het plan. Eventuele planschadekosten en aan dit plan verwante kosten komen daarmee voor rekening van de initiatiefnemer. Tevens wordt er een sloopovereenkomst gesloten tussen de initiatiefnemers en de gemeente.

Initiatiefnemers zijn met de verkoper overeengekomen dat in het kader van de "ruimte-voor-ruimteregeling" het plangebied wordt aangekocht voor de bouw van de met dit plan beoogde (compensatie) woning. Tevens is initiatiefnemer met de verkoper overeengekomen dat, behoudens de bestaande boerderij en ten hoogste 200 m² van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, de agrarische bedrijfsbebouwing op het perceel Brandligtswijk 2 wordt gesloopt. Initiatiefnemers zullen, behoudens ten hoogste 200 m² van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, de agrarische bedrijfsbebouwing en mestsilo op het door hen aangekochte perceel slopen.

6.2 inspraak en overleg

Het college heeft de bevoegdheid te besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Aangezien onderhavig plangebied gering van omvang is en de ruimtelijke consequenties beperkt zijn, is overeenkomstig het besluit van het college geen gelegenheid tot inspraak geboden.

Door de initiatiefnemer zijn de eigenaren respectievelijk bewoners van de woningen gelegen aan dit deel van de Brandligtswijk geïnformeerd over het voornemen tot bouw van een compensatiewoning. Daarbij zijn geen negatieve reacties ontvangen.

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het bestemmingsplan toegezonden aan de provincie en het waterschap. Zowel de provincie als het waterschap hebben aangegeven in te kunnen stemmen met het voorliggende plan.

Het bestemmingsplan heeft gedurende een periode van 6 weken ter inzage gelegen van 16 augustus 2018 tm 26 september 2018. Binnen deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.

Het plan is ongewijzigd vastgesteld.

Bijlagen bij toelichting