direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zuideropgaande, wijzigingsplan Zuideropgaande nabij 160, 2017
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2017BPW8023003-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

Aanleiding voor dit bestemmingsplan vormt het verzoek van de familie Drost voor het realiseren van een woning aan het Zuideropgaande. De gewenste locatie voor woning bevindt zich ten noorden van het perceel Zuideropgaande 160 en ten zuiden van de nieuwe woning Zuideropgaande 158c te Nieuw Moscou. Het verzoek voor de woning past niet binnen het vigerende bestemmingsplan.

In het bestemmingsplan 'Zuideropgaande 2011' zijn de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteiten van de lintbebouwing van het Zuideropgaande expliciet vastgelegd in de regels. Waar eventueel nog mogelijkheid is tot het toevoegen van een woning is een wijzigingsbevoegdheid met voorwaarden opgenomen. Op het bedoelde perceel is sprake van een wijzigingsbevoegdheid die ruimte biedt voor het toevoegen van een woning. Het voorliggende bestemmingsplan zal binnen de kaders van opgenomen wijzigingsbevoegdheid de aangevraagde woning mogelijk maken. De planvorming is nader uitgewerkt in Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Plangebied

Het plangebied bestaat uit het perceel kadastraal bekend als gemeente Hoogeveen sectie M, nummer 4894. Het plangebied is gelegen aan het einde van het Zuideropgaande (net voor en ten noorden van de woning Zuideropgaande 160) dat ten zuiden van Hollandscheveld een bebouwingslint vormt. Het plangebied bestaat uit een agrarisch perceel met grasland. De strook grond voor Zuideropgaande 160 behoudt ter borging van de zichtlijn op de woning de agrarische bestemming. .

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2017BPW8023003-VG01_0001.png"

Afbeelding 1: ligging plangebied

2.2 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan Zuideropgaande 2011, welke door de gemeenteraad van Hoogeveen is vastgesteld op 29 november 2012. Het perceel is bestemd als 'Agrarisch'. Daarnaast ligt op het plangebied de gebiedsaanduiding 'Wro zone- wijzigingsgebied 2'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2017BPW8023003-VG01_0002.png"

Afbeelding 2; uitsnede plankaart 'Zuideropgaande 2011'.

2.3 Toelichting bestaande situatie

Het perceel is gesitueerd op een open stuk grasland aan het einde van het bebouwingslint van het Zuideropgaande. De nabije omgeving van het plangebied bestaat tevens uit grasland. De omliggende percelen worden gebruikt ten behoeve van agrarische doeleinden. Aan de overkant van de weg bevindt zich een autobedrijf. Daarnaast zijn verspreid in de agrarische omgeving enkele woningen te vinden.

Hoofdstuk 3 Gewenste ontwikkeling

Het verzoek van de initiatiefnemer behelst het bouwen van één woning binnen de gebiedsaanduiding 'Wro zone- wijzigingsgebied 2' van het bestemmingsplan "Zuideropgaande 2011". Langs het Zuideropgaande wordt de ontwikkeling van vrijstaande woningen door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Op deze manier kan op geschikte plekken invulling gegeven worden aan het maximaal aantal extra woningen dat binnen het Zuideropgaande wenselijk is. De bebouwing moet passen in de agrarische omgeving en bij de extensieve veelal agrarische bebouwing die hier in het buitengebied aanwezig is. Gevraagd wordt een hoofdvorm met de nok haaks op het Zuideropgaande. Landschappelijke inpassing is een vereiste. Het nieuwe erf moet onderdeel gaan uitmaken van het omliggende landschap. Dit houdt niet in dat het erf moet worden “weggestopt”, het erf moet juist een logische plek krijgen in het landschap. In het bestemmingsplan "Zuideropgaande 2011" zijn in artikel 3 lid 8 in een wijzigingsbevoegdheid de voorwaarden uit de gemeentelijke beleidslijn juridisch verankerd.. De voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid zijn te vinden in Hoofdstuk 4 Ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit. Aan de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid wordt voldaan. Tenslotte heeft de provincie Drenthe heeft aangegeven akkoord te zijn met bestemmingsplan "Zuideropgaande 2011". Het voorliggende initiatief pas daarmee ook binnen de provinciale beleidslijn.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit

In het bestemmingsplan 'Zuideropgaande 2011' zijn de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteiten van de lintbebouwing van het Zuideropgaande expliciet vastgelegd. Waar vanuit dit perspectief bezien een mogelijkheid is tot het toevoegen van een woning is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Het toevoegen van een woning op het perceel tegenover het Zuideropgaande 157 moet voldoen aan bepaalde voorwaarden. De voorwaarden gelden voor het toevoegen van een woning zijn hieronder opgesomd:

  • voldaan moet worden aan de uitgangspunten die zijn weergegeven in paragraaf 4.3.1.3 van de toelichting;
  • geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van de bedrijfsvoering van de nabijgelegen (agrarische) bedrijven;
  • zorg wordt gedragen voor landschappelijke inpassing als bedoeld in paragraaf 4.3.1.3 van de toelichting;
  • sprake moet zijn van een goede waterhuishouding als bedoeld in paragraaf 5.3.4 van de toelichting; en
  • dat na wijziging het bepaalde in artikel 13, 15 en artikel 16 van toepassing is op de voor Tuin, Water en de voor Wonen aangewezen gronden.

Waterberging:

Bij het toevoegen van verhard oppervlak stelt het waterschap als eis dat er ook water geborgen wordt om te voorkomen dat wateroverlast ontstaat. Waterberging kan op verschillende manieren worden opgelost (bijv. door het toepassen van krattenconstructies of het vergroten of aanleggen van wateroppervlak). Het is van belang voor een wijze te kiezen die past in het bestaande landschap. in het voorliggende plan stroomt eventueel hemelwater onder afschot naar het westen toe af, in de landschappelijke inpassing is een locatie voor een wadi/natuurlijke poel aangegeven. Deze locatie is gekozen doordat de grond ter plaatse van de woning/bouwkavel ca. 1 meter 40 opgehoogd moet worden om gelijk te komen met het peil van de Zuideropgaande. Het perceel zal dan ook een natuurlijk verloop krijgen naar een laagte aan de zuidwest zijde. Op zijn weg naar het laagste punt zal het hemelwater al geleidelijk infiltreren in de bodem. Gezien de hoogte ligging stroomt het hemelwater dan als vanzelf niet naar de riolering onder de Zuideropgaande. .

Beplanting in en om het erf:

Beplanting op het erf is van groot belang. Het zorgt niet alleen voor een aangenamer klimaat. Het zorgt er ook voor dat het erf onderdeel gaat uitmaken van de omgeving. Eventuele erfafscheiding vindt plaats met natuurlijke materialen en niet met houten schuttingen. In de structuur van overige erven aan deze weg wordt voorzien in een kleinschalig erf in een groen kader. Hierdoor liggen de erven als het ware als groene eilanden langs de weg. Daartussen kan het open landschap worden ervaren. Het groene kader bestaat uit structuurgroen en wordt mede toegepast om privacy te creëren. Ten behoeve van de woonfunctie, het afschermen en landschappelijk inpassen is een singelbeplanting, bestaand uit Hollandse lindes voorzien als groene scheiding aan de zuidzijde. Deze singel vormt ook de afscheiding tussen de weide en de tuin. Hierdoor blijft het gedeelte van het perceel voor Zuideropgaande 160 vrij van bebouwing en bestemd als agrarisch. Cultuurgroen is direct rond de woning gesitueerd. Aan de voorzijde tussen erf en weg kan een meer extensief landschappelijk beeld worden gecreëerd. Bomen aan de straatzijde zijn zoveel mogelijk ingepast. Solitair (ter plaatse van 1A) staat een rode beuk. Ter afkadering aan de noordzijde is een lage beukenhaag voorzien. Naast de woning zijn een viertal hoogstam fruitbomen voorzien, met op het achtererf dus een mogelijkheid tot opvang hemel water.

Bebouwing:

Het erfinrichtingsplan betreft het gehele nieuwe erf. Het erf en de woning hebben een eenvoudige rechthoekige hoofdvorm. Hoofdvorm, gevelindeling, materialisering en kleuren moeten passen in de agrarische omgeving. De welstandsnota (gebied 32; lintbebouwing) is hier van toepassing.

De afstand van de woning tot het Zuideropgaande moet circa 15 meter bedragen om voldoende ruimte te creëren. De opstallen zijn centraal op het kavel gesitueerd op ruime afstand van de weg (20 meter).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2017BPW8023003-VG01_0003.png"

Afbeelding 3: landschappelijke inpassing in de omgeving

Ontsluiting en parkeren:

Om ontsluiting van het achterliggende landbouwperceel mogelijk te maken is aan de noordzijde een doorgang voorzien. De parkeernorm stelt dat minimaal 2 auto's op eigen terrein worden geparkeerd. De ontsluiting is gesitueerd recht voor het bijgebouw met enkele parkeerplaatsen welke aan het zicht worden onttrokken door de beplanting.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Bodem

Bodemkwaliteit

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Het voorliggende bestemmingsplan legt een voorziet in de realisatie van een woning op stuk agrarische grond. Wettelijk is er geen plicht voor het uitvoeren van een bodemonderzoek in deze fase. Van de (bouw)locatie zijn geen recente bodemonderzoeksgegevens bekend. Indien men (gemiddeld) langer dan twee uur per dag in de bebouwing aanwezig is dient t.b.v. de aanvraag van de omgevingsvergunning activiteit bouwen een bodemonderzoek uitgevoerd te worden conform de NEN5725/NEN5740 en indien daar aanleiding voor bestaat de NEN5707. Een bodemonderzoek dient dus bij het indienen van de aanvraag tot een omgevingsvergunning voor de woning te worden aangeleverd.

Graafwerkzaamheden

Indien bij eventuele graafwerkzaamheden ter plaatse van de bouwlocatie afwijkingen worden geconstateerd of het vermoeden van een bodemverontreiniging bestaat, dient contact te worden opgenomen met de gemeente Hoogeveen. Indien sprake is vrijkomende grond van de bouwlocatie en deze kan niet op de eigen locatie worden verwerkt kan mogelijk gebruik worden gemaakt van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Hoogeveen. Indien dit niet mogelijk is dan dient in dat geval de hergebruiksmogelijkheid, ten behoeve van toepassing elders, vastgesteld te worden.

Meldingsplicht

Vanaf 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit van kracht waarbij alle toepassingen van grond en baggerspecie voorafgaand aan de toepassing moeten worden gemeld (hierop zijn enkele uitzonderingen) via het landelijk meldpunt. Alle toepassingen van grond en baggerspecie (dus ook schone) dienen gemeld te worden, met uitzondering van:

  • Schone grond < 50 m3
  • particulieren (werk zonder aannemer)
  • landbouwbedrijf, mits binnen bij bedrijf behorende perceel en vergelijkbaar gewas
  • verspreiden van baggerspecie op aangrenzend perceel

Er kan worden geconcludeerd dat het aspect bodem de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat..

5.2 Archeologie en cultuurhistorie

In de bodem kunnen ook aardkundige waarden aanwezig zijn. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Erfgoedwet die op 1 juli 2016 in werking is getreden. Deze wet verplicht de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige monumenten. De provincie Drenthe heeft in dit kader aardkundige waardevolle gebieden en aardkundige monumenten aangewezen. De aardkundige waarden in deze gebieden dienen bescherm te worden.

Op basis van de gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaarten, vastgesteld op 24 november 2016, ligt het plangebied in een gebied met archeologische waarde 4 en archeologische waarde 5, middelhoge en lage archeologische verwachting, waarvoor geen archeologische vooronderzoek nodig is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2017BPW8023003-VG01_0004.png"

Afbeelding 4: Archeologische beleidskaart gemeente Hoogeveen

5.3 Water

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets is voor de wijzigingsbevoegdheid waar dit plan gebruik van maakt is doorlopen bij het opstellen van het bestemmingsplan Zuideropgaande 2011.

Planbeschrijving

Het plangebied bevindt zich ten zuiden van de kern Hollandscheveld. Het plan ligt in het beheersgebied van Waterschap Vechtstromen. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van ca. 8560 m2. In de nabijheid van het plangebied bevinden zich meerdere schouwsloten of hoofdwatergangen van het waterschap. Op de grondwatertrappenkaart van het waterschap valt het plan in een gebied met overwegend grondwatertrap Vi0. De maximale grondwaterstand ligt tussen de 40 en 80 cm onder het maaiveld. De bodemsamenstelling in het plangebied wisselt matig. Er bevindt zich ondiep in de bodem een veenlaag met daaronder zand. De veenlaag wordt doorgaans afgedekt met 20 tot 40 cm zand.

Riolering

In de nabijheid van het plangebied ligt een persriool. Initiatiefnemers dienen bij de bouw rekening te houden met de locatie en daarmee de aanwezigheid van dit riool. Het hemelwater van daken kan (indien dit mogelijk is) direct naar het oppervlaktewater geleid worden. Deze oplossing heeft samen met infiltratie van het hemelwater in de bodem de voorkeur.

Waterkwantiteit

Problemen met water moeten niet worden afgewenteld. De bedoeling is om bij uitbreiding de veerkracht van het watersysteem in Hollandscheveld en omgeving te vergroten. Door de uitbreiding met een woning en eventuele bijgebouwen neemt het verhard oppervlak toe. Om de toename van de waterafvoer niet af te wentelen op het gebied dient daarom minimaal 10% van het totaal verhard oppervlak te worden ingericht voor waterberging binnen het plangebied. Deze ruimte voor waterberging kan gezocht worden in de aanleg van vijvers of (bestaande) kavelsloten.

Waterkwaliteit

Om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater te waarborgen, wordt geadviseerd bij nieuwbouwprojecten geen gebruik gemaakt worden van milieubezwaarlijke bouwmaterialen, die de kwaliteit van het water en de waterbodem negatief kunnen beïnvloeden. Uitlogende materialen zoals zink, lood en dakmastiek behoren tot deze categorie.

Invloed op de waterhuishouding

Het plan bevindt zich niet in een beekdal of risicogebied en er is geen grote wateroverlast als gevolg van overstromingen geconstateerd. In het gebied Zuideropgaande zijn bij bestaande bouw enkele gevallen van grondwateroverlast bekend. Dit leidt niet tot grote problemen. Het plan ligt niet in een zone van hydrologische beïnvloeding. Kleine wijzigingen in de grondwaterstand binnen het peilbeheer van het waterschap hebben geen directe invloed op de omliggende functies van het plan. Grotere verschillen in de grondwaterstand kunnen eventueel wel invloed op de omliggende functies hebben.

Wateradvies Waterschap Vechtstromen

De bestemming en grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. De watertoets is reeds doorlopen bij het moederplan Zuideropgaande 2011, daarnaast is ook dit wijzigingsplan aangemeld bij het waterschap. Met de bovenstaande waterparagraaf zijn de wateraspecten van waterschap Vechtstromen voldoende belicht. Het waterschap geeft voor dit plan dan ook een positief wateradvies.

5.4 Ecologie

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet vervangen. De bescherming van Natura 2000 gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen (houtopstanden) wordt nu via deze wet geregeld. De provincie is per 1 januari 2017 het bevoegde gezag voor soortenbescherming en houtopstanden. Deze bevoegdheden lagen voorheen bij het Rijk. Daarnaast is de provincie bevoegd gezag gebleven voor Natura 2000 bescherming en faunabeheer. De provincie is verantwoordelijk voor het afgeven van vergunningen en ontheffingen voor al deze gebieden. Hierop geldt alleen een uitzondering als het rijksaangelegenheden betreft.

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met Europese en nationale wetgeving en beleid ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Het adviesbureau Ecogroen heeft de gevolgen van natuurwet- en regelgeving voor het bestemmingsplan Zuideropgaande in 2011 in beeld gebracht (Bijlage 1 Natuurtoets bestemmingsplanactualisatie Zuideropgaande/Nieuw Moscou).

Gebiedsbescherming

Voor wat betreft de gebiedsbescherming geldt dat in en in de nabijheid van het plangebied geen sprake is van gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied, in de zin van de Europese Vogel- of Habitatrichtlijn. Het plangebied ligt op ca. 2 km van het dichtstbijzijnde gebied dat onderdeel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Soortenbescherming

Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Flora- en faunawet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn aangewezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden, dat planten niet geplukt of verzameld mogen worden en dat het niet is toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.

Uit de natuurtoets van 2011 is naar voren gekomen dat de ecologische kwaliteiten van de buurt Zuideropgaande/Nieuw Moscou beperkt zijn. Binnen het bestemmingsplangebied Zuideropgaande 2011 zijn - met uitzondering van zoogdieren en amfibieën- geen juridisch zwaarder beschermde soorten van Flora- en faunawet Tabel 2/3 of ´bedreigde´ of ´ernstig bedreigde´ soorten van Rode lijsten bekend. Op basis van de aanwezige biotopen kunnen echter wel verblijfplaatsen van vleermuizen en broedvogels zoals Huismus en Gierzwaluw verwacht worden. Mogelijk zijn ook vaste verblijfplaatsen van de middelhoog-beschermde Steenmarter en Eekhoorn (tabel 2-soorten) aanwezig. Daarnaast komen mogelijk Poelkikker en Alpenwatersalamander voor in het gebied.

In het plangebied komt er één woning bij. Dit perceel is in de huidige situatie in gebruik als weiland en heeft een beperkte ecologische waarde. Op basis van waarnemingen in de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) komen verspreid rond het plangebied enkele algemeen voorkomende laag beschermde soorten als de Bruine Kikker, Egel etc. voor en enkele algemene vogelsoorten als Holenduif, Boomklever etc. Bij ruimtelijke ingrepen en activiteiten in het bestemmingsplangebied dient altijd rekening gehouden te worden met de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten uit de Flora- en faunawet. Voor elk voornemen waarvan niet met zekerheid is uit te sluiten dat er effecten op beschermde soorten optreden is een toetsing aan de Flora- en faunawet noodzakelijk. In dit geval is hier met het bovengenoemde onderzoek aan voldaan.

Conclusie

Het bouwen van de woning is op het punt van vigerende natuurwet- en regelgeving mogelijk.

5.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang te bezien hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes (PM10; ook wel fijn stof genoemd).

De kritische parameters in Nederland zijn fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De overige verontreinigende stoffen waaronder benzeen, lood, zwaveldioxide en koolstofmonoxide bevinden zich in Nederland ruim onder de grenswaarden. De verwachting is dat dit ook in de toekomst zo zal blijven waardoor berekening van deze waarden niet relevant is. In het Besluit Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) (hierna: Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor wat betreft de functie 'wonen' zijn locaties die niet meer dan respectievelijk 1500 (één ontsluitingsweg) of 3000 nieuwe woningen (twee ontsluitingswegen) omvatten, aangemerkt als gevallen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging.

In het plangebied is sprake van het toevoegen van 1 woning. Aangezien dit aantal ruimschoots onder de kwantitatieve grens voor woningbouwlocaties ligt, zoals opgenomen in de Regeling NIMB, mag er vanuit worden gegaan dat het project naar verwachting geen significante bijdrage heeft op

de luchtkwaliteit. Het uitvoeren van een luchtkwaliteitsonderzoek gericht op het wegverkeer is dan ook niet nodig en er hoeft geen verdere toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit plaats te vinden.

5.6 Geluid

Voor dit bestemmingsplan is een inventarisatie gemaakt van de geluidsbelasting in het plangebied op grond van de Wet geluidhinder (hierna Wgh). Daarbij kan het gaan om geluid afkomstig van lucht-, rail- of wegverkeer en/of van bedrijven.

Wegverkeerslawaai

Op grond van de Wet geluidhinder dient de geluidbelasting veroorzaakt door wegverkeerslawaai op de gevels van nieuwe geluidgevoelige objecten te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Voor het bestemmingsplan Zuideropgaande 2011 is de geluidbelasting als gevolg van het wegverkeerslawaai afkomstig van de Zuideropgaande al inzichtelijk gemaakt voor het einde van de planperiode, peiljaar 2022 (Bijlage 2 Akoestische aspecten Zuideropgaande-Nieuw Moscou).

De verkeersintensiteit op de Zuideropgaande bedraagt voor 2022 ca. 900 motorvoertuigen per etmaal. De geluidbelasting veroorzaakt door het wegverkeer bedraagt in dat geval 46 dB op de gevels van de nieuwe woning en voldoet dus aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

De autonome groei van het aantal motorvoertuigen per etmaal bedraagt ca. 1% per jaar. Dit betekent dat aan het einde van de planperiode 2026 van het voorliggend plan, de verkeersintensiteit ca. 950 motorvoertuigen per etmaal bedraagt. Met deze verkeersintensiteit zal de toename van de geluidbelasting minder dan 1 dB bedragen en voldoet de geluidbelasting op de geprojecteerde woning dus nog steeds aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Industrielawaai

De nieuwe woning ligt op ruim 40 meter ten zuiden van de perceelsgrens van de autogarage aan Zuideropgaande 157a. Op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' kan het gebied geclassificeerd worden als gemengd gebied. Het betreft lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische bedrijvigheid. Dat betekent dat voor geluid rekening moet worden gehouden met een afstand van 30 meter voor geluid. Hieraan wordt voldaan, waardoor er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.

Geluid vormt geen belemmering voor de geprojecteerde nieuwbouw in het plangebied.

5.7 Externe veiligheid

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied.

Stationaire bronnen

Binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig. Er hoeft niet getoetst te worden aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Transportroutes voor gevaarlijke stoffen Voor het transport van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor en het water is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vanaf 1 april 2015 van kracht geworden. De dichtstbijzijnde transportroute voor gevaarlijke stoffen, de A28 en de A37 liggen op meer dan 5 km van het plangebied. Een toetsing aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Bevt, is niet aan de orde.

Buisleidingen

Het plangebied ligt niet in de nabijheid van hogedruk aardgasleidingen (zie afbeelding 5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2017BPW8023003-VG01_0005.jpg"Afbeelding 5: Buisleidingen

Het plangebied (rode ster) ligt niet binnen een plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour (rood) of het invloedsgebied (paars) waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico dient plaats te vinden. Een toetsing aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Bevb is dan ook niet nodig.

Hoogspanningslijnen

In of in de nabijheid van het plangebied lopen geen hoogspanningslijnen. Er hoeft dan ook geen invulling te worden gegeven aan het advies van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (voorheen VROM) 'Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen' (oktober 2005, aanvulling 2008).

5.8 Geur

Milieuzonering zorgt voor voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen. Het doel hiervan is om reeds in ruimtelijke plannen milieuhinder bij woningen te voorkomen en tegelijkertijd aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun bedrijfsactiviteiten. Regels voor milieuzonering zijn opgenomen in de VNGpublicatie Bedrijven en Milieuzonering, editie 2009. Hierin wordt, onderscheiden naar omgevingstypen waarvoor een bepaalde mate van milieuhinder aanvaardbaar wordt geacht, een richtafstand tot woningen per bedrijfstype aangegeven De nieuwe woning is geprojecteerd op een afstand van ruim 40 meter van een autogarage. Voor de handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven moet een afstand van minimaal 10 meter in achtw orden genomen.

Op circa 100m is een varkenshouderij gelegen. Ten behoeve van de woning 158c zijn geurberekeningen gemaakt waaruit blijkt dat het woon- en leefklimaat ter plaatse van deze woning voldoet. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat dat ook het geval is ter plaatse van de nu te realiseren woning die zuidelijker gesitueerd is. Daarnaast, aangezien de nu te realiseren woning verder van de varkenshouderij ligt, dan de woning 158c, zal de nieuw te realiseren woning de varkenshouderij ook niet belemmeren in haar bedrijfsvoering.

Wat betreft geur is het oprichten van de woning geen probleem.

5.9 Milieuzonering bedrijven

Op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' kan het gebied geclassificeerd worden als gemengd gebied. Het betreft lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische bedrijvigheid. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Als er sprake is van gemengd gebied dan kunnen de richtafstanden met één afstandsstap verlaagd worden zonder dat dit ten koste gaat van een goede woon- en leefklimaat. Voor geluid dient dan rekening te worden gehouden met een afstand van 30 meter. Hieraan wordt voldaan, waardoor er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.

5.10 Duurzaamheid

Hoogeveen streeft naar een duurzame ontwikkeling in haar gemeente en heeft haar ambities op het gebied van duurzaamheid verwoord in de Milieuvisie. Een van de speerpunten is energieneutraal bouwen. Er moet een stap worden gezet naar een duurzame leefomgeving. Belangrijk hierbij is het vergroten van de bewustwording.

Duurzaam bouwen is niet alleen het ontwikkelen van een woning die zo lang mogelijk kan voldoen aan onze woonbehoefte. Het is vooral ook een bouwwijze die goed is voor mens en milieu. Het betekent verantwoord omgaan met water, energie, grondstoffen en ook de open ruimte. Duurzaam bouwen vraagt met andere woorden om een integrale aanpak waarbij je bewust vooraf keuzes maakt.

Met betrekking tot milieukwaliteit (en daaraan de gezondheidskwaliteit gekoppeld) van woningen, gebouwen en andere bouwwerken kunnen drie belangrijke thema's worden onderscheiden:

  • energiebesparing en toepassing van opties van hernieuwbare energie met als doel de terugdringing van de CO2-emissie door de gebouwde omgeving;
  • toepassing van verantwoord materiaalgebruik ten einde de condities voor het milieu te verbeteren;
  • maatregelen gericht op verbetering van het binnenklimaat met het oog op de gezondheid van bewoners en gebouwgebruikers.

Er zijn verschillende strategieën voor het ontwerp van duurzame woningen en gebouwen. De nieuwe woning in het plangebied zal net als de bestaande woningen een oost-west georiënteerde nok hebben, waardoor eventuele zonnepanelen optimaal ingezet kunnen worden. In onderstaande afbeelding zijn nog andere verschillende mogelijkheden weergegeven die toegepast kunnen worden bij de bouw van een nieuwe woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2017BPW8023003-VG01_0006.jpg"

Afbeelding 6: mogelijkheden duurzaam bouwen.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

6.1 Juridisch systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd. Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

6.2 Regels

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten. Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot. In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd. Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 6.3 nader uitgewerkt. In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende afwijkingsregels en de algemeen geldende aanduiding regels. De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming ten behoeve van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen. In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.

6.3 Verklaring van de bestemmingen

6.3.1 Agrarisch

De gronden met de bestemming Agrarisch zijn bedoeld voor grondgebonden agrarische Ten behoeve van de bescherming van de archeologische waarden en het behoud van de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden, is een regeling opgenomen dat voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een omgevingsvergunning is vereist. Paardenbakken zijn onder voorwaarden toegestaan

6.3.2 Wonen

Op de gronden met de bestemming Wonen is het realiseren van een woning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken mogelijk. Tevens is op de gronden een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, mantelzorg, e-commerce en productiegebonden detailhandel mogelijk. Daarnaast is het gebruik als tuin en erf met inbegrip van oprit en parkeren mogelijk. Voor de situering van de woning is op de verbeelding een bouwvlak aangegeven. Binnen de bestemming wonen is het mogelijk om een woning te realiseren van maximaal 200 m2 en bijgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van de maximaal 200 m2.

6.3.3 Tuin

De gronden met de bestemming Tuin worden onder andere gebruikt als erf, oprit en parkeren. Binnen deze bestemming mogen bij recht enkel andere bouwwerken worden gebouwd. Een uitzondering daarop is de bouw van erkers bij woningen. Via een afwijkingsmogelijkheid is de bouw van een carport toegestaan.

6.3.4 Waarde - Archeologie 4

Op een gedeelte van het plangebied geldt de dubbelbestemming Waarde - Archeolgie 4 ter bescherming van aanwezige archeologische waarden. Deze dubbelbestemming is het gevolg van het vastgestelde gemeentelijk archeologiebeleid. Op deze locatie is een nader onderzoek pas van toepassing bij een oppervlakte te roeren grond van 2000 m2, voor de voorgenomen bouw van de woning vormt het aspect archeologie, zoals ook overwogen is in hoofdstuk 5 dan ook geen beperking.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Inventarisatie

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (activiteiten en gebruik van gronden) getoetst. Als blijkt dat in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

7.2 Beleidskeuzen

De gemeenteraad van Hoogeveen heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. De gemeenschappelijke handhavings- en gedoogstrategie fysieke leefomgeving provincie Drenthe behandelt alle Wabo-taken in de gemeente Hoogeveen. De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het Wabo-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.

7.3 Inzet gemeentelijk apparaat

Per januari 2014 is de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) van start gegaan. De RUD is de uitvoeringsorganisatie op het gebied van handhaving milieutaken voor de gehele provincie. De RUD werkt op basis van de Drentse handhavings- en gedoogstrategie. Aan de handhaving bouw wordt nog uitvoering gegeven door de gemeente met als basis dezelfde strategie.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

8.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpwijzigingsplan is voor de duur van zes weken (van 6 juli tot en met 16 augustus 2017) ter inzage gelegd. Een ieder is in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.

8.2 Econcomische uitvoerbaarheid

Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten. Hierin zijn de gewenste afspraken opgenomen. De uitvoering is voor rekening van de initiatiefnemer. Daarom hoeft er geen exploitatieplan te worden vastgesteld en wordt het plan economisch uitvoerbaar geacht.