direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hollandscheveld, deelplan de Turfsteker 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2017BP8024005-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeenteraad heeft op 13 december 2012 de Structuurvisie Hoogeveen 2.0 vastgesteld. Volgens deze visie ligt de focus van woningbouw de komende jaren op de stad. Daarnaast is gekozen voor geconcentreerde groei bij de dorpen en in het landelijk gebied, passend bij de vraag. Er wordt ingezet op kleinschaliger initiatieven. Het plan de Turfsteker behelst de realisatie van ongeveer 50 woningen. Er komt een diversiteit aan woningen: vrijstaand, twee-onder-1-kapwoningen, rijwoningen (4-onder-1-kap) en rug-aan-rugwoningen.

1.2 Opgave bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan dient goed aan te sluiten bij de ruimtelijk-functioneel gewenste invulling voor het plangebied.

1.3 Opbouw toelichting

Na de inleiding wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie in het plangebied weergegeven. Hoofdstuk 3 bevat het beleidskader van het Rijk, de provincie Drenthe en de gemeente Hoogeveen. In hoofdstuk 4 wordt de gewenste situatie beschreven. Hoofdstuk 5 behandelt de omgevingsaspecten. Hoofdstuk 6 gaat in op de bestemming zoals die in de planregels is opgenomen. Hoofdstuk 7 gaat in op de handhaving en tenslotte wordt in hoofdstuk 8 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Plangebied

Het plangebied ligt binnen het zuid-oostelijk deel van de dorpskern van Hollandscheveld. Globaal ligt het tussen het Zuideropgaande en het 1e Zandwijkje. Het omvat het perceel van een voormalige kwekerij en enkele voormalige agrarische percelen. Het plangebied wordt aan de noordkant begrenst door de achterzijde van de percelen langs de Zandwijkstraat. Aan de westkant door het 1e Zandwijkje en de Boeten. Aan de zuidkant door de achterzijde van de percelen langs de Boeten. Aan de westkant door de achterzijde van de percelen langs het Zuideropgaande.

2.2 Vigerend recht

Het vigerende bestemmingsplan voor het plangebied is het bestemmingsplan Hollandscheveld (vastgesteld d.d. 16 april 2013). In dit bestemmingsplan heeft het gebied de bestemming Agrarisch (A) en Bedrijf 3 (B-3). Ook ligt er een wijzigingsbevoegdheid op de Agrarische bestemming , om deze middels een wijzigingsprocedure te wijzigen in een woonbestemming. De wijzigingsbevoegdheid kan echter niet worden toegepast, omdat ten noordoosten van het perceel een gedeelte van het plan buiten de wijzigingsbevoegdheid is gelegen (zie afbeelding 1). Ook de ingang vanaf de Boeten valt buiten de wijzigingsbevoegdheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2017BP8024005-VG01_0001.png"

Afbeelding 1: uitsnede verbeelding bestemmingsplan Hollandscheveld

2.3 Ruimtelijke structuur plangebied

Hollandscheveld ligt in een veenontginningslandschap dat vanaf het begin van de zeventiende eeuw is ontstaan ten zuid-oosten van Hoogeveen. Het nederzettingpatroon in dit gebied bestond aanvankelijk uit verspreide lintbebouwing langs de kanalen, wijken en wegen. De basisstructuur van Hollandscheveld bestaat uit het Hollandscheveldse Opgaande en in het verlengde hiervan Het Hoekje en het Rechtuit. Haaks hierop bevinden zich de Riegshoogtendijk en het Zuideropgaande. De grote groei van Hollandscheveld ligt na de tweede wereldoorlog. De laatste uitbreiding stamt uit begin 2000 en is Hollandscheveld-oost dat ligt tussen het 1e Zandwijkje en het 2e Zandwijkje. Het onderhavinge plangebied ligt ten westen van en grenst aan het 1e Zandwijkje.

Het plangebied ligt globaal tussen het Zuideropgaande en het 1e Zandwijkje en de Boeten. Het Zuideropgaande is een structuurbepalende ontsluiting in Hollandscheveld en het buitengebied ten zuiden van Hollandscheveld. De Boeten is de hoofdontsluiting van de wijk Hollandscheveld-oost en kent een noord-zuid en een oost-west poot die globaal ten oosten en zuiden van het plangebied zijn gelegen. Het plangebied is nu ontsloten vanaf het 1e Zandwijkje en de Boeten. Het gaat hier om een smal parallelweggetje waarop de voormalige kwekerij en de woning 1e Zandwijkje 8 uitwegen. Aan de zuidkant is, haaks op de Boeten, een toekomstige ontsluitingsmogelijkheid vrijgehouden. Vanaf het Zuideropgaande is een agrarische ontsluiting aanwezig.

De grootste groen en waterelementen in de omgeving bestaan uit het Zuideropgaande met de bijbehorende laanbeplanting en de Boeten met laanbeplanting en het bewaard gebleven water van het 1e Zandwijkje. Dit water is aanwezig in de vorm van een brede sloot en een ronde vijver in het hart van Hollandscheveld Oost. Het 1e zandwijkje heeft een functie voor de waterberging envoor het waterschap. In Hollandscheveld oost is tevens een buurtpark aanwezig met o.a. een panna kooi. Het landelijk gebied begint direct ten oosten van het buurtpark en de buurt Hollandscheveld Oost. Het plangebied zelf had naast de kwekerij en een bestaande woning vooral een agrarische functie. Deze functie is alleen nog hobbymatig aanwezig. In het gebied zijn twee haaks op elkaar staande bomenrijen aanwezig. Dit zijn oude perceelsbegroeiingen van forse omvang.

2.4 Functionele structuur plangebied

Het dorp Hollandscheveld telt ca. 4500 inwoners en is daarmee, na Hoogeveen, het grootste dorp in de gemeente. Aan voorzieningen zijn o.a. twee supermarkten, dagwinkels, een woonzorgcentrum en een bedrijven terreintje aanwezig. In de onmiddellijke nabijheid van het plangebied; in Hollandscheveld Oost zijn een basisschool en kinderopvang aanwezig. Via het Hollandscheveldse Opgaande en de Mr. Cramerweg is de A 37 goed bereikbaar. In het plangebied zelf zijn momenteel twee woningen aanwezig. De voormalige bedrijfswoning van de kwekerij en een burgerwoning. De bedrijfsbebouwing van de voormalige kwekerij is inmiddels grotendeels afgebroken. De rest van het terrein is onbebouwd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Europees beleid

3.1.1 Verdrag van Malta

In 1992 werd het Europese Verdrag van Valletta (Malta) ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. De ondertekenaars hebben zich verplicht, archeologische belangen tijdig te betrekken bij de ruimtelijke planvorming voor woningbouw, landinrichting, wegenaanleg en dergelijke. Het beleid is gericht op het behoud van de archeologische waarden in de bodem en de planologische bescherming van waardevolle archeologische vindplaatsen.

De uitgangspunten van het verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). Voor archeologische waarden geldt per 1 september 2007 op basis van de gewijzigde Monumentenwet 1988 de wettelijke verplichting om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten.

De gronden vallende binnen dit plan zijn getoetst aan de archeologische wet- en regelgeving.

3.1.2 Vogel- en habitatrichtlijn

De laatste tijd ondervindt de ruimtelijke ordening steeds meer invloed van het Europese beleid. In het bijzonder geldt dit voor de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Bij herzieningen van bestemmingsplannen wordt aandacht gevraagd voor het veiligstellen van de beschermde flora en fauna. Hiervoor dient als basis de Flora- en faunawet van 1 april 2002; deze wet regelt de bescherming van soorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten. Activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zijn in principe verboden. Daarnaast erkent de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een ontheffing of een vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Economische zaken (EZ) of, in geval van beheer en schadebestrijding, van Gedeputeerde Staten.

De gronden vallende binnen dit plan zijn aan deze wet getoetst.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte

Het beleid van Europa en de rijksoverheid is van invloed op het te voeren Drentse omgevingsbeleid. Zo is er op Europees niveau veel aandacht voor het verbinden van economische kerngebieden door vervoersnetwerken, de aansluiting van relatief zwak ontwikkelde regio’s, landsoverschrijdende samenwerking, stroomgebieden, ecologische relaties en duurzame ontwikkeling.

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), vastgesteld. De SVIR heeft een horizon tot het jaar 2040 en vervangt onder andere de Nota Ruimte. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het rijk kiest met de structuurvisie voor een selectievere inzet van de onderstaande 13 rijksbelangen:

  • een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
  • ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt dieper ingegaan op deze 13 rijksbelangen.

Het rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports, greenports en de valleys;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
  • een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.

Geconstateerd wordt dat bestemmingplan Hollandscheveld, deelplan de Turfsteker geen rijksbelangen raakt. Derhalve wordt geconcludeerd dat voldaan wordt aan de uitgangspunten zoals verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Tevens treden regels ten aanzien van radarverstoringsgebieden op een nader te bepalen tijdstip in werking. In de loop van 2012 zal het besluit worden aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer.

De Ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De ladders is per 1 juli 2017 gewijzigd. Doel van de ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. Met de wijziging van de ladder zijn de 'treden' losgelaten en vervalt het woord 'regionaal'. In de praktijk blijft overeind dat de behoefte moet worden aangetoond en afhankelijk van de ontwikkeling en de locatie, kan het gebied dat daarbij moet worden betrokken, kleiner of groter zijn. Het uitgangspunt dat gebouwd wordt in bestaand stedelijk gebied, blijft overeind.

De behoefte aan woningbouw in Hollandscheveld is reeds onderbouwd in de Woonvisiei 2017-2020. Hierin is het plan voor de Turfsteker specifiek opgenomen (zie 3.5.4. toelichting). Voor wat betreft het ruimtebeslag kan worden aangegeven dat de ontwikkeling plaatsvindt in een gebied waarop reeds een globale aanduiding voor woningbouw is neergelegd (wijzigingsbevoegdheid). Verder ligt het gebied totaal omsloten door woonbebouwing waardoor er sprake is van een zorgvuldige invulling van de ruimte.

3.3 Provinciaal beleid

Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De visie is inmiddels in werking getreden. De Omgevingsvisie Drenthe is voor Drenthe een centraal visiedocument. Deze Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De ambitie is de ruimtelijke identiteit van Drenthe te versterken. Dit wordt gedaan door nieuwe ontwikkelingen te bezien in samenhang met de kernkwaliteiten: rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, kleinschaligheid, noaberschap, menselijke maat en veiligheid.

Voor wat betreft wonen heeft de provincie de ambitie om Drenthe als woonprovincie aantrekkelijker te maken met gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. De provincie verwacht dat gemeenten een gemeentelijke woonvisie opstellen en dat de lokale visies in een bovenlokale strategie, een regionale woonvisie wordt vervat. Hoogeveen maakt samen met De Wolden, Meppel en Westerveld deel uit van de woonregio Zuidwest Drenthe. Het proces om te komen tot een regionale woonvisie is doorlopen en vervolgens is op 30 oktober 2012 de Regionale Woonvisie door de diverse colleges van de betrokken gemeenten vastgesteld.

Bij de verdeling van de woningbehoefte streeft de provincie ernaar de groei van de bevolking en de arbeidsplaatsen te concentreren in de (sub)streekcentra en één derde in de overige kernen. De toedeling van de woonopgave aan de (sub)streekcentra en overige kernen is de verantwoordelijkheid van de gemeenten. De provincie verwacht van gemeenten dat de toedeling gebeurd op basis van de functie van de kern binnen de gemeente. De provincie vindt het van belang dat, waar mogelijk, de woonopgave van deze kernen wordt benut om de dorpsranden 'af te hechten'. Dit verbetert de ruimtelijke kwaliteit.

In de kernenhiërarchie behoort Hollandscheveld bij de centrumdorpen.

De gelaagde kernenstructuur van een regio is de basis voor het invullen van de woningbehoefte. Verder is het belangrijk dat regio's overeenkomstige uitgangspunten hanteren bij locatiekeuzes. Vanuit de doelstelling zorgvuldig en doelmatig omgaan met ruimtegebruik, wordt het uitgangspunt 'inbreiding voor uitbreiding' gehanteerd. Eerst moet worden ingezet op het gebruik van ruimte binnen bestaand bebouwd gebied (bijvoorbeeld door herstructurering, verdichting, inbreiding of functieverandering). Pas daarna wordt gekozen voor nieuwe uitleglocaties.

Ook moet aandacht worden besteed aan de kwalitatieve afstemming van het woningaanbod. De huidige bevolking binnen een regio moet voldoende huisvestingsmogelijkheden worden geboden voor haar wooncarrière. Dit betekent dat binnen een regio voldoende aanbod moet zijn voor verschillende doelgroepen, zoals woningen voor starters en senioren. Ook is het van belang doorstroming in de woningmarkt te stimuleren. Het plan voor de Turfsteker past binnen deze beleidsuitgangspunten. Daarnaast wordt Hollandscheveld als belangrijk woonalternatief van de kern Hoogeveen gezien.

Ten aanzien van de in de Omgevingsvisie genoemde milieuaspecten als water, bodem, luchtkwaliteit, geluid- en geurhinder en externe veiligheid zijn onderzoeken uitgevoerd. Voor een nadere uitwerking wordt verwezen naar hoofdstuk vijf.

In dat hoofdstuk is eveneens nader uitgewerkt hoe de gemeente toepassing geeft aan het aspect duurzame woon- en leefomgevingkwaliteit. In de paragraaf gemeentelijk beleid gaan wij nader in op de gelaagde kernenstructuur in Hoogeveen. De gekozen toedeling past binnen de Omgevingvisie Drenthe. Geconstateerd wordt dat onderliggend bestemmingsplan geen provinciale belangen schaadt.

3.4 Regionale Woonvisie Zuidwest Drenthe

In het kader van de regionale afstemming is met de buurgemeenten De Wolden, Westerveld en Meppel overleg gevoerd over het woningbouwprogramma. De uitkomst van de afstemming heeft geresulteerd in een regionale woonvisie. Een dergelijke afstemming heeft, in dit kader, ook plaatsgevonden voorafgaand aan een op te starten bestemmingsplanprocedure die betrekking heeft op een transformatielocatie. Het op te stellen bestemmingsplan voor de Turfsteker is op 28 april 2015 behandeld in het regionale overleg. Uit de nadere afstemming is gebleken dat voorliggende woningbouwontwikkeling past in de regionale aantallen en het kwalitatieve programma tot 2026.

Op 30 oktober 2012 is de Regionale Woonvisie Zuidwest Drenthe, Groeimodel, deel I door het college van de gemeente Hoogeveen en de andere betrokken gemeenten vastgesteld. In het bestuurlijk afstemmingsoverleg RO/Wonen Zuidwest Drenthe van 21 december 2015 is de woningbehoefte voor Zuidwest Drenthe vastgesteld voor de periode 2016-2025. Deze woningbehoefte prognose is gebaseerd op de provinciale bevolkingsprognose 2015, vertaald naar de woningbehoefte in de regio Zuidwest Drenthe. De vastgestelde woningbehoefte geldt als kader voor de woningbouwontwikkeling in de regio en dient als uitgangspunt voor de actualisatie van het gemeentelijk woonbeleid voor de gemeenten binnen deze regio.

De woningbehoefte over de periode 2016-2025 is opgenomen in de onlangs vastgestelde Woonvisie 2017-2020, Waar ieder een thuis vindt (zie paragraaf 3.5).

3.5 Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijk beleid omtrent het wonen is neergelegd in de Woonvisie 2017-2020, Waar ieder een thuis vindt. De Woonvisie, regionaal afgestemd en gebaseerd op onderzoek naar aspecten als woonwensen, migratiebewegingen en bevolkingsontwikkeling (vastgelegd in Woningmarktonderzoek Hoogeveen 2016, basis voor herrijking van de woonvisie), laat zien dat Hollandscheveld als centrumdorp fungeert voor de zuidoostkant van het landelijk gebied van Hoogeveen. Hollandscheveld kent een gunstige ligging ten opzichte van bedrijventerrein Buitenvaart 1 en 2. Het dorp ligt dichtbij landelijk schoon, en heeft goede bereikbaarheid. Daarnaast is Hollandscheveld een actief dorp. Mede dankzij voorgaande zaken groeit het dorp al lange tijd en is doorgroei gerechtvaardigd volgens de Woonvisie. Het plan De Turfsteker tracht flexibel in te spelen op de marktvraag door een goed grondgebonden woonmilieu te bieden voor de kern Hollandscheveld.

Inpassing in bestaande dorpskern
De herontwikkeling van de Zweetdruppellocatie is een voorbeeld van herstructurering binnen de dorpskern. De gemeente vervult hierin een voortrekkersrol door een braakliggend terrein in het hart van de kern actief te herontwikkelen naar woningbouw. Een aangrenzend perceel is bij deze herontwikkeling betrokken. Als reeds vermeld zien we het realiseren van een goed woonprogramma voor alle doelgroepen binnen de dorpskernen als de enige juiste strategie om in te spelen op de sterk veranderde behoefte in de woningmarkt.

3.5.1 Toekomstvisie tot 2030

In juni 2000 is de Toekomstvisie voor Hoogeveen vastgesteld door de gemeenteraad. De Toekomstvisie strekt zich uit tot 2030 en gaat over de ontwikkeling van Hoogeveen in brede zin. Voor de dorpen van Hoogeveen ligt de nadruk op wonen in het groene Drenthe dichtbij alle voorzieningen van de stad. De Toekomstvisie verkiest kwaliteit boven kwantiteit en het versterken van het bestaande boven groei. In de Toekomstvisie wordt ingezet op beheerste groei om in de toekomst de aanwezige voorzieningen in stand te kunnen houden. Deze doelstelling kan alleen worden gehaald, indien een kwaliteitsimpuls wordt bewerkstelligd. Deze kwaliteitsimpuls heeft vooral betrekking op het wonen, de voorzieningen en het landschap. Dit betekent het aanbieden van hoogwaardiger woonmilieus, verbeteren van de kwaliteit van de winkels en sportaccommodaties en het behoud en versterken van de cultuurlandschappen.

3.5.2 Structuurvisie Hoogeveen 2015-2030

Als vervolg op de Toekomstvisie is op 23 december 2004 door de gemeenteraad de Structuurvisie Hoogeveen 2015–2030 vastgesteld. Deze Structuurvisie is eigenlijk de ruimtelijke vertaling van de Toekomstvisie. Hij spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gehele gemeente en beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten voor het buitengebied, de dorpen en de stad. De Structuurvisie is een voorbeeld van planning van onderop, vanuit het lokale denken. Deze Structuurvisie heeft daarom het oude POP II niet als vertrekpunt genomen, maar nam een voorschot op de nieuwe Omgevingsvisie Drenthe. Deze aanpak past overigens goed binnen de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. Het Rijk laat meer over aan gemeenten en provincies.

De Structuurvisie gaat in op verschillende onderdelen van de stad. Daarbij is een volgorde van binnen naar buiten aangehouden, vanuit het hart naar de stadsranden. De doelstelling is primair om het aantrekkelijke winkelbestand voor de toekomst te waarborgen door een prettiger verblijfsklimaat te scheppen.

In de Structuurvisie wordt niet expliciet ingegaan op de verschillende woonwijken die rondom het centrum liggen. De herstructurering van de oudere wijken wordt beschouwd als een autonoom proces, dat zich geleidelijk en over vele jaren zal voltrekken. Het woonprogramma wordt hierin uiteindelijk uitgewerkt, vanuit een onderbouwing in de Woonvisie 2017 – 2020. De Structuurvisie beschrijft hiervoor de ruimtelijke kaders en de uitgangspunten voor het proces van herstructurering, die neerkomen op het toepassen van maatwerk. Dit komt neer op geleidelijke, kleinschalige en organische transformatie van de woonwijken en een gelijktijdige kwalitatieve herontwikkeling van in dit geval de locatie de Zweetdruppel en en directe omgeving.

De visie op het wonen vanuit de Structuurvisie 2004, is daarentegen gericht op het verbeteren van de bestaande woningvoorraad en op het aanbieden van nieuwe woonmilieus in de stad, de dorpen en in het landelijk gebied. De aandacht voor de woonopgave verschuift van kwantiteit naar kwaliteit. De focus van woningbouw ligt de komende jaren op de stad. Daarnaast wordt gekozen voor geconcentreerde groei bij de dorpen en in het landelijk gebied. De marktvraag bepaalt uiteindelijk welke woningen op welke beschikbare locatie, hoeveel en in welk tempo gebouwd gaat worden.

3.5.3 Structuurvisie Hoogeveen 2.0

Vanwege nieuwe ontwikkelingen en trends is de Structuurvisie Hoogeveen 2015-2030 in 2012 geactualiseerd. De Structuurvisie uit 2004 is nog steeds een inspirerende, ambitieuze, integrale ruimtelijke visie, die in stand blijft en met “Structuurvisie Hoogeveen 2.0” op onderdelen wordt bijgesteld. De visie geeft aan hoe Hoogeveen tot 2030 omgaat met thema's als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. Duurzame kwaliteit is en blijft daarbij de rode draad.

De geactualiseerde structuurvisie is op 13 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. In de visie kiest Hoogeveen voor beheerste groei waarbij de focus van woningbouw ligt op inbreiding in de stad. Daarnaast wordt gekozen voor geconcentreerde groei bij de dorpen en het landelijke gebied, passend bij de vraag. Voor het landelijk wonen zijn er kansen in de landgoederenzone en de kanalenzone.

De oude plannen van havens in de kanalenzone en grote landschapsinvesteringen worden losgelaten. Er wordt ingezet op kleinschaliger initiatieven. Het bebouwen van het Hollandsche Veld, Nijstad en Alteveer nabij de snelweg vervalt eveneens. Voor verdichting van de linten aan het Hollandscheveldse Opgaande en Zuideropgaande blijven we ruimte bieden. De nieuwbouwplannen binnen dit bestemmingsplan passen goed bij de doelstelling zoals benoemd in de structuurvisie.

De woningbouw op de locatie van de Zweetdruppel, binnen het plangebied Turfsteker, past binnen de geactualiseerde structuurvisie.

3.5.4 Woonvisie 2017-2020

Ook in de Woonvisie 2017-2020 (vastgesteld op 23 maart 2017) wordt een groeiambitie van de beheerste groei geformuleerd. In de Structuurvisie is de ambitie van de gemeente voor de komende 15 jaar, met een doorkijk naar het jaar 2030, neergelegd ten aanzien van veel beleidsterreinen, waaronder het wonen.

De Woonvisie bevat concrete ambities en acties voor de korte termijn. Deze ambities voor de komende vier jaar zijn wel geplaatst in de ontwikkelingen en trends voor een langere termijn. Deze Woonvisie vervangt het beleidskader dat werd vastgesteld in 2011. De richting ingezet in 2011 wordt doorgezet voor de periode richting 2025. Voor de periode 2016-2025 wordt rekening gehouden met een woningbehoefte van netto 1.100 woningen.

Dit is gebaseerd op een tussenscenario:

  • De ambitie en de verwachting is dat de binnenlandse vraag aantrekt tot een niveau dat weliswaar niet zo hoog is als voor de woningmartkcrisis, maar dat wel hoger ligt dan de laatste jaren: 950 woningen;
  • De verwachting dat het aantal blijvende statushouders terugvalt naar het langjarig gemiddelde: 165 benodigde woningen.

Om daadwerkelijk ruim 1.100 woningen te kunnen realiseren, moeten we enige overmaat aanhouden in onze woningbouwprogrammering. Niet alle plannen zijn even gemakkelijk ontwikkelbaar en niet alle locaties lenen zich voor elke type woningen. Gemiddeld komt 30% van de locaties later of helemaal niet tot ontwikkeling. We hebben daarom concrete bouwruimte nodig voor ca. 1.600 woningen in tien jaar. Zo bouwen we flexibiliteit en keuzevrijheid in om, ongeacht veranderingen of obstakels, toch in de behoefte te voorzien. Daarmee voorkomen we onnodige uitstroom van huishoudens uit Hoogeveen.

De focus van woningbouw ligt de komende jaren op de stad. De woningvraag is gericht op praktisch woongenot zoals voorzieningen in de nabijheid en ruim en groen wonen tegen een goede prijs per vierkante meter woonoppervlak. De centrumdorpen Hollandscheveld, Pesse, Noordscheschut en Elim worden als een belangrijk woonalternatief gezien. Hollandscheveld manifesteert zich daarin het duidelijkst. Het woningmarktonderzoek laat zien dat er woningbouwlocaties, bij behoefte, kunnen worden ontwikkeld om te voldoen aan de vraag. In de overige dorpen gaat het om maatwerk om te voldoen aan de woningvraag.

Uitgangspunt is dat van 2016 tot en met 2025 netto 1.100 nieuwbouwwoningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd. In het jaar 2016 zijn bijna 100 reguliere woningen gerealiseerd. Daarnaast is binnen de gemeente Hoogeveen nog ruimte voor ongeveer 360 woningen aan plancapaciteit waarvoor nog bouw-/bestemmingsplannen kunnen worden ontwikkeld. In feite ligt de opgave hoger wanneer rekening wordt gehouden met planuitval en vertraging de komende jaren. Het bestemmingsplan Hollandscheveld, deelplan de Turfsteker, met ongeveer 50 woningen, kan binnen deze nog beschikbare capaciteit worden ontwikkeld. Voor ongeveer 640 woningen is tot 2026 al harde plancapaciteit aanwezig in zowel de kern als in de dorpen binnen de gemeente Hoogeveen.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling en uitgangspunten

4.1 Ruimtelijke structuur

De locatie van De Turfsteker is een enclave die wordt omsloten door bestaande bebouwing. Het grootste deel heeft een voormalige agrarische functie en bestaat uit weiland. De rest van de locatie bestaat uit de voormalige kwekerij en een woonperceel. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan de stedenbouwkundige-, bebouwings-, groen- en infrastructuur.

4.1.1 Stedenbouwkundige structuur

Uitgangspunt voor het opstellen van het stedenbouwkundig plan is dat de bestaande bedrijfswoning en de burgerwoning in het plan worden ingepast. Het plangebied kenmerkt zich door een intiem gebied met smalle doorgangen als entree. De woonkwaliteit wordt gerealiseerd door een centrale groene ruimte waaraan de woningen zo veel mogelijk gesitueerd zijn. Globaal is de gesloten en halfopen bebouwing aan de noordzijde van de centrale ruimte gelegen. In het midden gebied worden levensloopbestendige rug-aan-rug woningen gesitueerd. Aan de oostzijde wordt de vrijstaande woningbouw van de Boeten doorgetrokken en afgerond. De centrale groene ruimte wordt ingericht met groen, water, ontsluiting en parkeren.

verkavelingsvariant A

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2017BP8024005-VG01_0002.png"

Verakvelingsvariant B

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2017BP8024005-VG01_0003.png"

4.1.2 Bebouwing

Het totale plangebied voorziet in de realisatie van maximaal 50 woningen. Het gaat om een mix van rijenbouw, dubbele, vrijstaande en rug-aan-rug woningen. De rijenbouw wordt ontwikkeld als eengezinswoning en de rug-aan-rug woningen zijn levensloopbestendig. De rug-aan-rug woningen worden ontwikkeld als één bouwlaag met eventueel een opbouw. Met uitzondering van dit laatst genoemde woningtype moeten de woningen voorzien worden van een kap.

4.1.3 Groen en water

De groenstructuur, in combinatie met de waterstructuur, concentreert zich op de centrale groene ruimte. De contour van dit 'groene hart' voegt zich in de rechtlijnigheid van het veengebied. Het gehele groene hart krijgt een flauw talud naar het oppervlaktewater en wordt uitgevoerd met gras. Het oppervlaktewater in het groene hart is uitgevoerd als een veenslootje dat met hevige regenbuien buiten de oevers kan treden. Het volledige hemelwater wordt via de verharding en groen in het openbaar gebied afgevoerd naar dit veenslootje.

4.1.4 Tuin

De bestemming "tuin" betreft de tuinen bij woningen. Meestal liggen deze gronden tussen de voorgevel van de gebouwen en de openbare weg. Hierin mogen geen (bij)gebouwen worden gebouwd. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd hiervan af te wijken ten behoeve van de oprichting van een carport onder voorwaarde dat deze niet meer dan 1 m voor de voorgevel wordt geplaatst. Dit is van toepassing op de woningen in de categorieën sba-1, sba-2, sba-3 en sba-4. Het college kan bij de woning in de categorieën sba-5 en sba-6 afwijken waarbij de carport niet meer dan 3 meter voor de voorgevel wordt geplaatst. Voorwaarde hierbij is dat de carport transparant moet worden uitgevoerd en de constructie (steunpilaren/fundering) in een donkere kleur en op een afstand van minimaal 0,50 m van de openbare weg moeten worden opgericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2017BP8024005-VG01_0004.png"

4.1.5 Verkeer en parkeren

Voor autoverkeer wordt de locatie aan twee zijden ontsloten. Aan de zuidkant wordt aangesloten op de zuidelijke tak van de Boeten. Aan de noordoostkant van de locatie wordt aangesloten op de noordelijke tak van de Boeten. Deze laatste ontsluiting loopt gedeeltelijk langs het 1e Zandwijkje en sluit aan op de Boeten tegenover de Stok. Hiermee wordt voorkomen dat het water van het 1e Zandwijkje wordt opgeknipt. De ontsluitingsstructuur van de Turfsteker bestaat in wezen dus uit een lus met 2 aansluitingen op de Boeten. Op het Zuideropgaande wordt een langzaam verkeersverbinding aangesloten.

Voor de vrijstaande, dubbele en hoekwoningen geldt een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen waarvan respectievelijk 2 en 1 auto('s) op eigen terrein dienen/dient te parkeren. Voor alle overige woningen binnen de Turfsteker geldt een parkeernorm van 1.8 parkeerplaats per woning, waarbij de rug-aan-rug woningen 1 auto op eigen terrein krijgen. De rest van het parkeren wordt in het openbaar gebied aangelegd middels twee parkeerkoffers en een strook langsparkeren langs de centrale groene ruimte.

4.2 Beeldkwaliteit

De locatie ligt in een welstandsvrij gebied.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Bodem

De Wet bodembescherming waarborgt bij nieuwbouw dat er geen risico's voor de volksgezondheid zijn. Bij een nieuwe ontwikkeling dienen mogelijk verontreinigde plekken in het plangebied te worden gesignaleerd.

Het plangebied ligt in de kern Hollandscheveld en heeft in het verleden deel uitgemaakt van een bodemonderzoek uitgevoerd door Tauw (rapportnr. 3348942, d.d. 1 februari 1995). Daarbij zijn in de bodem lichte verontreinigingen met PAK en minerale olie gemeten en in grondwater zijn lichte tot matige verontreinigingen met zware metalen vastgesteld. Op een deel van de locatie was een kassencomplex gevestigd dat inmiddels is gesloopt.

In 1996 heeft Ecoreest (rapportnr 960417, d.d. 11 mei 1996) op een deel van de locatie bodemonderzoek uitgevoerd voor een aanvraag van een bouwvergunning. Er is destijds in de bovengrond een lichte verontreiniging met koper, zink en PAK vastgesteld en in het grondwater is een lichte verontreiniging met chroom, zink en tolueen aangetroffen.

AvA Milieuonderzoek heeft in 2009 een bodemonderzoek (rapportnr. 09207, d.d. 10 maart 2009) uitgevoerd ter plaatse van het voormalig kassencomplex. Uit de resultaten is gebleken dat er in de bovengrond een lichte verontreiniging met barium, kwik, lood en zink is vastgesteld. In de ondergrond is een lichte verontreiniging met minerale olie aangetroffen.
In het grondwater is sprake van een lichte verontreiniging met zink en barium.

Conclusie
Het merendeel van de bodemonderzoeken zijn verouderd en tonen aan dat er lichte verontreinigingen te verwachten zijn. Op basis van de gemeten concentraties aan verontreinigingen zijn er geen milieuhygiënische belemmeringen voor het realiseren van woningbouw in het plangebied.

Voor de aanvragen omgevingsvergunning, activiteit bouwen, dient te zijner tijd een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd te worden conform de NEN 5740/NEN 5725 door een erkend en gecertificeerd bedrijf. Binnen dat onderzoek dient met het aspect asbest rekening te worden gehouden (conform NEN 5707).

Grondverzet
Bij grondverzet dient men te streven naar een gesloten grondbalans. In situaties, waar grond vrij gaat komen, wordt sterk aanbevolen om de kwaliteit van de vrijkomende bodem chemisch analytisch vast te stellen. Uiteraard dient het onderzoek representatief te zijn voor de hele vrijkomende partij.

Voor het toepassen van grond gelden de spelregels voor grondverzet die zijn vastgesteld in het Besluit bodemkwaliteit. Informatie over het toepassen van grond kan worden verkregen bij de afdeling Economie en Leefomgeving van de gemeente Hoogeveen, RUD Drenthe of Rijkswaterstaat Leefomgeving.

5.2 Archeologie en Cultuurhistorie

In het verdrag van Malta wordt de veiligstelling van het Europese erfgoed geregeld. De uitgangspunten van dit verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). De regionale uitwerking heeft plaatsgevonden in de Omgevingsvisie Drenthe. Hierin is ten eerste de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgenomen. Hierop staan monumenten en bekende archeologische vindplaatsen weergegeven. Ten tweede is in de Omgevingsvisie Drenthe de Indicatieve Kaart Archeologische Verwachtingswaarden (IKAW) opgenomen. Op de kaart staat voor de gehele provincie de verwachtingswaarde voor archeologische vindplaatsen. Een hoge waarde betekent een hoge kans op archeologische vondsten. Hier dient in het planvormingsproces rekening mee gehouden te worden.

Het archeologisch adviesbureau De Steekproef heeft ten behoeve van het bestemmingsplan Hollandscheveld een bureauonderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Hoogeveen, 7 plangebieden Gemeente Hoogeveen (Dr.)' (kenmerk: 2008-12/05) van maart 2009 (Bijlage 1 archeologisch onderzoek). Uit deze bureaustudie is naar voren gekomen dat in het gebied Hollandscheveld zelf en uit de directe omgeving ervan geen archeologische meldingen bekend zijn. Op de IKAW is het plangebied aangegeven als een zone met lage trefkans voor archeologische waarden. Nader archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.

Conclusie
Het plangebied heeft een lage archeologische verwachtingswaarde, waardoor de kans op het aantreffen van archeologische indicatoren of vindplaatsen gering is. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet blijft wel de meldplicht van kracht. Als tijdens graafwerkzaamheden alsnog archeologische vondsten of indicatoren worden aangetroffen dan dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd en moet dit gemeld worden bij de provinciaal archeoloog en de gemeente.

5.3 Water

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Beleidskader
In het waterbeheer zijn drie grote beleidsthema's. Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld.

Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken, kennen we WB21. Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Het stedelijk gebied dient dus waterneutraal te zijn. Mocht dit door goede redenen – de veiligheid is ernstig in het geding, de kosten zijn te hoog, er spelen nijpende ruimtevraagstukken – niet kunnen, dan komen het waterschap en de gemeente passende afspraken overeen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert.

Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor de Natura 2000- gebieden is geen uitstel mogelijk.

Deze drie thema's hangen zo met elkaar samen dat het niet mogelijk is ze afzonderlijk van elkaar te realiseren. Er dient voor gezorgd te worden dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden. Verdroging wordt tegengegaan en er wordt rekening gehouden met de eisen vanuit de KRW.

Om aan deze punten te voldoen is in december 2009 de Waterwet in werking getreden. Deze waterwet vervangt acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland. Deze wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert deze wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Hierdoor zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de waterwet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, natuur, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van deze functies worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water. De instrumenten vanuit de Waterwet zijn Waterplannen (rijk en provincie), waterbeheerplannen (waterbeheerder) en vergunningen.

Planbeschrijving
Op dit plan is het watertoetsdocument van 17 september 2015 van het Waterschap Drents Overijsselse Delta (voorheen waterschap Reest en Wieden) van toepassing. Dit document is als bijlage toegevoegd (zie Bijlage 6).

Riolering
Het plan zal voorzien worden van een gescheiden rioolsysteem. Het afvalwater wordt geloosd op het vuilwaterriool. Dit vuilwaterriool kan aansluiten op het bestaande gescheiden rioolsysteem in de Boeten in Hollandscheveld-oost.


Waterkwantiteit
Hoogeveen streeft er met de visie 'Klimaatrobuust Hoogeveen' naar om de bebouwde omgeving bij elke ingreep weer net een beetje klimaatbestendiger te maken. Hiermee wordt (in dit geval neerslag)schade aan gebouwen zoveel mogelijk voorkomen.

Het hemelwater van bebouwing en terreinverhardingen zal daarom zoveel mogelijk vastgehouden worden binnen het plan. Dit kan door middel van wadi's, greppels, grindkoffers, krattensystemen, in de wegfundatie enz. Lediging van deze systemen kan plaatsvinden door middel van infiltratie of een gedoseerde afvoer naar het oppervlaktewater van het 1ste Zandwijkje. Voor extreme neerslagsituaties kan eveneens een overloop gemaakt worden naar het 1ste Zandwijkje, waarvan het beheer en onderhoud door het Waterschap wordt verricht.

Het gebied zal worden opgehoogd, waarbij voorzieningen getroffen zullen worden voor de ontwatering van de bestaande omringende lager gelegen erven, voor het nieuwe openbare gebied en de bouwpercelen met lozing direct of indirect op het 1e Zandwijkje. De wegen worden gemiddeld op een peil van 12.25+N.A.P. aangebracht.

In overleg met waterschap, gemeente en projectontwikkelaar is een plan voor waterberging uitgewerkt. Deze uitwerking voorziet in waterberging in de groenstroken van het plan en ziet er uit als een smalle blauwe zône cq watervoerende sloot van zuid naar noord (zie afbeelding hieronder).

De oevers zijn flauw glooiend vanaf 11.10+ tot de rand van de weg of parkeerstrook ca 12.15+.
Op de noordzijde van de blauwe zône is een stuwtje geprojecteerd zodat de glooiende oevers voor waterberging worden benut. Hemelwater van de wegen en woningen wordt waar mogelijk bovengronds afgevoerd naar de berging. Deze oplossing heeft de instemming van alle betrokken partijen.

Bij streefpeil (van het 1e Zandwijkje ca 11.05+) blijft het wateroppervlak in een smalle strook binnen de bovenzijde van het talud van 11.10+. De stuw met debietbegrenzer is geprojecteerd op een hoogte van 11.70+N.A.P. zodat bij neerslag het water tijdelijk vastgehouden wordt tot dit niveau en vertraagd afvoert via de debietbegrenzer. Op deze wijze kan ca 450m3 water geborgen worden op de flauwe groene gedraineerde hellingen bij een peilstijging van 0,65m. De sloot krijgt taluds van 1:1,5 tot minimaal 11.10+ en de bodem is geprojecteerd op 10.55+N.A.P. De flauwe taludhellingen worden gedraineerd om deze maaibaar en bespeelbaar te houden. De kopse einden van de sloot krijgen een strakke beëindiging m.b.v. een taludbakje.
Vanaf de stuw ligt een aparte afvoerleiding naar het 1e Zandwijkje.

Verkavelingsschets (variant B)

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2017BP8024005-VG01_0005.png"

Proces
De gemeente heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Indien tijdens de uitvoering waterhuishoudkundige aspecten aan bod komen, wordt het waterschap daarover ingelicht.

Wateradvies Waterschap Drents Overijsselse Delta
De bestemming en grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. De normale procedure is gevolgd. Waterschap Drents Overijsselse Delta komt tot het volgende advies: met de bovenstaande waterparagraaf zijn de wateraspecten van waterschap Drents Overijsselse Delta voldoende belicht. Het waterschap geeft voor dit plan dan ook een positief wateradvies.

5.4 Natuur en Ecologie

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met Europese en nationale wetgeving en beleid ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. De gevolgen van natuurwet- en regelgeving voor dit bestemmingsplan zijn in beeld gebracht door het adviesbureau Ecogroen. De resultaten van de natuurtoets zijn opgenomen in het rapport 'Quickscan natuurtoets herontwikkeling De Zweetdruppel, Hollandscheveld´ (kenmerk: 15-289) van 19 augustus 2015 (Bijlage 2 Ecologisch onderzoek).

Gebiedsbescherming
Voor wat betreft de gebiedsbescherming geldt dat in en in de nabijheid van het plangebied geen sprake is van gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied, in de zin van de Europese Vogel- of Habitatrichtlijn. Wel liggen in de directe omgeving van het plangebied onderdelen van de ecologische hoofdstuctuur (EHS) in de vorm van de bossen ten noordoosten van het gebied. Deze vormen geen belemmering voor de ruimtelijke ontwikkeling.

Soortenbescherming
Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Flora- en faunawet wet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn of worden aangewezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden, dat planten niet geplukt of verzameld mogen worden en dat het niet is toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.

Uit de natuurtoets komt naar voren dat de ecologische kwaliteiten van het plangebied beperkt zijn. Binnen het bestemmingsplangebied zijn - met uitzondering van broedvogels- geen juridisch zwaarder beschermde soorten van de Flora- en faunawet Tabel 2 of 3 of ´bedreigde´ of ´ernstig bedreigde´ soorten van Rode lijsten bekend.

De woning die op dit moment al in het plangebied aanwezig is en gehandhaafd blijft, is geschikt als nestplaats van Huismus. Dit is een soort waarvan de nestplaatsen jaarrond beschermd zijn.
Aangezien de woning in het plangebied behouden blijft zijn er geen verblijfplaatsen van vleermuizen en nestplaatsen van Huismus in het geding. Een vervolgtraject in het kader van de Flora- en faunawet is hier dan ook niet noodzakelijk.

Werkzaamheden die nestplaatsen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen in het plangebied dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor half maart en na eind juli of de locatie te controleren op broedende vogels en nesten binnen de invloedsfeer van de plannen. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.

Het bestemmingsplan wordt op het punt van vigerende natuurwet- en regelgeving uitvoerbaar geacht.

5.5 Geluid

Voor dit bestemmingsplan is een inventarisatie gemaakt van de geluidsbelasting in het plangebied op grond van de Wet geluidhinder (hierna Wgh). Daarbij kan het gaan om geluid afkomstig van lucht-, rail- of wegverkeer en/of van bedrijven. Ook wordt onderzocht of er wettelijk vastgestelde geluidszones binnen het plangebied vallen. Ingenieursbureau Spreen heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor het bestemmingsplan Hollandscheveld. Het plangebied maakt hier onderdeel van uit. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai 'Bestemmingsplan Hollandscheveld' (kenmerk: 080 185-08W) van 15 april 2011 (Bijlage 3 Akoestisch onderzoek).

Wegverkeerslawaai
In het plangebied worden woningen gerealiseerd, bestaande uit maximaal 2 bouwlagenlagen met kap. De woningen zijn binnen een woningbouwgebied geprojecteerd met een ontsluitingsweg op de driesprong De Boeten, de Stok en 1ste Zandwijkje.

Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van een zone waar een snelheidsregime van 30 km/uur geldt. Wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur hoeven niet te worden getoetst aan de normen uit de Wgh, maar de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeerslawaai is in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel inzichtelijk gemaakt. Uit het onderzoek van 2011 is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh niet wordt overschreden op de gevels van de nieuwbouw.

Overige geluidbronnen
Andere geluidbronnen zoals industrie, railverkeer of luchtvaart zijn voor het plangebied niet relevant.

5.6 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang te bezien hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes (PM10; ook wel fijn stof genoemd).

De kritische parameters in Nederland zijn fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De overige verontreinigende stoffen waaronder benzeen, lood, zwaveldioxide en koolstofmonoxide bevinden zich in Nederland ruim onder de grenswaarden. De verwachting is dat dit ook in de toekomst zo zal blijven waardoor berekening van deze waarden niet relevant is.


Voor de herziening van het bestemmingsplan Hollandscheveld, waar dit plangebied onderdeel van uitmaakte, is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Luchtkwaliteitsonderzoek, Bestemmingsplan Hollandscheveld' (kenmerk: 080 185.08L) van 22 april 2011 (Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoek).

In het onderzoek is de verkeersaantrekkende werking van het huidige plangebied verdisconteerd.
Uit de resultaten bleek dat het bestemmingsplan, inclusief de verkeersaantrekkende werking, kon
voldoen aan de grenswaarden conform de Wet luchtkwaliteit.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit niet meer hoeven te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Op grond van het Besluit niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) en de bijbehorende ministeriële regeling dragen projecten met woningbouw niet in betekenende mate bij, indien er minder dan 1500 woningen gerealiseerd worden met 1 ontsluitingsweg. Aan deze voorwaarde wordt ruimschoots voldaan, want het gaat om de realisatie van ca. 22 woningen in het plangebied.

Dit betekent dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit en verder onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Luchtkwaliteit vormt geen beperking voor de ruimtelijke ontwikkeling.

5.7 Externe veiligheid

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie in en rondom het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied.

Stationaire bronnen
Binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig. Er hoeft niet getoetst te worden aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Transportroutes voor gevaarlijke stoffen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor en het water is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vanaf 1 april 2015 van kracht geworden. De dichtstbijzijnde transportroute voor gevaarlijke stoffen, de A37, ligt op ca. 1200 meter van het plangebied. De ruimtelijke ontwikkeling ligt niet binnen een plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour. Daarnaast ligt het plangebied ook buiten het invloedsgebied van 110 meter van de A37, waarbinnen het groepsrisico verantwoord moet worden. Een toetsing aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Bevt is dan ook niet nodig.

Buisleidingen
Ten noorden, westen en oosten van het plangebied liggen hoge druk aardgasleidingen (N-522-50, N-525-40, A-519, A-619, A-661) van de Gasunie. Het plangebied ligt op ruim 400 meter afstand van de buisleidingen N-522-50 en N-525-40. Het plangebied ligt buiten een plaatsgebonden risico (PR 10-6)-contour en het invloedsgebied van 70 meter van deze buisleidingen.
Het plangebied ligt op ca. 650 meter van de buisleidingen A-519, A-619 en A-661. Ook hier geldt dat het plangebied buiten een plaatsgebonden risico (PR 10-6)-contour en het invloedsgebied van 580 meter ligt van de maatgevende buisleiding (A-661).

Er hoeft niet getoetst te worden aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Hoogspanningslijnen
In of in de nabijheid van het plangebied lopen geen hoogspanningslijnen. Er hoeft dan ook geen invulling te worden gegeven aan het advies van VROM 'Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen' (oktober 2005, aanvulling 2008).

5.8 Bedrijvigheid en milieuzonering

Het plangebied ligt in de kern van Hollandscheveld. Er zijn geen nieuwe bedrijfsbestemmingen opgenomen in het plan. De ontwikkellocatie worden mogelijk gemaakt in een overwegend bestaand woonmilieu en leidt niet tot beperkingen van reeds bestaande bedrijven.

5.9 Milieueffectrapportage (MER)

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag nog moet beoordelen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.

De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
- de kenmerken van het project;
- de plaats van het project;
- de kenmerken van de potentiële effecten.

In het plangebied zijn ca. 22 woningen geprojecteerd. In de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage is de ontwikkeling opgenomen onder categorie D 11.2, onder 2º: een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen.

Er is sprake van een m.e.r-beoordelingsplichtige activiteit indien er sprake is van meer dan 2000 woningen. Het planvoornemen met ca. 22 woningen ligt ver onder de drempelwaarde, daardoor kan worden aangenomen dat er geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. In het kader van de voorbereiding is geconstateerd dat het plan niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied ligt.

Het plangebied ligt op meer dan 5 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied en op ca. 360 meter van de dichtstbijzijnde natuur dat onderdeel uitmaakt van de EHS. Gezien de afstand zijn er geen negatieve effecten te verwachten op de natuurwaarden of de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied en de EHS. Er is in voldoende mate rekening gehouden met milieu- en overige omgevingsaspecten.

Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het milieubelang in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten zijn te verwachten.

5.10 Duurzaamheid

Hoogeveen streeft naar een duurzame ontwikkeling in haar gemeente. De gemeente heeft haar ambities op het gebied van duurzaamheid verwoord in de Milieuvisie. Een van de speerpunten is energieneutraal bouwen. Er moet een stap worden gezet naar een duurzame leefomgeving. Belangrijk hierbij is het vergroten van de bewustwording.

Duurzaam bouwen is niet alleen het ontwikkelen van woningen die zo lang mogelijk kunnen voldoen aan onze woonbehoefte. Het is vooral ook een bouwwijze, die goed is voor mens en milieu. Het betekent verantwoord omgaan met water, energie, grondstoffen en ook de open ruimte. Duurzaam bouwen vraagt met andere woorden om een integrale aanpak waarbij je bewust vooraf keuzes maakt.

Met betrekking tot milieukwaliteit (en daaran de geonzdheidskwaliteit gekoppeld) van woningen, gebouwen en andere bouwwerken kunnen drie belangrijke thema's worden onderscheiden:

  • energiebesparing en toepassing van opties van hernieuwbare energie met als doel de terugdringing van de CO²-emissie door de gebouwde omgeving;
  • toepassing van verantwoord materiaalgebruik ten einde de condities voor het milieu te verbeteren;
  • maatregelen gericht op verbetering va het binnenklimaat met het oog op de gezondheid van bewoners en gebouwgebruikers.

Er zijn verschillende strategieën voor het ontwerp van duurzame woningen en gebouwen. In onderstaande afbeelding zijn nog andere verschillende mogelijkheden weergegeven die toegepast kunnen worden bij de bouw van een woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2017BP8024005-VG01_0006.jpg"

Afbeelding 3: Duurzame mogelijkheden voor een energiezuinige woning

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

6.1 Juridisch systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd.

Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

6.2 Regels

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten.

Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.

In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd. Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 6.3 nader uitgewerkt.

In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende afwijkingsregels en de algemeen geldende aanduidingsregels.

De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming ten behoeve van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.

De algemene aanduidingsregels geven de mogelijkheid voor algemene aanduidingen, die als een extra laag over meerdere bestemmingen liggen. In dit bestemmingsplan is 1 van deze algemene aanduidingen aanwezig, te weten:

In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.

6.3 Verklaring van de bestemmingen

Wonen

Binnen deze bestemming zijn grondgebonden woningen van verschillende typen toegestaan. Via een bouwaanduiding op de verbeelding worden woningtype, aantal bouwlagen, kapvorm en maatvoering geregeld. Binnen het plangebied zijn zowel vrijstaande, twee-onder-een- kapwoningen, rijwoningen en rug-aan-rug woningen mogelijk. Bijgebouwen zijn toegestaan waarbij de oppervlakte afhankelijk is van het perceelsoppervlak.

Voor vrijstaande, dubbele en hoekwoningen geldt parkeren op eigen erf (2 parkeerplaatsen per woning). Voor de overige woningen geldt een parkeernorm van 1,8 parkeerplaats per woning. Voor de tussenwoningen wordt binnen de woonbestemming voldoende ruimte gereserveerd voor parkeerkoffers. Daarnaast wordt een strook langsparkeren gerealiseerd langs de centrale groene ruimte.

Verkeer

Onder deze bestemming vallen alle wegen, voet- en rijwielpaden binnen het plangebied. Ook de openbare parkeervoorzieningen, eventuele uitbreiding van de parkeervoorzieningen en ondergeschikte groenvoorzieningen zijn hierbij opgenomen.

Tuin

De gedeelten van percelen waar geen (bij)gebouwen mogen worden gebouwd, hebben deze bestemming gekregen. Meestal liggen deze gronden tussen de voorgevel/zijgevel van de gebouwen en de openbare weg om een bepaalde openheid te kunnen behouden.

Groen

Groenvoorzieningen alsmede voet- en fietspaden, ondergeschikte waterpartijen en speelvoorzieningen hebben deze bestemming gekregen. Het parkeren van voertuigen is niet mogelijk binnen deze bestemming.

Water

Onder deze bestemming vallen de waterberging en waterpartijen in het plangebied alsmede de bijbehorende taluds, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde zoals bruggen, duikers, dammen en zinkers.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (activiteiten en gebruik van gronden) getoetst. Als blijkt dat in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

7.2 Beleidskeuzen

De gemeenteraad heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. Het handhavingsbeleid maakt onderdeel uit van het programma Veilig. De looptijd van de kadernota Integrale handhaving loopt van 2011-2014, waarmee wordt aangesloten bij andere plannen waarin op onderdelen wordt verwezen naar handhaving. Dit zijn het Drentse veiligheidsplan, Integrale veiligheidsplan Hoogeveen en de visie externe veiligheid.

De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het VROM-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.

7.3 Inzet gemeentelijk apparaat

Op basis van de kadernota Toezicht en handhaving wordt jaarlijks een gemeentelijk werkprogramma opgesteld. Hierin worden op basis van een evaluatie voor het komende jaar de prioriteiten (bij)gesteld. In dit werkprogramma worden alle taken, taakonderdelen, de wettelijke of gewenste prioriteitstelling, prestatie en capaciteitstoekenning op het gebied van handhaving opgenomen. Tevens wordt de voortgang van de projecten die spelen inzichtelijk gemaakt.

De werkprogramma's worden gemonitord en geëvalueerd (jaarverslagen). Voor de monitoring en evaluaties zal aansluiting worden gezocht bij de programmasturing zoals die in Hoogeveen wordt gebruikt. Aan deze programma's ligt een visie (1x10 jaar) ten grondslag die vervolgens worden uitgewerkt in beleidsnota's (1x4 jaar) en uitvoeringsprogramma's (jaarlijks).

Tevens wordt beoordeeld of nog de juiste prioriteiten worden gesteld en of het handhavingsbeleid en de handhavingsstrategieën nog doelmatig en effectief zijn. Ieder jaar rapporteert het college van B&W de evaluatie aan de gemeenteraad. Indien nodig worden op basis van de evaluatie aanpassingen gedaan in de kadernota.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Het bestemmingsplan is voorgelegd aan de betrokken partijen als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit heeft de volgende reacties opgeleverd:

Provincie Drenthe

De provincie heeft in haar vooroverlegreactie aangegeven dat twee aspecten van provinciaal belang zijn t.w. wonen (regionale woonvisie) en zorgvuldig ruimtegebruik (herontwikkeling). Gebleken is dat het woningbouwplan is besproken in het periodieke regionale woonvisie overleg en past binnen de overeengekomen regionale woningaantallen en kwalitatieve opgave tot 2026. Het plan geeft de provincie datn ook geen aanleiding tot op- of aanmerkingen.

Waterschap Overijsselse Delta

Het waterschap heeft een paar kleine kanttekeningen gemaakt. Deze zijn inmiddels verwerkt in het ontwerpplan. Doordat de kanttekeningen verwerkt zijn geeft het waterschap een positief wateradvies af.

Na goedkeuring van het college voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Belanghebbenden worden dan in de gelegenheid gesteld een zienswijze tegen het bestemmingsplan in te dienen.

Ontwerpplan ter visie

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 21 december 2017 t/m 31 januari 2018 voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn 8 zienswijzen binnengekomen. Eén zienswijze is ingetrokken omdat de ontwikkelaar en de indiener afspraken hebben gemaakt. De overige zienswijzen zijn samengevat in de reactienota zienswijzen die als bijlage is toegevoegd (zie Bijlage 7)

8.2 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan. De gemeente Hoogeveen heeft met de initiatiefnemers een anterieure overeenkomst gesloten, zodat de economische uitvoerbaarheid 'anderszins verzekerd' is. De kosten voor de uitvoering van dit bestemmingsplan komen voor rekening van de initiatiefnemers. Gelet op bovenstaande wordt het plan economisch uitvoerbaar geacht.