direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Oplegger, Hollandscheveld 2016
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2016PB8024002-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

Voor het gebied Hollandscheveld De Oplegger is op 10 mei 2012 het bestemmingsplan Hollandscheveld, deelplan De Oplegger 2010 vastgesteld. De locatie ligt aan de rand van het buitengebied ten zuiden van de Rechtuit en ten oosten van De Boeten. Met dit bestemmingsplan is de woningbouw van 29 woningen mogelijk gemaakt.

Bij toetsing van onderhavig bouwplan voor 5 aaneengebouwde woningen met bijbehorende bergingen is gebleken dat de woning op kavel 9 en bijbehorende berging volledig buiten het bouwvlak van de woonbestemming in de bestemming “Verkeer” ligt. Binnen de bestemming “Verkeer” zijn geen bouwmogelijkheden. Het bouwplan komt overeen met het stedenbouwkundig inrichtingsvoorstel van het gebied die is opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan. Op de juridisch leidende verbeelding van het bestemmingsplan is het het bouwvlak “Wonen” per abuis alleen opgenomen voor de gronden waarop de woningen 10, 11, 12 en 13 zijn geprojecteerd. Hieronder een kaart waarbij de verbeelding van het bestemmingsplan en het bouwplan over elkaar zijn gelegd. Kavel 9 liggend in de bestemming “Verkeer” is rood omcirkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016PB8024002-VG01_0001.png"

Afbeelding 1. Verbeelding en stedenbouwkundig inrichtingsvoorstel bestemmingsplan Hollandscheveld, deelplan De Oplegger, 2010 over elkaar geprojecteerd.

Omdat het gewenste bouwplan met betrekking tot kavel 9 niet in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan “Hollandscheveld, deelplan de Oplegger 2010” kan aan voorliggend bouwplan voor 5 aaneengebouwde woningen met bijbehorende bergingen slechts medewerking worden verleend door middel van een bestemmingsplanherziening of door het verlenen van een omgevingsvergunning conform artikel 2.12 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), eerste lid onder a, sub 3. Overeengekomen is om af te wijken van het bestemmingsplan door middel van een omgevingsvergunning. Deze afwijking van het bestemmingsplan moet gemotiveerd worden met een ruimtelijke onderbouwing waarin wordt aangetoond dat de ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing voorziet hierin.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Projectgebied

Het projectgebied is gelegen aan de oostkant van de kern Hollandscheveld aan “De Oplegger”. Het betreft kavels 9, 10, 11, 12 en 13 van uitbreidingslocatie Hollandscheveld, deelplan de Oplegger 2010 op het perceel met kadastraal gemeente Hoogeveen sectie L nummer 04378.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016PB8024002-VG01_0002.jpg"

Afbeelding 2. Ligging projectgebied, kavel 9 waar zich de strijdigheid met het bestemmingsplan bevind is omcirkeld.

2.2 Vigerend bestemmingsplan

Voor de projectlocatie geldt op dit moment het bestemmingsplan “Hollandscheveld, deelplan De Oplegger 2010”. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 10 mei 2012. Binnen het bestemmingsplan heeft de projectlocatie de bestemming “Verkeer”. Deze gronden zijn bestemd voor wegverkeer, parkeren en bijbehorende groenvoorzieningen.

Het voorliggende bouwplan voor 5 aaneengebouwde woningen is m.b.t. kavel 9 in strijd met het bestemmingsplan aangezien binnen de verkeersbestemming de realisatie van een woning en bijbehorende berging niet is toegestaan. Door middel van een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het geldende bestemmingsplan. Met deze ruimtelijke onderbouwing wordt gemotiveerd dat deze afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

2.3 Ruimtelijke en functionele structuur plangebied

De ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied veranderd niet door dit project. Bij de ontwikkeling van het plangebied “De Oplegger” en het opstellen van het bijbehorende bestemmingsplan is een stedenbouwkundig inrichtingsvoorstel gemaakt. Het is altijd de intentie geweest om 5 aaneengebouwde woningen, dus inclusief de woning op kavel 9, te bouwen. Per abuis komt de juridisch leidende verbeelding van het bestemmingsplan niet overeen met het stedenbouwkundig inrichtingsvoorstel. Hieronder wordt de huidige ruimtelijke en functionele structuur van het gehele plangebied nog even kort toegelicht.

Op de luchtfoto (afbeelding 2) is te zien dat het plangebied onbebouwd is en gelegen is tussen een aantal woningen en andere bouwvormen. De omgeving van het plangebied bestaat uit de kern Hollandscheveld ten westen van het gebied en het buitengebied dat direct aan de oostzijde van het plangebied gelegen is. Het plangebied is dan ook gelegen in een overgangszone tussen het stedelijke- en het buitengebied. Ten noorden van het plangebied is een bebouwingslint te vinden dat vanuit de dorpskern richting het buitengebied loopt.

Aan de zuidzijde van het plangebied bevinden zich verspreid diverse bebouwingsvormen, verder naar het zuiden zijn in een cirkelvorm (aan “De Boeten”) nieuwe woningen gerealiseerd. Dit gebied zal naar verwachting de komende jaren meer bebouwd gaan worden (onderhavig plan maakt onderdeel uit van deze bouwplannen), op deze manier zal het plangebied in de loop van de tijd meer onderdeel uit gaan maken van de kern van Hollandscheveld.

Het plangebied zelf is momenteel onbebouwd en vervult dan ook geen bijzondere functie. Ten noorden van het plangebied zijn woningen gelegen die onderdeel uitmaken van het in de vorige paragraaf genoemde bebouwingslint (“Rechtuit”). Ten oosten van het gebied is een woning gelegen (2e Zandwijkje 2), het perceel van deze woning is gelegen langs de gehele oostzijde van het plangebied. Ten zuidwesten van het plangebied zijn een drietal woningen gesitueerd. Verder naar het zuidwesten van het plangebied is een voormalig tuinbouwbedrijf met bijbehorende kas gelegen, de kas zal te zijner tijd worden gesloopt. Verder zijn in directe omgeving van het plangebied geen bijzondere functies te vinden.

Door het plangebied is de straat “De Oplegger” gelegen, deze L-vormige weg vormt de ontsluiting van de nieuwe woningen en sluit aan op “De Boeten” ten westen- en “De Stok” ten zuiden van het plangebied. Via “De Boeten” is richting het noorden de straat “Rechtuit” te bereiken waaraan het bebouwingslint gelegen is dat in oostelijke richting het buitengebied loopt. Richting het zuiden loopt “De Boeten” over in de straat “1e Zandwijkje”. Middels deze weg is de nieuwbouwwijk die verder naar het zuiden gelegen is, bereikbaar.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Het rijksbeleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen, streek- en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Hoogeveen is dat het geval. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard, dan de schaal die noodzakelijk is waarop een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van een omgevingsvergunning wordt opgesteld. In het kader van de opstelling van deze ruimtelijke onderbouwing wordt daarom niet uitgebreid ingegaan op het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie provincie Drenthe

Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De visie is inmiddels in werking getreden. De Omgevingsvisie Drenthe is voor Drenthe een centraal visiedocument. Deze Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De ambitie is de ruimtelijke identiteit van Drenthe te versterken. Dit wordt gedaan door nieuwe ontwikkelingen te bezien in samenhang met de kernkwaliteiten: rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, kleinschaligheid, noaberschap, menselijke maat en veiligheid.

Voor wat betreft wonen, moeten streekcentra voldoen aan zowel de lokale als de regionale vraag. Ook het oplossen van knelpunten in de woningmarkt is een speerpunt. Hiervoor is afstemming op regionaal niveau nodig. Hoogeveen maakt deel uit van de regio Zuidwest Drenthe (gemeenten Hoogeveen, De Wolden, Meppel en Westerveld). Voor de periode 2010-2019 gaat het om een netto toename van 5.100 woningen in deze regio. De uitwerking van het woonbeleid ligt bij gemeenten, die hiervoor woonplannen hebben opgesteld.

Bij uitwerking van het woonbeleid van de gemeente toetst de provincie vooral op:

  • Regionale afstemming van woningbouwplannen;
  • Het stimuleren van herstructurering;
  • Het stimuleren van de ontwikkeling van specifieke, kleinschalige woonmilieus.

Het laatstgenoemde punt is van toepassing op het onderhavige bouwplan.

Toetsing aan de omgevingsvisie

Onderhavig bouwplan speelt in op het toetsingsaspect waarbij de ontwikkeling van specifieke woonmilieus een belangrijke rol speelt. Daarnaast sluit het plan aan op de aanbeveling van de provincie waarin de mogelijkheden tot het realiseren van specifieke, unieke woonmilieus, geënt op de gebiedskarakteristieken wordt benoemd. Met het onderhavige bouwplan wordt eveneens invulling gegeven aan het streven tot zorgvuldig ruimtegebruik ter voorkoming van stedelijke uitbreidingen aan de randen van de kernen.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie: Hoogeveen ruim gezien 2015-2030

De structuurvisie omvat een omschrijving van de bestaande situatie binnen de gemeente

Hoogeveen en de visie voor de toekomst. Hierbij komen zaken aan de orde die betrekking hebben op de leefbaarheid en ontwikkelingsmogelijkheden binnen de gemeente. Onderhavig bouwplan maakt deel uit van het woningbouwproject Hollandscheveld De Oplegger 2010. Wat betreft de structuurvisie wordt daarom alleen ingegaan op de beleidsvisie voor de dorpen binnen de gemeente en specifiek het dorp Hollandscheveld.

Ontwikkelingsvisie

In de structuurvisie komt diverse malen nadrukkelijk naar voren dat er behoefte is aan meer woningen met name bij de dorpen. Belangrijke doelgroepen hierbij zijn starters en senioren. Voor deze doelgroepen dient dan ook het meeste ontwikkeld te worden.

Binnen de structuurvisie wordt onderscheidt gemaakt tussen verschillende manieren van

woningbouwontwikkeling bij de diverse dorpen binnen de gemeente. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat er per dorp maatwerk dient plaats te vinden.

Voor wat betreft de uitbreiding van de velddorpen Hollandscheveld, Elim, Nieuwlande en

Zuideropgaande/Nieuw Moscou is het van belang om te komen tot een goede verdeling van het programma over de dorpen. In de gebieden waar de velddorpen zijn gesitueerd wordt niet alleen gedacht aan de uitbreiding of versterking van de aanwezige linten maar ook aan de ontwikkeling van nieuwe linten. Daarnaast zijn op beperkte schaal compacte uitbreidingen direct tegen de velddorpen aan mogelijk, daar waar de bestaande dorpsranden daarom vragen. Het gaat daarbij om kleinschalige, incidentele aanvullingen en niet om grotere bouwlocaties. De voorkeur gaat uit naar een gespreid model met de helft van de woningen in Hollandscheveld en een verdeling van de rest over achtereenvolgens Nieuwlande en Elim en het dubbellint Zuideropgaande/ Nieuw-Moscou.

Per dorp zijn verschillende ontwikkelingsmodellen opgesteld. Het grootste dorp krijgt hierbij de meeste woningen. Voor de zanddorpen is dat Pesse, voor de kanaaldorpen Noordscheschut en voor de velddorpen Hollandscheveld. Bij de modellen wordt telkens de afweging gemaakt tussen het spreiden van de nieuwe woningen over het gehele gebied rondom het dorp Hollandscheveld en het landschap Hollandsche veld, of de concentratie van bebouwing op bepaalde plaatsen in de omgeving of vast aan de kernen. Uiteindelijk is voor Hollandscheveld gekozen om nieuwe ontwikkelingen geconcentreerd aan de al aanwezige kern plaats te laten te vinden.

Deze keuze sluit niet aan op de kernenstructuur in POP II en de daaraan gekoppeld de bouwmogelijkheden. De reden voor deze afwijking is hieronder omschreven.

In de structuurvisie zijn verschillende basisprincipes voor de omgang met de tien dorpen van Hoogeveen onderscheiden. Dit is allereerst het stimuleren van een bloeiende ontwikkeling en een hechte sociale structuur. Ten tweede worden de uitbreidingen van de dorpen afgestemd op de visie voor de omliggende landschappen. Ten derde zal het karakter van de dorpen gehandhaafd worden en waar mogelijk versterkt worden. In de praktijk betekent dit dat niet geprobeerd wordt om een dorp tot een afgerond geheel te maken maar dat er bewust gekozen wordt voor een ontspannen, wat rommelige sfeer, waarin kleinschaligheid, landelijkheid, vrijheid, ruimte en saamhorigheid de sleutelwoorden zijn. Ten vierde zullen dorpen altijd "onaf" zijn; ze moeten dat ook vooral blijven. Bij het zoeken naar nieuwe bouwlocaties moet per dorp maatwerk geleverd worden, de houding daarin moet flexibel zijn. Tegelijkertijd kan ontwikkeling in het ene dorp niet los gezien worden van ontwikkelingen in de andere dorpen. Ten vijfde zullen inspanningen worden gedaan om het aanwezige voorzieningenaanbod in de dorpen op peil te houden om mede daarmee de leefbaarheid te waarborgen. Daarvoor is in alle dorpen gezocht naar uitbreidingsmogelijkheden.

Toetsing aan Structuurvisie

Onderhavig bouwplan past binnen het beleid uit de structuurvisie aangezien het onderdeel is van een woningbouwproject voor de realisatie van onder andere aaneengebouwde starterswoningen, twee-aaneen gebouwde woningen en vrijstaande woningen. Hiermee wordt ingespeeld op de vraag naar starterswoningen en een gedifferentieerd woningaanbod. Tevens wordt in de structuurvisie de locatie aangemerkt als geschikte ontwikkelingslocatie voor woningen (zie nevenstaande afbeelding). De projectlocatie is gelegen binnen een gebied dat aangemerkt staat als nieuw woongebied ten oosten van het dorp Hollandscheveld.

Nota Wonen

Met de Structuurvisie 2015-2030 heeft de gemeenteraad van Hoogeveen al eerder de groeiambities van onze gemeente vastgesteld. De Structuurvisie biedt ook een langetermijnvisie op de ruimtelijke ordening. In de Nota Wonen zet de gemeente alles op een rij. Het aantal en het soort woningen dat er nu staat, de behoeften van de bewoners en de ontwikkelingen die er aan komen, vormen de basis. De Nota Wonen laat dus zien hoeveel woningen de komende jaren in Hoogeveen moeten worden gebouwd. Maar ook voor wie de bouw moet plaatsvinden, wat voor soort huizen er bij moeten komen, en waar die moeten komen te staan.

Het belangrijkste doel van de Nota Wonen is om de vraag naar en het aanbod van woningen het komende decennium goed op elkaar af te stemmen. Dit om te voorkomen dat er straks van een bepaalde soort of op een bepaalde plek teveel of juist te weinig woningen staan.

In de dorpen worden relatief veel goedkope en betaalbare woningen aangegeven, waarmee de woningvoorraad gevarieerder wordt. In de tweede periode neemt de vraag naar dure woningen naar verwachting toe. Voor de lagere inkomens en voor starters en ouderen die willen huren worden huurwoningen gebouwd. De bouw in de dorpen betreft bijna helemaal grondgebonden woningen; in het bijzonder in Pesse, Hollandscheveld, Elim en Noordscheschut is er ruimte voor appartementen, bijvoorbeeld in woon-zorgcombinaties.

Voor de periode 2005-2015 zijn in de gemeente Hoogeveen in totaal 2.500 nieuwe woningen nodig. De huidige plannen voorzien in 1.800 zodat er nieuwe plannen moeten komen voor nog eens 700 woningen. In de dorpen moeten nog 400 nieuwe woningen worden gebouwd voor de lokale bevolking. De 400 nieuwe dorpswoningen komen voor het grootste gedeelte te staan in Pesse, Hollandscheveld en Noordscheschut. De bouwplannen voor de dorpen blijven behoorlijk achter bij de vraag: vanaf 2007 wordt veel minder gebouwd dan volgens het streefprogramma nodig zou zijn. Zo ontstaat er tot 2010 een tekort van 100 woningen, wat in de jaren 2010-2015 verder oploopt met nog eens 350.

Van de nieuwe dorpswoningen zijn tussen de 10 en 20% bestemd voor starters, terwijl het in 30 tot 40% om woningen gaat die geschikt zijn voor iedere levensfase. De overige helft betreft vrijesectorbouw: 20% betaalbare twee-onder-één kappers en 30% dure vrijstaande woningen.

Voor het dorp Hollandscheveld wordt een programma van 170 woningen gegeven voor de periode tot en met 2015.

Vanuit de Nota Wonen 2005 - 2015 zijn een aantal belangrijke conclusies getrokken die van invloed zijn op uitbreiding van het dorp:

  • Er is veel behoefte aan starterswoningen, eventueel gecombineerd met seniorenhuisvesting (levensloopbestendig).
  • De behoefte aan het zelf bouwen van een huis op een eigen kavel i s groot.
  • De woningvoorraad en de huishoudensopbouw dienen meer divers van samenstelling te zijn, omdat dit nu te eenzijdig is. In de dorpen staan vooral dure woningen.

Hier vloeit uit voort dat een toevoeging aan de onderkant van de woningmarkt belangrijk is. Starters op de woningmarkt worden dan ook in de gelegenheid gesteld de eerste stap op de woningmarkt te maken.

Toetsing aan de Nota Wonen

Onderhavig bouwplan past binnen de Nota Wonen, omdat het onderdeel uitmaakt van een woningbouwproject waar met de combinatie van woningen niet alleen ingespeeld wordt op de vraag naar starterswoningen, maar ook omdat er een bijdrage wordt geleverd aan de gewenste differentiatie aan woningtypen binnen de gemeente Hoogeveen en de dorpen binnen de gemeente. Tevens passen de woningen uit onderhavig project binnen het woningbouwprogramma van 170 woningen voor het dorp Hollandscheveld.

Structuurschets Hollandscheveld-Oost

Op 10 april 1996 heeft het college van Burgemeester en Wethouders de structuurschets

Hollandscheveld-Oost vastgesteld, waarmee de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening vervolgens op 10 juni 1996 mee heeft ingestemd. In deze structuurschets is het plangebied aangewezen voor woningbouw. Deze structuurschets diende als basis voor het bestemmingsplan Hollandscheveld , deelplan de Oplegger 2010. Dit bestemmingsplan beoogde ook het bouwplan voor kavel 9 mogelijk te maken, maar door een fout op de verbeelding is dit niet gebeurt.

Regionale afstemming woningbouwprogramma

In het kader van de regionale afstemming wordt met de buurgemeenten De Wolden, Westerveld en Meppel overleg gevoerd over het woningbouwprogramma. Een dergelijke afstemming vindt plaats voorafgaand aan het opstarten van een bestemmingsplanprocedure en in het kader van het bestemmingsplan Hollandscheveld, deelplan de Oplegger 2010 heeft eveneens een afstemming plaats gevonden. Uit deze afstemming is gebleken dat onderhavig plan past in de regionale aantallen en programma.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling

4.1 Inleiding

Onderhavig plan betreft de realisatie van 5 aaneengebouwde woningen met bergingen op kavels 9, 10, 11, 12 en 13 van woningbouwplan “De Oplegger”. In totaal worden hier 29 woningen gebouwd variërend tussen aaneengebouwde woningen, vrijstaande woningen en twee-onder-een-kappers. Voor het gebied is in 2012 het bestemmingsplan Hollandscheveld, deelplan De Oplegger 2010 vastgesteld, per abuis is op de verbeelding voor kavel 9 geen bouwblok opgenomen. Hieronder wordt de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016PB8024002-VG01_0003.png"

Afbeelding 3. Bouwplan De Oplegger, kavel 9 is omkaderd.

4.2 Ruimtelijke en functionele structuur

De woningen in het plangebied worden op een dusdanige manier vormgegeven dat deze aansluiten op de bebouwingsvormen in de omgeving, maar wel duidelijk een eigen karakter hebben. Om deze reden is binnen het plan gekozen voor mix van aaneen gebouwde woningen en twee-aaneen gebouwde woningen.

Voor wat betreft de oostzijde van het plan wordt een mix van twee-aaneen gebouwde woningen en vrijstaande woningen mogelijk gemaakt.

Voor de inrichting van het openbare gebied wordt nader bepaald hoe deze ruimte ingevuld gaat worden. Wat wel vast staat is dat aangesloten zal worden op de al aanwezige openbare ruimte in de omgeving. Verder wordt aan één zijde van de weg een trottoir aangelegd. De straat zal op een dusdanige manier ingericht worden dat gesproken kan worden van een zeer rustige woonstraat waar de auto te gast is en waar voornamelijk verblijfsverkeer zal komen. Het openbaar groen zal bestaan uit bomen en kleine groenvoorzieningen (bijvoorbeeld tussen de parkeerplaatsen etc.).

4.2.1 Verkeer

Aan de bereikbaarheid van plangebied zal niets veranderen. De nieuwe woningen worden ontsloten door “De Oplegger”. Vanuit deze weg zijn richting het westen de straat “De Boeten” en richting het zuiden is het verlengde van “De Oplegger” bereikbaar. Vanuit het verlengde van “De Oplegger” is richting het noorden de straat “De Stok” te bereiken.

4.2.2 Parkeren

Binnen het plangebied worden diverse parkeerplaatsen gerealiseerd, deze parkeerplaatsen zijn onder te verdelen in haaksparkeerplaatsen en langsparkeerplaatsen. Op een parkeerterrein dat tussen de zuidelijk gelegen aaneengebouwde woningen gerealiseerd wordt worden 16 haaksparkeerplaatsen gerealiseerd. Tevens wordt aan één zijde van de straat een langsparkeerstrook gerealiseerd. In totaal biedt deze parkeerstrook plaats voor minimaal 6 auto's, er zijn mogelijkheden om de parkeerstrook verder uit te breiden.

De bewoners van de twee-aaneen gebouwde woningen en de vrijstaande woningen binnen het plangebied hebben met een garage en parkeerruimte op de oprit voor de garage, voldoende parkeergelegenheid om op eigen terrein te parkeren.

Op basis hiervan kan worden gesteld dat binnen het plan voldoende parkeergelegenheid is om de parkeerdruk van 1,8 parkeerplaats op te vangen.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Inleiding

Voorliggend bouwplan maakt onderdeel uit van het plangebied, waarvoor in 2012 het bestemmingsplan 'Hollandscheveld', deelplan De Oplegger 2010' is vastgesteld. De locatie heeft echter in het bestemmingsplan geen woonbestemming gekregen op de verbeelding. De milieuaspecten voor het bouwplan zijn dus al beoordeeld in het bestemmingsplan van 2012. Voor de volledigheid worden de milieuaspecten hierna alsnog besproken.

5.2 Bodem

Econsultancy heeft in 2008 een verkennend bodemonderzoek (Bijlage 1 Bodemonderzoek) uitgevoerd in het plangebied. De bodem bestaat voornamelijk uit matig humeus, matig siltig, zeer fijn zand. De ondergrond is veelal grindig en vanaf 1,5 m-mv leemhoudend. De boven- en ondergrond is plaatselijk veenhoudend. In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen.

Uit het onderzoek is gebleken dat er geen aanwijzingen zijn, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. In de bodem zijn geen verontreinigingen aangetroffen.
Het grondwater is licht verontreinigd met chroom en zink. Deze metaalverontreinigingen zijn hoogstwaarschijnlijk te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater, mede gezien het feit dat er geen verontreinigingen zijn aangetoond in de bodem.

Conclusie
Er zijn dan ook geen milieuhygiënische belemmeringen te verwachten voor het voorgenomen bouwplan.

Grondverzet
Bij grondverzet dient men te streven naar een gesloten grondbalans. In situaties, waar grond vrij gaat komen, wordt sterk aanbevolen om de kwaliteit van de vrijkomende bodem chemisch analytisch vast te stellen. Uiteraard dient het onderzoek representatief te zijn voor de hele vrijkomende partij.
Voor het toepassen van grond gelden de spelregels voor grondverzet die zijn vastgesteld in het Besluit bodemkwaliteit. Informatie over het toepassen van grond kan worden verkregen bij afdeling Economie en Leefomgeving van de gemeente Hoogeveen, RUD Drenthe en Rijkswaterstaat Leefomgeving.

5.3 Archeologie en cultuurhistorie

Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg 2007 die een onderdeel vormt van de Monumentenwet. Deze wet verplicht de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige monumenten.

In april 2008 heeft ADV archeoProjecten een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (Bijlage 2 Archeologisch onderzoek).
Uit het booronderzoek is gebleken dat in het gehele plangebied voor ´De Oplegger´ de bodem tot in de dekzandafzettingen (oorspronkelijke moedermateriaal, C-horizont) verstoord is. Tevens is er geen duidelijke bodemopbouw meer te herkennen van een voorheen veenkoloniaal dek op een podzolgrond. De kans is daarom klein dat hier nog (intacte) archeologische resten aanwezig zijn.

Conclusie
Uit het inventariserend archeologisch onderzoek is gebleken dat de bodem dusdanig verstoord is dat nader onderzoek niet noodzakelijk is. Wat betreft de archeologie is er geen belemmering om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling.
Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet blijft wel de meldplicht van kracht. Als tijdens graafwerkzaamheden alsnog archeologische vondsten of indicatoren worden aangetroffen dan dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd en moet dit gemeld worden bij de provinciaal archeoloog en de gemeente.

5.4 Cultuurhistorie

Uit de deelkaart 'Kernkwaliteit cultuurhistorie' uit de Omgevingsvisie van de provincie Drenthe blijkt dat er geen cultuur historische lijnen, vlakken en/of objecten in het plangebied aanwezig zijn die door toedoen van onderhavig plan aangetast kunnen worden. Om deze reden zijn er geen belemmeringen ten aanzien van dit aspect.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016PB8024002-VG01_0004.png"

Afbeelding 4. Uitsnede deelkaart 'Kernkwaliteit cultuurhistorie', Omgevingsvisie Drenthe.

5.5 Water

Voor het plangebied ´De Oplegger´ is bij de bestemmingsplanprocedure een watertoets uitgevoerd. Civicon heeft in september 2010 de punten uit de watertoets verder uitgewerkt (Bijlage 3 Watertoets).

Het verhard oppervlak neemt met 5300 m2 toe als het plan 'De Oplegger' volledig is ingevuld. Het bouwplan is in dit oppervlak verdisconteerd.
Het aan te leggen rioolstelsel kan worden aangesloten op het bestaande gescheiden stelsel in de Boeten. Er dient wel hydraulisch getoetst te worden of het bestaande gescheiden stelsel het extra aanbod van DWA kan verwerken.
Om wateroverlast, kwantitatief en kwalitatief, nu en in de toekomst te voorkomen geniet het de voorkeur om het hemelwater niet af te voeren op het bestaande gescheiden stelsel, maar het te bergen en te infiltreren in het plangebied zelf.

In het plangebied 'De Oplegger' en de aangrenzende percelen wordt grondwater- en wateroverlast ten gevolge van dit plan voorkomen. Hiervoor kunnen de volgende maatregelen worden genomen:
- ophogen terrein;
- bodemverbetering;
- aanbrengen drainage of open leidingen.

Systeemkeuze
In het plan 'De Oplegger' is gekozen voor het toepassen van waterbergende verharding in de rijbaan en de parkeerplaatsen, mede gezien de gebiedskenmerken, een hoge grondwaterstand en schijngrondwaterstanden veroorzaakt door slecht doorlatende lagen. Voor een betere infiltratie van het hemelwater in de bodem wordt geadviseerd om ook bodemverbetering toe te passen.

Conclusie
Uit het bovenstaande mag geconcludeerd worden dat voor het gebied 'De Oplegger', waar kavel 9 deel van uitmaakt het wateraspect voldoende is onderzocht en de waterberging geregeld is.

5.6 Natuur en ecologie

In verband met de op 1 april 2002 in werking getreden Flora- en faunawet en de thans geldende Natuurbeschermingswet 1998, is het noodzakelijk om vooraf te toetsen of ruimtelijke ingrepen en andere plannen en activiteiten niet conflicteren met aanwezige beschermde plant- en diersoorten en habitats.

Het onderhavige bouwplan is reeds opgenomen in het bestemmingsplan Hollandscheveld, deelplan De Oplegger 2010. Voor dit bestemmingsplan heeft Econsultancy bv in 2008 een quickscan flora en fauna uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport ´Quickscan Flora en Fauna, De Oplegger (ong.) te Hollandscheveld, gemeente Hoogeveen' (kenmerk: 07126068) 14 februari 2008 (Bijlage 4 Flora en faunatoets).

Gebiedsbescherming
Het bouwplan ligt niet in of in de nabijheid van een Natura 2000 gebied. Het dichtstbijzijnde gebied dat onderdeel uitmaakt van het Nationaal Natuurnetwerk (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur EHS) ligt op ca. 135 meter ten noordoosten van het bouwplan. Op ca. 1 kilometer ten oosten van het bouwplan ligt een groot gebied dat eveneens deel uitmaakt van het NNN (zie afb. 5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016PB8024002-VG01_0005.png"

Afbeelding 5: Uitsnede EHS-kaart 2015, provincie Drenthe 29 september 2016

Soortenbescherming
Uit het onderzoek is gebleken dat, met uitzondering van broedvogels en de Rugstreeppad, er geen soorten met een middelhoog tot hoog beschermingsregime of 'bedreigde' of 'ernstig bedreigde' soorten van Rode lijsten voorkomen in het plangebied.

Over het algemeen kan schade aan broedvogels worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen te starten of geheel buiten het broedseizoen uit te voeren. Daarnaast geldt de zorgplicht met betrekking tot algemeen voorkomende amfibieën. Indien van toepassing dienen hierbij voorafgaand aan de werkzaamheden eiklompen en individuele exemplaren van amfibieën verplaatst te worden naar geschikt water in de omgeving. Noodzaak tot nader onderzoek naar het voorkomen van de Rugstreeppad is alleen dan aan de orde als in het voorjaar het water in het plangebied, en daarmee de voortplantingsmogelijkheden, nog aanwezig is.

Conclusie
Op basis van het uitgevoerde onderzoek en de raadpleging van de NDFF en het feit dat de ecologische aspecten reeds bij het plan 'De Oplegger' zijn meegenomen, zijn er vooralsnog geen effecten te verwachten op de beschermde natuurgebieden of op de flora en fauna op de locatie van het bouwplan.

5.7 Geluid

Voor dit bouwplan is een inventarisatie gemaakt van de geluidsbelasting in het plangebied op grond van de Wet geluidhinder (hierna Wgh). Daarbij kan het gaan om geluid afkomstig van lucht-, rail- of wegverkeer en/of van bedrijven.

Het plangebied ligt in een omgeving waar op de wegen een maximum snelheid van 30 km/u geldt. Voor dergelijke wegen hoeft geen akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden, omdat er vanuit wordt gegaan dat kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Overige geluidbronnen, zoals railverkeer en industrielawaai spelen geen rol voor deze locatie.

Conclusie
Geluid vormt geen beperking voor het bouwplan.

5.8 Bedrijven en milieuzonering

In directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven gelegen die een hindercirkel hebben waardoor zij voor een belemmering kunnen zorgen voor het bouwplan. Daarnaast vormt het bouwplan ook geen belemmering voor de omliggende functies aangezien het hier om een woonfunctie gaat in een omgeving met voornamelijk woningbouw.

5.9 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang om te beoordelen hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes (PM10; ook wel fijn stof genoemd).

De kritische parameters in Nederland zijn fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De overige verontreinigende stoffen waaronder benzeen, lood, zwaveldioxide en koolstofmonoxide bevinden zich in Nederland ruim onder de grenswaarden. De verwachting is dat dit ook in de toekomst zo zal blijven waardoor berekening van deze waarden niet relevant is.

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Op grond van het Besluit en de Regeling dragen projecten met woningbouw waar minder dan 1500 woningen met 1 ontsluitingsweg of 3000 woningen met 2 ontsluitingswegen worden gerealiseerd niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit.
Voor het bestemmingsplan Hollandscheveld, deelplan De Oplegger 2010 is de luchtkwaliteit voor het totale plan beoordeeld. Hierbij is ook uitgegaan van het voorliggend bouwplan. Het totaal aantal woningen in het bestemmingsplan van 2010 ligt ruim beneden deze kwantitatieve grenzen. Een nader luchtkwaliteitsonderzoek voor dit bouwplan is dan ook niet aan de orde.

Conclusie
Het bouwplan leidt dan ook niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.

5.10 Externe veiligheid

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.
Het groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.
Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie externe veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het bouwplan.

Stationaire bronnen
Binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig. Een toetsing aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen is dan ook niet noodzakelijk.

Transportroutes gevaarlijke stoffen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor en het water is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vanaf 1 april 2015 van kracht geworden. Het plangebied ligt niet binnen een plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour van een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Tevens ligt het plangebied niet binnen een afstand van 200 meter vanaf een dergelijke transportroute. Een aanvullende kwantitatieve risicoanalyse om de hoogte van het groepsrisico te bepalen hoeft dan ook niet plaats te vinden. Een toetsing aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Bevt is dan ook niet noodzakelijk.

Buisleidingen
Ten oosten van het bouwplan ligt een viertal hoge druk aardgasleidingen van de Gasunie. Drie buisleidingen hebben een druk van 66 bar en één leiding heeft een druk van 80 bar. De leidingen hebben een diameter van ongeveer 1,20 meter. Deze buisleidingen hebben een invloedsgebied van 540 meter voor de leidingen met een druk van 66 bar en 580 meter voor de leiding met een druk van 80 bar (zie afb. 6).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016PB8024002-VG01_0006.jpg" Afbeelding 6. Ligging invloedsgebieden hoge druk aardgasleidingen Gasunie.

Het bouwplan ligt niet binnen een plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour van een buisleiding en ook niet binnen het invloedsgebied waarin het groepsrisico moet worden verantwoord.

Conclusie
Het realiseren van het bouwplan voldoet, gezien vanuit het aspect externe veiligheid, aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 6 Maatvoorschriften

Voor deze ontwikkeling hoeven geen maatvoorschriften te worden opgesteld.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op grond van de Wabo wordt het ontwerpbesluit gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan door een ieder een zienswijze bij het college van burgemeester en wethouders worden ingediend. Op de voorbereiding van een omgevingsvergunning, die wordt verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3 Wabo, is in artikel 6.18 van het Bor artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit artikel regelt het verplichte vooroverleg met betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten

van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die

juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Voorliggend bouwplan schaadt geen nationale belangen, daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

Provincie

Het bestemmingsplan Hollandscheveld, deelplan De Oplegger 2010 is reeds besproken in het relatiebeheer met de provincie Drenthe van 18 maart 2013. Voorliggend bouwplan maakte onderdeel uit van dit plan, per abuis is op verbeelding geen bouwvlak opgenomen voor kavel 9. De provincie heeft destijds de volgende reactie op het bestemmingsplan gegeven:

'Als het plan past in regionale woonvisie en regionaal is afgestemd is vooroverleg niet nodig, ook gelet op ligging locatie / herontwikkeling'.

Uit hoofdstuk 3 blijkt dat het woningbouwplan De Oplegger, waar de woning op kavel 9 onderdeel van is, past in de woonvisie. Het vooroverleg met de provincie is destijds positief afgerond.

7.2 Economische uitvoerbaarheid

Het bouwplan betreft een particulier initiatief. De Initiatiefnemer heeft aangetoond dat het plan economisch uitvoerbaar is. Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten. Hiermee zijn de gewenste afspraken in de anterieure overeenkomst opgenomen. Daarom hoeft er geen exploitatieplan te worden vastgesteld en wordt het plan economisch uitvoerbaar geacht.

Hoofdstuk 8 Inspraak en vooroverleg

8.1 Inspraak

Het ontwerpbesluit heeft van 29 september 2016 tot en met 9 november 2016 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ontvangen. Op 24 november is projectbesluit vastgesteld en gaat vanaf 1 december opnieuw 6 weken ter inzage.

8.2 Vooroverleg

Uit het vooroverleg met de overlegpartners zijn geen bijzonderheden naar voren gekomen.