direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hollandscheveld, wijzigingsplan Hollandscheveldse Opgaande naast 72, 2016
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2016BPW8024002-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

Op 11 september 2012 heeft de gemeente Hoogeveen een verzoek ontvangen voor het realiseren van een woning op het perceel dat gelegen is tussen Hollandscheveldse Opgaande 66a en 72 te Hollandscheveld. De gemeente is gevraagd de bestemming van het perceel te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Hiervoor moet een wijzigingsprocedure zoals omschreven in artikel 3.5 Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden doorlopen.

Het plangebied van het wijzigingsplan Hollandscheveldse Opgaande naast 72, 2016 bestaat uit het perceel kadastraal bekend gemeente Hoogeveen sectie D, nummer 5147. Op dit moment heeft het perceel in het vigerende bestemmingsplan Hollandscheveld 2011 de bestemming 'wonen' (zonder bouwvlak) en 'tuin' met de gebiedsaanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 3'.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Plangebied

Het plangebied beslaat het perceel kadastraal bekend gemeente Hoogeveen sectie D, nummer 5147 aan Hollandscheveldse Opgaande tussen 66a en 72 te Hollandscheveld. De straat Hollandscheveldse Opgaande is gelegen ten westen van de dorpskern Hollandscheveld.

2.2 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Hoogeveen vastgesteld op 16 mei 2013. Het perceel heeft de bestemming 'wonen' (zonder bouwvlak) en 'tuin' met de gebiedsaanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 3'. Het perceel is op de onderstaande verbeelding van het bestemmingsplan rood gearceerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BPW8024002-VG01_0001.png"

Afbeelding 1: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Hollandscheveld 2011

Met de gebiedsaanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 3' biedt het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011 met toepassing van artikel 23.2 van de regels de mogelijkheid om de bestemming van het perceel te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'tuin' met bouwmogelijkheden, met dien verstande dat:

  • het plan voldoet aan de uitgangspunten zoals genoemd in paragraaf 4.2.2. van de toelichting van het bestemmingsplan Hollandscheveld;
  • Alleen één vrijstaande woning mag worden gebouwd die qua bouwaanduiding overeenkomt met de specifieke bouwaanduiding (sba-1) uit het bestemmingsplan Hollandscheveld;
  • Parkeren op eigen terrein wordt opgelost;
  • Dat na wijziging de regels voor de bestemmingen 'wonen' en 'tuin' van toepassing zijn op de voor 'wonen' en 'tuin' aangewezen gronden.

2.3 Welstand

Voor het plangebied gelden de welstandseisen van gebied 32 'Lintbebouwing' uit de Welstandsnota 2007. De waarde van de lintbebouwing komt voort uit de afleesbaarheid van de onstaansgeschiedenis, de ontginning. Bij de planvorming moet rekening gehouden worden met de specifieke gebiedskenmerken qua ligging, massa en vorm, gevelopbouw, detaillering en materiaal- en kleurgebruik. Hieronder een uitsnede van de welstandskaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BPW8024002-VG01_0002.jpg"

Afbeelding 2: Uitsnede kaart Welstandsnota

Hoofdstuk 3 Gewenste ontwikkeling

De initiatiefnemer wil na wijziging van de bestemming op het perceel één vrijstaande woning met bijbehorend bijgebouw realiseren. De woning wordt in de lijn met de welstandscriteria met de nok haaks op de weg gesitueerd. Het parkeren wordt op eigen terrein opgelost. Voor de ontwikkeling een terreininrichtingsplan gemaakt zie bijlage 1 Terreininrichtingsplan. Het plan voldoet hiermee aan de wijzigingsuitgangspunten uit artikel 4.2.2. van de toelichting van het bestemmingsplan 'Hollandscheveld 2011'.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bodem

Bij een nieuwe ontwikkeling dienen mogelijk verontreinigde plekken in het plangebied te worden gesignaleerd. Bij nieuwbouw waarborgt de Wet bodembescherming dat er geen risico's voor de volksgezondheid zijn.

Het perceel betreft een onbebouwd stuk grond, die op dit moment in gebruik is voor agrarische doeleinden (weiland). Er blijken geen actuele gegevens over de bodemkwaliteit van het perceel bekend te zijn bij de gemeente. Voor de aanvraag van een omgevingsvergunning dient een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 te worden uitgevoerd door een erkend en gecertificeerd bedrijf.

Conclusie

Gezien het feit dat er geen gegevens over de kwaliteit van de bodem bekend zijn en het perceel in de huidige situatie in gebruik is als weiland kunnen verontreinigingen van de bodem niet geheel worden uitgesloten. Bij de aanvraag omgevingsvergunning zal de bodemkwaliteit onderzocht moeten worden om hierover uitsluitsel te geven.

Grondverzet
Bij grondverzet dient men te streven naar een gesloten grondbalans. In situaties, waar grond vrij gaat komen, wordt sterk aanbevolen om de kwaliteit van de vrijkomende bodem chemisch analytisch vast te stellen. Uiteraard dient het onderzoek representatief te zijn voor de hele vrijkomende partij.

Voor het toepassen van grond gelden de spelregels voor grondverzet die zijn vastgesteld in het Besluit bodemkwaliteit. Informatie over het toepassen van grond kan worden verkregen bij de afdeling Economie en Leefomgeving van de Samenwerkingsorganisatie De Wolden Hoogeveen, de RUD Drenthe en bij Rijkswaterstaat Leefomgeving.

4.2 Archeologie

Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Erfgoedwet die op 1 juli 2016 in werking is getreden. Deze wet verplicht de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige monumenten.

Voor het plangebied heeft het adviesbureau RAAP een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in de notitie 'Hollandscheveldse Opgaande 70 te Hollandscheveld, gemeente Hoogeveen' met kenmerk 1427 van december 2005 (Bijlage 2 Archeologisch onderzoek).

Uit dit onderzoek is gebleken dat het plangebied op basis van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden een middelhoge archeologische verwachtingswaarde had. Uit het veldonderzoek bleek dat de bodemopbouw in het plangebied bestaat uit een bouwvoor/verstoorde laag op veen of direct op dekzand. In een boring die een intacte podzolbodem weergaf, zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Het terrein kan dan ook worden vrijgegeven.

Conclusie
Er is voldoende rekening gehouden met de archeologische aspecten in het plangebied. Er hoeven geen nadere regels gesteld te worden ten aanzien van dit onderdeel.

4.3 Water

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen.

Beleidskader
Het waterschap heeft het beleid voor stedelijk waterbeheer vastgelegd in de beleidsnotitie 'Water Raakt'. Deze notitie vormt het beleid op hoofdlijnen voor de wijze waarop het waterschap in stedelijk gebied invulling geeft aan het waterbeheer. Daarnaast zijn in het waterbeheer in grote lijnen drie beleidsthema's waar het waterschap zich mee bezighoudt.

  • Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld.
  • Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken, kennen we Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert.
    Het plan ligt niet in een beekdal of in de lagere delen van het beheergebied van waterschap Drents Overijsselse Delta. In het beekdal kunnen extreme omstandigheden nadrukkelijk leiden tot wateroverlast en schade. Wel komen natuurlijke laagtes in het gebied voor waar plaatslijk wateroverlast een rol kan spelen.
  • Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich vanaf 2015 in een goede ecologische en chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor Natura 2000-gebieden is geen uitstel mogelijk.

Planbeschrijving
Het plangebied maakt onderdeel uit van de kern Hollandscheveld. Het plan ligt in het beheersgebied van Waterschap Drents Overijsselse Delta en in het stroomgebied van de Hoogeveensche Vaart. Het plangebied bestaat uit een totale oppervlakte van ca. 2000 m2. Op de grondwatertrappenkaart van het waterschap valt het plan in een gebied met overwegend grondwatertrap VI0 en VIIo. De maximale grondwaterstand ligt bij VI0 tussen de 40 en 80 cm onder het maaiveld en bij VIIo tussen de 80 en 140 cm onder het maaiveld. De westelijke uitloper Hollandscheveldse Opgaande, waar ook het wijzigingsgebied onderdeel van uitmaakt, bevindt zich in een gebied dat als kwelgevoelig is aangeduid. Binnen het gebied is een aantal gevallen van grondwateroverlast bekend. De bodemsamenstelling in het plangebied wisselt matig. Er bevindt zich ondiep in de bodem een veenlaag met daaronder zand. De veenlaag wordt doorgaans afgedekt met een 20 tot 40 cm zand.

Riolering
Nabij het plangebied is een gemengd rioolstelsel aanwezig. Bij de bouw van de woning dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van dit riool. De capaciteit van de bestaande gemeentelijke riolering lijdt niet onder de voorgestelde ontwikkeling.

Het hemelwater van daken kan (indien dit mogelijk is) direct naar het oppervlaktewater geleid worden. Deze oplossing heeft samen met infiltratie de voorkeur. In uiterste gevallen kan regenwater naar de bestaande gemengde riolering worden gebracht. Bij de ontwikkeling dient het
vuilwater en het regenwater al wel gescheiden aangeleverd te worden om toekomstige afkoppeling efficiënt te laten plaatsvinden.

Om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater te waarborgen, wordt bij nieuwbouwprojecten geadviseerd om geen gebruik te maken van milieubezwaarlijke bouwmaterialen, die de kwaliteit
van het water en de waterbodem negatief kunnen beïnvloeden. Uitlogende materialen zoals zink,
lood en dakmastiek behoren tot deze categorie.

Waterkwantiteit
Bij nieuwbouw, en dus een toename van verhard oppervlak zoals daken en verharding, zal meer
regenwater worden afgevoerd in plaats van infiltreren. Waterschap Drents Overijsselse Delta hanteert daarom een compensatieregel. Er dient in het plangebied ten minste 25 mm water per m2 verhard oppervlak geborgen te worden.

Invloed op de waterhuishouding
Het plan bevindt zich niet in een beekdal of risicogebied en er is geen grote wateroverlast als
gevolg van overstromingen geconstateerd. In het gebied zijn bij bestaande bouwwerken enkele
gevallen van grondwateroverlast bekend. Dit leidt niet tot grote problemen.

Het plan ligt niet in een zone van hydrologische beïnvloeding. Kleine wijzigingen in de
grondwaterstand binnen het peilbeheer van het waterschap hebben geen directe invloed op de
omliggende functies van het plan. Grotere verschillen in de grondwaterstand kunnen eventueel wel invloed op de omliggende functies hebben.

Conclusie
De watertoets is reeds uitgevoerd bij het bestemmingsplan Hollandscheveldse Opgaande 2011. Het waterschap is toen gekomen tot het uitbrengen van een positief wateradvies.

4.4 Ecologie

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met Europese en nationale wetgeving en beleid ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Voor het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011, waar het plangebied in is opgenomen, is een natuurtoets uitgevoerd. De resultaten van de natuurtoets zijn opgenomen in het rapport 'Natuurtoets bestemmingsplanactualisatie Hollandscheveld' (kenmerk: 08376/07) van 14 maart 2011 (Bijlage 3 Ecologisch onderzoek).

Gebiedsbescherming
Voor wat betreft de gebiedsbescherming geldt dat in en in de nabijheid van het plangebied geen sprake is van gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied, in de zin van de Europese Vogel- of Habitatrichtlijn. Het plangebied maakt ook geen onderdeel uit van belangrijke ecologische structuren.

Soortenbescherming
Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Flora- en faunawet wet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn of worden aanwezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden. Planten mogen niet geplukt of verzameld worden. Verder is het niet toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.

Uit de natuurtoets kwam naar voren dat de ecologische kwaliteiten van Hollandscheveld beperkt zijn. Binnen het bestemmingsplangebied Hollandscheveld zijn - met uitzondering van broedvogels, zoogdieren, Alpenwatersalamander en Groene glazenmaker - geen juridisch zwaarder beschermde soorten van Flora- en faunawet Tabel 2/3 of ´bedreigde´ of ´ernstig bedreigde´ soorten van Rode lijsten bekend. Verder is gebleken dat de locaties aan de Hollandscheveldse Opgaande waar een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011 geen nader onderzoek behoeven.
Op basis van de Nationale databank flora en fauna (NDFF) zijn geen waarnemingen bekend in het plangebied van middelzwaar tot zwaar beschermde soorten (tabel 2 of 3-soorten) uit de Flora en faunawet.

Conclusie
Op basis van de resultaten van de natuurtoets en de NDFF wordt het bestemmingsplan op het punt van vigerende natuurwet- en regelgeving uitvoerbaar geacht.

4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang te bezien hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes (PM10; ook wel fijn stof genoemd).

De meest kritische parameters in Nederland zijn stikstofdioxide en fijn stof. De overige parameters leiden niet tot overschrijdingen in Nederland.

Voor de herziening van het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011 is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Luchtkwaliteitsonderzoek, Bestemmingsplan Hollandscheveld' (kenmerk: 080185.08L) van
22 april 2011 (Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoek).
Uit het onderzoek blijkt dat het met name het verkeer een bijdrage kan leveren aan de luchtkwaliteit in het plangebied. De concentratie NO2 en PM10 als gevolg van het wegverkeer op de Hollandscheveldse Opgaande leidt niet tot overschrijdingen van de grenswaarden die zijn opgenomen in de Wet luchtkwaliteit.

Conclusie
Luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de ruimtelijke ontwikkeling.

4.6 Geluid

Het plangebied is opgenomen in de Structuurvisie Hollandscheveldse Opgaande van 2005. Ten behoeve van deze structuurvisie is in 2005 reeds akoestisch onderzoek (kenmerk: HO/RT/2005-07) uitgevoerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden voor de bouwlocatie in het plangebied. In 2006 is voor deze locatie een hogere grenswaarde verleend door Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe (kenmerk: 10/MB/A3/2006002163 van 16 maart 2006) van 57dB voor wegverkeerslawaai als gevolg van de Hollandscheveldse Opgaande.

Voor het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011 heeft Ingenieursbureau Spreen een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Bestemmingsplan Hollandscheveld' (kenmerk: 080185-08W) van 15 april 2011 (Bijlage 5 Akoestisch onderzoek). In dit onderzoek is ook de geluidbelasting als gevolg van de Hollandscheveldse Opgaande inzichtelijk gemaakt voor het jaar 2021. Gebleken is dat de geluidbelasting niet hoger is dan de vastgestelde hogere waarde van 57 dB, indien de woning gerealiseerd word in de rooilijn van de reeds bestaande bebouwing.

Overige geluidbronnen
Overige geluidbronnen zoals industrie, railverkeer of luchtvaart vormen geen belemmering voor de ontwikkeling.

Conclusie
Geluid vormt geen beperking voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.7 Externe veiligheid

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.
Het groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.
Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie externe veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied (Bijlage 6 Externe veiligheid advies).

Stationaire bronnen
Binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig. Er hoeft niet getoetst te worden aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Transportroutes voor gevaarlijke stoffen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor en het water is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vanaf 1 april 2015 van kracht geworden. Het plangebied ligt niet binnen een plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour van een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Tevens ligt het plangebied niet binnen een afstand van 200 meter vanaf een dergelijke transportroute. Een aanvullende kwantitatieve risicoanalyse om de hoogte van het groepsrisico te bepalen hoeft dan ook niet plaats te vinden. Een toetsing aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Bevt is dan ook niet noodzakelijk.

Buisleidingen
Ten noorden en oosten van het plangebied ligt een aantal hoge druk aardgasleidingen van de Gasunie. Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing.

Het plangebied ligt niet binnen een plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour van een buisleiding. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico wordt dus niet overschreden.
Het plangebied ligt wel geheel binnen het invloedsgebied van een noordelijke hoge druk aardgasleiding (A-509, 66 bar ø 1,22 m).


afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BPW8024002-VG01_0003.jpg" Afbeelding 3: Invloedsgebied buisleidingen

Het plangebied ligt niet binnen de 100% letaliteitszone. Dit is de zone waar 100% van de mensen komt te overlijden bij een calamiteit met een buisleiding.

Het oprichten van 1 woning heeft geen invloed op de hoogte van het groepsrisico. Het groepsrisico in dit gebied is laag vanwege het geringe aantal personen binnen de 100% letaliteitszone van deze buisleidingen. De hoogte van het groepsrisico ligt ruimschoots onder de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. De woning ligt tevens aan de rand van het invloedsgebied en draagt niet bij aan het totale groepsrisico.
Omdat het groepsrisico meer dan 10% onder de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico ligt, de toename van het groepsrisico minder dan 10% bedraagt en de ruimtelijke ontwikkeling niet binnen de 100% letaliteitszone plaatsvindt, hoeven geen risicobeperkende maatregelen worden onderzocht. Evenmin hoeven alternatieve locaties met een lager risico te worden onderzocht.

De Veiligheidsregio Drenthe (VRD) is bij het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011 in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen inzake de kwalitatieve risicobeoordeling, waarbij de aspecten bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en de zelfredzaamheid van personen wordt betrokken. De HVD heeft destijds geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een advies uit te brengen.

Gezien de hoogte en er geen toename van het groepsrisico plaatsvindt, kan het groepsrisico ten opzichte van de buisleidingen aanvaardbaar worden geacht.

Conclusie
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.

4.8 Milieuzonering bedrijven

Het plangebied ligt in lintbebouwing ten westen van Hollandscheveld. Het lint bestaat voornamelijk uit woningbouw. Op ca. 105 meter van het plangebied ligt een veehouderij (Hollandscheveldse Opgaande 67). Het plangebied ligt op voldoende afstand van deze veehouderij. Er zijn reeds bestaande woningen aanwezig tussen deze veehouderij en het plangebied. Er liggen geen overige bedrijven in de nabijheid van het plangebied die eventueel een belemmering kunnen vormen voor de ruimtelijke ontwikkeling. Ook andersom belemmert een nieuwe woning niet de omliggende bedrijven in hun bedrijfsvoering.

4.9 MER beoordeling

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag nog moet beoordelen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.

De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
- de kenmerken van het project;
- de plaats van het project;
- de kenmerken van de potentiële effecten.

In het plangebied is sprake van een nieuw te bouwen woning. In de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage is de ontwikkeling opgenomen onder categorie D 11.2, onder 2º: een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen.

Er is sprake van een m.e.r-beoordelingsplichtige activiteit indien er sprake is van meer dan 2000 woningen. Het planvoornemen met 1 woning ligt ver onder de drempelwaarde, waardoor kan worden aangenomen dat er geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. In het kader van de voorbereiding is geconstateerd dat het plan niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied ligt.

De onderzoekslocatie ligt op meer dan 3 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied en maakt geen onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De woning wordt gerealiseerd in bestaande lintbebouwing van de kern Hollandscheveld. Gezien de afstand en de aard van de beoogde ingreep zijn er geen negatieve effecten te verwachten op de natuurwaarden of de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied en de EHS. Er is in voldoende mate rekening gehouden met milieu- en overige omgevingsaspecten.

Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het milieubelang in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten zijn te verwachten.

4.10 Duurzaamheid

Hoogeveen streeft naar een duurzame ontwikkeling in haar gemeente. De gemeente heeft haar ambities op het gebied van duurzaamheid verwoord in de Milieuvisie. Een van de speerpunten is energieneutraal bouwen. Er moet een stap worden gezet naar een duurzame leefomgeving. Belangrijk hierbij is het vergroten van de bewustwording.

Duurzaam bouwen is niet alleen het ontwikkelen van een woning die zo lang mogelijk kan voldoen aan onze woonbehoefte. Het is vooral ook een bouwwijze die goed is voor mens en milieu. Het betekent verantwoord omgaan met water, energie, grondstoffen en ook de open ruimte. Duurzaam bouwen vraagt met andere woorden om een integrale aanpak waarbij je bewust vooraf keuzes maakt.

Met betrekking tot milieukwaliteit (en daaraan de gezondheidskwaliteit gekoppeld) van woningen, gebouwen en andere bouwwerken kunnen drie belangrijke thema's worden onderscheiden:

  • energiebesparing en toepassing van opties van hernieuwbare energie met als doel de terugdringing van de CO2-emissie door de gebouwde omgeving;
  • toepassing van verantwoord materiaalgebruik ten einde de condities voor het milieu te verbeteren;
  • maatregelen gericht op verbetering van het binnenklimaat met het oog op de gezondheid van bewoners en gebouwgebruikers.

Er zijn verschillende strategieën voor het ontwerp van duurzame woningen en gebouwen. In onderstaande afbeelding zijn verschillende mogelijkheden weergegeven die toegepast kunnen worden bij de bouw van een nieuwe woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BPW8024002-VG01_0004.jpg"

Afbeelding 4: Duurzame mogelijkheden voor een energiezuinige woning

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpwijzigingsplan heeft vanaf 3 november 2016 voor de duur van zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen binnengekomen.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Het betreft een particulier initiatief waarvan de kosten door de initiatiefnemer worden gedragen. Voor de andere (eventuele) kosten zoals het inrichten van de openbare ruimte of planschade, moet ingevolge artikel 6.12 Wro een exploitatieplan worden opgesteld, tenzij het verhaal van deze kosten anderszins is verzekerd. In dit geval is tussen de gemeente en de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten waarin het kostenverhaal is geregeld. Hierdoor is het opstellen van een exploitatieplan voor dit wijzigingsplan niet nodig.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

6.1 Juridisch systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd. Alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen zijn toegestaan.

Het wijzigingsplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de inwoner 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

6.2 Regels

Op het wijzigingsplan is het ter zake bepaalde in de regels van het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011 (vastgesteld 16 mei 2013), van overeenkomstige toepassing.

6.3 Verklaring van de bestemmingen

Tuin

Het gedeelte van het perceel waar geen (bij)gebouwen mogen worden gebouwd, heeft deze bestemming gekregen. Deze grond ligt tussen de voorgevel van het hoofdgebouw en de openbare weg.

Wonen

In de woonbestemming is een bouwvlak van 10 x 15 meter opgenomen voor het realiseren van één vrijstaande woning. De bouwregels behorende bij bebouwingsklasse 1 (sba-1) uit de regels van het bestemmingsplan Hollandscheveld zijn van toepassing. Dat wil zeggen dat de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen, en de goothoogte maximaal 3,5 meter.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Algemeen

Het wijzigingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het wijzigingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (activiteiten en gebruik van gronden) getoetst. Als blijkt dat in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het wijzigingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

7.2 Beleidskeuzen

De gemeenteraad heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. De gemeentelijke handhavings- en gedoogstrategie fysieke leefomgeving provincie Drenthe behandelt alle Wabo-taken in de gemeente Hoogeveen. De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het Wabo-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.

7.3 Inzet gemeentelijk apparaat

Op basis van de kadernota Toezicht en handhaving wordt jaarlijks een gemeentelijk werkprogramma opgesteld. Hierin worden op basis van een evaluatie voor het komende jaar de prioriteiten (bij)gesteld. In dit werkprogramma worden alle taken, taakonderdelen, de wettelijke of gewenste prioriteitstelling, prestatie en capaciteitstoekenning op het gebied van handhaving opgenomen. Tevens wordt de voortgang van de projecten die spelen inzichtelijk gemaakt.

De werkprogramma's worden gemonitord en geëvalueerd (jaarverslagen). Voor de monitoring en evaluaties zal aansluiting worden gezocht bij de programmasturing zoals die in Hoogeveen wordt gebruikt. Aan deze programma's ligt een visie (1x10 jaar) ten grondslag die vervolgens worden uitgewerkt in beleidsnota's (1x4 jaar) en uitvoeringsprogramma's (jaarlijks).

Tevens wordt beoordeeld of nog de juiste prioriteiten worden gesteld en of het handhavingsbeleid en de handhavingsstrategieën nog doelmatig en effectief zijn. Ieder jaar rapporteert het college van B&W de evaluatie aan de gemeenteraad. Indien nodig worden op basis van de evaluatie aanpassingen gedaan in de kadernota.