direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nieuweroord 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2016BP9001001-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Elke gemeente dient op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) om de tien jaar haar bestemmingsplannen te herzien of zo mogelijk een verlengingsbesluit te nemen, dan wel een beheersverordening vast te stellen.

Aangezien het bestemmingsplan Nieuweroord 2005 in maart 2017 de tien jaarstermijn bereikt, is voor Nieuweroord het voorliggende nieuwe bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan neemt het vigerend planologisch-juridisch kader als uitgangspunt en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Doel van dit bestemmingsplan is slechts het voldoen aan de wettelijke verplichting. Naast het bestemmingsplan Nieuweroord 2005 is ook het deelplan Veldraai 2010 in dit bestemmingsplan opgenomen,hierdoor komt er voor het dorp Nieuweroord weer één bestemmingsplan.

1.2 Opgave bestemmingsplan

De ligging en globale begrenzing van het plangebied 'Nieuweroord 2016' zijn aangegeven op de navolgende overzichtskaart. Hier zijn, tot het moment van vaststelling van voorliggend plan, dus de volgende bestemmingsplannen van kracht:

- (1) Bestemmingsplan Nieuweroord 2005 (vastgesteld 8-3-2007)

- (2) Bestemmingsplan Nieuweroord, deelplan Veldraai 2010 (vastgesteld 1-2-2012)

- (verticaal gearceerd) Bestemmingsplan Kernen Hoogeveen, parapluherziening aan- en bijgebouwenregeling (vastgesteld 15 mei 2014)

- (3) Bestemmingsplan Buitengebied Noord (vastgesteld 3 december 2007)

- (horizontaal gearceerd) Bestemmingsplan Buitengebied, parapluherziening aan- en bijgebouwenregeling (vastgesteld 3 december 2015)

Onderstaande figuur geeft aan waar welk bestemmingsplan vigeert:

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP9001001-VG01_0001.jpg" afbeelding 1 vigerende bestemmingsplannen

1.3 Opbouw toelichting

Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan bod:

  • hoofdstuk 2 beschrijft het plangebied en geeft de vigerende situatie;
  • hoofdstuk 3 bevat het beleidskader met relevant rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid;
  • hoofdstuk 4 geeft de planuitgangspunten en de ruimtelijke en functione structuur van het plangebied weer;
  • hoofdstuk 5 gaat in op de randvoorwaarden en belemmeringen vanuit omgevings- en milieuaspecten, zoals bodem, geluid, luchtkwaliteit, wateraspecten, etc.;
  • hoofdstuk 6 gaat in op de planologische regels en de daarbij behorende verbeelding;
  • hoofdstuk 7 gaat in op de handhaafbaarheid van het bestemmingsplan;
  • hoofdstuk 8 gaat in op de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Plangebied

Het plangebied betreft de kern Nieuweroord. Globaal wordt het gebied begrensd door de het terrein van de rijvereniging en de Splitting in het noorden. De Middenraai, het water en het agrarisch gebied aan de noordkant van de Hoogeveense Vaart tot en met nr. 56 in het oosten. De Hoogeveense vaart in het zuiden de achtertuinen van de woningen aan de Van de Wall Bakestraat, de volkstuinen en de manege in het westen.

Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP9001001-VG01_0002.jpg"

afbeelding 2 ligging plangebied

Voor een beschrijving van de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied wordt verwezen naar Hoofdstuk 4 Planuitgangspunten.

2.2 Vigerend recht

In het plangebied vigeren op dit moment 3 bestemmingsplannen, te weten het bestemmingsplan Nieuweroord 2005 (vastgesteld 8-3-2007). Het bestemmingsplan Nieuweroord, deelplan Veldraai 2010 (vastgesteld 1-2-2012) en het bestemmingsplan Kernen Hoogeveen, parapluherziening aan- en bijgebouwenregeling (vastgesteld 15 mei 2014). In paragraaf 1.2 is aangegeven waar welk bestemmingsplan vigeert. Met voorliggend bestemmingsplan wordt beoogt het hele gebied van het dorp Nieuweroord weer in één bestemmingsplan op te nemen met daarin de meest actuele regeling..

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Europees beleid

3.1.1 Verdrag van Malta

In 1992 werd het Europese Verdrag van Valletta (Malta) ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. De ondertekenaars hebben zich verplicht, archeologische belangen tijdig te betrekken bij de ruimtelijke planvorming voor woningbouw, landinrichting, wegenaanleg en dergelijke. Het beleid is gericht op het behoud van de archeologische waarden in de bodem en de planologische bescherming van waardevolle archeologische vindplaatsen.

De uitgangspunten van het verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Erfgoedwet. Voor archeologische waarden geldt de wettelijke verplichting om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten.

De gronden vallende binnen voorliggend plangebied zijn op basis van de Erfgoedwet getoetst. Een nadere beschrijving van het thema archeologie staat in Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten.

3.1.2 Vogel- en Habitatrichtlijn

De laatste tijd ondervindt de ruimtelijke ordening steeds meer invloed van het Europese beleid. In het bijzonder geldt dit voor de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Bij herzieningen van bestemmingsplannen wordt aandacht gevraagd voor het veiligstellen van de beschermde flora en fauna. Hiervoor dient als basis de Flora- en faunawet van 1 april 2002; deze wet regelt de bescherming van soorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten. Activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zijn in principe verboden. Daarnaast erkent de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een ontheffing of een vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Economische zaken (EZ) of, in geval van beheer en schadebestrijding, van Gedeputeerde Staten.

De gronden vallende binnen dit plan zijn aan deze wet getoetst. Een nadere beschrijving van het thema ecologie staat in Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het beleid van Europa en de rijksoverheid is van invloed op het te voeren Drentse omgevingsbeleid. Zo is er op Europees niveau veel aandacht voor het verbinden van economische kerngebieden door vervoersnetwerken, de aansluiting van relatief zwak ontwikkelde regio’s, landsoverschrijdende samenwerking, stroomgebieden, ecologische relaties en duurzame ontwikkeling.

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), vastgesteld. De SVIR heeft een horizon tot het jaar 2040 en vervangt onder andere de Nota Ruimte. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het rijk kiest met de structuurvisie voor een selectievere inzet van de onderstaande 13 rijksbelangen:

  • 1. een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
  • 3. ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • 10. ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt dieper ingegaan op deze 13 rijksbelangen. Het rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports, greenports en de valleys;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
  • een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.

Geconstateerd wordt dat de nu voorliggende actualisatie van het bestemmingsplan Nieuweroord geen rijksbelangen schaadt. Derhalve wordt geconcludeerd dat voldaan wordt aan de uitgangspunten zoals verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze zijn bedoeld om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. In het Barro zijn geen specifieke regels opgenomen voor het onderhavig plangebied.

3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Daarin is in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen (inclusief detailhandel) in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden ("ladder duurzame verstedelijking").

De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit genoemde ladder hebben betrekking op de vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden (trede 2) en als dat niet mogelijk is op andere locaties (trede 3), die vooral goed ontsloten moeten zijn.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

De eerste vraag die beantwoord moet worden is of de ontwikkeling waarvoor dit bestemmingsplan opgesteld is aan te merken is als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het antwoord hierop is 'nee'. Het voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkeling mogelijk. Waar op basis van dit bestemmingsplan nog woningen gebouwd kunnen worden is er sprake van een voortzetting van al aanwezige bouwtitels. Vigerende planologische rechten worden op basis van jurisprudentie niet gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarom wordt hier niet verder toegekomen aan een motivering per trede van de ladder.

3.3 Provinciaal beleid

Op 2 juli 2014 is de Actualisatie omgevingsvisie Drenthe 2014 vastgesteld en met ingang van 17 oktober 2015 is ook de geactualiseerde omgevingsverordening inwerkinggetreden.

3.3.1 Provinciale omgevingsvisie

De omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

In de Omgevingsvisie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen, te weten:

  • De provinciale structuurvisie;
  • Het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm);
  • Het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  • Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode erna.

De missie uit de Omgevingsvisie luidt: ‘Het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is’.

De kernkwaliteiten zijn:

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid;
  • naoberschap;
  • menselijke maat;
  • veiligheid;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal).

Kernkwaliteiten-analyse Landschap

De kwaliteit en de diversiteit van het Drentse landschap dragen sterk bij aan een aantrekkelijk milieu om in te wonen, te werken en te recreëren. De identiteit van het Drentse landschap wordt bepaald door de ontstaansgeschiedenis en de diversiteit aan landschapstypen.

Landschapstypen met de bijbehorende landschapskenmerken willen we in samenhang behouden en versterken. Daarmee wordt gestreefd naar een Drents landschap waarin het grondgebruik, het type natuur en het landschapsbeeld passen bij de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap. Vanuit dat perspectief wil de provincie keuzes voor nieuwe ontwikkelingen in het landschap blijvend mogelijk maken.

Binnen Drenthe zijn zes landschapstypen te onderscheiden:
1. Esdorpenlandschap;
2. Esgehuchtenlandschap;
3. Wegdorpenlandschap van de laagveenontginning;
4. Wegdorpenlandschap van de hoogveenontginning;
5. Landschap van de Veenkoloniën;
6. Landschap van de Koloniën van Weldadigheid.

De provinciale doelstellingen voor de kernkwaliteit landschap zijn:
• het behouden en versterken van de ruimtelijke afwisseling van landschapstypen;
• het behouden en versterken van de volgende karakteristieke kenmerken van de verschillende landschapstypen:

  • in het esdorpen-/ esgehuchtenlandschap: de (eenmans)essen en beekdalen;
  • in het wegdorpenlandschap van de laagveenontginning: de openheid;
  • in het wegdorpenlandschap van de veenrandontginning: de kavelstructuur en de openheid;
  • in het landschap van de Veenkoloniën: de wijkenstructuur en de openheid;
  • in de Koloniën van Weldadigheid (UNESCO): bijzondere elementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP9001001-VG01_0003.png"

Afbeelding 3 kwaliteit landschap

Zoals te zien op afbeelding 3 is Nieuweroord gelegen in het Landschap van de veenkolonien. Kenmerkend voor deze hoogveengebieden is de strakke verkaveling, de bebouwingslinten langs kanalen en monden en de grote, weidse ruimtes met wijken. Elke ontginning heeft bovendien zijn eigen specifieke kenmerken, waaraan de tijd en de manier van ontginning is af te lezen.

Van provinciaal belang is de samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen. Het provinciaal beleid is dan ook gericht op het behouden en versterken van de samenhang en de openheid met de wijken. Aangezien voorliggend bestemmingsplan conserverend van aard is, sluit het bestemmingsplan zich hierbij aan.

Ruimtelijke ontwikkelingen 

De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.

Wonen

De provincie streeft naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Het maken van bovenlokale afspraken hierover is van provinciaal belang. Gemeenten werken hun aandeel in het woonaanbod en de woonmilieus uit in de Gemeentelijke structuurvisie of het Woonplan. Zij houden daarbij rekening met de huidige kernenstructuur in de gemeente en de behoefte aan verschillende woonmilieus.

Vanuit de doelstelling om zorgvuldig en doelmatig om te gaan met de ruimte in Drenthe, hanteert de provincie het uitgangspunt ‘inbreiding gaat voor uitbreiding’. Dit houdt in dat de provincie Drenthe prioriteit geeft aan herstructurering (inclusief verduurzaming) van de woningvoorraad en aan het herontwikkelen en herbestemmen van gronden en panden. Daarnaast ligt er een beperkte opgave om de woningvoorraad uit te breiden.

Zorgvuldig ruimtegebruik

De provincie wil zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte in Drenthe. Grootschalige bouwplannen en uitbreidingen in het landelijk gebied, los van bestaande bebouwingslocaties, zijn niet vanzelfsprekend. De provincie vindt dat gemeenten bij nieuwbouwplannen een werkwijze moeten hanteren die leidt tot zorgvuldig ruimtegebruik.

Om zorgvuldig ruimtegebruik in Drenthe te stimuleren, wordt gestreefd naar het bundelen van wonen en werken. Inbreiding gaat vóór uitbreiding. Extra ruimte voor wonen en werken is er in (of aansluitend op) het bestaande bebouwde gebied en gebundeld rond de regionale voorzieningen voor infrastructuur en openbaar vervoer. Uiteraard is het niet de bedoeling dat dit streven ten koste gaat van cultuurhistorisch waardevolle dorpskernen. In zulke situaties wordt met de betrokken partijen naar een maatwerkoplossing gezocht.

De provincie Drenthe zet in op de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. De ladder is tevens rijksbeleid en eind 2012 als motiveringseis opgenomen in het Besluit Ruimtelijke Ordening (Bro). In de nieuwe Omgevingsvisie wordt de ladder als procesvereiste bij de afweging voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen nader uitgewerkt.

De doelen bij het toepassen van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking in Drenthe zijn als volgt:

  • zorgvuldig omgaan met de ruimte in Drenthe;
  • tegengaan van overaanbod, met kwaliteitsverlies, leegstand en soms ook verloedering met als gevolg binnen de bestaande voorraad woningen, kantoren, bedrijventerreinen en verblijfsrecreatie;
  • de juiste discussie voeren over nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zonder sterke, gewenste plannen onnodig te vertragen of belemmeren;
  • bevorderen van vraaggericht programmeren voor bewoners, bezoekers en bedrijven in Drenthe;
  • Ruimte voor initiatieven die kwaliteit toevoegen aan Drenthe : ‘pareltjes’ laten groeien en bloeien;
  • Begeleiden van het veranderingsproces van groei en nieuwbouw naar beheer en verversing en vernieuwing van het bestaand stedelijk gebied;
  • Focus op bestaand stedelijk gebied. Duurzame structuurversterking;
  • Doorontwikkeling, hergebruik en transformatie van bestaand vastgoed;
  • Betere benutting van multimodale knopen en meer aandacht voor passende ontsluiting;
  • Zorgvuldige, transparante en overtuigende motivering.

Het is niet de bedoeling Drenthe ‘op slot’ te zetten, maar wel samen het 'goede gesprek' te voeren over nut, noodzaak, kwaliteit en toegevoegde waarde van een plan of initiatief. Plus de samenhang met bestaand stedelijk gebied. Duurzame structuurversterking wordt dat genoemd door de provincie.

De ladder is ook 'cyclisch iteratief': slim schakelen tussen de stappen om te komen tot een optimum, zo vroeg mogelijk in het plantraject.

In paragraaf 3.2.3 is ingegaan op de landelijke ‘Ladder voor Duurzame Verstedelijking’. De provinciale ladder beoogt hetzelfde doel.

3.3.2 Provinciale omgevingsverordening

De Provinciale Omgevingsverordening Drenthe (POV) is een belangrijk instrument om het omgevingsbeleid, zoals dat is opgenomen in de Omgevingsvisie Drenthe, uit te voeren. De regels in de verordening vormen het sluitstuk op de Omgevingsvisie. Aangezien voorliggend bestemmingsplan slechts een conserverend bestemmingsplan is, zonder nieuwe ontwikkelingen, is er ook geen strijdigheid met eventuele regels uit de Omgevingsverordening. In het geval nieuwe ontwikkelingen zich aandienen worden deze aan de meest actuele versie van de Omgevingsverordening getoetst.

3.4 Regionaal beleid

In het kader van de regionale afstemming is met de buurgemeenten De Wolden, Westerveld en Meppel overleg gevoerd over het woningbouwprogramma. De uitkomst van de afstemming heeft geresulteerd in een regionale woonvisie.

Op 30 oktober 2012 is de Regionale Woonvisie Zuidwest Drente, Groeimodel, deel I door het college van de gemeente Hoogeveen en de andere betrokken gemeenten vastgesteld. Voor deze woonvisie is de bevolkingsprognose XVIII van de provincie Drenthe, maart 2012, een belangrijke onderlegger. De Regionale Woonvisie scherpt de indicatieve aantallen uit de Woonvisie 2011-2020 aan.

Met voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Met de nog beschikbare woningbouwkavels in het plangebied is in de regionale woonvisie reeds rekening gehouden.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Toekomstvisie 2030

In juni 2000 is de Toekomstvisie voor Hoogeveen vastgesteld door de gemeenteraad. De Toekomstvisie strekt zich uit tot 2030 en gaat over de ontwikkeling van Hoogeveen in brede zin. Voor de dorpen van Hoogeveen ligt de nadruk op wonen in het groene Drenthe dichtbij alle voorzieningen van de stad. De Toekomstvisie verkiest kwaliteit boven kwantiteit en het versterken van het bestaande boven groei. In de Toekomstvisie wordt ingezet op beheerste groei om in de toekomst de aanwezige voorzieningen in stand te kunnen houden. Deze doelstelling kan alleen worden gehaald, indien een kwaliteitsimpuls wordt bewerkstelligd. Deze kwaliteitsimpuls heeft vooral betrekking op het wonen, de voorzieningen en het landschap. Dit betekent het aanbieden van hoogwaardiger woonmilieus, verbeteren van de kwaliteit van de winkels en sportaccommodaties en het behoud en versterken van de cultuurlandschappen.

3.5.2 Structuurvisie Hoogeveen 2015-2030

Als vervolg op de Toekomstvisie is op 23 december 2004 door de gemeenteraad de Structuurvisie Hoogeveen 2015–2030 vastgesteld. Deze Structuurvisie is eigenlijk de ruimtelijke vertaling van de Toekomstvisie. Hij spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gehele gemeente en beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten voor het buitengebied, de dorpen en de stad. De Structuurvisie is een voorbeeld van planning van onderop, vanuit het lokale denken. Deze Structuurvisie heeft daarom het oude POP II niet als vertrekpunt genomen, maar nam een voorschot op de nieuwe Omgevingsvisie Drenthe. Deze aanpak past overigens goed binnen de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. Het Rijk laat meer over aan gemeenten en provincies.

In de Structuurvisie geeft de ambitie van de gemeente voor de komende 15 jaar, met een doorkijk naar het jaar 2030 neergelegd te aanzien van veel beleidsterreien, waaronder het wonen. Het doel van de gemeente was om om de woningvoorraad tussen 2000 en 2015 te laten groeien met 3.200 woningen, waarvan 510 in de dorpen. In Nieuweroord is dit tot uitdrukking gekomen door de uitvoering van het woningbouwplan Veldraai. Voor deze ontwikkeling was in 2010 al een eigen bestemmingsplan vastgesteld en nu zijn deze kavels dan ook opgenomen in het bestemmingsplan voor het hele dorp. Er worden met dit bestemmingsplan nu geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

3.5.3 Structuurvisie Hoogeveen 2.0

De Structuurvisie uit 2004 is nog steeds een inspirerende, ambitieuze, integrale ruimtelijke visie, die in stand blijft en met “Structuurvisie Hoogeveen 2.0” op onderdelen wordt bijgesteld. De visie geeft aan hoe Hoogeveen tot 2030 omgaat met thema's als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. Duurzame kwaliteit is en blijft daarbij de rode draad.

De geactualiseerde structuurvisie is op 13 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. In de visie kiest Hoogeveen voor beheerste groei waarbij de focus van woningbouw ligt op inbreiding in de stad. Daarnaast wordt gekozen voor geconcentreerde groei bij de dorpen en het landelijke gebied, passend bij de vraag. Voor het landelijk wonen zijn er kansen in de landgoederenzone en de kanalenzone.

In de geactualiseerde structuurvisie is de visie op de bedijvigheid op de volgende punten aangeveuld en bijgesteld: Hoogeveen beschikt over voldoende bedrijven- en kantorenterreinen. In de stadsrandzone is geen behoefte meer aan een extra bedrijventerrein middels de Hellende Velden. Dit komt te vervallen. Ruimte om te ondernemen wordt ook geboden door verruiming van functies in vrijkomende agrarische bebouwing en via werken aan huis. Bij bedrijvigheid wordt rekening gehouden met landelijke normen wat betreft regionale afstemming en hergebruik van bestaande bebouwing. Of er behoefte zal zijn aan woon-werklocaties in de Groene Ketting van de
stadsrandzone is nog niet te voorzien. Afhankelijk van de behoefte wordt dit in een gebiedsontwikkeling opgepakt.

Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard en sluit aan op de structuurvisie.

3.5.4 Woonvisie 2011-2020

Ook in de Woonvisie 2011-2020 (vastgesteld op 1 december 2011) wordt een groeiambitie van de beheerste groei geformuleerd. In de Structuurvisie is de ambitie van de gemeente voor de komende 15 jaar, met een doorkijk naar het jaar 2030, neergelegd ten aanzien van veel beleidsterreinen, waaronder het wonen.

De Woonvisie blikt vooruit tot en met het jaar 2020. Daarvan zijn de eerste vijf jaren concreet en de laatste vijf jaren gelden als een doorkijk.

De focus van woningbouw ligt de komende jaren op de stad. Daarnaast kiezen we voor geconcentreerde groei bij de dorpen en in het landelijk gebied, passend bij de vraag. Uitgangspunt is dat tot en met 2020 netto 1.650 nieuwbouw woningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd. De regionale woonvisie heeft de indicatieve aantallen uit de Woonvisie aangescherpt. Op basis van de bevolkingsprognose XVIII van de provincie Drenthe van maart 2012 wordt een woningbouwruimte van ongeveer 1.400 woningen aangegeven voor de gemeente Hoogeveen tot 2020. Inmiddels zijn tot 1 januari 2014 385 reguliere woningen aan de woningvoorraad toegevoegd. Daarnaast is binnen de gemeente Hoogeveen nog ruimte voor ongeveer 500 woningen aan plancapaciteit waarvoor nog bouw-/bestemmingsplannen kunnen worden ontwikkeld. Voor ongeveer nog eens 500 woningen is al harde plancapaciteit aanwezig in zowel de kern Hoogeveen als in de dorpen binnen de gemeente Hoogeveen.

Met voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Met de nog beschikbare woningbouwkavels in het plangebied is in de regionale woonvisie reeds rekening gehouden.

3.5.5 Welstandsnota

Het motto van de toekomstivisie en structuurvisie is 'Kiezen voor Kwaliteit'. Daarop aansluitend is een Welstandsnota vastgesteld (januari 2007) met hetzelfde motto. In de welstandsnota staat nauwkeurig beschreven hoe de procedure verloopt. Bovendien staan er algemene criteria en gebiedsgerichte criteria in waaraan een bouwplan wordt getoetst op welstand. In 2014 is tevens de pilot 'Welstandsvrij' bouwen gestart op basis waarvan (tijdens de looptijd van de pilot) in grote delen van de gemeente welstandsvrij gebouwd mag worden. Het grootste deel van het plangebied is aangemerkt als welstandsvrij, gelegen in het gebiedstype "planmatige uitbreiding". Langs de Hoogeveense Vaart en de Middenraai wordt getoets aan het gebiedscriteria 'Lintbebouwing'. In dit gebied geldt de pilot niet.

Hoofdstuk 4 Planuitgangspunten

4.1 Ruimtelijke structuur

Ontstaansgeschiedenis

Het dorp Nieuweroord is gelegen tegen de oostgrens van de gemeente Hoogeveen. Het dorp kan gekarakteriseerd worden als een kanaaldorp. Het ontstaan en de ontwikkeling van deze dorpen is grotendeels bepaald door de wijze van ontginning van het veen. De ontwikkeling hield gelijke tred met de afgraving van het veen. Langs het voor de afvoer van de turf gegraven kanaal ontstonden de arbeidershuizen. Ook rustende boeren bouwden er hun woning. Zo ontstond hier lintbebouwing. Aan de overzijde van het kanaal werden op regelmatige afstanden de boerderijen gebouwd. De eerste wegen die dienden voor bestemmings- en doorgaand verkeer, liepen evenwijdig aan het water of aan de loodrecht op de Middenraai staande wijken. De weg werd van het water gescheiden door middel van een groenstrook. Het oorspronkelijke, langgerekte en regelmatige bebouwingspatroon, waarin (half)vrijstaande woningen en boerderijen met erfbeplanting in een strakke, rechte rooilijn zijn gesitueerd evenwijdig aan de Hoogeveense Vaart of aan de Middenraai is nog steeds herkenbaar. Ook de opgaande beplanting langs de hoofdwegen is karakteristiek te noemen. De percelen zijn vrijwel altijd loodrecht op de hoofdontsluiting gericht en hebben een regelmatig karakter, waarbij de bebouwing doorgaans evenwijdig aan de perceelgrenzen gesitueerd is.

De bebouwing langs de Hoogeveense vaart is gesitueerd op kavels van circa 30 meter diepte. De meeste gebouwen bestaan uit één bouwlaag en zijn afgedekt met een kap. De bebouwing langs de Middenraai, meest boerderijen met één bouwlaag en een kap) zijn gelegen op een 80 meter diepe kavel. Vooral bij de kruising van (water)wegen en bij bruggen ontstonden hier en daar verdichtingen in de bebouwing, zoals we in Nieuweroord zien bij de uitmonding van de Middenraai in de Hoogeveense Vaart. Hier werd het wonen gecombineerd met agrarische bedrijvigheid. In de loop der jaren heeft de woonfunctie de overhand gekregen. Enerzijds is de bedrijvigheid uit het dorp weggetrokken en anderzijds is het dorp uitgebreid met woningbouw.

De meest recente woningbouw is het plan Veldraai uit 2010. Mocht in de toekomst nog een nieuwe woningbouwlocatie in Nieuweroord nodig zijn, is het sport- en speelveld de meest geschikte inbreidingslocatie. Aangezien er echter geen concrete plannen zijn en de noodzaak niet is aangetoond, is het nog niet wenselijk en ook niet mogelijk om hiervoor woninbouwaantallen vast te leggen. Daarom wordt hier in dit plan verder niet op ingegaan. Mochten er in de toekomst ontwikkelingen zijn, zal een dergelijk plan haar eigen procedure inclusief daarbij horende inspraak en vooroverleg volgen.

Groen

Wat betreft de openbare groenvoorzieningen zijn vier elementen te onderscheiden. Aan de westkant van het plangebied is een bosperceel gelegen. Rondom het trapveld ligt een brede bossingel met aansluitend een groensingel langs en in het verlengde van de Eerste Wijk en hierin ligt tevens de toegang naar de volkstuinen. Langs de Middenraai en de Hoogeveense vaart bevindt zich een groentstrook met een belangrijke boomstructuur en door het hele dorp bevinden zich een aantal pleintjes soms gecombineerd met een speelvoorziening.

Wegen

De wegprofielen in Nieuweroord zijn eenvoudig, met verhardingen tot 5 meter en zachte bermen zonder voetpaden. In de woonstraten zijn in de verhardingen belemmeringen aangebracht waardoor geen doorgaand autoverkeer gestimuleerd wordt. De vormgeving is er op gericht de individuele herkenbaarheid van de woningen en het contact met de open ruimten maximaal tot uitdrukking te brengen. Parkeren gebeurt vooral op eigen terrein. Verder zijn er in voldoende mate parkeerplaatsen, gegroepeerd door het gehele plangebied.

4.2 Functionele structuur

Wonen

Het dorp heeft hoofdzakelijk een woonfunctie. Binnen het plangebied zijn voornamelijk vrijstaande en halfvrijstaande woningen. Alleen aan de Ring, aan weerszijden van het toegangspad naar de basisschool en achter het dorpshuis, zijn rijwoningen te vinden. Het parkeren gebeurt voornamelijk op eigen terrein. Verspreid over het dorp zijn een aantal parkeerstroken en parkeerterreintjes aangelegd.

Verkeer

Autoverkeer

De wegen binnen het plangebied hebben een functie voor de aanliggende bebouwing in het verblijfsgebied, zodat deze een beperkte verkeersfunctie vervullen. De wegen worden gecategoriseerd als erftoegangswegen en hebben een 30 km/u regime. De Middenraai als verbinding naar Nieuw-Balinge en de weg langs de Hoogeveense Vaart als verbinding naar Hoogeveen en Geesbrug en verder richting Emmen kunnen als doorgaande weg worden bestempeld. Binnen de bebouwde kom geldt hier echter ook 30 km/u als maximum snelheid.

Openbaar vervoer

Buslijn 37 van Hoogeveen naar Westerbork doet Nieuweroord aan via de Middenraai en de Hoogeveense Vaart. Centraal in het dorp is de bushalte gelegen aan de Middenraai.

Langzaam verkeer

In het dorp is een langzaam verkeersverbinding tussen de Van de Wall Bakestraat en de volkstuinen enerzijds en anderzijds langs het trapveld/evenemententerrein naar het dorpshuis en de kerk aan de Middenraai. Fietsstroken zijn langs de twee belangrijkste wegen, de Hoogeveense Vaart en de Middenraa, aanwezig tot aan de grenzen van de bebouwde kom. Richting Hoogeveen gaat deze fietsstrook vanaf de Van de Wall Bakestraat over in een eenzijdig vrijliggend fietspad.

Bedrijven

In het plangebied zijn de volgende bedrijven gevestigd:

- een gemaal van het waterschap op de hoek van de Hoogeveense Vaart met de Van de Wall Bakestraat;

- een stalling van snackwagens/ marktwagens aan de Hoogeveense Vaart 32. Tevens opslag van gasflessen en voedingsmiddelen ten behoeve van de wagens en koelcel aanwezig.

Verder zijn er nog een aantal bedrijven aan huis, zoals

- een bestratingsbedrijf aan de Ring 16 en een bouwbedrijf aan de Hoogeveense Vaart 49.

Tevens zijn enkele agrarische bedrijven en een transportbedrijf gelegen net buiten het plangebied

Voorzieningen

Nieuweroord kent met name maatschappelijke voorzieningen. Aan de Hoogeveense Vaart ten westen van de Middenraai is basisschool 'De Hoeksteen' gelegen. Ten noorden van de Eerste Wijk vinden we het dorpshuis, de kerk met pastorie en aula. Daarnaast zijn er nog enkele sport- en recreatieve voorzieningen, zoals het sport- en speelveld, het volkstuinencomplex en de locatie van de Raairuiters.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Bodem

Bij een nieuwe ontwikkeling dienen mogelijk verontreinigde plekken in het plangebied te worden gesignaleerd. Het plangebied bestaat grotendeels uit een kern met woningbouw. In het plangebied is sprake van een variatie in gebruik, zoals landbouw, recreatie, wonen, verkeer en maatschappelijke functies. In het onderhavige plan zijn geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen. Het plan heeft een overwegend consoliderend karakter.

Het plangebied ligt gedeeltelijk in de zone 'Wonen na 1945' en 'Buitengebied' van de deelgebiedenkaart van de Bodemkwaliteitskaart van de gemeente Hoogeveen. De te verwachten bodemkwaliteit (bij ontgraven) voldoet aan de kwaliteit landbouw/natuur.
Van het overgrote deel van het plangebied zijn geen recente bodemonderzoeksgegevens beschikbaar. Binnen het gebied is (plaatselijk) een aantal bodemonderzoeken uitgevoerd. Uit deze onderzoeken is gebleken dat in de boven- en ondergrond ten hoogste lichte verontreinigingen zijn aangetroffen. Plaatselijk is in de openbare weg, Middenraai, een sterke verontreiniging met PAK aangetroffen.
In het grondwater zijn ten hoogste lichte verontreinigingen van zware metalen aangetroffen. De resultaten gaven geen aanleiding voor nader onderzoek. Er zijn op basis van deze gegevens geen milieuhygiënische belemmeringen voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

Conclusie
Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de woonbestemming wordt geconcludeerd dat er geen verhoogde risico's voor de volksgezondheid of het milieu op basis van de aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit zijn te verwachten.

Op basis van de huidige situatie, gebruik en historische informatie kan geconcludeerd worden dat er bodemverontreinigingen te verwachten zijn in het plangebied, die mogelijk een belemmering kunnen vormen voor toekomstige (her)ontwikkelingen in delen van het plangebied.
Voordat deze gebieden (her)ontwikkeld kunnen worden, dient onderzoek (historisch, verkennend bodemonderzoek en/of eventueel een nader onderzoek of saneringsonderzoek) plaats te vinden ter plaatse van alle geconstateerde potentiële bodemverontreinigende activiteiten.

Grondverzet
Bij grondverzet dient men te streven naar een gesloten grondbalans. In situaties, waar grond vrij gaat komen, wordt sterk aanbevolen om de kwaliteit van de vrijkomende bodem chemisch analytisch vast te stellen. Uiteraard dient het onderzoek representatief te zijn voor de hele vrijkomende partij.

Voor het toepassen van grond gelden de spelregels voor grondverzet die zijn vastgesteld in het Besluit bodemkwaliteit. Informatie over het toepassen van grond kan worden verkregen bij de afdeling Economie en Leefomgeving van de Samenwerkingsorganisatie De Wolden Hoogeveen, RUD Drenthe en Rijkswaterstaat Leefomgeving.

5.2 Archeologie en Cultuurhistorie

5.2.1 Archeologie

Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Erfgoedwet (voorheen Monumentenwet) die op 1 juli 2016 in werking is getreden. Deze wet verplicht de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige monumenten.

Op basis van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW), die is opgenomen in de Atlas van Drenthe is geconstateerd dat het plangebied aan de zuidzijde een middelhoge trefkans heeft voor wat betreft de aanwezigheid van waardevolle archeologische waarden. Voor het overige heeft het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP9001001-VG01_0004.jpg"

Afbeelding 4: uitsnede IKAW Nieuweroord

De Archeologische Monumenten Kaart (AMK) bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. In en in de nabijheid van het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig, waarmee in dit plan rekening gehouden dient te worden.

Op basis van de gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaarten, die ter inzage hebben gelegen en naar verwachting eind 2016 worden vastgesteld, ligt het westelijk deel van het plangebied in een gebied met Waarde Archeologie 4. Dit houdt in dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is als het totaal te verstoren bodemoppervlak groter is dan 2000 m2 en de verstoring op een grotere diepte dan 30 cm plaatsvindt. In dat geval dient een inventariserend archeologisch onderzoek (boringen en eventueel proefsleuven) uitgevoerd te worden.
Het oostelijk deel van het plangebied heeft een Waarde archeologie 5. Dit betekent dat er in dat gebied geen archeologisch onderzoek uitgevoerd hoeft te worden bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen of grondwerkzaamheden.

Conclusie
Er kan geconcludeerd worden dat voor het westelijk deel van het plangebied geldt dat bij verstoringen van de bodem met een oppervlak van meer dan 2000 m2 en dieper dan 30 cm een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit wordt in de planregels geborgd.

Voor het oostelijk deel is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet blijft voor bodemverstoringen wel de meldplicht van kracht. Als tijdens graafwerkzaamheden alsnog archeologische vondsten of indicatoren worden aangetroffen dan dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd en moet dit gemeld worden bij de provinciaal archeoloog en de gemeente.

5.2.2 Cultuurhistorie

Op basis van het ontwerp-beleid cultuurhistorie zijn een aantal panden in Nieuweroord aangeduid als 'karakteristiek'. Het gaat om de adressen Hoogeveensche vaart 35, een woning en de adressen Middenraai 69, 77 en 81, twee woonhuizen en de kerk. Met de aanduiding 'karakteristiek' wordt het behoud van deze cultuurhistorisch waardevolle panden geregeld, door middel van een sloopvergunningplicht.

5.3 Water

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen.

Beleidskader
Het waterschap heeft het beleid voor stedelijk waterbeheer vastgelegd in de beleidsnotitie 'Water Raakt'. Deze notitie vormt het beleid op hoofdlijnen voor de wijze waarop het waterschap in stedelijk gebied invulling geeft aan het waterbeheer. Daarnaast zijn in het waterbeheer in grote lijnen drie beleidsthema's waar het waterschap zich mee bezighoudt.

  • Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld.
  • Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken, kennen we Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert.
    Het plan ligt niet in een beekdal of in de lagere delen van het beheergebied van waterschap Drents Overijsselse Delta. In het beekdal kunnen extreme omstandigheden nadrukkelijk leiden tot wateroverlast en schade. Wel komen natuurlijke laagtes in het gebied voor waar plaatslijk wateroverlast een rol kan spelen.
  • Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich vanaf 2015 in een goede ecologische en chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor Natura 2000-gebieden is geen uitstel mogelijk.

Planbeschrijving
Nieuweroord ligt in het deelstroomgebied van de Middenraai (waterpeil max. NAP +13,05m) en de Hoogeveense vaart (waterpeil max. +12,95m). Het watersysteem stroomt af in westelijke richting. In drogere periodes is het mogelijk om water aan te voeren via een gemaal in de Middenraai. De hoogte van het maaiveld ligt ter hoogte van de Middenraai op NAP +14,00m en loopt af in landelijke gebied naar ongeveer NAP +13,00m. De bodem bestaat voornamelijk uit veengronden. Er kunnen hoge grondwaterstanden optreden. (GtVI met grondwaterstand maximaal 40cm onder maaiveld).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP9001001-VG01_0005.jpg" Afbeelding 5: bestaande waterhuishouding Nieuweroord

Bij nieuwe ontwikkelingen moet het water zoveel mogelijk worden vastgehouden in het plangebied. Ten zuiden van het plangebied ligt een lager deel. Het plangebied ligt in een overgang van hoog naar laag. In het plangebied komen watergangen van het waterschap voor. In het plan wordt rekening gehouden met de kernzone, zoals deze in de keur van het waterschap wordt genoemd. Langs een watergang geldt een vrijwaringszone met een breedte van 5 meter. Deze zone is noodzakelijk voor onderhoud aan de watergang en moet vrij blijven van obstakels. Voor werkzaamheden binnen kernzones en de vrijwaringszone moet bij het waterschap vergunning worden aangevraagd.

Het gebied is deels geschikt om regenwater te infiltreren of te bergen. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) ligt op 40 - 80 cm onder het maaiveld. Bij infiltratie moet rekening worden gehouden met een slecht doorlatende laag tussen circa 1,2 en 3,0 meter onder het maaiveld. De bodem bestaat voornamelijk uit veen. Bij nieuwbouw moet rekening worden gehouden met zettingen.

Waterketen (riolering)
Nieuwe uitbreidingen van Nieuweroord zullen niet leiden tot hydraulische belasting van de rioolwaterzuiveringsinstallatie, er wordt gecompenseerd door extra afkoppeling van bestaand gebied. Er wordt grondwaterneutraal gebouwd. De berging van regenwater van nieuw verhard oppervlak wordt (zoveel mogelijk) binnen toekomstige uitbreidingen opgelost. Uitgangspunt is dat bij 60% van de nieuwe uitbreidingen 100% van het verhard oppervlak wordt afgekoppeld, waarbij het regenwater niet meer wordt afgevoerd naar het gemengd rioolstelsel. Het afgekoppelde regenwater wordt door middel van infiltratie vastgehouden en/of door afvoer naar het oppervlaktewater binnen of nabij het plangebied geborgen, voordat het verder wordt afgevoerd.

Het hoofdgebied van de kern Nieuweroord is gemengd gerioleerd. Het afvalwater en hemelwater worden ingezameld en getransporteerd naar het rioolgemaal. Het rioolgemaal verpompt het afvalwater en een gedeelte van het regenwater naar Noordscheschut en van daar gaat het verder naar de kern Hoogeveen. Bij hevige neerslag kan overtollig licht verontreinigd regenwater overstorten op de Hoogeveensche Vaart. Het gemengde rioolstelsel heeft twee overstorten, waarvan één uitgevoerd met een randvoorziening. In de laatste uitbreiding van het dorp (omgeving Veldraai, Karkdiekie) wordt het hemelwater gescheiden afgevoerd en loost dit oppervlakkig naar de watergang aan de westzijde van dat plan.

Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. Het plan heeft een consoliderend karakter en er zijn in het plan geen ruimtelijke (her)ontwikkelingen voorzien. De toename van het verharde oppervlak is dan ook minder dan 1.500 m2.

Oppervlaktewater
Er wordt rekening gehouden met de wijze van onderhoud (varend of vanaf de kant) en de daarbij geldende voorwaarden. Voor werkzaamheden binnen de aangegeven zones, die zijn opgenomen in de keur van het waterschap, is een vergunning op grond van de Waterwet noodzakelijk.

Het gebruik van materialen
Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterkwaliteit van het regionale watersysteem. Om verontreiniging van het watersysteem te voorkomen adviseert het waterschap om materialen zoals lood, koper en zink niet te gebruiken als het hemelwater vrij afstroomt naar het watersysteem.

Aanleghoogte van de bebouwing
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

Wetgeving lozen in oppervlaktewater
In het plan vindt een lozing plaats van water in oppervlaktewater. Hemelwater van schone oppervlakken (zoals daken en tuinen) mag rechtstreeks geloosd worden. Hemelwater dat van een parkeerterrein afstroomt (of anderszins) vervuild raakt, dient via een bodempassage af te wateren. Als in het plangebied grondwater wordt onttrokken tijdens de aanleg van bebouwing en dit grondwater geloosd wordt in het oppervlaktewater dan gelden er specifieke regels. Hierover dient contact opgenomen te worden met het waterschap.

Watertoetsproces
De gemeente heeft het Waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Consoliderende plannen die geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken, hebben in beginsel geen invloed op de waterhuishouding.

De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Waterschap Drents Overijsselse Delta geeft een positief wateradvies.

5.4 Natuur en Ecologie

In verband met de op 1 april 2002 in werking getreden Flora- en faunawet en de thans geldende Natuurbeschermingswet 1998, is het noodzakelijk om vooraf te toetsen of ruimtelijke ingrepen en andere plannen en activiteiten niet conflicteren met aanwezige beschermde plant- en diersoorten en habitats. Het voorliggend plan heeft een conserverend karakter en er is geen sprake van ruimtelijke (her)ontwikkelingen in het plan.
In het verleden heeft Ecogroen Advies een ecologisch onderzoek uitgevoerd ten behoeve van het plangebied. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Quickscan Flora en Fauna Nieuweroord' van 22 september 2004 (Bijlage 2 Ecologisch onderzoek). Tot slot zijn de gegevens uit de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) geraadpleegd.

Gebiedsbescherming
In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied. Er zijn dan ook geen significant negatieve effecten van het plan op deze gebieden te verwachten en een vervolgtraject in het kader van de Natuurbeschermingswet is dus niet noodzakelijk. Het plangebied ligt eveneens niet binnen het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP9001001-VG01_0006.jpg"

Afbeelding 6: Uitsnede uit EHS-kaart 2015, provincie Drenthe

De belangrijkste natuurwaarden in het bestemmingsplangebied worden gevormd door de aanwezige wijken.

Soortenbescherming
Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Flora- en faunawet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn aangewezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden. Verder mogen planten niet geplukt of verzameld worden en is het niet toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, te vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.

Aan de oostelijke rand van het plangebied is een grote populatie van de Poelkikker (Rana lessonae) aanwezig. Deze soort is strikt beschermd in Bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn. Vrijstelling voor schade aan deze soort en zijn leefgebied is alleen in uitzonderlijke gevallen en onder strikte voorwaarden te verkrijgen.
Voor de nieuwbouwlocatie direct ten zuiden van de Veldraai en De Splitting, in het westen van het plangebied, is in 2006 een quickscan uitgevoerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat er geen beschermde planten- en diersoorten zijn aangetroffen op deze locatie.
Verder dient bij toekomstige ruimtelijke ingrepen rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen in de bestaande bebouwing.

Conclusie
Het betreft een conserverend plan waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien. Op basis van de uitgevoerde onderzoeken en de raadpleging van de NDFF heeft het plan vooralsnog geen effecten op de beschermde natuurgebieden of op de flora en fauna in het plangebied. Bij elk voornemen voor een toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied zal worden getoetst wat de effecten hiervan zijn op de aanwezige beschermde soorten.

5.5 Geluid

Voor dit bestemmingsplan is een inventarisatie gemaakt van de geluidsbelasting in het plangebied op grond van de Wet geluidhinder (hierna Wgh). Daarbij kan het gaan om geluid afkomstig van lucht-, rail- of wegverkeer en/of van bedrijven. De RUD Drenthe heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai voor het plangebied. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Akoestisch onderzoek herziening bestemmingsplan Nieuweroord' (kenmerk: HO-7917/CB van 28 september 2016 (Bijlage 3 Akoestisch onderzoek).

Wegverkeerslawaai
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en er zijn binnen het bestemmingsplan geen
wijzigingsgebieden opgenomen. Omdat er geen sprake is van 'nieuwe situaties' hoeft de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai niet te worden getoetst aan de Wet
geluidhinder. Door middel van het akoestisch onderzoek is wel inzicht gegeven in de geluidbelasting in het plangebied.

De maatgevende wegen in het plangebied zijn:
- Verlengde Hoogeveensche vaart (30 km/h);
- Middenraai (30 km/h).

De geluidbelasting op de geluidgevoelige objecten ten behoeve van het voorliggend plan is berekend met het programma Geomilieu V3.11 van DGMR. Voor deze berekening zijn de verkeersintensiteiten voor het jaar 2027 gebruikt.

Uit de rekenresultaten is gebleken dat de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeer op de Verlengde Hoogeveensche vaart 51 dB LDEN of lager bedraagt aan het einde van de planperiode (2027). De geluidbelasting als gevolg van het wegverkeer op de Middenraai bedraagt maximaal 50 dB LDEN in 2027. De geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer voldoet dus niet op alle wegen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB LDEN uit de Wet geluidhinder. Het gaat echter niet om nieuwe situaties, maar om een bestaande situatie die niet getoetst wordt aan de norm uit de Wet geluidhinder.

Overige geluidbronnen
In of in de nabijheid van het plangebied spelen overige geluidbronnen zoals industrielawaai en railverkeerslawaai geen rol. Het plangebied ligt ook niet in het aanvullende beperkingengebied van geluid zoals opgenomen in het vigerende Luchthavenbesluit Luchtsportcentrum Hoogeveen.

Conclusie
Geluid vormt geen beperking voor het plan.

5.6 Milieuzonering bedrijven

In het plangebied komt een aantal functies voor met een lichte milieubelasting. Het betreft een drietal maatschappelijke bestemmingen, zoals een dorpshuis, een kerk en een basisschool en één bestemming detailhandel. Aan de rand, buiten het plangebied, is een aantal agrarische bedrijven gevestigd. In dit geval hoeft er geen toetsing aan de richtafstanden uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' plaats te vinden, omdat het om een bestaande situatie gaat.

5.7 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang om te beoordelen hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes (PM10; ook wel fijn stof genoemd).

De kritische parameters in Nederland zijn fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De overige verontreinigende stoffen waaronder benzeen, lood, zwaveldioxide en koolstofmonoxide bevinden zich in Nederland ruim onder de grenswaarden. De verwachting is dat dit ook in de toekomst zo zal blijven waardoor berekening van deze waarden niet relevant is.

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het voorliggend bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter. Er zijn geen nieuwe (her)ontwikkelingen in het plan opgenomen die extra verkeersbewegingen met zich meebrengen. In 2017 bedraagt de verkeersintensiteit op de Verlengde Hoogeveensche vaart 1500 motorvoertuigen per etmaal en op de Middenraai 1400 motorvoertuigen per etmaal. Er wordt gedurende de planperiode geen autonome groei verwacht van de verkeersintensiteit op beide wegen.

Het voorliggend bestemmingsplan leidt dan ook niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit ten opzichte van de huidige situatie. Er is sprake van een niet in betekenende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit. De grenswaarden voor NO2 en PM10 worden overigens ook nergens in de gemeente Hoogeveen overschreden (rapport 'Monitoringsrapportage NSL 2015', RIVM-rapport 2015-0166).

Conclusie
Het plan voldoet aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet Luchtkwaliteit.

5.8 Externe veiligheid

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.
Het groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.
Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie externe veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied (Bijlage 4 EV-advies).

Stationaire bronnen
Binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig. Een toetsing aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen is dan ook niet noodzakelijk.

Transportroutes voor gevaarlijke stoffen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor en het water is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vanaf 1 april 2015 van kracht geworden. Het plangebied ligt niet binnen een plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour van een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Tevens ligt het plangebied niet binnen een afstand van 200 meter vanaf een dergelijke transportroute. Een aanvullende kwantitatieve risicoanalyse om de hoogte van het groepsrisico te bepalen hoeft dan ook niet plaats te vinden. Een toetsing aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Bevt is niet noodzakelijk.

Buisleidingen
Ten westen en oosten van het plangebied ligt een aantal hoge druk aardgasleidingen van de Gasunie. Ten oosten ligt ook de reserveringsstrook voor toekomstige buisleidingen van nationaal belang, zoals opgenomen in de Structuurvisie buisleidingen 2012-2035 (afb. 7). Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP9001001-VG01_0007.jpg"

Afbeelding 7: Ligging hoge druk aardgasleidingen van de Gasunie

Belemmeringenstrook
Op grond van art. 14 van het Bevb hebben deze leidingen met een druk van meer dan 40 bar een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding. Deze belemmeringenstroken liggen ruimschoots buiten het plangebied en vormen geen belemmering voor het plan.

Plaatsgebonden risicocontour
Het plangebied ligt niet binnen een plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour rondom deze leidingen. Er is dus geen sprake van een overschrijding van de grens- of richtwaarde voor het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico vormt dus geen beperking voor het bestemmingsplan.

Groepsrisico
Het oostelijk deel van het plangebied ligt in het invloedsgebied van de buisleidingen waarbinnen het groepsrisico verantwoord moet worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP9001001-VG01_0008.jpg"

Afbeelding 8: Invloedsgebieden gropesrisico buisleidingen.

Het plangebied ligt buiten de 100% letaliteitszone. De 100% letaliteitszone is het deel waar 100% van de mensen komt te overlijden bij een calamiteit met een buisleiding.

Uit de kwantitatieve beoordeling van het groepsrisico blijkt dat de hoogte van het groepsrisico de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Vanwege het consoliderend karakter van het bestemmingsplan wijzigt het groepsrisico binnen het invloedsgebied niet ten opzichte van de huidige situatie. Het betreft een bestaande situatie waarbij er dus geen alternatieve mogelijkheden of te treffen maatregelen zijn die kunnen leiden tot een verdere verlaging van het groepsrisico. Er is in dit geval dan ook sprake van een acceptabel groepsrisico.

De reserveringsstrook voor de buisleidingen ligt ten oosten van het plangebied (afb. 7 grijs gebied) en bedraagt 70 meter. Deze strook ligt buiten het plangebied en vormt geen beperking voor het plan.

Conclusie
Het bestemmingsplan Nieuweroord heeft een conserverend karakter. Er zijn geen kwetsbare objecten geprojecteerd binnen een belemmeringenstrook of plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour. Een klein gedeelte van het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van buisleidingen. De hoogte van het groepsrisico is heel erg laag (maximaal 1,4% van de oriëntatiewaarde) en gezien het conserverend karakter van het plan is een verdere verantwoording van het groepsrisico niet nodig. Externe veiligheid vormt dus geen belemmering voor het plan.

5.9 Duurzaamheid

De gemeente Hoogeveen heeft haar ambitie op het gebied van duurzaamheid verwoord in het klimaatbeleid en de Milieuvisie. In het klimaatbeleid is de ambitie uitgesproken om in 2040 als gehele gemeente CO2-neutraal te willen zijn. Door bij nieuwe ontwikkelingen duurzaamheid reeds in de ontwerp- en bouwfase mee te nemen kan optimaal invulling worden gegeven aan de duurzaamheidsdoelstelling. In het plan zijn geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voorzien.

Voor bestaande bouw kunnen er ook duurzaamheidsmaatregelen getroffen worden. De gemeente stimuleert het duurzaam verbouwen van bestaande woningen door middel van het verstrekken van een duurzaamheidslening. In de verordening 'Duurzaamheidslening gemeente Hoogeveen 2016' staan de voorwaarden vermeld om in aanmerking te kunnen komen voor een dergelijke lening. Tot de duurzaamheidsmaatregelen waarvoor een duurzaamheidslening kan worden toegekend, behoren energiebesparende en waterbesparende maatregelen, duurzame opwekking van energie en de stimulering van de biodiversiteit, zoals het aanbrengen van een vegetatiedak of vogelvides.

Ook kunnen de particulieren, die hun woning energiezuiniger willen maken, gratis een energiescan laten opstellen. Hierbij wordt voornamelijk gekeken naar de 'schil' van de woning, de verwarmingsinstallatie, verlichting, ventilatie en het gebruik van elektrische apparatuur. De mogelijk te treffen haalbare maatregelen worden opgenomen in de energiescan.

Zo is er dus een scala aan mogelijkheden en maatregelen aanwezig om ook bestaande bouw te verduurzamen. Voor meer informatie over te treffen duurzaamheidsmaatregelen bij nieuwbouw en bestaande bouw kan contact opgenomen worden met de afdeling Economie en Leefomgeving (team Milieu-Duurzaamheid) van de Samenwerkingsorganisatie De Wolden Hoogeveen.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

6.1 Juridisch systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd. Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

6.2 Regels

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten.

Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot. In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd.

Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 6.3 nader uitgewerkt. In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende afwijkingsregels en de algemeen geldende aanduiding regels.

De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming ten behoeve van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.

In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.

6.3 Verklaring van de bestemmingen

In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

6.3.1 Agrarisch

In het plangebied zijn agrarisch onbebouwde percelen gelegen. Op deze percelen is verder geen bebouwing toegestaan. Ten behoeve van de bescherming van de archeologische waarden en het behoud van de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden is een aanlegvergunningenstelsel in het plan opgenomen.

6.3.2 Bedrijf

Binnen het plangebied is één bedrijf met de bestemming 'Bedrijf' geregeld. Het betreft de stallingsruimte voor markt-/ cateringwagens aan de Hoogeveense Vaart, ten westen van de Middenraai. Voor de stallingsruimte is een bouwvlak, een maixmaal goot- en bouwhoogte, dakhelling en bebouwingspercentage opgenomen.

6.3.3 Bedrijf - Nutsvoorziening

Het gemaal van het waterschap aan de Hoogeveense Vaart op de hoek met de Van de Wall Bakestraat valt onder deze bestemming.

6.3.4 Groen

Overeenkomstig de grotendeels bestaande situatie zijn de meeste structuurbepalende elementen bestemd tot groenvoorzieningen. Overig groen is geregeld binnen de bestemming 'Verkeer'.

6.3.5 Maatschappelijk

Onder de bestemming Maatschappelijk vallen de gronden en gebouwen van de school, kerk, aula en het dorpshuis. De aangegeven bouwvlakken zijn afgestemd op de aanwezige bouwmassa's.

6.3.6 Recreatie - Dagrecreatie

Deze bestemming omvat de volkstuinen, het speel- en trapveld en het terrein van de Raairuiters in het noorden van het plangebied. Bebouwing is uitsluitend toegestaan bij de Raairuiters.

6.3.7 Tuin

Globaal zijn de voor- en zijtuinen bij woningen als zodanig bestemd. Op deze gronden is geen bebouwing toegestaan, behoudens erkers.

6.3.8 Verkeer

Onder deze bestemming vallen alle wegen in het plangebied. Ook aangrenzende parkeer- en groenvoorzieningen kunnen in deze bestemming vallen. Ook deze functies zijn mogelijk op gronden met deze bestemming.

6.3.9 Water

Het gedeelte van de Middenraai wat in dit plangebied valt, alsmede het sluisje vallen onder deze bestemming.

6.3.10 Wonen

Binnen deze bestemming zijn grondgebonden woningen toegestaan in drie bebouwingsklassen. Bebouwingsklasse 1 betreft vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen van één à twee bouwlagen, voorzien van een kap. Bebouwingsklasse 2 betreft rijwoningen in één bouwlaag voorzien van een lage kap en bebouwingsklasse 3 betreft twee-aaneengebouwde woningen en rijwoningen van twee bouwlagen en een kap. Bijgebouwen zijn toegestaan met een maximale goothoogte van 3 meter en maximale bouwhoogte van 7,5 meter. Hierbij dient 50% van het respectievelijk voor- en achtererf onbebouwd te blijven.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (activiteiten en gebruik van gronden) getoetst. Als blijkt dat in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder de betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.

7.2 Inventarisatie

Ten behoeve van het opstellen van dit bestemmingsplan heeft een inventarisatie plaatsgevonden van het plangebied. Hierbij is gekeken naar het grondgebruik, de verschillende functies en de bebouwing. Daarnaast is door middel van de inspraakmogelijkheden een ieder in de gelegenheid gesteld de verbeelding te controleren op onjuistheden. Hiermee is beoogd een een zo correct mogelijke verbeelding vast te stelle

7.3 Beleidskeuzen

De gemeenteraad van Hoogeveen heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. De gemeenschappelijke handhavings- en gedoogstrategie fysieke leefomgeving provincie Drenthe behandelt alle Wabo-taken in de gemeente Hoogeveen. De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het Wabo-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.

7.4 Inzet gemeentelijk apparaat

Met betrekking tot de handhaving van de regels in de bestemmingsplannen in het algemeen is intern afstemming tussen de verschillende afdelingen. Indien nodig wordt over een specigiek geval afstemming gezocht. Per januari 2014 is daarnaast de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) van start gegaan. De RUD is de uitvoeringsorganisatie op het gebied van milieuhandhaving voor de gehele provincie. De RUD werkt op basis van de Drentse handhavings- en gedoogstrategie.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het concept bestemmingsplan is in november 2016 ingevolge artikel 3.1.1 Bro aan diverse overleginstanties toegezonden. Hierop is van de provincie Drenthe, de Gasunie en de Rendo een reactie ontvangen. Deze reacties zijn als Bijlage 1 bij deze toelichitng gevoegd. De reacties vormden geen aanleiding voor wijzicingen aan het plan.

Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan voor een ieder ter inzage gelegd.

8.2 Economische uitvoerbaarheid

Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er zijn dan ook geen andere kosten dan de gebruikelijke plan- en procedurekosten. Met voorliggend bestemmingsplan wordt voor de komende tien jaar voldaan aan de wettelijke vereisten van de Wet ruimtelijke ordening.