direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Zuid, deelplan Albert van Daatselaarstraat 18a Alteveer 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2016BP8000015-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De heer en mevrouw van der Werff zijn voornemens de bestaande kwekerij te beëindigen. De bestaande kassen zullen worden verwijderd en ter compensatie zal een woning worden gerealiseerd op het perceel van de kwekerij.

Het perceel was gelegen in het bestemmingsplan Buitengebied zuid, herziening 2007 en daarin bestemd tot Landelijk gebied 3 en aangeduid als kwekerij. Bij besluit van 17 december 2015 is het bestemmingsplan Buitengebied Zuid, deelplan Albert van Daatselaarstraat 18a, Alteveer vastgesteld waarbij de bestemming Landelijk gebied 3 gewijzigd is naar wonen en tuin. Daarbij is tevens voorzien in twee bouwvlakken, waarvan een bouwvlak ter hoogte van de bestaande woning en een bouwvlak voor de nieuw te bouwen compensatie woning.

Inmiddels is gebleken dat het bouwvlak van de te bouwen woning niet passend is bij de voorgenomen kavelsplitsing. Het voornemen is het bouwvlak van de nieuw te bouwen woning in zuidelijke richting op te schuiven zodat deze in het midden van de af te splitsen kavel is gesitueerd. De gemeente heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan dit initiatief.

1.2 Opgave bestemmingsplan

Dit plan voorziet in een wijziging van de ligging van het bouwvlak voor de te bouwen compensatie woning. Daarbij wordt tevens voorzien in een wijziging van de bestemming wonen en tuin aansluitend op het bouwvlak. De bestemmingsplanregels worden inhoudelijk niet gewijzigd.

1.3 Opbouw toelichting

In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het provinciale en gemeentelijk beleid aan de orde. In Hoofdstuk 4 wordt de gewenste situatie beschreven. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten behandeld. Hoofdstuk 6 gaat in op duurzaamheidaspecten. In hoofdstuk 7 is de juridische opzet van het bestemmingsplan toegelicht. In hoofdstuk 8 gaat in op de handhaving en tenslotte wordt in hoofdstuk 9 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aangegeven.

Bij het opstellen van dit plan is gebruik gemaakt van websites, visiedocumenten, beleidsstukken en rapportages. Waar nodig zijn de teksten en/of afbeeldingen integraal overgenomen om de inhoud zoveel mogelijk te waarborgen. Voor het overige is de naam en/of vindplaats van de bronnen weergegeven.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Plangebied

Het plangebied is gelegen ten noorden van het dorp Kerkenveld en ten oosten van het dorp Alteveer. Het omliggende gebied betreft een relatief open landschap met verspreide (woon)boerderijen.

Het plangebied is plaatselijk bekend als Albert van Daatselaarstraat 18a 7915 BA te Alteveer. Kadastraal is het plangebied bekend als gemeente Hoogeveen, sectie Q, nummer 367, groot 9.660 m2.

Op het perceel is de bedrijfswoning van de familie van de Werff en kwekerij Frutas del Campo gevestigd. De kwekerij is gericht op de teelt van biologische groenten en fruit. Op het perceel was circa 7000 m2 aan folie tunnelkassen aanwezig. De helft van de kassen is reeds verkocht en gedemonteerd. De nog aanwezige kassen zullen in 2016 worden gedemonteerd en verwijderd. De bestaande kassen zijn nog deels in gebruik voor de teelt van biologische groenten en fruit. Deze werkzaamheden worden gefaseerd afgebouwd om plaats te maken voor de voorgenomen woning. De sloop van de kassen is reeds geborgd in een anterieure overeenkomst. In het kader van dit plan is deze overeenkomst tevens van toepassing verklaard door partijen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP8000015-VG01_0002.jpg"

2.2 Vigerend recht

Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan Buitengebied Zuid, deelplan Albert van Daatselaarstraat 18a, Alteveer, welke door de gemeenteraad van Hoogeveen is vastgesteld op 17 december 2015. Het perceel is bestemd tot wonen en tuin. Daarbij is voorzien is een bouwvlak ter hoogte van de bestaande woning en een bouwvlak voor de te bouwen compensatie woning.

2.3 Ruimtelijke structuur plangebied

Het plangebied is gelegen binnen het gebied Hoogeveen-Hollandscheveld. Dit gebied behoort tot het landschapstype het hoogveenontginningslandschap. Dit landschapstype beslaat in totaal ongeveer een kwart van het gehele grondgebied van de provincie. Kenmerkend voor deze hoogveengebieden is de strakke verkaveling, de bebouwingslinten langs kanalen en de grote, weidse ruimtes met wijken. Elke ontginning heeft bovendien zijn eigen specifieke kenmerken, waaraan de tijd en de manier van ontginning is af te lezen. Zo heeft het gebied rond Hollandscheveld een kleinschalig, besloten karakter met veel verspreid voorkomende bebouwing en bosstroken.

Langs de Albert van Daatselaarstraat bevindt zich overwegend (voormalige) agrarische bebouwing in de vorm van een open lintstructuur. De laanbeplanting tweezijdig erlangs in noord-zuidrichting maakt dat de karakteristieke oost-weststructuur wordt beperkt. Groter is het oppervlak akkergronden, dit ten koste van de meer karakteristieke graslanden. De regelmatige verkavelingsstructuur is gebleven, al is het landschap als gevolg van het toenemen van groenstructuren kleinschaliger geworden.

De erven langs de Albert van Daatselaarstraat zijn rijk beplant met veel streekeigen beplanting, waardoor deze als het ware als groene eilanden in het min of meer open landschap langs de weg liggen.

2.4 Functionele structuur plangebied

Het plangebied is in gebruik geraakt als tuinbouwgebied. Binnen het plangebied is bedrijfsbebouwing in de vorm van tunnelkassen aanwezig en een bedrijfswoning. De tunnelkassen zullen worden gedemonteerde en verwijderd. Ter compensatie zal een extra woning worden gebouwd. De bestaande bedrijfswoning blijft intact.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Europeesbeleid

Het Europese Verdrag van Valletta (Malta) werd in 1992 ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. De ondertekenaars hebben zich verplicht, archeologische belangen tijdig te betrekken bij de ruimtelijke planvorming voor woningbouw, landinrichting, wegenaanleg en dergelijke. Het beleid heeft ten doel het behoud van de archeologische waarden in de bodem en de planologische bescherming van waardevolle archeologische vindplaatsen.

De uitgangspunten van het verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). Voor archeologische waarden geldt per 1 september 2007 op basis van de gewijzigde Monumentenwet 1988 de wettelijke verplichting om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten.

Dit plan is getoetst aan de archeologische wet- en regelgeving.

De laatste tijd ondervindt de ruimtelijke ordening steeds meer invloed van het Europese beleid. In het bijzonder geldt dit voor de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Bij herziening van bestemmingsplannen wordt aandacht gevraagd voor het veiligstellen van de beschermde flora en fauna. Als basis dient de Flora- en faunawet (1 april 2002). Deze wet regelt de bescherming van soorten. En heeft als doelstelling de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten. Activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zijn in principe verboden. Daarnaast erkent de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een ontheffing of een vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Economische zaken of, in geval van beheer en schadebestrijding, van Gedeputeerde Staten.

Dit plan is getoetst aan de natuur wet- en regelgeving.

3.2 Rijksbeleid

Op 13 maart 2012 is de Rijkstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Daarin is aangegeven dat het Rijk streeft naar "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;

- Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;

- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Rijk kiest daarbij voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Een aantal van deze nationale belangen wordt juridisch geborgd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De SVIR en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) omvatten tevens de ladder voor duurzame verstedelijking. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Bro. Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient ten aanzien van een nieuwe stedelijke ontwikkeling een afweging plaats te vinden in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking.

Het betreft in dezen de toevoeging van een enkele woning op een ruime kavel passend in het landelijke gebied en het bestemmen van de bestaande bedrijfswoning tot burgerwoning. Daarmee kan gesteld worden dat er in dit geval geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Het Europese Verdrag van Valletta uit 1992, ook wel het Verdrag van Malta genoemd, regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: de veroorzaker-betaalt. Nederland heeft dit verdrag ondertekend en goedgekeurd. De definitieve implementatie van het verdrag is tot stand gekomen via een wijziging van de Monumentenwet 1988 (Wet op de archeologische monumentenzorg) die per 1 september 2007 van kracht is geworden.

Overheden hebben hun eigen rol bij de invoering van ‘Malta’ in de wetgeving (Monumentenwet 1988). Gemeenten moeten rekening houden met archeologie bij nieuwe bestemmingsplannen. Provincies krijgen de taak om ‘archeologische attentiegebieden’ aan te wijzen. De provinciale uitwerking heeft plaatsgevonden in de Omgevingsvisie Drenthe waarin de Archeologische Monumentenkaart (AMK) is opgenomen.

Het plan treft door de beperkte omvang geen belangen van nationaal niveau.

3.3 Provinciaal beleid

Provinciale Staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. Op 2 juli 2014 hebben Provinciale Staten ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De omgevingsvisie is het strategisch kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkelingen in Drenthe. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkelingen voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk voor de periode daarna.

In aanvulling op de omgevingsvisie is de provinciale omgevingsverordening op 14 april 2011 in werking getreden. Op basis van de Provinciale Omgevingsverordening is het plangebied aangeduid als ‘landbouwgebieden’.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP8000015-VG01_0003.jpg"

In de omgevingsvisie zijn de provinciale belangen benoemd, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het beoordelen van bestemmingsplannen. De provinciale belangen zijn verdeeld in Drentse kwaliteiten en ontwikkelingen. Binnen de Drentse kwaliteiten staat het behoud en de ontwikkeling van de kernkwaliteiten, de dynamiek van bedrijvigheid, de biodiversiteit en de milieu- en leefomgevings- kwaliteit centraal. De kernkwaliteiten zijn opgenomen op een kernkwaliteitenkaart. Op het gebied van ontwikkelingen zijn onder meer het regionale economische vestigingsklimaat, de landbouw, het toerisme, de demografische ontwikkeling, de mobiliteit en de ontwikkeling van natuur en landschap (ecologische hoofd structuur, diversiteit in landschapstypen) als provinciaal belang benoemt.

De kernkwaliteiten vormen de belangrijkste basis voor het begrip 'ruimtelijke kwaliteit'. Daarnaast zijn zorgvuldig ruimtegebruik en milieu- en leefomgevingskwaliteit van belang.

In de visie is de ambitie aangegeven om Drenthe als woonprovincie aantrekkelijker te maken met gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Tevens wordt in de visie ruimte geboden voor woningbouw ter vervanging van landschap ontsierende (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen (ruimte-voor-ruimte regeling).

Het plangebied is gelegen buiten de bebouwde kom. Op de kaart Landschap is het plangebied aangeduid met het landschapstype "landschap van de veenkoloniën". Op de kaart Aardkundige waarden is het plangebied aangeduid als "Generiek: respecteren". En op de kaart Archeologie is het plangebied aangeduid als "Generiek: behoudingswaardige vindplaatsen kunnen niet ongezien verdwijnen". Op de kaart Cultuurhistorie is het plangebied aangeduid met "Respecteren". Op de kaarten natuur en stilte is het plangebied niet voorzien van enige aanduiding.

De provinciale omgevingsverordening voorziet in Ruimte-voor-ruimte regeling. Daarbij is bepaald dat een compensatie woning niet voorzien mag zijn in gebieden welke op de Visiekaart 2020 van de omgevingsvisie zijn aangeduid met de functie 'Natuur' en 'Beekdalen'. Het plangebied is op de visiekaart 2020 aangeduid als landbouwgebied.

Daarnaast mag geen woningbouw mogelijk worden gemaakt die buiten de afspraken vallen die de woonregio en de provincie hebben gemaakt over de woningbouwprogrammering en het gestelde in de woonvisie. Onder het gemeentelijk beleid wordt nader op dit aspect ingegaan.

In de verordening is aangegeven dat een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op locaties die op de bij de Omgevingsvisie Drenthe behorende Visiekaart is aangeduid als landbouwgebieden niet mag voorzien in ontwikkelingen die een structureel negatief effect op het functioneren van de agrarische sector in het gebied hebben.

Op basis van het vigerende bestemmingsplan is reeds de bouw van een compensatie woning mogelijk gemaakt. Met dit plan wordt voorzien in een verschuiving van het bouwvlak en de bestemmingsvlakken wonen en tuin. Inhoudelijke blijven de bestemmingsplanregels van het vigerende plan ongewijzigd.

Dit plan heeft geen effect op het gebruik van de omliggende landerijen en agrarische bedrijven en er vindt dan ook geen negatief effect op het functioneren van de agrarische sector plaats.

Het plan voldoet aan het provinciaal beleid.

3.4 Waterschapsbeleid

Het waterbeheerplan 2010 - 2015 Vechtstromen is opgesteld in samenhang met de waterschappen binnen het beheersgebied Rijn-Oost. Bij het opstellen van dit beheersplan waren de omgevingsplannen (Drenthe en Overijssel) en een waterhuishoudingsplan (provincie Gelderland) kader stellend. Inmiddels verzorgt Waterschap Vechtstromen sinds 1 januari 2014 het waterbeheer in Twente, Noordoost Overijssel en Zuidoost Drenthe.

Het waterbeheerplan geeft de koers aan die het waterschap voor een bepaalde periode wil volgen. De hoofdthema’s in het waterbeheersplan zijn: het waarborgen van veiligheid, het watersysteembeheer en het ontwikkelen van de afvalwaterketen. Ook opgenomen zijn de maatregelen voor het uitvoeren van de Kaderrichtlijn Water (KRW), Waterbeheer 21e eeuw en een resultaatverplichting voor het uitvoeren van de KRW-maatregelen.

Afweging

Op basis van het vigerende bestemmingsplan is reeds de bouw van een compensatie woning mogelijk gemaakt. Met dit plan wordt voorzien in een verschuiving van het bouwvlak. Inhoudelijke blijven de bestemmingsplanregels van het vigerende plan ongewijzigd. Ten opzicht van het vigerende bestemmingsplan zal met dit plan geen vergroting van het verhard oppervlak plaatsvinden. Tevens zal dit plan geen van de hoofdthema’s van het waterbeheersplan negatief beïnvloeden.

Het plan betreft een geringe ruimtelijke ingreep welke geen invloed van betekenis heeft op de eisen vanuit het waterbeheerplan.

3.5 Gemeentelijk beleid

De Toekomstvisie strekt zich uit tot 2030 en gaat over de ontwikkeling van Hoogeveen in brede zin. Het motto is: "Kiezen voor kwaliteit". De kern van de visie is het toekomstige Hoogeveen beschreven als een uitnodigende, complete woon- en werkstad in het groene Drenthe, waarbij de Hoogeveens dorpen staan voor wonen in het groene Drenthe met alle voorzieningen van de stad dichtbij.

In de visie is aangegeven dat men de kwaliteit van het platteland wil behouden en versterken. De landschappelijke kwaliteit wordt onder meer bedreigd door de vestiging van bedrijven in leegkomende gebouwen.

De Structuurvisie Hoogeveen 2.0 en geactualiseerde visie voor 2015 – 2030, geeft de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hoogeveen. De structuurvisie is opgebouwd uit de thema’s wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. In de structuurvisie is betreffende wonen aangegeven dat Hoogeveen kiest voor geconcentreerde groei bij de dorpen en in het landelijk gebied, passend bij de vraag.

Bij het thema landschap is aangegeven dat in Hoogeveen de ruimtelijke uitdaging ligt in het herstel van structuren en duurzame transformatie (herstructureren, herbestemmen, vervangen) van bestaande bebouwing (wonen, bedrijventerrein). Op diverse plekken liggen er kansen, mits stedenbouwkundig en landschappelijk goed ingepast.

Visie Landelijk gebied april 2008 bestaat uit acht deelvisies voor de thema’s landschap, water, natuur, infrastructuur, landbouw, wonen, werken en recreatie & toerisme. De deelvisies zijn vertaald naar drie landschappen en twee stadsranden. Aangegeven is dat wonen een belangrijke productiefactor is voor het landelijk gebied. Daarbij is aangegeven dat wonen een hoogwaardige voorziening is die alleen goed tot zijn recht komt als ook landschap, water, natuur, infrastructuur en werkgelegenheid op een hoogwaardig wijze een plaats krijgen in het landschap. Woonplannen kunnen pas worden ontwikkeld als een landschappelijke inpassing is gewaarborgd.

De landschappelijke inpassing van dit plan is gewaarborgd met het inrichtingsplan.

In de welstandsnota heeft de gemeenteraad procedure en criteria betreffende de welstandbeoordeling vastgesteld. De nota bevat gebiedsgerichte gebiedskenmerken welke gehanteerd worden om te beoordelen hoe het bouwwerk zich in zijn omgeving voegt. Daarnaast bevat de nota algemene welstandscriteria die bij elke welstandsbeoordeling gelden, welke zijn te beschouwen als een checklist van onderdelen waarop een bouwwerk wordt beoordeeld.

Het plangebied is gelegen binnen het gebied aangeduid als ‘grootschalig landschap’ (gebied 33). Met de Oplegnotitie Welstandsnota 2007, Pilot welstand van november 2014 zijn onder andere deze gebieden aangewezen als welstandsvrije gebieden.

Het plangebied is daarmee gelegen in welstandsvrij gebied.

De Woonvisie 2011-2020 van 1 december 2011 speelt in op de veranderde marktomstandigheden, nieuwe kennis van de markt, nieuwe gemeentelijke visiedocumenten die om inbedding vragen en de belangrijke maatschappelijke ontwikkeling in het wonen: van kwantiteit naar kwaliteit. De horizon van deze visie ligt op 2020.

In de Woonvisie is aangegeven dat de gemeenteraad ook in het landelijk gebied ruimte wil bieden voor particuliere ontwikkelingen. Waarbij geldt dat de lokale woningvraag en de marktvraag van buiten de dorpen bepaalt welke woningen op welke beschikbare locaties, hoeveel en in welk tempo gebouwd worden. Van belang is het behoud van plancapaciteit in de dorpen en het landelijk gebied, maar inzetten op zo flexibel mogelijke invulling, met oog voor faseerbaarheid, om optimaal in te spelen op de behoefte.

De visie voorziet voor de komende jaren voor het landelijk gebied in mogelijkheden voor nieuwbouw van 150 woningen op vrije kavels.

De ruimte voor ruimteregeling is bedoeld om het buitengebied mooier te maken door het slopen van landschap ontsierende (voormalige) agrarische bebouwing. In dezen is sprake gronden met een agrarische bestemming aangevuld met de aanduiding kwekerij. Daarmee kan indezen niet volstaan worden met de in kader van dit beleid in het bestemmingsplan buitengebied opgenomen wijzigingsbevoegdheid.

Het ruimte-voor-ruimte beleid gaat uit van de ruil voor het slopen van 750 m² (voormalige) agrarische bebouwing. Daarvoor krijgt de eigenaar de mogelijkheid, onder voorwaarden, een woning terug te bouwen. Tevens dient de ruimtelijke samenhang op het perceel en de landschappelijke inpassing van het betreffende perceel door de te realiseren woning moet worden verbeterd, alle bestaande (voormalige agrarische) bebouwing/opstallen moeten worden verwijderd en de compensatie woning dient in principe ter plaatse van de afgebroken gebouwen te worden gerealiseerd.

Op basis van het nog vigerende bestemmingsplan is reeds de bouw van een compensatie woning mogelijk gemaakt. Met dit plan wordt voorzien in een verschuiving van het bouwvlak en de bestemmingsvlakken wonen en tuin. Inhoudelijke blijven de bestemmingsplanregels van het vigerende plan ongewijzigd.

Dit plan voldoet aan gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling en uitgangspunten

Op basis van het nog vigerende bestemmingsplan is reeds de bouw van een compensatie woning mogelijk gemaakt. Met dit plan wordt voorzien in een verschuiving van het bouwvlak en de bestemmingsvlakken wonen en tuin. Inhoudelijke blijven de bestemmingsplanregels van het nog vigerende plan ongewijzigd.

In overeenstemming met de Regeling Ruimte voor Ruimte van de gemeente Hoogeveen is ter compensatie van de sloop van bedrijfsbebouwing de bouw van een compensatie woning van maximaal 250 m2 (inclusief aan- en uitbouwen) mogelijk gemaakt.

In december 2015 is de nieuwe verkaveling van de twee woonpercelen bepaald in overleg met de (potentiele) koper. Daarbij bleek het bouwvlak van de te bouwen woning tegen en deels over de kavelgrens te zijn gesitueerd. Daarmee zijn de mogelijkheden voor de te bouwen woning en daarbij een goede (woon)erfindeling (zeer) beperkt.

Met dit plan wordt het bouwvlak evenwijdig aan de Albert van Daatselaarstraat naar zuidelijke richting verschoven. Aansluitend daarop worden tevens de bestemmingsvlakken Wonen en Tuin gewijzigd.

Het gebied waarin het plangebied is gelegen is van het type hoogveenontginningen en wordt gekarakteriseerd door bebouwing in lange linten aan de hoofdontginningsas met een relatief open achterliggende gebied. Verspreid liggende bosjes en laanbeplantingen geven het open landschap enige beslotenheid. Op de kruisingen van wegen liggen de dorpskommen van Alteveer en Kerkenveld.

De te bouwen woning zal op deze locatie ten opzicht van het nog vigerende bestemmingsplan de openheid van het gebied niet aantasten. Evenals de omliggende verspreide bebouwing is de gewijzigde situering van de te bouwen woning passend in het landschap.

In het kader van het nog vigerende bestemmingsplan is een inrichtingsplan opgesteld. De uitgangspunten van het inrichtingsplan worden met deze gewijzigde situering van het bouwvlak voor de nieuw te bouwen woning niet aangetast.

De voorgenomen woning zal worden ontsloten via de gezamenlijke uitweg van de woningen Albert van Daatselaarstraat 16 en 18. Deze uitweg is in eigendom van de initiatiefnemer. De nutsvoorzieningen zijn gelegen langs de Albert van Daatselaarweg waardoor de aansluitingen volgens de gebruikelijke procedures zijn te bewerkstelligen.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wro dient te worden bezien of het plan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Ofwel kan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden gegarandeerd.

Omdat het plangebied gelegen is op de grens met de gemeente De Wolden is voor bepaalde omgevingsaspecten tevens het grondgebied van De Wolden meegenomen. Op basis van het nog vigerende bestemmingsplan is reeds de bouw van een woning mogelijk gemaakt. Met dit plan wordt voorzien in een verschuiving van het bouwvlak en de bestemmingsvlakken wonen en tuin. Inhoudelijke blijven de bestemmingsplanregels van het nog vigerende plan ongewijzigd.

5.1 Bodem

In het kader van het nog vigerende bestemmingsplan, om de te bouwen compensatie mogelijk te maken, is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Terra Bodemonderzoek. Dit onderzoek omvat tevens het deel van het perceel waarop het met dit plan gewijzigde bouwvlak is voorzien. De uitkomsten van dit onderzoek zijn tevens van toepassing op dit plan.

De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport ‘Verkennend bodemonderzoek, Albert van Daatselaarstraat 18a 7915 BA ALTEVEER’ van 5 december 2015 (zie Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek).

Uit de resultaten blijkt dat er zintuiglijk geen asbestverdachte materialen of andere bijzonderheden zijn waargenomen. In de bovengrond zijn lichte verontreinigingen aan kwik en lood aangetroffen.

Onduidelijk is of deze verontreinigingen samenhangen met het gebruik (tuinbouw) van de locatie. De onderzochte grond bevat plaatselijk zeer weinig puin en geeft geen aanleiding tot verder asbestonderzoek. In het grondwater zijn geen verontreinigingen aangetroffen.

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt zijn er geen onaanvaardbare risico's voor de volksgezondheid, het milieu en/of het ecosysteem. Er bestaat geen bezwaar voor het voorgenomen nieuwbouwplan.

5.2 Archeologie en Cultuurhistorie

Een goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging dient plaats te vinden van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie ofwel de aanwezigheid van monumenten of archeologisch waardevolle gebieden.

Monumenten

De binnen de gemeente Hoogeveen en De Wolden aangewezen rijksmonumenten en provinciale monumenten zijn op ruime afstand van het plangebied gesitueerd zodat de voorgenomen ontwikkeling niet van enige invloed is op deze beschermde gebouwen. In de gemeente Hoogeveen en de gemeente De Wolden zijn geen gemeentelijke monumenten aangewezen.

Archeologie

Monumenten en bekende archeologische vindplaatsen zijn weergegeven op de Archeologische Monumentenkaart (AMK). Op de Indicatieve Kaart Archeologische verwachtingswaarden (IKAW) is de verwachtingswaarde voor archeologische vindplaatsen weergegeven.

Het plangebied is op de IKAW aangeduid met een lage archeologische verwachtingswaarde. Op de AMK is het plangebied niet aangeduid als monument of bekende archeologische vindplaats. Verder is in het bestemmingsplan Buitengebied zuid, herziening 2007 het plangebied niet voorzien van de aanduiding "terrein van archeologische betekenis".

Gezien vorenstaande is betreffende dit plan geen nader archeologisch onderzoek nodig. Voor toevalsvondsten is een meldingsplicht op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 van kracht.

Conclusie

Vanuit het aspect Cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.

5.3 Water

In het kader van het nog vigerende bestemmingsplan, om de te bouwen compensatie mogelijk te maken, is de digitale watertoets doorlopen. Deze uitgevoerde toets omvat het gehele perceel. De uitkomsten van de watertoets zijn tevens van toepassing op dit plan (zie Bijlage 2 Watertoets).

Planbeschrijving

Het plangebied is gelegen binnen het beheersgebied van Waterschap Vechtstromen. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van 9.660 m2. Binnen het plangebied zijn geen waterlopen gelegen. Op de westelijke grens van het plangebied is parallel langs de Albert van Daatselaarstraat een ondiepe watergang gelegen.

Met het plan wordt in totaal ca. 7000 m² bedrijfsbebouwing gesloopt en zal een compensatie woning met bijgebouwen en bijbehorende erfverharding worden aangebracht. De voorgenomen erfverharding zal ruim minder bedragen dan de 7000 m² (voormalige) bedrijfsbebouwing.

De nieuwe compensatiewoning wordt voor wat betreft het huishoudelijk afvalwater aangesloten op het persriool dat in de nabijheid van het plangebied aanwezig is. Hiervoor zal een nieuwe aansluiting worden gemaakt met de bijbehorende voorzieningen.

Het hemelwater van de daken van de compensatiewoning en op het omliggende terrein kan naar het oppervlaktewater geleid worden. Om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater te waarborgen zal geen gebruik gemaakt worden van milieubezwaarlijke bouwmaterialen, die de kwaliteit van het water en de waterbodem negatief kunnen beïnvloeden. Uitlogende materialen zoals zink, lood en dakmastiek behoren tot deze categorie.

De grondwaterstand voor het plangebied is bepaald op basis van de GHG (Gemiddelde hoogste Grondwaterstand) kaart van de provincie Drenthe. Volgens de GHG kaart is de hoogste grondwaterstand ter plaatse van de compensatie woning 20 tot 40 cm onder het maaiveld.

Alvorens de compensatiewoning gebouwd zal worden zal de omliggende grond sterk opgehoogd moeten worden tot het aan te geven peil. Afhankelijk van de mate van ophoging zou sprake kunnen blijven van een relatief hoog grondwaterpeil. Bij een te hoog grondwaterpeil kan er grondwateroverlast ontstaan, met name in de vorm van vochtige woonruimten en te natte tuinen.

In de ontwerp- en bouwfase van de compensatie woning zal rekening moeten worden gehouden met de (grond-)waterhuishouding. Er zijn vele mogelijkheden om bij bouwontwerpen rekening te houden met de ter plaatse aanwezige waterhuishouding.

Proces

De initiatiefnemer heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming door middel van de digitale watertoets. Hierdoor heeft het waterschap de initiatiefnemer goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan.

De bestemming en grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. De procedure voor de normale watertoets is gevolgd. Afwijkingen met betrekking tot het beleid zijn door de initiatiefnemer voldoende onderbouwd. Waterschap Vechtstromen komt tot het volgende advies: met de bovenstaande waterparagraaf zijn de wateraspecten van waterschap Vechtstromen voldoende belicht. Het waterschap geeft voor dit plan dan ook een positief wateradvies.

5.4 Natuur en Ecologie

Bij ruimtelijke planvorming dient aandacht besteed te worden aan natuurwetgeving. Hierbij kan een tweedeling gemaakt worden in soortbescherming en gebiedsbescherming. Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. De gebiedsbescherming vindt plaats via de Natuurbeschermingswet.

In het kader van het nog vigerende bestemmingsplan, om de te bouwen compensatie mogelijk te maken, zijn de ecologische effecten van het bouwplan in beeld gebracht met de Quick-scan Flora- en faunawet Albert van Daatselaarstraat 18a opgesteld door Dolstra ecologisch advies gedateerd 14 oktober 2014 (zie Bijlage 3 Quick-scan Flora- en Faunawet). De uitgevoerde Quick-scan Flora- en faunawet omvat het gehele perceel en uitkomsten zijn tevens van toepassing op dit plan. De conclusies van dit onderzoek zijn als volgt.

Soort bescherming

Broedvogels

Binnen het plangebied zijn een beperkt aantal broedvogels te verwachten. De meeste soorten zullen algemene soorten zijn. Er zijn geen geschikte broedmogelijkheden aangetroffen voor de jaarrond beschermd huismus en kerkuil. Er is dus geen nader onderzoek nodig voor strikt beschermde broedvogelsoorten. Er is hiermee ook geen ontheffing nodig voor het opzettelijk vernietigen van broedgelegenheden. Wanneer de werkzaamheden binnen het broedseizoen aanvangen, dient er wel ecologische begeleiding te worden ingezet ten aanzien van mogelijke broedvogels later in het broedseizoen. Voorts is de algemene zorgplicht van toepassing.

Flora

Binnen het plangebied ontbreken geschikte standplaatsen voor strikt beschermde soorten planten. Nader onderzoek naar het voorkomen van beschermde plantensoorten is hiermee ook niet nodig.

Zoogdieren

Het plangebied biedt geen mogelijkheden voor strikt beschermde grondgebonden zoogdieren als leefgebied. Nader onderzoek en ontheffing aanvraag zijn hiermee dus niet nodig.

Vleermuizen

In het plangebied zijn geen mogelijkheden aangetroffen die dienen als verblijfplaats voor vleermuizen.

Gezien het ontbreken van de mogelijkheden als verblijfplaats voor deze strikt beschermde diergroep is geen nader onderzoek naar vleermuizen nodig. Wel is de algemene zorgplicht van toepassing. Aanbevolen wordt om bij de bouw (extra) kunstlicht te vermijden om externe lichtverstoring op de vleermuizen in de omgeving te voorkomen of te beperken.

Amfibieën & reptielen

Het plangebied biedt geen mogelijkheden voor strikt beschermde amfibieën. Het plangebied ligt ruim buiten het bekende verspreidingsgebied van de strikt beschermde soorten. Voor reptielen biedt het plangebied op een beperkte schaal geschikte verblijf- en voortplantingsplaatsen, maar de soortgroep komt voor op geruime afstand van het plangebied en leven veelal in specifieke biotopen, die binnen en direct rond het plangebied ontbreken. Voor deze soortgroep is dus ook geen nader onderzoek nodig.

Vissen

Wegens het ontbreken van waterelementen binnen het herinrichtingvoornemen biedt het plangebied geen mogelijkheden aan vissen om te dienen als leefgebied.

Vlinders & libellen

Het ontbreken van geschikte biotopen en de afwezigheid van waardplanten van de verschillende strikt beschermde soorten vlinders en libellen zorgen er voor dat er geen nader onderzoek naar deze soortgroepen nodig is.

Overige soortgroepen

Voor strikt beschermde soorten uit de overige soortgroepen zijn de vaak zeer specifieke biotopen afwezig binnen het plangebied. De soorten zijn daarmee dus ook niet te verwachten en is nader onderzoek naar specifieke soorten niet nodig.

Bij de voorbereiding en bouw van de voorgenomen woning zal de algemene zorgplicht zoals vermeld in de Flora- en Faunawet in acht genomen moeten worden.

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. In de natuurbeschermingswet 1998 is de bescherming van deze gebieden, die zijn aangewezen dan wel zijn aangemeld in het kader van de Vogel- en Europese Habitatrichtlijn geregeld. Verder dient rekening te worden gehouden met de gebieden die onderdeel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (ook EHS genoemd).

Er is geen sprake van beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet ter plaatse van het plangebied. Ook is er geen sprake van externe negatieve werking/effecten vanuit het plangebied op beschermde gebieden. De dichtst bij gelegen Natura2000 gebieden liggen op geruime afstand, waaronder het Dwingelderveld en delen van het Vecht- en Beneden Reggegebied. Binnen het plangebied vinden geen activiteiten plaats in het herinrichtingvoornemen die extreem zullen afwijken van het reguliere agrarische grondgebruik in de omgeving die een negatieve externe werking kunnen hebben op deze Natura2000 gebieden. Verdere toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 is niet nodig.

Het plangebied maakt geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Hierbij uitgaande dat de provinciale gegevens het meest actueel zijn! Het dichtst bij gelegen gebied dat onder de EHS valt zijn verschillende natuurpercelen ten westen van de woonkern Alteveer. Deze liggen op ruim 1500 meter vanaf het plangebied. Voor het plangebied houdt dit in dat er functieveranderingen of bestemmingsplanwijzigingen mogen worden doorgevoerd zonder toetsing aan de EHS.

Vanuit het aspect ecologie zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.

5.5 Geluid

De Wet geluidhinder beschouwt een woning als een geluidsgevoelig object. Langs wegen liggen zones waarbinnen geluidnormen uit de Wet geluidhinder in acht genomen moeten worden.

Voor de reeds aanwezige (bedrijfs)woning is sprake van een bestaande situatie in de zin van de Wet geluidhinder. In dat geval behoeft er geen akoestische afweging plaats te vinden. Voor de compensatie woning is sprake van een nieuwe situatie waarbij een deugdelijke afweging dient plaats vinden betreffende wegverkeerslawaai.

Op grond van de wet geluidhinder geldt voor woningen dat de geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai op de gevels niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De compensatie woning is gesitueerd aan de Albert van Daatselaarstraat. Het betreft een doorgaande binnenweg met een beperkt aantal verkeersbewegingen. Gezien de geringe verkeersintensiteit van deze weg zijn van gemeentewege geen metingen verricht betreffende het aantal voertuigen dan wel de daarmee gepaard gaande geluidsbelasting.

De voorgenomen woning is gesitueerd op 22,5 meter uit de dichtstbij gelegen rijstrook. Aangezien de voorziene woning aan een weg met een geringe verkeersintensiteit is gelegen, is een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op gevels van de deze woning naar redelijkheid niet te verwachten.

Overige geluidbronnen zoals railverkeer en industrielawaai spelen geen rol in het plangebied.

Conclusie:

Vanuit het aspect geluid worden geen belemmeringen betreffende dit plan verwacht.

5.6 Geur en milieuzonering bedrijven

Een goed woon- en leefklimaat wordt bereikt als er balans is tussen de milieubelastende en milieugevoelige activiteiten, er is als het ware een goede mix van wonen en werken.

Op basis van het nog vigerende bestemmingsplan is reeds de bouw van een compensatie woning mogelijk gemaakt. Met dit plan wordt voorzien in een verschuiving van het bouwvlak en de bestemmingsvlakken wonen en tuin. Inhoudelijke blijven de bestemmingsplanregels van het nog vigerende plan ongewijzigd. Ten aanzien van de verschoven compensatie woning dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te zijn gegarandeerd. Daarnaast mogen bestaande bedrijven door de verschuiving van de woning niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.

In een straal van 200 meter van het plangebied zijn de volgende bedrijven (inrichtingen wet milieubeheer) gevestigd:

- Veehouderij (schapen), Albert van Daatselaarstraat 14 te Kerkenveld

- Veehouderij (rundvee), Albert van Daatselaarstraat 22 te Kerkenveld

- Veehouderij (rundvee), Albert van Daatselaarstraat 23 te Kerkenveld

Met het nog vigerende bestemmingsplan is overwogen dat de bestemmingsvlakken van de inrichtingen Albert van Daatselaarstraat 22 en 23 op een grotere afstand dan de genoemde richtafstanden van het plangebied zijn gelegen. Daarin komt met dit plan geen verandering.

De schapenhouderij Albert van Daatselaarstraat 14 heeft ca. 100 schapen. Voor schapen zijn, in tegenstelling tot melkrundvee, geuremissiefactoren vastgesteld. Voor een schapenhouderij gelden dan ook geen vaste afstanden die gehanteerd moeten worden tussen het emissiepunt van de stal en een woning. De geurbelasting veroorzaakt door een schapenhouderij moet voldoen aan de geurnorm van 8 ouE/m3 buiten de bebouwde kom.

Het bouwblok van de compensatiewoning ligt met het vastgestelde bestemmingsplan op 136 m van het emissiepunt van het dichtstbijzijnde dierenverblijf van de schapenhouderij aan Albert van Daatselaarstraat 14. Met dit plan zal deze afstand verkleind worden tot circa 120 meter.

De maatgevende woning Albert van Daatselaarstraat 12 ligt op minimaal 53 meter van de dierenverblijven behorende tot de inrichting Albert van Daatselaarstraat 14. Gezien het dierenaantal en het feit dat de nieuwe woning op een grotere afstand ligt dan de maatgevende woning Albert van Daatselaarstraat 12 zal dit plan deze schapenhouderij niet (extra) belemmeren in de bedrijfsvoering.

Conclusie

Vanuit het aspect milieuzonering zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.

5.7 Milieueffectrapportage (MER)

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag nog moet beoordelen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.

De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:

- de kenmerken van het project;

- de plaats van het project;

- de kenmerken van de potentiële effecten.

Met dit plan wordt voorzien in een verschuiving van het bouwvlak en de bestemmingsvlakken wonen en tuin. Inhoudelijke blijven de bestemmingsplanregels van het nog vigerende plan ongewijzigd. In de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage is de ontwikkeling opgenomen onder categorie D 11.2, onder 2º: een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen.

Er is sprake van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit indien er sprake is van meer dan 2000 woningen. Dit planvoornemen omvat geen uitbreiding het bij recht toegestane aantal woningen en ligt ver onder de drempelwaarde. Hierdoor kan worden aangenomen dat er geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. In het kader van de voorbereiding is geconstateerd dat het plan niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied ligt.

Het plangebied maakt geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het dichtst bij gelegen gebied dat onder de EHS valt zijn verschillende natuurpercelen ten westen van de woonkern Alteveer. Deze liggen op ruim 1500 meter vanaf het plangebied. Het plangebied ligt in het buitengebied tussen de kernen Alteveer en Kerkenveld. Gezien de afstand en de aard van de beoogde ingreep zijn er geen negatieve effecten te verwachten op de natuurwaarden of de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied en de EHS. Er is in voldoende mate rekening gehouden met milieu- en overige omgevingsaspecten.

Conclusie

Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het milieubelang in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten zijn te verwachten.

5.8 Luchtkwaliteit

Aangaande ruimtelijke besluiten dient de luchtkwaliteit te worden mee genomen in de besluitvorming.

Op basis van het nog vigerende bestemmingsplan is reeds de bouw van een compensatie woning mogelijk gemaakt. Met dit plan wordt voorzien in een verschuiving van het bouwvlak en de bestemmingsvlakken wonen en tuin. Inhoudelijke blijven de bestemmingsplanregels van het nog vigerende plan ongewijzigd.

De verschuiving van het bouwvlak heeft geen gevolgen voor de luchtkwaliteit.

Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.

5.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op bedrijven, buisleidingen of transportroutes. Op deze categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor buisleidingen geldt het Besluit buisleidingen externe veiligheid (Bevb). Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen staat in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.

Op basis van het nog vigerende bestemmingsplan is reeds de bouw van een compensatie woning mogelijk gemaakt. Met dit plan wordt voorzien in een verschuiving van het bouwvlak en de bestemmingsvlakken wonen en tuin. Inhoudelijke blijven de bestemmingsplanregels van het nog vigerende plan ongewijzigd. In het kader van het nog vigerende bestemmingsplan is overwogen dat het plangebied op voldoend afstand is gelegen van risicovolle bedrijven, transportroutes voor gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Daarin komt met dit plan geen verandering.

Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.

5.10 Verkeer en vervoer

Met dit plan wordt voorzien in een verschuiving van het bouwvlak en de bestemmingsvlakken wonen en tuin. Inhoudelijke blijven de bestemmingsplanregels van het nog vigerende plan ongewijzigd.

Conform het parkeerbeleid is het verplicht om in het centrum van Hoogeveen minimaal 1 parkeerplaats per woning op eigen terrein te maken.

De beide woonerven binnen het plangebied voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

Hoofdstuk 6 Duurzaamheid

De gemeente Hoogeveen streeft naar een duurzame ontwikkeling. De gemeente heeft haar ambities op het gebied van duurzaamheid verwoord in de milieuvisie. Een van de speerpunten is energieneutraal bouwen. Er moet een stap worden gezet naar een duurzame leefomgeving. Belangrijk hierbij is het vergroten van de bewustwording.

Nieuwbouw leent zich bij uitstek om de aspecten van duurzaamheid te integreren bij de uitvoering van de bouwwerkzaamheden en de landschappelijke inpassing. Er zijn in de praktijk verschillende mogelijkheden om energieneutraal te bouwen en rekening te houden met het gebruik van duurzame materialen.

De nieuw te bouwen woning zal moeten voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit 2012. In afdeling 5.2 Milieu zijn eisen voor duurzaam bouwen opgenomen. Met de artikelen 5.8 en 5.9 wordt nu invulling gegeven aan het voornemen de schadelijke milieueffecten van het materiaalgebruik bij de nieuwbouw van woningen en, woongebouwen en kantoorgebouwen te verminderen.

In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning bouwen zal nader beoordeeld moeten worden of aan de geldende eisen van het Bouwbesluit kan worden voldaan.

Hoofdstuk 7 Planbeschrijving

7.1 Juridisch systeem

Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit houdt in dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Het plan staat uit een toelichting, gebruiks- en bouwregels, met bijlagen en een verbeelding.

Het plan is beschikbaar als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan via de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl.

7.2 Regels

De regels zijn onderverdeeld in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten. Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven mede in relatie tot andere plannen binnen de gemeente Hoogeveen.

In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruik- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd. Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 7.3 nader uitgewerkt.

In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende gebruiksregels en de algemeen geldende afwijkingsregels. De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen van de bestemming zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.

In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel. Om het gebruik van de kwekerij rechtens te kunnen voorzetten respectievelijk te kunnen afbouwen zijn de gebruikelijke overgangsrechtelijke regels in dit plan verruimd door het overgangsrechtelijke gebruikonder het nog vigerende bestemmingsplan niet uit te sluiten. Het bestaande gebruik is omschreven in paragraaf 2.1 van de toelichting van dit plan.

7.3 Verklaring van de bestemmingen

7.3.1 Tuin

De gronden met de bestemming Tuin worden onder andere gebruikt als erf, oprit en parkeren.

Binnen deze bestemming mogen bij recht enkel andere bouwwerken worden gebouwd. Een uitzondering daarop is de bouw van erkers bij woningen. Via een afwijkingsmogelijkheid is de bouw van een carport toegestaan.

7.3.2 Wonen

Op de gronden met de bestemming Wonen is onder andere de bouw van een compensatie woning en het gebruik van de bestaande bedrijfswoning als reguliere woning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken mogelijk. Tevens is op de gronden een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, mantelzorg, e-commerce en productiegebonden detailhandel mogelijk. Daarnaast is het gebruik als tuin en erf met inbegrip van oprit en parkeren mogelijk.

Voor de situering van de woningen is op de verbeelding een bouwvlak aangegeven. Binnen de bestemming wonen is het mogelijk om woningen te realiseren van maximaal 200 m2 en bijgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van de maximaal 200 m2 per woning.

Hoofdstuk 8 Handhaving

8.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is het sturend instrument voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in dit plan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (bouwactiviteiten en gebruik van gronden en gebouwen) getoetst. Middels het stelsel van vergunningsverlening van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht worden de regels toegepast.

Als blijkt dat zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning activiteiten plaatsvinden, is handhaving aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding, aan de orde. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen. Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.

8.2 Beleidskeuzen

De gemeenteraad van Hoogeveen heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. De gemeenschappelijke handhavings- en gedoogstrategie fysieke leefomgeving provincie Drenthe behandelt alle Wabo-taken in de gemeente Hoogeveen.

De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het Wabo-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.

8.3 Inzet gemeentelijk apparaat

Per januari 2014 is de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) van start gegaan. De RUD is de uitvoeringsorganisatie op het gebied van handhaving voor de gehele provincie. De RUD werkt op basis van de Drentse handhavings- en gedoogstrategie.

Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid

9.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het college heeft de bevoegdheid te besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Aangezien onderhavig plangebied gering van omvang is en de ruimtelijke consequenties beperkt zijn, is overeenkomstig het besluit van het college geen gelegenheid tot inspraak geboden.

Het bestemmingsplan is voorgelegd aan de betrokken partijen als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierop zijn drie vooroverlegreacties ontvangen. In haar reactie heeft de provincie laten weten dat indien het plan overeenkomstig het concept in procedure wordt gebracht er vanuit mag worden gegaan dat geen reden wordt gezien om vanuit provinciaal belang in te grijpen in de verdere procedure. Ook de andere overlegpartners hebben geen bezwaar.

Het voorliggend bestemmingsplan is als ontwerp ter visie gelegd gedurende de periode van donderdag 23 juni tot en met woensdag 3 augustus 2016. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het plan in te dienen. Tegen het ontwerpplan zijn geen zienswijzen ingediend.

9.2 Economische uitvoerbaarheid

Het gaat om een particulier initiatief waarbij de initiatiefnemers garant staan voor de economische uitvoerbaarheid van het plan. De initiatiefnemers en de gemeente hebben hiervoor een anterieure overeenkomst ondertekend. Eventuele planschadekosten en aan dit plan verwante kosten komen daarmee voor rekening van de initiatiefnemers. Ook de kosten die gepaard gaan met de uitvoering van dit bestemmingsplan zullen door de initiatiefnemers worden gedragen.