direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Fluitenberg, deelplan Schuinedijk ong. 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2015BP8010005-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

De eigenaar van het perceel Vijfhoek 17 in Fluitenberg heeft verzocht een woning te mogen bouwen achterop het perceel aan de Schuinedijk. Deze locatie sluit aan bij de geplande nieuwbouwlocatie.

 

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Plangebied

Het plangebied ligt aan de zuidwest zijde van het dorp Fluitenberg. De locatie is aan de zuidzijde begrensd door de Schuine Dijk, in het westen door een woonperceel, georiënteerd op de Vijfhoek en in het noorden en oosten door geprojecteerde woonbebouwing van een toekomstige uitbreiding van het dorp. Het huidig gebruik van de woningbouwlocatie bestaat uit tuin met hoge coniferen behorende bij de woning op de hoek Schuinedijk / Vijfhoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2015BP8010005-VG01_0001.jpg"

Afbeelding 2: Luchtfoto

2.2 Vigerend recht

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan “Fluitenberg 2007”, dat werd vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Hoogeveen op 11 december 2008 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 9 maart 2009.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2015BP8010005-VG01_0002.jpg"

Afbeelding 2: Gedeelte geldend bestemmingsplan

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR is het het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte laat zich niet specifiek uit over dergelijke lokale ontwikkelingen. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de structuurvisie. Wat betreft de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' wordt opgemerkt dat de drie treden (behoefte, bestaand stedelijk gebied en bouwen buiten bestaand stedelijk gebied) van toepassing zijn bij 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' (3.1.6 Bro).

Er zijn inmiddels meerdere gerechtelijke uitspraken geweest over deze begripsdefinitie. Zo heeft de Afdeling uitgemaakt dat de volgende ontwikkelingen ten behoeve van het realiseren van woningbouw niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling te kwalificeren:

- acht woningen (Bron: ABRvS 24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4720);

- tien woningen, behoudens samenhang met een groter woningbouwproject (Bron: ABRvS 4 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:653).

Uit deze uitspraken blijkt dat het realiseren van 1 woning niet wordt gezien als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. In voorliggend geval voldoet het plan dan ook aan de Ladder van duurzame verstedelijking.

Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

De Provinciale Omgevingsverordening Drenthe (POV) bevat het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving van de provincie. De verordening legt randvoorwaarden vast waaraan gemeenten bij ruimtelijke planontwikkeling gehouden zijn. Het is een belangrijk instrument om het omgevingsbeleid, zoals dat is opgenomen in de Omgevingsvisie Drenthe, uit te voeren. Omdat de Omgevingsvisie in 2014 is geactualiseerd, was het ook noodzakelijk de POV te actualiseren.

In voorliggend geval zijn artikel 3.15 (Zorgvuldig ruimtegebruik) en artikel 3.25 (Woningbouw) met name van belang. Hierna worden deze behandeld.

Zorgvuldig ruimtegebruik:

1. Een ruimtelijk plan kan slechts in ruimtevragende ontwikkelingen voorzien op het gebied van woon-werklocaties en infrastructuur indien uit het desbetreffende ruimtelijk plan blijkt dat dit op basis van de SER-ladder gerechtvaardigd is.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op functioneel aan het buitengebied gebonden bebouwing, waaronder in ieder geval begrepen agrarische bebouwing, bebouwing voor natuurbeheer, voor waterbeheer, voor veiligheid en hulpdiensten de opsporing en winning van delfstoffen als aardgas en aardolie of voor de levering van gas, water of elektriciteit.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op ontwikkelingen die vallen onder een Rood-voor-groen dan wel Ruimte-voor-ruimte regeling.

In voorliggend geval is uitsluitend het eerste lid van toepassing.

Woningbouw:

1. Een ruimtelijk plan laat geen nieuwe woningbouw toe die buiten de afspraken vallen die de woonregio en de provincie hebben gemaakt over de woningbouwprogrammering en het gestelde in de woonvisie.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op bedrijfswoningen, een tweede woning bij een agrarisch bedrijf, recreatiewoningen, het splitsten van boerderijen in twee of meer woningen en nieuwbouw die past binnen de kaders van de provinciale Rood-voor-groen dan wel de Ruimte-voor-ruimte regeling.

In voorliggend geval is uitsluitend het eerste lid van toepassing.

De bouw van 1 woning is in overeenstemming met het gemeentelijk beleid, waarmee de ontwikkeling voldoet aan de omgevingsverordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

Als vervolg op de Toekomstvisie is de Structuurvisie Hoogeveen 2015–2030 vastgesteld. Deze Structuurvisie is eigenlijk de ruimtelijke vertaling van de Toekomstvisie. Hij spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gehele gemeente en beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten voor het buitengebied, de dorpen en de stad. De Structuurvisie is een voorbeeld van planning van onderop, vanuit het lokale denken.

In de Structuurvisie zijn verschillende basisprincipes voor de omgang met de tien dorpen onderscheiden. Belangrijk is dat in alle dorpen gezocht moet worden naar mogelijke uitbreiding. De tien dorpen zijn in de Structuurvisie in drie groepen ingedeeld. Deze driedeling is ingegeven door het landschap waarin de dorpen liggen. Onderscheiden zijn kanaaldorpen, velddorpen en zanddorpen (waaronder Fluitenberg). Binnen deze driedeling is voor alle dorpen een uitbreidingsmogelijkheid ontwikkeld.

De Structuurvisie Hoogeveen 2015-2030 is nog steeds een inspirerende, ambitieuze, integrale ruimtelijke visie, maar met de “Structuurvisie Hoogeveen 2.0” is deze op onderdelen bijgesteld. De visie geeft aan hoe Hoogeveen tot 2030 omgaat met thema’s als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid.

De geactualiseerde structuurvisie is op 13 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. In de visie kiest Hoogeveen voor beheerste groei waarbij de focus van woningbouw ligt op inbreiding in de stad. Daarnaast wordt gekozen voor geconcentreerde groei bij de dorpen en het landelijke gebied, passend bij de vraag. Er wordt ingezet op kleinschaliger initiatieven.

Ook in de Woonvisie 2011-2020 wordt een groeiambitie van de beheerste groei geformuleerd. Gelet op de barrières rondom Hoogeveen en de vraag die aanwezig is naar landelijk wonen, is besloten de vraag naar dorpse, groene woonmilieus te realiseren in de dorpen en in het landelijk gebied. Bij de verdeling van deze woningen is gekeken naar de waarden van de landschappen, de karakteristiek van de dorpen en het draagvlak van het voorzieningenniveau in de dorpen.

Voor het dorp Fluitenberg is er we ruimte enkele tientallen woningen binnen de planperiode. De verwachting is dat Fluitenberg als dorp zal groeien vanwege de ligging in het landschap, de ligging ten opzichte van de kern Hoogeveen (met de voorzieningen) en gelet op de bereikbaarheid van het dorp. Daarnaast is de nieuwbouw in de dorpen gericht op verbetering van de bestaande dorpsstructuur.

De groei van Fluitenberg richt zich niet alleen op eigen aanwas van het dorp, maar ook op de instroom vanuit de gemeente Hoogeveen en ook van daarbuiten. De woonwens voor een ruim en groen woonmilieu kan niet altijd geboden worden in deze kern. De vraag naar dit woonmilieu wordt aangeboden in Fluitenberg.

Hoofdstuk 4 Plan en beeldkwaliteit

4.1 Planbeschrijving

Het gebied wordt gekenmerkt door de bomenstructuur langs de Vijfhoek en de Schuine Dijk. Het gebied is in zuidelijke en westelijke richting vrij open en grenst aan de zuidzijde aan het beekdallandschap van het Oude Diep en aan de westzijde aan de es.

Langs de Schuine Dijk zijn aan de zuidzijde enkele karakteristieke gebouwen aanwezig en aan de noordzijde zijn de achtertuinen van de laatste uitbreiding waar te nemen.

De toekomstige dorpsuitbreiding van Fluitenberg is aan de noordzijde van de Schuine Dijk geprojecteerd. Een deel van de toekomstige vrijstaande woningen is georiënteerd op en wordt ontsloten vanaf deze weg. Het gedeelte van de 'Vijfhoeklocatie” bestaat alleen uit vrijstaande woningen in een vrij open verkaveling.

Het onderhavige plan met de voorgestelde verkaveling sluit hier op aan en voegt zich in de toekomstige situatie.

De kavel wordt ontsloten vanaf de Schuine Dijk en bij de woning worden twee parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd.

4.2 Beeldkwaliteit

Beeldkwaliteit is belangrijk bij de ontwikkeling die door de vaststelling van dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. We willen dat de nieuwe bebouwing de dorpse sfeer en de relatie tussen dorp en landschap versterkt. De uitgangspunten zijn te vinden in bijlage 1.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de relevante omgevingsaspecten voor het voorliggende plan. Per aspect wordt de invloed op het plan toegelicht.

5.1 Bodem

Het voorliggende bestemmingsplan maakt een tweede woning mogelijk in het plangebied. Van de locatie zijn bij de gemeente Hoogeveen geen recente bodemonderzoeksgegevens bekend. De locatie heeft reeds een woonbestemming. In het verleden heeft EcoReest een bodemonderzoek (rapportnr: 990729 van 28 juli 1999) uitgevoerd voor de aanvraag van een bouwvergunning. Daarbij zijn in de grond geen van de geanalyseerde parameters boven de streefwaarde gemeten. In het grondwater zijn chroom en tolueen boven de streefwaarde vastgesteld. De lichte verontreinigingen in het grondwater vormen geen belemmering voor het toevoegen van een tweede woning in het plangebied.

Het rapport van EcoReest is verouderd. Voor de aanvraag van een omgevingsvergunning bouw dient een nieuw bodemonderzoek conform NEN5740/NEN5725 en indien daar aanleiding voor bestaat de NEN 5707 te worden uitgevoerd , door een daarvoor erkend en gecertificeerd bedrijf.

Conclusie
Op basis van de huidige situatie, het gebruik en de historische informatie, kan geconcludeerd worden dat er geen bodemverontreinigingen te verwachten zijn, die een belemmering kunnen gaan vormen voor het toevoegen van een woning.

Grondverzet
Bij grondverzet dient men te streven naar een gesloten grondbalans. In situaties, waar grond vrij gaat komen, wordt sterk aanbevolen om de kwaliteit van de vrijkomende bodem chemisch analytisch vast te stellen. Uiteraard dient het onderzoek representatief te zijn voor de hele vrijkomende partij. Voor het toepassen van grond gelden de spelregels voor grondverzet die zijn vastgesteld in het Besluit bodemkwaliteit. Informatie over het toepassen van grond kan worden verkregen bij afdeling Economie en Leefomgeving van de Samenwerkingsorganisatie De Wolden Hoogeveen, RUD Drenthe en Rijkswaterstaat Leefomgeving.

5.2 Archeologie en Cultuurhistorie

In het verdrag van Malta wordt de veiligstelling van het Europese erfgoed geregeld. De uitgangspunten van dit verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). De regionale uitwerking heeft plaatsgevonden in de Omgevingsvisie Drenthe. Hierin is ten eerste de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgenomen. Hierop staan monumenten en bekende archeologische vindplaatsen weergegeven. Ten tweede is in de Omgevingsvisie Drenthe de Indicatieve Kaart Archeologische Verwachtingswaarden (IKAW) opgenomen. Op de kaart staat voor de gehele provincie de verwachtingswaarde voor archeologische vindplaatsen. Een hoge waarde betekent een hoge kans op archeologische vondsten. Hier dient in het planvormingsproces rekening mee gehouden te worden.

Het plangebied ligt op basis van de IKAW in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. In de nabijheid van het plangebied heeft het adviesbureau De Steekproef voor een drietal uitbreidingslocaties een inventariserend archeologisch onderzoek en een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd.

De locatie aan de Vijfhoek ligt op een dekzandrug. Uit het onderzoek is gebleken dat de bodem van de locatie aan de Vijfhoek deels intact is. In de bodem van deze locatie werden geen archeologische indicatoren, vondsten of cultuurlagen aangetroffen. Op basis van dat onderzoek werd geadviseerd dat nader archeologisch onderzoek niet nodig werd geacht.

Het onderhavige plangebied grenst direct aan de onderzochte locatie Vijfhoek en het totaal te verstoren bodemoppervlak is kleiner dan 500 m2, waardoor wij aansluiten bij het provinciaal vrijstellingsbeleid. Dit beleid houdt in dat een oppervlak van maximaal 500 m2 is vrijgesteld van de archeologische onderzoeksplicht.

Conclusie
Archeologie vormt geen belemmering voor de ruimtelijke ontwikkeling. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet blijft wel de meldplicht van kracht. Als tijdens graafwerkzaamheden alsnog archeologische vondsten of indicatoren worden aangetroffen dan dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd en moet dit gemeld worden bij de provinciaal archeoloog en de gemeente.

5.3 Water

Planbeschrijving
Het plangebied ligt aan de rand van Fluitenberg. Daarmee ligt het plan in het beheersgebied van waterschap Reest en Wieden. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van ca. 2850 m2. Er wordt 1 woning toegevoegd aan de bestemming wonen.

Invloed op de waterhuishouding
Het plan bevindt zich niet in een beekdal of risicogebied en is er geen grote wateroverlast als gevolg van overstromingen geconstateerd. Het plan ligt niet in een zone van hydrologische beïnvloeding. Op de grondwatertrappenkaart van het waterschap valt het plan in een gebied met grondwatertrap VI. De maximale grondwaterstand ligt daarmee in theorie tussen de 40 en 80 cm onder het maaiveld

Binnen het nog onbebouwde gebied en andere delen van de kern Fluitenberg zijn geen gevallen van grondwateroverlast bekend. In het gebied kunnen door aanwezige leemlaagjes schijngrondwaterstanden voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2015BP8010005-VG01_0003.jpg"

Afbeelding 3: Bestaande waterhuishouding rond de locatie Vijfhoek.

Riolering
De woning is gesitueerd aan de Schuinedijk. In de Schuinedijk ligt een gemengd rioolstelsel. Voor de nieuwbouw wordt een gescheiden rioolsysteem voorgeschreven. Het vuilwater kan lozen op het bestaande riool. Het hemelwater van de woning dient aangesloten te worden op een ondergrondse infiltratievoorziening op eigen terrein van minimaal 2 m3 met een overloop naar de watergang van het waterschap Reest en Wieden langs de Schuinedijk.
Indien besloten wordt tot een open waterberging op eigen terrein, dan zal deze minimaal een oppervlakte verkrijgen van 10% van het verharde oppervlak van het perceel.

Waterkwaliteit
Water in en om het woon- en leefgebied moet van goede kwaliteit zijn. Om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater te waarborgen, wordt geadviseerd om bij nieuwbouw geen gebruik te maken van milieubezwaarlijke bouwmaterialen, die de kwaliteit van het water en de waterbodem negatief kunnen beïnvloeden. Uitlogende materialen zoals zink, lood en dakmastiek behoren tot deze categorie.

Wateradvies Waterschap Reest en Wieden
De bestemming en grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.
Met de bovenstaande waterparagraaf zijn de wateraspecten van waterschap Reest en Wieden voldoende belicht. Het waterschap geeft voor dit plan dan ook een positief wateradvies.

5.4 Natuur en Ecologie

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met Europese en nationale wetgeving en beleid ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Het adviesbureau Ecogroen heeft voor 3 uitbreidingsgebieden in Fluitenberg ecologisch onderzoek uitgevoerd. Een van de onderzochte locaties grenst direct aan het plangebied. De resultaten van het ecologisch onderzoek zijn vastgelegd in het rapport 'Actualisatie quickscan natuurtoets woningbouwlocaties Fluitenberg' (kenmerk: 10-452/1) van 26 augustus 2011.

Gebiedsbescherming
Voor wat betreft de gebiedsbescherming geldt dat in en in de nabijheid van het plangebied geen sprake is van gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied.Effecten van de uitbreidingslocaties op dergelijke gebieden zijn niet te verwachten en een vervolgtraject in het kader van de Natuurbeschermingswet en de Nota Ruimte is dan ook niet aan de orde.
Het plangebied ligt ook niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS-kaart 2015, vastgesteld
29 september 2015). Het dichtstbijzijnde gebied, d'Olde Kene, dat is aangemerkt als EHS ligt op ca. 380 meter van het plangebied. Op basis van de ligging en de aard en omvang van het plan is aantasting van wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet aan de orde.

Soortenbescherming
Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Flora- en faunawet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn aangewezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden, dat planten niet geplukt of verzameld mogen worden en dat het niet is toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.

Uit de natuurtoets kwam naar voren dat de ecologische kwaliteiten van de locatie aan de Vijfhoek beperkt zijn. Binnen deze locaties zijn geen juridisch zwaarder beschermde soorten van de Flora- en faunawet (tabel 2 of 3 soorten) of ´bedreigde´ of ´ernstig bedreigde´ soorten van Rode lijsten bekend.

Het plangebied grenst direct aan de onderzochte locatie Vijfhoek. Het plangebied is in gebruik als tuin. Er dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van broedvogels in het plangebied. Werkzaamheden die nestplaatsen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen in het plangebied dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor half maart en na eind juli of de locatie te controleren op broedende vogels en nesten binnen de invloedsfeer van het plan. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.

Conclusie
Het bestemmingsplan wordt op het punt van vigerende natuurwet- en regelgeving uitvoerbaar geacht.

5.5 Geluid

Voor dit bestemmingsplan is een inventarisatie gemaakt van de geluidsbelasting in het plangebied op grond van de Wet geluidhinder (hierna Wgh). Daarbij kan het gaan om geluid afkomstig van lucht-, rail- of wegverkeer en/of van bedrijven. Ook wordt onderzocht of er wettelijk vastgestelde geluidszones binnen het plangebied vallen. De gemeente Hoogeveen heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor het bestemmingsplan Fluitenberg, deelplan uitbreiding woningbouw 2011. De resultaten zijn opgenomen in de notitie 'Akoestische aspecten uitbreiding Fluitenberg' (kenmerk: HO/RT/2011-20) van 20 december 2011.

Wegverkeerslawaai
Wegen met een snelheid van meer dan 30 km/uur zijn volgens de Wgh zoneplichtig. Binnen de aangewezen zones dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur hoeven niet te worden getoetst aan de normen uit de Wgh, maar de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeerslawaai moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel inzichtelijk worden gemaakt.

De volgende wegen zijn van belang:
- Fluitenbergseweg; zone 200 m (binnen de bebouwde kom);
- Schuinedijkje; 30 km/h zone, geen zone op basis van de Wgh;
- Vijfhoek. 30 km/h zone, geen zone op basis van de Wgh.

De geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeer op bovengenoemde wegen werd berekend met het rekenprogramma Geomilieu 1.31. De verkeersgegevens van de wegen waren afkomstig uit het Verkeersmilieu model voor het jaar 2020 en zijn geëxtrapoleerd naar het jaar 2022, aangevuld met verkeerstellingen op deze wegen door de afdeling Realisatie van de gemeente Hoogeveen. Op de rekenresultaten mag een aftrek van 5 dB worden toegepast voor wegen tot 70 km/h en 2 dB voor wegen vanaf 70 km/h (art. 110g Wgh) voor het in de toekomst stiller worden van het verkeer. De prognose voor de autonome groei is nihil.

Het plangebied ligt in een 30 km/h zone, wegverkeer vormt dus geen belemmering voor de ontwikkeling. Het plangebied ligt wel binnen de zone van de Fluitenbergseweg. Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeer afkomstig van de Fluitenbergseweg op de geprojecteerde woningen ten noorden van het plangebied ten hoogste 33 dB LDEN bedraagt en dus aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op grond van de Wgh kan voldoen. Op basis daarvan kan geconcludeerd worden dat de geluidbelasting ook aan de voorkeursgrenswaarde kan voldoen op de gevels van de nieuwbouw in het plangebied.

Overige geluidsbronnen
Railverkeer, industrielawaai en geluidcontouren rondom het vliegveld in Hoogeveen spelen geen rol in het plangebied.

Conclusie
Geluid vormt geen belemmering voor de geprojecteerde nieuwbouw in het plangebied.

5.6 Milieuzonering bedrijven

In de omgeving van de locaties is hoofdzakelijk sprake van woonbebouwing. Er liggen in de directe omgeving geen bedrijven die een belemmering kunnen vormen voor de nieuwbouw en omgekeerd vormt de woning ook geen belemmering voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.

5.7 Milieueffectrapportage (MER)

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag nog moet beoordelen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.

De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
- de kenmerken van het project;
- de plaats van het project;
- de kenmerken van de potentiële effecten.

In het plangebied is sprake van woningbouw, waarbij maximaal 1 woning wordt toegevoegd aan het plangebied. In de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage is de ontwikkeling opgenomen onder categorie D 11.2, onder 2º: een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen.
Er is sprake van een m.e.r-beoordelingsplichtige activiteit indien er sprake is van meer dan 2000 woningen. Het planvoornemen met 1 woning ligt ver onder de drempelwaarde, waardoor kan worden aangenomen dat er geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. In het kader van de voorbereiding is geconstateerd dat het plan niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied ligt.

Conclusie
Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het milieubelang in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten zijn te verwachten.

5.8 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang te bezien hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes (PM10; ook wel fijn stof genoemd).

De kritische parameters in Nederland zijn fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De overige verontreinigende stoffen waaronder benzeen, lood, zwaveldioxide en koolstofmonoxide bevinden zich in Nederland ruim onder de grenswaarden. De verwachting is dat dit ook in de toekomst zo zal blijven waardoor berekening van deze waarden niet relevant is.

In het Besluit Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) (hierna: Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor wat betreft de functie 'wonen' zijn locaties die niet meer dan respectievelijk 1500 (één ontsluitingsweg) of 3000 nieuwe woningen (twee ontsluitingswegen) omvatten, aangemerkt als gevallen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging.

In het plangebied is sprake van het toevoegen van 1 woning. Aangezien dit aantal ruimschoots onder de kwantitatieve grens voor woningbouwlocaties ligt, zoals opgenomen in de Regeling NIMB, mag er vanuit worden gegaan dat het project naar verwachting geen significante bijdrage heeft op de luchtkwaliteit. Het uitvoeren van een luchtkwaliteitsonderzoek is dan ook niet nodig en er hoeft geen verdere toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit plaats te vinden.

Conclusie
Er vindt geen significante verslechtering van de luchtkwaliteit plaats als gevolg van de ruimtelijke ontwikkeling.

5.9 Externe veiligheid

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied.

Stationaire bronnen
Binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig. Er hoeft niet getoetst te worden aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Transportroutes voor gevaarlijke stoffen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor en het water is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vanaf 1 april 2015 van kracht geworden. De dichtstbijzijnde transportroute voor gevaarlijke stoffen, de A28, ligt op ruim 800 meter van het plangebied. De ruimtelijke ontwikkeling ligt niet binnen een plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour. Daarnaast ligt het plangebied ook buiten het invloedsgebied van 150 meter van de A28 waarbinnen het groepsrisico verantwoord moet worden. Een toetsing aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Bevt is dan ook niet nodig.

Buisleidingen
Ten oosten van het plangebied loopt een leidingtracé van hoge druk aardgasleidingen. Er heeft dan ook een toetsing plaatsgevonden aan het gestelde in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Op basis van de leidinggegevens van de Gasunie en op basis van de risicokaart zijn van deze drie leidingen geen plaatsgebonden risico (PR10-6)-contouren berekend. Ook ligt het plangebied niet binnen de belemmeringenzone (5 m aan weerszijden van de leiding).
Het plangebied ligt wel gedeeltelijk in het invloedsgebied van het leidingentracé (zie afbeelding 2). De bestaande woning in het plangebied ligt binnen het invloedsgebied en de geprojecteerde woning ligt buiten het invloedsgebied.


afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2015BP8010005-VG01_0004.jpg"

Afbeelding 4: Invloedsgebied groepsrisico (lichtpaars 1% letaliteitszone)

Omdat de geprojecteerde woning buiten het invloedsgebied ligt, is een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk.

Hoogspanningslijnen
In of in de nabijheid van het plangebied lopen geen hoogspanningslijnen. Er hoeft dan ook geen invulling te worden gegeven aan het advies van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (voorheen VROM) 'Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen' (oktober 2005, aanvulling 2008).

5.10 Verkeer en vervoer

De woning is gesitueerd aan de Schuinedijk. Dit levert qua verkeersveiligheid, ontsluiting etc. geen belemmeringen op.

Hoofdstuk 6 Duurzaamheid

Hoogeveen streeft naar een duurzame ontwikkeling. De gemeente heeft haar ambities op het gebied van duurzaamheid verwoord in de Milieuvisie. Een van de speerpunten is energieneutraal bouwen. Er moet een stap worden gezet naar een duurzame leefomgeving. Belangrijk hierbij is het vergroten van de bewustwording.

Nieuwbouw leent zich bij uitstek om de aspecten van duurzaamheid te integreren bij de uitvoering van de bouwwerkzaamheden en de landschappelijke inpassing. Er zijn in de praktijk verschillende mogelijkheden om energieneutraal te bouwen en rekening te houden met het gebruik van duurzame materialen.

Hoofdstuk 7 Planbeschrijving

7.1 Juridisch systeem

Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan wordt opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de laatste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). Deze standaard is verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen).

7.2 Regels

In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruik- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende gebruiksregels en de algemeen geldende afwijkingsregels.

In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.

7.3 Verklaring van de bestemmingen

De bestemming "Tuin" ligt meestal tussen de voorgevel van de gebouwen en de openbare weg. Ook kan aan de zijkant van de gebouwen deze bestemming gelegen zijn, om een bepaalde openheid te kunnen houden. Toegangspaden en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan.

De bestemming "Wonen" voorziet in de bouw van een vrijstaande woning, waarvoor specifieke regels gesteld zijn qua oppervlakte, goot- en bouwhoogte, dakhelling etc. aangegeven zijn.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen. Een ieder heeft dan de mogelijkheid voor het indienen van een zienswijze gehad. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

In het kader van het verplichte vooroverleg (Bro) is het bestemmingsplan o.a. toegezonden aan de provincie Drenthe. De provincie geeft aan dat er geen provinciaal belang is gemoeid met dit bestemmingsplan.

8.2 Economische uitvoerbaarheid

De betreffende grond voor de nieuwbouw is in eigendom van de aanvrager. Het oprichten van een bouwblok ten behoeve van een woning zorgt niet voor een beperking van de activiteiten uitgevoerd door (agrarische) bedrijven en burgerwoningen in de omgeving. Er is een anterieure overeenkomst gesloten waardoor alle kosten gedekt zijn. Omdat de uitbreiding een particuliere ontwikkeling betreft, zijn hier voor de gemeente geen verdere financiële consequenties aan verbonden.

Bijlagen bij de toelichting

Bijlage 1 Uitgangspunten beeldkwaliteit

Voor de beeldkwaliteit gelden onderstaande uitgangspunten:

Algemeen

Een rustige, sobere uitstraling van de architectuur is het uitgangspunt. Dit houdt in dat wordt gestreefd naar overeenkomst in architectuur, materiaaltoepassing en kleurstelling en toepassing van zoveel mogelijk eenvoudige bouwvolumes.

Bij de architectuur van de woning rekening houden met het gegeven dat in een klein dorp in een landelijke omgeving wordt gebouwd.

Hoofdvorm

De woning wordt niet groter dan één bouwplaag met kap (lage gootlijn). Een variabele nokrichting (evenwijdig en haaks op de straat) is op zijn plaats.

Materiaal en kleur

Enige overeenkomst in materiaal- en kleurgebruik geeft een rustig, samenhangend beeld. Voor gevels en daken wordt daarom een gedempt en warm kleurgebruik nagestreefd. Gevels worden gemaakt van geelbruine, rode of roodbruine baksteen. Het gebruik van te lichte of te felgekleurde steen wordt voorkomen.

De dakbedekking bestaat uit dakpannen in de kleuren roodbruin, donkerbruin of antraciet. Glanzend, geglazuurde dakpannen zijn niet toegestaan. Incidenteel kunnen rieten daken worden toegestaan.

Situering

Om de overgang naar het landelijk gebied langs de Schuinedijk te respecteren wordt een variabele voorgevelrooilijn aangehouden. Het hoofdvolume staat enigszins gedraaid ten opzichte van de Schuinedijk.

Bijgebouwen

Voor bijgebouwen (zoals garages en bergingen) geldt in algemene zin de richtlijn dat in vormgeving- en materiaalgebruik wordt aangesloten bij het hoofdgebouw. Het aangebouwde bijgebouw dient te worden meegenomen in de architectuur van het hoofdgebouw.

Erfafscheidingen

Voor de erfafscheiding van de voortuin wordt ervan uitgegaan dat deze in de vorm van beplanting wordt uitgevoerd (groene erfafscheiding/beukenhaag).