direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zuideropgaande, wijzigingsplan Zuideropgaande 53, 2014
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2014BPW8023001-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

De gemeente Hoogeveen heeft in september 2013 een aanvraag ontvangen voor splitsen van een woning op het perceel Zuideropgaande 53 te Hollandscheveld.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Plangebied

Het plangebied ligt ten zuiden van Hollandscheveld aan het Zuideropgaande. Het betreft een relatief open gebied, dat in het noordoosten aansluit op bestaande bossen. In afbeelding 1 een weergave van de bestaande situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BPW8023001-VG01_0001.png"

Afbeelding 1: bestaande situatie.

2.2 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan is bestemmingsplan Zuideropgaande 2011. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 29 november 2012, en op 26 februari 2014 (deels) onherroepelijk geworden. Het perceel Zuideropgaande 53 heeft de bestemming 'Agrarisch'. Daarnaast ligt er een wijzigingsbevoegdhied op het perceel om de bestemming middels een wijzgingsprocedure te wijzigingen in de bestmmingen 'agrarisch', 'water', 'tuin'en/of 'wonen'. Zie afbeelding 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BPW8023001-VG01_0002.png"

Afbeelding 2: Vigerend bestemmingsplan

2.3 Toelichting bestaande situatie

Op dit moment heeft het perceel een agrarische bestemming.

Hoofdstuk 3 Gewenste ontwikkeling

De initiatiefnemer wil de woonboerderij op de onderstaande afbeelding splitsen in twee wooneenheden. Het perceel Zuideropgaande 53 zal landschappelijk gezien deel uitmaken van het landgoed genaamd 'de Hummelhof' dat direct ten oosten van perceel Zuideropgaande 53 gelegen is. Beide wooneenheden zullen net als het landhuis op het te realiseren landgoed bewoond worden door de familie Hummel.

Het bestemmingsplan Zuideropgaande 2011 biedt de mogelijkheid om middels een wijzigingsprocedure de bestemming van het perceel te wijzigen in de bestemming '"Water', 'Wonen', en/of 'Tuin'. Daarnaast biedt het bestemmingsplan Zuideropgaande 2011 de mogelijkheid om middels omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan en een hoofdgebouw te splitsen in 2 wooneenheden met dien verstande dat het hoofdgebouw voor 1 januari 2005 opgericht dient te zijn. Hieraan zijn een aantal voorwaarden verbonden. Eén van de voorwaarden is dat sprake moet zijn van een voormalig agrarische bedrijfswoning waarvan het hoofdgebouw een oppervlakte heeft van minimaal 180 m2. Met deze regeling wordt beoogd om de hoofdvorm van de boerderijen te behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BPW8023001-VG01_0003.png"

Afbeelding 3: gewenste ontwikkeling, splitsing van de boerderij

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit

Het verzoek om woningsplitsing heeft betrekking op een voormalige boerderij, waarbij de architectonische vormgeving van het pand behouden blijft, en de bestaande oppervlakte niet wordt vergroot.

Binnen de bestemming 'Agrarisch' en 'Wonen' zijn paardenbakken toegestaan. Om verstoring van het landschap en hinder in de omgeving te voorkomen zijn voorwaarden gesteld waaraan voldaan moet worden.

Deze voorwaarden hebben betrekking op de afstand van de paardenbak tot de woning van derden, de oppervlakte van de paardenbak, de verlichting van de paardenbak en de landschappelijke inpassing van de paardenbak.

Een goede landschappelijke inpassing is een vereiste. Vooral het licht gekleurde zand valt nogal op in het landschap. Een haag en/ of een graswalletje van maximaal 1 meter voorkomt zicht op het lichte zand/mengsel.

Wanneer beplanting wordt aangebracht dient inheems materiaal te worden gebruikt. Voor de omheining van de paardenbak zijn palen met bruin of groen lint passend. In besloten landschappen kunnen ook houten (in naturelkleur) hekwerken gebruikt worden.

Zeker in een besloten landschap zorgen houtsingels voor een aanhechting op het omliggende landschap. Houtsingels, boomgroepen en losse bomen versterken ook de kleinschaligheid van het landschap en geven beschutting tegen weer en wind.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Bodem

Bij een nieuwe ontwikkeling dienen mogelijk verontreinigde plekken in het plangebied te worden gesignaleerd. Bij nieuwbouw waarborgt de Wet bodembescherming dat er geen risico's voor de volksgezondheid zijn. In dit bestemmingsplan is sprake van een woningsplitsing, waarbij het een interne verbouwing betreft.

Van deze locatie zijn geen recente bodemonderzoeksgegevens of verontreinigingen bekend. In het verleden was op deze locatie een melkrundveehouderij gevestigd. De tweede woning wordt gerealiseerd in het achterste deel van de boerderij dat al grotendeels is ingericht als woon- en opslagruimte. De bestaande vloeren en funderingen blijven gehandhaafd.

Gezien de aard en omvang van de voorgenomen werkzaamheden is er geen aanleiding om voor dit plan een bodemonderzoek uit te voeren. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning, onderdeel bouw zal getoetst worden of een bodemonderzoek noodzakelijk is.

5.2 Archeologie en Cultuurhistorie

In het verdrag van Malta wordt de veiligstelling van het Europese erfgoed geregeld. De uitgangspunten van dit verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). De regionale uitwerking heeft plaatsgevonden in de Omgevingsvisie Drenthe. Hierin is ten eerste de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgenomen. Hierop zijn monumenten en bekende archeologische vindplaatsen weergegeven. Ten tweede is in de Omgevingsvisie Drenthe de Indicatieve Kaart Archeologische verwachtingswaarden (IKAW) opgenomen. Op de kaart staat voor de gehele provincie de verwachtingswaarde voor archeologische vindplaatsen. Hier dient in het planvormingsproces rekening mee gehouden te worden. Het perceel ligt op de grens van een gebied met een lage en hoge archeologische verwachtingswaarde. Op het terrein ten oosten van de woning is uit eerder archeologisch onderzoek gebleken dat er vermoedelijk twee vindplaatsen uit de Steentijd aanwezig zijn.

Dit plan betreft echter een woningsplitsing, waarbij geen sprake is van een bodemverstoring, die mogelijk zou kunnen leiden tot verstoring van archeologische indicatoren of vondsten.

5.3 Water

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets is reeds doorlopen bij het opstellen van het bestemmingsplan Buitengebied Zuid, deelplan Landgoed Hummelhof, waarbij ook de woning aan Zuideropgaande 53 is meegenomen. Het plangebied ligt in het stroomgebied van het Meppelerdiep. Daarmee ligt het plan in het beheersgebied van Waterschap Reest en Wieden.
In dit bestemmingsplan wordt de bestemming en het gebruik niet gewijzigd. Alleen de splitsing van de woning wordt mogelijk gemaakt in dit plan. Er is dan ook geen sprake van een toename van het verhard oppervlak ten opzichte van de bestaande situatie. Binnen het plangebied is een gemengd rioolstelsel (vrij verval) aanwezig.

Het waterschap heeft voor het bestemmingsplan Buitengebied Zuid, deelplan Landgoed Hummelhof reeds een positief advies gegeven.

5.4 Ecologie

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met Europese en nationale wetgeving en beleid ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming
Voor wat betreft de gebiedsbescherming geldt dat in en in de nabijheid van het plangebied geen sprake is van gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebieden. Het plangebied ligt ruim 7 kilometer ten zuiden van Habitatrichtlijngebied Mantingerzand. Dit gebied is aangewezen voor 7 habitattypen van de hogere zandgronden (o.a. heide, vennen, stuifzandgebieden en jeneverbesstruwelen).
De woning ligt op ca. 125 m van de ecologische hoofdstructuur (EHS) en op ca. 40 m van een ecologische verbindingszone, de Zuidwolderwaterlossing. De woningsplitsing heeft geen effecten op de EHS of Natura 2000-gebieden.

Soortenbescherming
Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (Ff-wet) van belang en eventueel het
provinciaal soortenbeleid. In de Ff-wet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn of worden aangewezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden, dat planten niet geplukt of verzameld mogen worden en dat het niet is toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen. Op basis van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) zijn er geen waarnemingen bekend van beschermde soorten uit de Ff-wet voor deze locatie.

Het plan wordt op het punt van vigerende natuurwet- en regelgeving uitvoerbaar geacht.

5.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang te bezien hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes (PM10; ook wel fijn stof genoemd).

In het Besluit Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) en de ministeriële regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor wat betreft de functie 'wonen' zijn locaties die niet meer dan respectievelijk 1500 omvatten, aangemerkt als gevallen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging.

Met dit plan wordt slechts één extra woning mogelijk gemaakt en is er dus geen sprake van een verslechtering van de luchtkwaliteit.

5.6 Geluid

Bij het opstellen van een bestemmingsplan wordt een inventarisatie gemaakt van de geluidsbelasting in het plangebied op grond van de Wet geluidhinder (Wgh). Daarbij kan het gaan om geluid afkomstig van lucht-, rail- of wegverkeer en/of van bedrijven.

Het betreft hier de splitsing van een bestaande woning, waarbij het oostelijk deel van het pand eveneens als woning zal gaan fungeren. Er is geen sprake van een significante toename van het aantal geluidgehinderden. Overige geluidsbronnen als industrielawaai, luchtverkeerslawaai of railverkeer vormen geen belemmering voor het plan.

Geluid vormt dan ook geen belemmering voor dit plan.

5.7 Externe veiligheid

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied.

Stationaire bronnen
In de omgeving van het plan liggen geen bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen. Er hoeft dan ook geen rekening te worden gehouden met bepaalde veiligheidsafstanden (PR10-6-contour) of een invloedsgebied waarbinnen het groepsrisico verantwoord moet worden als gevolg van stationaire bronnen.

Transportroutes gevaarlijke stoffen
Binnen een straal van 1 km liggen geen wegen die zijn aangeduid als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg. Er hoeft geen rekening te worden gehouden met het gestelde in de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen. Verder hoeft bij dit plan ook geen rekening gehouden te worden met de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NVGS).

Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) opgesteld. Hierin is dezelfde systematiek opgenomen als in het Bevi. Er dient rekening gehouden te worden met het plaatsgebonden risico (PR10-6) en de verantwoording van het groepsrisico. Ten oosten van de locatie liggen een aantal hoge druk aardgasleidingen van de Gasunie. De locatie ligt buiten de plaatsgebonden risico (PR 10-6)-contour en invloedsgebied waarbinnen het groepsrisico verantwoord moet worden.

Kortom externe veiligheid vormt geen beperking voor deze locatie.

5.8 Duurzaamheid

De gemeente Hoogeveen heeft haar ambitie op het gebied van duurzaamheid verwoord in het klimaatbeleid en de Milieuvisie. In het klimaatbeleid is de ambitie uitgesproken om in 2040 als gehele gemeente CO2-neutraal te willen zijn. Door bij nieuwe ontwikkelingen duurzaamheid reeds in de ontwerp- en bouwfase mee te nemen kan optimaal invulling worden gegeven aan de duurzaamheidsdoelstelling.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het betreft hier een particulier initiatief waarvan de kosten door de initiatiefnemer worden gedragen. Voor de andere kosten, zoals het inrichten van de openbare ruimte, moet ingevolge artikel 6.12 Wro een exploitatieplan worden opgesteld, tenzij het verhaal van deze kosten anderszins is verzekerd. In dit geval wordt het kostenverhaal verzekerd door de betaling van leges. Hierdoor is het opstellen van een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet nodig.

Hoofdstuk 7 Planbeschrijving

7.1 Juridisch systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen zijn toegestaan.

Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

7.2 Regels

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten.

Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.

In de "bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd. Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 7.3 nader uitgewerkt.
In de "algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende afwijkingsregels en de algemeen geldende aanduidingsregels.


De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen. De algemene aanduidingsregels geven de mogelijkheid voor algemene aanduidingen, die als een extra laag over meerdere bestemmingen liggen. In dit bestemmingsplan zijn twee van deze algemene aanduidingen aanwezig, te weten:
'Geluidzone - industrie 50 dBa': het betreft een zone die behoort bij industrieterrein De Wieken, waar in bepaalde gebieden "grote lawaaimakers" zijn toegestaan. Binnen de zone moet men bij nieuwbouw rekening houden met grenswaarde van geluid vanwege de industrie of hogere grenswaarde aanvragen.

Luchtvaartverkeerzone (aanvullend beperkingengebied - geluid): binnen deze zone geldt dat nieuwe geluidgevoelige objecten zijn toegestaan met inachtneming van verschillende voorwaarden. In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregels.

7.3 Verklaring van de bestemmingen

7.3.1 Agrarisch

De percelen binnen deze bestemming bestaat uit grasland. Daarnaast is er een paardenbak binnen deze bestemming gerealiseerd. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Ten behoeve van de bescherming van de archeologische waarden en het behoud van de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden, is een regeling opgenomen dat voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een omgevingsvergunning is vereist.

7.3.2 Tuin


Het gedeelte van het perceel waar geen (bij)gebouwen mogen worden gebouwd, heeft deze bestemming gekregen. Deze grond ligt tussen de voorgevel van het hoofdgebouw en de openbare weg.

7.3.3 Wonen


In de woonbestemming is voor de bouwstrookdiepte een maat van twaalf meter aangehouden, zodat de woning nog naar achteren kan uitbreiden (zolang de uitbreiding binnen het bouwvlak plaatsvindt). Er mag één vrijstaande woning worden gebouwd die qua bouwaanduiding overeenkomt met de specifieke bouwaanduiding (sba-1) uit de regels van het bestemmingsplan Hollandscheveld. Dat wil zeggen dat de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen, en de goothoogte maximaal 3,5 meter.

7.3.4 Water


Het water uit de wijken en de watergangen binnen het plangebied, met bijbehorende bouwwerken als bruggen behoren tot deze bestemming.

Hoofdstuk 8 Handhaving

8.1 Beleidskeuzen

De gemeenteraad heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. Het handhavingsbeleid maakt onderdeel uit van het programma Veilig. De looptijd van de kadernota Integrale handhaving loopt van 2011-2014, waarmee wordt aangesloten bij andere plannen waarin op onderdelen wordt verwezen naar handhaving. Dit zijn het Drentse veiligheidsplan, Integrale veiligheidsplan Hoogeveen en de visie externe veiligheid.

De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het VROM-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.

8.2 Inzet gemeentelijk apparaat

Op basis van de kadernota Toezicht en handhaving wordt jaarlijks een gemeentelijk werkprogramma opgesteld. Hierin worden op basis van een evaluatie voor het komende jaar de prioriteiten (bij)gesteld. In dit werkprogramma worden alle taken, taakonderdelen, de wettelijke of gewenste prioriteitstelling, prestatie en capaciteitstoekenning op het gebied van handhaving opgenomen. Tevens wordt de voortgang van de projecten die op de afdeling spelen inzichtelijk gemaakt.

De werkprogramma's worden gemonitord en geëvalueerd (jaarverslagen). Voor de monitoring en evaluaties zal aansluiting worden gezocht bij de programmasturing zoals die in Hoogeveen wordt gebruikt. Aan deze programma's ligt een visie (1x10 jaar) ten grondslag die vervolgens worden uitgewerkt in beleidsnota's (1x4 jaar) en uitvoeringsprogramma's (jaarlijks). Er wordt een analyse gemaakt van de ontwikkeling van het naleefgedrag en in hoeverre de doelen zijn behaald.

Tevens wordt beoordeeld of nog de juiste prioriteiten worden gesteld en of het handhavingsbeleid en de handhaving strategieën nog doelmatig en effectief zijn. Ieder jaar rapporteert het college van B&W de evaluatie aan de gemeenteraad. Indien nodig worden op basis van de evaluatie aanpassingen gedaan in de kadernota.

Hoofdstuk 9 Inspraak

Het ontwerpwijzigingsplan is voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend (afd. 3.4 Awb).