direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stadscentrum, deelplan Grote Kerkstraat 15, 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2014BP8017006-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het najaar van 2013 heeft de gemeente Hoogeveen het verzoek ontvangen voor het realiseren van 4 appartementen op het perceel Grote Kerkstraat 15 te Hoogeveen.

1.2 Opgave bestemmingsplan

Het bestemmingsplan 'Stadscentrum, deelplan Grote Kerkstraat 15, 2014' beoogt te voorzien in de realisatie van 4 appartementen op het perceel Grote Kerkstraat 15 te Hoogeveen.

1.3 Opbouw toelichting

Na de inleiding wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie in het plangebied weergegeven. Hoofdstuk 3 bevat het beleidskader van het Rijk, de provincie Drenthe en de gemeente Hoogeveen. In hoofdstuk 4 wordt de gewenste situatie beschreven. Hoofdstuk 5 behandelt de omgevingsaspecten. Hoofdstuk 6 gaat in op de bestemming zoals die in de planregels is opgenomen. Hoofdstuk 7 gaat in op de handhaving en tenslotte wordt in hoofdstuk 8 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Plangebied

De Grote Kerkstraat is gelegen in het centrum van Hoogeveen. In oostelijk richting gaat de Grote Kerkstraat over in de De Vos van Steenwijklaan, en in westelijke richting komt de Grote Kerkstraat uit op de Hoofdstraat. Het pand Grote Kerkstraat 15 bestaat uit een café op de begane grond, en een aantal appartementen op de 1e en 2e verdieping.

2.2 Vigerend recht

De vigerende regeling voor het plangebied is vastgelegd in het bestemmingsplan: "Stadscentrum", dat is vastgesteld op 24 april 1997 en is goedgekeurd op 4 november 1997. Hierin zijn de gronden bestemd als "Gemengd-3". De voor "Gemengd-1" aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel, dienstverlening, horecabedrijven categorie 1, 2 en 3, maatschappelijke voorzieningen en woningen voor zover het de tweede en hogere bouwlagen betreft.

2.3 Ruimtelijke en functionele structuur plangebied

De Grote Kerkstraat maakt onderdeel uit van het centrumgebied van Hoogeveen. Het is een straat waarin verschillende stedelijke functies zijn gesitueerd, varierend van winkels tot horeca en ondergeschikt daaraan woningbouw.

De Grote Kerkstraat is een straat die aansluit op de Hoofdstraat. De straat is onderdeel van de voor het centrum van Hoogeveen kenmerkende 'ribbenstructuur' welke in de ontwikkelingsvisie voor het stadscentrum is beschreven. De straat is inmiddels autovrij geworden. De verblijfsfunctie is daarmee verbeterd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende streekplannen. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Zo ook binnen de gemeente Hoogeveen. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is waarop een (kleinschalig) bestemmingsplan wordt opgesteld. In dit hoofdstuk wordt dan ook uitsluitend ingegaan op het voor de beoogde ontwikkeling relevante beleid.

3.1 Europees beleid

Op Europees niveau is er beleid dat als doel heeft het archeologische erfgoed veilig te stellen (verdrag van Malta). Daarnaast geldt de Flora- en faunawet voor wat betreft het veiligstellen van beschermde soorten (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn). Dit bestemmingsplan is aan het Europees beleid getoetst. Een nadere beschrijving van de thema's archeologie en ecologie staat in Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Begin 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. Deze vervangt onder andere de Nota Ruimte 2006. Deze Structuurvisie is in juni 2011 als ontwerp vastgesteld door de ministerraad en op 22 november 2011 door de 2e Kamer aangenomen. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, leefbaar en veilig Nederland. Bovendien is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent dat er eerst gekeken moet worden of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, en vervolgens of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt.

In Hoogeveen is behoefte aan extra zorgwoningen, aangezien er een einde komt aan de tijdelijke huisvesting bij Weidesteyn. Het plan wordt zorgvuldig en groen in de omgeving ingepast en sluit daarom aan bij de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.2.2 Flora en fauna

De Europese vogelrichtlijn heeft als doel de bescherming van in het wild levende vogels en hun leefgebied op het grondgebied van de Europese Unie. Dit vindt plaats door de aanwijzing van zogenaamde speciale beschermingszones. In principe geldt dit ook voor de habitatrichtlijn, die is gericht op het in standhouden van het natuurlijk habitat en de bescherming van wilde flora en fauna.

In Nederland is de vanuit de vogel- en habitatrichtlijn vereiste bescherming van soorten overgenomen in onder andere de Flora- en faunawet. Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. In paragraaf 5.4 wordt ingegaan op de voor het plangebied relevante aspecten.

3.2.3 Natuurbeschermingswet

Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de gebiedsbescherming van de Europese vogel- en habitatrichtlijn in de nationale wetgeving verankerd (de soortbescherming is reeds verankerd in de Flora- en faunawet).

Uitgangspunt van de gewijzigde natuurbeschermingswet is een integrale bescherming van de aangewezen vogel- en habitatrichtlijngebieden. Dit betekent dat in beginsel elke aantasting, die schadelijke gevolgen kan hebben voor het aangewezen vogel- of habitatrichtlijngebied dient te worden gereguleerd.

Bij activiteiten in of nabij een vogel- of habitatrichtlijngebied wordt een onderscheid gemaakt tussen plannen, projecten en andere handelingen die significante gevolgen kunnen hebben voor het aangewezen vogel- of habitatrichtlijngebied en alle overige handelingen die schadelijk kunnen zijn. Voor plannen, projecten of andere handelingen die geen significante gevolgen hebben, wordt de zware afwegingsprocedure van de habitatrichtlijn niet verplicht. Onderzoek naar mogelijke effecten blijft echter noodzakelijk. In paragraaf 5.4 wordt ingegaan op de voor het plangebied relevante aspecten.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Drenthe

Op 2 juni 2010 is de nieuwe Omgevingsvisie door de provincie Drenthe vastgesteld.
De Omgevingsvisie van de provincie Drenthe beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. Hoogeveen is hierin aangewezen als streekcentrum. De streekcentra zullen aantrekkelijke woon- en werkmilieus (verder) moeten ontwikkelen en daarnaast werken aan het ontwikkelen van innovatieve en klimaatneutrale strategieën. Om zich te kunnen onderscheiden ten opzichte van elkaar en andere steden hebben de Drentse streekcentra elk een 'identiteitslabel' gekregen. Hoogeveen zal zich moeten toeleggen op activiteiten die de centrumfunctie/identiteit versterken.

Voor wat betreft wonen, moeten streekcentra voldoen aan zowel de lokale als de regionale vraag. Ook het oplossen van knelpunten in de woningmarkt is een speerpunt. Hiervoor is afstemming op regionaal niveau nodig. Hoogeveen maakt deel uit van de regio Zuidwest Drenthe (gemeenten Hoogeveen, De Wolden, Meppel en Westerveld). Voor de periode 2010-2019 gaat het om een netto toename van 3.710 woningen in deze regio. De uitwerking van het woonbeleid ligt bij gemeenten, die hiervoor woonplannen hebben opgesteld. Bij uitwerking van het woonbeleid van de gemeente toetst de provincie vooral op:

  • Regionale afstemming van woningbouwplannen.
  • Het stimuleren van herstructurering.
  • Het stimuleren van de ontwikkeling van specifieke, kleinschalige woonmilieus.

Het laatstgenoemde punt is van toepassing op het voorgenomen bouwplan binnen het plangebied. Daarnaast sluit het plan aan op de aanbeveling van de provincie waarin de mogelijkheden tot het realiseren van specifieke, unieke woonmilieus, geënt op de gebiedskarakteristieken wordt benoemd. Met dit bouwplan wordt eveneens invulling gegeven aan het streven tot zorgvuldig ruimtegebruik ter voorkoming van stedelijke uitbreidingen aan de randen van de kernen.

In dit kader is van belang te vermelden dat intramurale zorg niet een provinciaal belang betreft. In dergelijke situaties gaat het om zorgverlening binnen instellingen. Hierbij is er sprake van zorgplaatsen en is het aantal niet van invloed op de woningcontingenten.

3.4 Regionaal beleid

In het kader van de regionale afstemming is met de buurgemeenten De Wolden, Westerveld en Meppel overleg gevoerd over het woningbouwprogramma. De uitkomst van de afstemming heeft geresulteerd in een regionale woonvisie. Een dergelijke afstemming heeft, in dit kader, ook plaatsgevonden voorafgaand aan een op te starten bestemmingsplanprocedure die betrekking heeft op een transformatielocatie. Het op te stellen bestemmingsplan voor de Grote Kerkstraat 15 is op 30 juni 2014 behandeld in het regionale overleg. Uit de nadere afstemming is gebleken dat voorliggende woningbouwontwikkeling past in de regionale aantallen en het kwalitatieve programma tot 2020.

Op 30 oktober 2012 is de Regionale Woonvisie Zuidwest Drente, Groeimodel, deel I door het college van de gemeente Hoogeveen en de andere betrokken gemeenten vastgesteld. Voor deze woonvisie is de bevolkingsprognose XVIII van de provincie Drenthe, maart 2012, een belangrijke onderlegger. De Regionale Woonvisie scherpt de indicatieve aantallen uit de Woonvisie 2011-2020 aan. Gelet op de aanwezige harde plancapaciteit in Zuidwest Drenthe, is de mogelijkheid aanwezig de woningbouwuitbreiding van de Grote Kerkstraat 15 daaraan toe te voegen. Het mogelijk te maken aantal woningen, leidt niet tot verdringing of ongewenste concurrentie.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Woonvisie 2011-2012

Voor de gemeente is de Woonvisie 2011 - 2020 "Focus op een aantrekkelijke stad" opgesteld. Deze woonvisie vervangt de Nota Wonen 2005-2015.

Redenen om een nieuwe woonvisie op te stellen zijn de veranderde marktomstandigheden en nieuwe wet- en regelgeving. Deze woonvisie speelt ook in op een belangrijke maatschappelijke ontwikkeling in het wonen: van kwantiteit naar kwaliteit. De horizon van deze visie ligt op 2020, maar met deze woonvisie stuurt, regisseert en faciliteert de gemeente hooguit vijf jaar concreet, om daarna de gemaakte keuzes tegen het licht te houden.

De gemeente Hoogeveen focust op een aantrekkelijke stad en wervende woonmilieus. De gemeente wil aantrekkelijk zijn en ook de regiofunctie op het gebied van wonen waarmaken.

Aan de hand van de trends en ontwikkelingen focust de gemeente nog meer op nieuwbouw nabij het stadscentrum, inbreiden in de stad en wil daar meer wervende woonmilieus realiseren. Het plangebied ligt in de Verruimde Ruit (het centrum en de direct aangrenzende buurten). In de Verruimde Ruit liggen kansen om het centrumgebied te versterken en in te spelen op de grote behoefte aan dit woonmilieu onder senioren en kleine huishoudens.

De komende jaren komt er meer vraag naar verschillende typen woningen, in de stad en in de dorpen. De nadruk komt te liggen op toevoeging van woningaanbod voor de groeigroepen: senioren en kleine huishoudens en kwaliteitszoekende gezinnen. Met kwaliteit en wervende woonmilieus wil de gemeente mensen binden en interesseren voor Hoogeveen als woon- (en werk)-gemeente.

De voorgenomen ontwikkeling geeft invulling aan de toevoeging van het woningaanbod voor kleine huishoudens. Daarnaast geeft de voorgenomen ontwikkeling invulling aan de inbreidingsmogelijkheden in de Verruimde Ruit.

3.4.2 Structuurvisie Hoogeveen

In oktober 2012 is de geactualiseerde Structuurvisie Hoogeveen 2015-2030 (vastgesteld op 23 december 2004) vastgesteld. De Structuurvisie uit 2004 is nog steeds een inspirerende, ambitieuze, integrale ruimtelijke visie, die in stand blijft en met de nieuwe structuurvisie “Structuurvisie Hoogeveen 2.0” op onderdelen wordt bijgesteld. De visie geeft aan hoe Hoogeveen tot 2030 omgaat met thema’s als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. Duurzame kwaliteit is en blijft daarbij de rode draad.

In de visie kiest Hoogeveen voor beheerste groei waarbij de focus van woningbouw ligt op inbreiding in de stad. Dit plan past binnen de doelstelling zoals benoemd in de structuurvisie.

3.4.3 Welstandsnota

In 2006 is door de gemeente Hoogeveen de Welstandsnota vastgesteld en in 2007 herzien, waarin de beeldkwaliteit wordt getoetst aan de hand van gebiedsgerichte criteria. Dit plan ligt in het welstandsgebied: "Nieuwe uitleggebieden en (grotere) herstructureringsprojecten"

In 2008 is de nota aangepast, voor wat betreft het welstandsgebied "Centrum". De aanpassing heeft echter geen gevolgen voor dit plan. In 2011 is er een aanvulling op de nota geweest. Dit betreft niet het voorliggend plangebied.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling en uitgangspunten

Bij de gemeente Hoogeveen is het verzoek binnengekomen voor de realisatie van 4 appartementen op het perceel Grote Kerkstraat 15 te Hoogeveen. Drie appartementen zullen op de eerste verdieping gerealiseerd worden, en één op de tweede verdieping. De te realiseren appartementen zijn niet levensloopbestendig omdat ze bijvoorbeeld geen lift hebben.

Met de bestemmingsplanwijziging die hiervoor benodigd is, wordt nauwelijks ingegerepen in de ruimtelijke en functionele structuur van de Grote Kerkstraat. De ontsluiting van de horecafunctie wordt gesitueerd aan de Grote Kerkstraat en de ontsluiting van de woonfunctie vanuit een nieuw aan te leggen steeg aan de oostzijde van het bouwvolume tussen de Grote Kerkstraat en de Ten Oeverstraat. De bouwhoogtes en volumes sluiten aan op de hoogtes en de stedenbouwkundige korrel die kenmerkend zijn voor dit gebied.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Bodem

Bij een nieuwe ontwikkeling dienen mogelijk verontreinigde plekken in het plangebied te worden gesignaleerd. Bij nieuwbouw waarborgt de Wet bodembescherming dat er geen risico's voor de volksgezondheid zijn. In 2007 is een bodemonderzoek uitgevoerd voor het plangebied in het kader van een omgevingsvergunningaanvraag. Uit dit onderzoek is gebleken dat er in de grond en het grondwater lichte verontreinigingen voorkomen. De gehalten zijn dermate laag dat ze vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmering vormen voor de ruimtelijke ontwikkeling, waarbij 4 woonstudio's worden gerealiseerd (Bijlage 1 Bodemonderzoek).

5.2 Archeologie en Cultuurhistorie

In het verdrag van Malta wordt de veiligstelling van het Europese erfgoed geregeld. De uitgangspunten van dit verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). De regionale uitwerking heeft plaatsgevonden in de Omgevingsvisie Drenthe. Hierin is ten eerste de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgenomen. Hierop zijn monumenten en bekende archeologische vindplaatsen weergegeven. Ten tweede is in de Omgevingsvisie Drenthe de Indicatieve Kaart Archeologische verwachtingswaarden (IKAW) opgenomen. Op de kaart staat voor de gehele provincie de verwachtingswaarde voor archeologische vindplaatsen. Hier dient in het planvormingsproces rekening mee gehouden te worden.

In het plangebied is reeds bestaande bebouwing aanwezig. Het plan voorziet in een wijziging van het gebruik van horeca naar wonen. Het gaat om een interne verandering, waarbij geen verstoring van de bodem zal optreden. De eventueel aanwezige archeologische waarden zullen als gevolg van de ruimtelijke ontwikkeling dan ook niet worden aangetast.

5.3 Water

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Uit de watertoets van het waterschap Reest en Wieden is gebleken dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding, omdat het alleen een functieverandering betreft van bestaande bebouwing. Er is geen sprake van een waterschapsbelang. Het proces van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III.

5.4 Natuur en Ecologie

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met Europese en nationaal beleid en wetgeving ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming dient rekening gehouden te worden met de effecten van het plan op Natura 2000 gebieden, EHS etc. Bij soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid.

Gebiedsbescherming
Voor wat betreft de gebiedsbescherming geldt dat in en in de nabijheid van het plangebied geen sprake is van gebieden die zijn aangewezen als Speciale Beschermingszone (SBZ) in de zin van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Het dichtstbijzijnde gebied dat is aangewezen als EHS ligt op een afstand van ca. 900 meter ten noordwesten van het plangebied. Natura 2000 gebieden liggen op meer dan 3 km van het plangebied. Als gevolg van de voorgenomen activiteit in het plangebied is aantasting van de beschermde waarden van een SBZ of aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS dan ook niet te verwachten.

Soortenbescherming
Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Flora- en faunawet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn aangewezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden, dat planten niet geplukt of verzameld mogen worden en dat het niet is toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.

Het plangebied is geheel bebouwd. De ecologische waarden in het plangebied zijn naar verwachting gering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8017006-VG01_0001.jpg"

Afbeelding 1: Plangebied (blauw omkaderd)

In de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) zijn geen waarnemingen bekend van beschermde soorten uit de Flora- en faunawet. Op het punt van vigerende natuurwet- en regelgeving wordt het plan uitvoerbaar geacht.

5.5 Geluid

Voor deze ontwikkeling is een inventarisatie gemaakt van de geluidsbelasting in het plangebied op grond van de Wet geluidhinder (Wgh). De bebouwing in het plangebied werd voorheen aangemerkt als niet geluidgevoelig. In dit plan worden 4 woonstudio's, zijnde geluidgevoelige objecten, mogelijk gemaakt. Het adviesbureau NAA heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het akoestisch rapport 'Notitie geluidsaspecten realisatie woonstudio's achter Club Aces aan de Grote Kerkstraat 15 in Hoogeveen' met kenmerk 4855/NAA/ad/fw 2 van 23 december 2013 (Bijlage 2 Akoestisch onderzoek).

Wegverkeer
Het wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. De woonstudio's liggen achter de bestaande horecagelegenheid en liggen aan een doodlopende weg die alleen gebruikt wordt voor bestemmingsverkeer.

Industrielawaai
De zuidzijde van het pand is in gebruik als café. De woonstudio's zijn achter het café aan de noordzijde van het pand gesitueerd. Boven het café bevindt zich een aantal appartementen. Het akoestisch onderzoek heeft inzichtelijk gemaakt of de geluidbelasting veroorzaakt door het café kan voldoen aan de geluidvoorschriften uit het Activiteitenbesluit als aan de noordzijde van het café 4 woonstudio's gerealiseerd worden. Daarnaast dient een goed woon- en leefklimaat geborgd te worden in de woonstudio's.

Voor de huidige horecagelegenheid aan de Grote Kerkstraat 15 geldt dat vanwege de bestaande situatie met bovengelegen appartementen een maximaal muziekgeluidsniveau in de horecagelegenheid mogelijk is van 76 dB(A). Er is voor het toekomstige café ook uitgegaan van dit geluidsniveau. Een dergelijk geluidsniveau is een redelijk achtergrondniveau.

De nachtperiode is maatgevend. Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau mag in de nachtperiode niet meer bedragen dan 25 dB(A) in de inpandige woningen. Rekening houdend met de strafcorrectie voor het muziekkarakter is de grenswaarde voor muziekgeluid 15 dB(A) in de inpandige woningen.

Door de woningscheidende wand naar de nieuwe achterliggende woonstudio voldoende zwaar (en zorgvuldig) uit te voeren, kan in de woonstudio worden voldaan aan de vereiste grenswaarde voor muziekgeluid terwijl in het café muziek ten gehore wordt gebracht. Daarbij moet ook de aanwezige bufferconstructie, die gevormd wordt door de toiletgroep, goed worden uitgevoerd.

De realisatie van de woonstudio's vormt eveneens geen belemmering voor de naastgelegen horecagelegenheid aan de Grote Kerkstraat 17. Dit is een gevolg van het ontwerp van de

nieuwe studio's met een blinde muur aan de kant van Grote Kerkstraat 17. Een dergelijke wand wordt voor horecageluid in de regel niet beoordeeld, aangezien deze niet relevant is ten opzichte van andere gevels. Dat is ook hier van toepassing, de horecagelegenheid in de Grote Kerkstraat 17 wordt al beperkt door de reeds aanwezige appartementen op de andere verdiepingen.

5.6 Milieuzonering bedrijven

Bij nieuwbouw van woningen of bedrijven dienen de richtafstanden van de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' gemotiveerd te worden toegepast. Het plangebied ligt in een gemengd gebied. Het gebied bestaat uit horecagelegenheden, winkels en appartementen.

Het toevoegen van 4 woonstudio's draagt niet bij aan een wezenlijke verandering in de uitstraling van het gebied. Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat met de juiste bouwakoestische maatregelen een acceptabel woon- en leefklimaat gecreëerd kan worden.

5.7 Milieueffectrapportage (MER)

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag nog moet beoordelen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.

De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
- de kenmerken van het project;
- de plaats van het project;
- de kenmerken van de potentiële effecten.

In het plangebeid is sprake van woningbouw, waarbij 4 nieuwe woonstudio's gerealiseerd worden. In de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage is de ontwikkeling opgenomen onder categorie D 11.2, onder 2º: een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen.

Er is sprake van een m.e.r-beoordelingsplichtige activiteit indien er sprake is van meer dan 2000 woningen. Het planvoornemen met 4 woonstudio's ligt ver onder de drempelwaarde, waardoor kan worden aangenomen dat er geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. In het kader van de voorbereiding is geconstateerd dat het plan niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied ligt.

De onderzoekslocatie ligt op meer dan 3 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied en op circa 900 meter tot het dichtstbijzijnde natuur dat onderdeel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De woonstudio's worden gerealiseerd in bestaande bebouwing in de kern van Hoogeveen. Gezien de afstand en de aard van de beoogde ingreep zijn er geen negatieve effecten te verwachten op de natuurwaarden of de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied en de EHS. Er is in voldoende mate rekening gehouden met milieu- en overige omgevingsaspecten.

Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het milieubelang in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten zijn te verwachten.

5.8 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang om te beoordelen hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes (PM10; ook wel fijn stof genoemd).

De kritische parameters in Nederland zijn fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De overige verontreinigende stoffen waaronder benzeen, lood, zwaveldioxide en koolstofmonoxide bevinden zich in Nederland ruim onder de grenswaarden. De verwachting is dat dit ook in de toekomst zo zal blijven waardoor berekening van deze waarden niet relevant is.

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Op grond van het Besluit en de Regeling dragen projecten met woningbouw waar minder dan 1500 woningen met 1 ontsluitingsweg of 3000 woningen met 2 ontsluitingswegen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Het woningaantal dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt ligt ruim beneden deze kwantitatieve grenzen.

Daarnaast is met de NIBM tool (versie 21-05-2013) van Kenniscentrum Infomil een berekening gemaakt om de bijdrage van het plan op de concentratie NO2 en PM10 te bepalen. Het bestemmingsplan maakt maximaal 4 woonstudio's mogelijk in het plangebied. Op basis van de publicatie ASVV 'Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom' van 13 december 2012 is uitgegaan van 5 voertuigbewegingen per woning per dag. Dit betekent in totaal 20 extra voertuigbewegingen.

Extra verkeer als gevolg van het plan    
Extra voertuigbewegingen
(weekdaggemiddelde)
Aandeel vrachtverkeer  

20
0 %  
Maximale bijdrage extra verkeer NO2 in µg/m3
PM10 in µg/m3  

0,02
0,00  
Grens voor 'Niet in betekenende mate' in µg/m3   1,2  
Conclusie   De bijdrage van het extra verkeer is niet in betekendende mate; geen nader onderzoek nodig.  

Uit de berekening blijkt dat de toename van de concentraties NO2 en PM10 niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit en dat er geen nader luchtkwaliteitsonderzoek noodzakelijk is.

5.9 Externe veiligheid

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met
gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied.

Stationaire bronnen
Binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig. Er hoeft niet getoetst te worden aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Transportroutes voor gevaarlijke stoffen
Het plangebied ligt niet in de nabijheid van transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Er hoeft geen rekening te worden gehouden met het gestelde in de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen. Verder hoeft bij dit plan ook geen rekening gehouden te worden met de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NVGS).

Buisleidingen
Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van hoge druk aardgasleidingen of andere buisleidingen voor transport van gevaarlijke stoffen. Een toetsing aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen is dan ook niet aan de orde.

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.

5.10 Molenbiotoop

Molens worden als landschapsverfraaiende en cultuurhistorisch belangrijke elementen in onze omgeving gezien. De molens die er nog over zijn, worden daarom beschermd. Of ze ook daadwerkelijk nog in bedrijf kunnen zijn, hangt af van de ruimte rond de molen. Voor windmolens is het behoud van een vrije ruimte voor onbelemmerde windvang van groot belang. De voor de windvang van belang zijnde ruimte rond de molen wordt het molenbiotoop genoemd. Naast bepalingen over de hoogte en de massa van gebouwen in de omgeving van de molen is ook het groenbeheer van groot belang. Ook hoge bomen kunnen veel wind wegvangen.

Aan de van Echtenstraat 47, bevindt zich de stellingmolen De Zwaluw. De molen stamt uit 1834 en is draaivaardig. Tot 250 meter rond de molen mogen de obstakels niet hoger zijn dan 9 meter. Met een grotere afstand vanaf de molen mogen de obstakels ook hoger zijn, op 300 meter tot circa 10 meter hoog, op 400 meter circa 12 meter, etc.

Het plangebied ligt in de molenbiotoop. In dit bestemmingsplan worden 4 woonstudio's gerealiseerd, de bouwhoogte mag volgens het bestemmingsplan Stadscentrum maximaal 10 meter bedragen. In dit deelplan wordt deze bouwhoogte gehandhaafd. De bouwhoogte van de bestaande bebouwing is in het plan als zodanig bestemd.

5.11 Duurzaamheid

Hoogeveen streeft naar een duurzame ontwikkeling. De gemeente heeft haar ambities op het gebied van duurzaamheid verwoord in de milieuvisie. Een van de speerpunten is energieneutraal bouwen. Er moet een stap worden gezet naar een duurzame leefomgeving. Belangrijk hierbij is het vergroten van de bewustwording.

Nieuwbouw leent zich bij uitstek om de aspecten van duurzaamheid te integreren bij de uitvoering van de bouwwerkzaamheden en de landschappelijke inpassing. Er zijn in de praktijk verschillende mogelijkheden om energieneutraal te bouwen en rekening te houden met het gebruik van duurzame materialen.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

6.1 Juridisch systeem

In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld. In de planopzet is aansluiting gezocht bij de recente uitgave "Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen", kortweg SVBP.

6.2 Regels

De planregels geven inhoud aan de op de plankaart gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de planregels is het aantal regels zo beperkt mogelijk gehouden. Alleen datgene is geregeld, wat werkelijk noodzakelijk is. Toch kan het in een concrete situatie voorkomen dat een afwijking van de planregels gewenst is. Kleine afwijkingen zijn mogelijk binnen de aan de grond toegekende bestemming.

De bij dit plan behorende planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels
  • 2. Bestemmingsregels
  • 3. Algemene regels
  • 4. Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden de in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten.

In hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en zo nodig uit afwijkings- en specifieke gebruiksregels. De bestemmingsomschrijving is bepalend voor het gebruik van de grond.

De hoofdstukken 3 en 4 bevatten regels die van toepassing zijn op de bestemming. Uit praktische overwegingen wordt de voorkeur gegeven om deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.

6.3 Verklaring van de bestemmingen

Gemengd
Deze gemengde bestemming is bedoeld voor panden met functioneel een gemengd karakter, maar wel met een duidelijke beleidskeuze van een koppeling met dienstverlening, maatschappelijke en culturele functies en behoud en versterking van de woonfunctie. De aanloopstraten naar het winkelcentrum bieden mogelijkheden voor vestiging van diverse centrumfuncties. In de Grote Kerkstraat is een concentratie van horeca, dit is het uitgaansgedeelte van het centrum. Op het perceel Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn de volgende functies toegestaan:

Eerste en tweede bouwlaag:

  • detailhandel (en supermarkten);
  • dienstverlening;
  • horeca categorie 1 en 2; en
  • maatschappelijk.


Wonen is op alle bouwlagen toegestaan.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en de functionele inrichting van de wijk Stationsgebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (bouwactiviteiten en gebruik van gronden en gebouwen) getoetst. Middels het stelsel van vergunningverlening worden de regels toegepast. Als blijkt dat zonder of in afwijking van de gegeven regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.

7.2 Beleidskeuzen

De gemeenteraad heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. Het handhavingsbeleid maakt onderdeel uit van het programma Veilig. De looptijd van de kadernota Integrale handhaving loopt van 2011-2014, waarmee wordt aangesloten bij andere plannen waarin op onderdelen wordt verwezen naar handhaving. Dit zijn het Drentse veiligheidsplan, Integrale veiligheidsplan Hoogeveen en de visie externe veiligheid.

De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het VROM-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.

7.3 Inzet gemeentelijk apparaat

Op basis van de kadernota Toezicht en handhaving wordt jaarlijks een gemeentelijk werkprogramma opgesteld. Hierin worden op basis van een evaluatie voor het komende jaar de prioriteiten (bij)gesteld. In dit werkprogramma worden alle taken, taakonderdelen, de wettelijke of gewenste prioriteitstelling, prestatie en capaciteitstoekenning op het gebied van handhaving opgenomen. Tevens wordt de voortgang van de projecten die op de afdeling spelen inzichtelijk gemaakt.

De werkprogramma's worden gemonitord en geëvalueerd (jaarverslagen). Voor de monitoring en evaluaties zal aansluiting worden gezocht bij de programmasturing zoals die in Hoogeveen wordt gebruikt. Aan deze programma's ligt een visie (1x10 jaar) ten grondslag die vervolgens worden uitgewerkt in beleidsnota's (1x4 jaar) en uitvoeringsprogramma's (jaarlijks). Er wordt een analyse gemaakt van de ontwikkeling van het naleefgedrag en in hoeverre de doelen zijn behaald.

Tevens wordt beoordeeld of nog de juiste prioriteiten worden gesteld en of het handhavingsbeleid en de handhaving strategieën nog doelmatig en effectief zijn. Ieder jaar rapporteert het college van B&W de evaluatie aan de gemeenteraad. Indien nodig worden op basis van de evaluatie aanpassingen gedaan in de kadernota.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is voorgelegd aan de betrokken partijen als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Naar aanleiding hiervan heeft Gedeputeerde Staten van Drenthe aangegeven geen op- of aanmerkingen op het conceptbestemmingsplan te hebben. Verder zijn er geen reacties binnengekomen. Daarna heeft het ontwerpbestemmingsplan van 12 juni tot en met 23 juli 2014 ter inzage gelegen. In deze periode heeft een ieder gedurende zes weken de mogelijkheid gehad een zienswijze in te dienen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Gezien het voorgaande wordt het bestemmingsplan als maatschappelijk uitvoerbaar gezien.

8.2 Economische uitvoerbaarheid

Het betreft hier een particulier initiatief waarvan de kosten door de initiatiefnemer worden gedragen. Voor de andere kosten, zoals het inrichten van de openbare ruimte, moet ingevolge artikel 6.12 Wro een exploitatieplan worden opgesteld, tenzij het verhaal van deze kosten anderszins is verzekerd. In dit geval betaalt de initiatiefnemer leges voor het uitvoeren van de bestemmingsplanprocedure. Hierdoor is het opstellen van een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet nodig.